Zoeken

Mijn roman in Parijs schrijven

Ik was vergeten hoe zorgeloos Parijs kon zijn in de warmste zomermaand van het jaar. Ik herinnerde me alleen nog de pijn die de lichtstad kon geven. Mijn eerste indrukken zijn de sterksten van mijn trip to Memory Lane en staan in deze eerste tekst.   Ik kom twintig dagen schrijven in Parijs. Om het drama gehalte in mijn schrijven te accentueren. Om af te rekenen met Parijs zoals ik 23 jaar geleden afgerekend heb met Brussel.   Ons eerste weerzien gebeurde schuchter. We vibreerden allebei daar in het Gare du Nord. Het was een aangenaam maar ongemakkelijk en verrassend weerzien. Ik had niets gezegd over mijn terugkeer. Aan niemand. Alleen aan Parijs. Parijs, mijn oude vriend die me zoveel geboden heeft, zoveel afgenomen. Parijs die me geperverteerd heeft, Parijs die me getroost heeft. Waar ik de mooiste mensen heb ontmoet, waar… ach, het zal allemaal de komende dagen geschreven zijn.   Nog steeds wandelen Parijzenaren gehaast door de straten zonder iemand een blik te gunnen, nog steeds heerst er chaos, wanorde en ongeduld in de straten. La baguette française smaakt nog even heerlijk en boodschappen doen is een heuse culinaire wandeling langs afgemeten rekken gevuld met rillettes en terrines de campagne. Ik vind mijn sirop d’orgeat terug en vraag me af of de mayonaise hier ook onder bepaalde wetgeving staat. Zelfingenomenheid, attitude en drama sieren de gemiddelde Parijzenaar. La parisienne doordrenkt met de juiste dosis arrogantie. Het kleine kopje koffie aan de toog, het ritme van het spreken, oude vrouwen zien eruit als verloren kunstenaressen en het hipstergehalte is onrustwekkend hoog. De gemiddelde dertiger raast nog steeds krap en knap in kostuum op scootertjes door straten en op voetpaden. Mannen blijven hier mooi, al verandert de charme al snel door de flagrante arrogantie in hun spreken, in hun gestes, gewoon in hun manier van zijn. Seks hangt in de lucht, verleiden blijft een lokale sport.   Het worden twintig dagen van schrijven, herontdekken, ontdekken, kennismaken en mezelf voorgoed feliciteren met wat ik in Parijs ooit heb bereikt. Een ander heeft het nooit gedaan. Waar zou ik mijn standbeeld kunnen neerzetten? Of klinkt dat té Parijs?   En dan, Parijs ’s ochtends? Parijs overdag? Paris by night? Parijs in Summer Night City mood?   Ik weet nu nog niet waar het naartoe leidt. De omstandigheden zijn gunstig : mijn Spotify galmt door een Bose luidspreker, temperaturen gaan boven de 30 graden, het appartement dat ik twintig dagen mag hebben is rustig en heeft een mooi uitzicht. In ruil ben ik dog- en papegaaizitter. De frigo heeft eten en drinken. Er is geen uur. Het is exen terugzien, plaatsen een plaats geven, het is een leven terug glad strijken. Het is afsluiten. Het is een nieuw ander leven durven beginnen met een ander in mijn eigen stad. Het is opnieuw kunnen zeggen aan iemand : ik hou van jou. Het is opnieuw leren aanvaarden dat hij ooit hetzelfde zegt tegen mij. Het is van de warmte van de zomer van Parijs naar mijn eigen Zomer in Brussel gaan. Het is dit boek schrijven.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
19 0

VIETNAMESE ZELFMOORDPOGING

Manlief en ik hebben in de jaren dat wij samen rondreizen al verschillende zelfmoordpogingen ondernomen.  Zoals jullie kunnen lezen, zijn ze gelukkig, voor ons, allemaal mislukt. In een ver en onderontwikkeld vakantieland wil je spanning en avontuur en aan  eventuele desastreuze gevolgen wil je op dat moment helemaal niet denken. Er hangt een aura van onsterfelijkheid rond je en je bent jong en roekeloos.  Enfin wij waren ondertussen al niet meer zo piepjong maar we waren wel overmoedige nieuwsgierige waaghalzen. In Vietnam ondernamen wij gezamenlijk onze allereerste zelfmoordpoging. Ons hotel bevond zich langs de ene kant van de drukke verkeersader, alle bezienswaardigheden van Hanoi  zaten aan de overkant. We stonden beiden langs de kant van de straat en bekeken de aanhoudende stroom vrachtauto’s, auto’s, moto’s, brommertjes en fietsen die langs alle kanten zigzaggend voorbij scheurden. De fietsen waren zo hoog en breed beladen met koopwaar en kwamen met slingerbewegingen nauwelijks vooruit. Op een brommertje zat niet één, zaten geen twee maar soms vier mensen helmloos maar breed lachend met de nodige bagage op elkaar geplakt.  De meeste bestuurders droegen een mondlapje om de uitlaatgassen tegen te houden. Daartussen toeterden de toeristenbussen en het openbaar vervoer. Claxonnerend, bellend en roepend koersten ze allen kriskras door de straat, reden frontaal op elkaar af en draaiden op het laatste moment het stuur om. Zebrapad of verkeerslichten geen enkele gemotoriseerde Vietnamees verleende voorrang. De doorsnee spleetoog stapte gewoon met een zekere doodsverachting zonder rondkijken de straat op en de brommertjeszee spleet als de Rode zee uit elkaar. Manlief nam me bij de hand en dwong mij het voetpad af. Ik volgde hem aarzelend, met één voet nog op de stoep, de andere schoen al tussen het moordende verkeer. Ik hield mijn ogen stijf gesloten en met een heel groot ei in mijn broek, sleurde manlief mij naar de overkant van de drukke straat. Niet terugdeinzen, niet twijfelen gewoon zoals de Vietnamees, onbevreesd doorstappen.  De kamikazechauffeurs hadden ons wonder boven wonder volledig ontweken. Na enkele dagen werden wij zelfs verkeersovermoedig en ondernamen wij onze volgende suïcideactie. Wij huurden een ‘fiets toek- toek’ richting museum. Wij lieten ons in de stoeltjes van een overdekte stootkar zakken.  Zonder enige beveiliging vooraan werden wij door de fietsende eigenaar achteraan, als levende projectielen in het verkeer en het kabaal gestoten.  Ik had de camera in aanslag en het zou een uiterst spannend filmpje worden. De man trapte alsof zijn leven ervan af hing, hij fietste zich bijna letterlijk een ongeluk. Hij slalomde tussen de fietsers. Hij sprintte met zijn fietstaxi alle brommers voorbij. Het werd een helse rit, een Disneyland Space Mountain attractie waardig. Onze stuntman probeerde een auto in te halen, bleef op de tegenovergestelde richting voort peddelen en reed pal een autobus van het openbaar vervoer tegemoet. De bus kwam angstaanjagend toeterend dichterbij.  Wij gilden en sloegen wild met onze armen in de hoop dat onze fietsbestuurder onze gebaren en waarschuwingen boven het zeteltje zou zien. De schrik sloeg ons om het hart. Mijn fototoestel bengelde al lang werkloos rond mijn arm. De film met het rampscenario ‘the final collision’ zou nooit in België bekeken worden.  Onze horrorchauffeur leek stekeblind en doof. We hotsten en botsten. We zochten een uitweg maar de snelheid waarmee we trappend in de verkeerschaos voortgestuwd werden, hield ons bang in het karretje geklemd. Ofwel hadden de remmen van onze toek-toek fiets het begeven ofwel hield onze fietsheld van spannende thrillers. Juist op het allerlaatste moment, op 10 centimeter voor de luid claxonerende bus, draaide de snelheidsduivel het stuur om en vloog onze ‘taxi-velo’ langs de tegengestelde richting, de stoep op. Onder luid protest sprongen de voetgangers alle kanten op. Krijsende verkopers veerden op en liepen met gebalde vuisten achter onze kamikazeheld aan. Hij ontweek op een haar na de gehurkte ‘straat-restaurant-eters’.  Iets verder stopte onze James Dean en met een brede glimlach, zich totaal van geen kwaad bewust, wees hij op het museum en zei: ”Xin vui lòng, viện bảo tang” wat zoveel betekende als “Alstublieft, zie hier het museum”.  We scharrelden bibberend  onze rugzak en fotocamera bij elkaar, betaalden onze superman en strompelden totaal van de kaart uit het fietskarretje. Met een ‘big smile’ zei hij:” I wait for you, go back to hotel,  good price!” Wij bedankten beleefd en zagen af van het gunstig retourprijsje naar het hotel.  Aziatisch geel en groenig bleek liepen we met knikkende knietjes in het museum rond. Hoever de terugweg naar het hotel ook zou zijn, ons kregen ze nooit meer in een Vietnamese ‘fiets toek-toek’. Wij gingen nog liever te voet zigzaggend de Vietnamese pijp uit.  

Sim
16 0

De overkant

Vanop het vijfde verdiep zie ik niet echt over Brussel maar ik klaag niet over het uitzicht dat mijn kantoorruimte me geeft. Tussen ons bedrijf en de enkele huizen aan de overkant ligt een brede laan die leidt naar het station. Om maar te zeggen dat ik nog wat ademruimte heb. De huizen aan de overkant ken ik zo goed als woonde ik er zelf. Er brandt ’s avonds niet veel licht bij de bewoners, alleen in dat ene huisje dat, naar ik vermoed, verdeeld is in twee appartementen. Op het bovenste verdiep is altijd wel iemand maar er is nooit echt beweging. Het appartement eronder trekt meer mijn aandacht. Het blijft er vrijwel lang donker maar ik kan wel zien dat een jongeman regelmatig in de keuken staat. Uit zijn bewegingen kan ik opmaken dat hij respectievelijk de afwas doet en dan aan het avondeten begint. Wat de man eet, weet ik niet maar één keer heb ik wel veel sla, tomaten en vis gezien, alsof Pascale Naessens herself er stond. Een man naar mijn hart. Ik noem hem Ryan. Zoals in Gosling. Hij heeft er iets van weg.   Vroeger woonde er nog iemand met hem maar ik denk dat ze uit elkaar zijn want ik heb die andere man al meer dan een half jaar niet meer gezien. Die man leek op de Amerikaanse zanger Moby. Ik heb ze niet veel samen gezien. Telkens ze thuis kwamen, ging Moby naar de achterkant van het appartement terwijl Ryan in de woonkamer televisie bleef kijken of op de computer werkte. Toch spreekt Ryan tegen iemand. Ik vermoed tegen een kat. Ik heb er al een kat voor het venster zien spinnen of die ene keer toen er een grote krabpaal voor het venster stond en de kat als een luie prins in een mandje lag op zweefhoogte, met oog op wat binnen en buiten gebeurt. Van een hond is niets te bespeuren, anders zou ik Ryan zeker af en toe op de brede laan tijdens een wandeling opmerken. En dan had ik een excuus om hem aan te spreken, om af te spreken. Het zou gebeuren, onze ontmoeting.   Mijn onbekende man heeft niet echt regelmatige uren. Twee keer in de week komt hij ’s avonds tegen tien uur thuis, terwijl hij al vertrokken was om acht uur. Arme kat, dan zie ik hoe de kat ’s morgens meestal wat probeert te slapen maar veelal door de drukte van buiten afgeleid is. Vooral bij optrekkende vrachtwagens met zwaailicht spitst hij zijn oren en volgt hij met de precisie van een jager het grote monster. Op de dagen waarop hij blijkbaar de hele dag alleen is, verdwijnt hij na een tijdje van het venster, vermoedelijk om ergens anders te gaan liggen, misschien om een bezoekje te brengen aan de kattenbak of gewoon om iets te eten. De namiddag slaapt hij helemaal door, wat uiteraard mijn eigen werktempo niet bevordert. Rond een uur of vijf is de kat opnieuw wakker en zie ik dat het beest wat rondspringt in het appartement. Als daar maar niets gebroken wordt. Ik vraag me af hoe mensen zo wreed kunnen zijn, huisdieren zo lang alleen laten. Waarom neem je dan een dier in huis? Maar Ryan is een lieve man. Als ik zie dat hij ’s avonds tegen tien uur thuiskomt, rolt de kat zich ettelijke malen over de vloer. ’t Zal wel zijn, zo blij zijn! Maar mijn man heeft gevoelens, hij buigt zich over de kat en aait over het buikje. Ze spelen nog een tijdje kat en muis en dan krijgt de kat een soort van kattensnoepje. Ryan steekt veelal een pizza in de oven.   Mijn man is blijkbaar moe. Hij verdwijnt even naar de achterkant van de woonst om zich om te kleden, hoewel hij dat al enkele keren in de woonkamer gedaan heeft. Dat kan ik allemaal zien vanwaar ik werk. Ik had al thuis moeten zijn maar thuis is niemand die op me wacht. Wanneer Ryan zich in comfortabelere kleren heeft gestoken en de pizza uit de oven heeft genomen, werpt hij zich in de zetel. De kat komt naast hem zitten. Hij kijkt al etend televisie. Net op tijd voor het Journaal op één, nadien zapt hij wat rond. Na het eten, brengt hij zijn leeg bord terug naar de keuken, dooft enkele lichten en legt zich languit neer in de sofa. Hij kijkt naar een film of een herhaling van “Komen eten”. De kat heeft zich teruggetrokken in het zwevend mandje voor de venster. Normaal gaat hij tegen half één ’s nachts naar de achterkant van het appartement waar allicht de slaapkamer is. Maar het gebeurt ook dat hij in de zetel in slaap valt tot het geen uur meer is.. Mijn man, mijn man met slaap in de ogen.   Ik weet niet echt wat hij van werk doet maar ik vermoed dat hij in het onderwijs staat. Ik zeg, vermoeden. Ik heb gemerkt dat hij ieder jaar tussen eind juni en begin oktober thuis is. Buiten die periode verlaat hij met regelmaat het huis en komt hij op vrijwel dezelfde uren terug thuis. Dat is buiten zijn uitgaan patroon gerekend. Met enige regelmaat, en dat is vrijwel iedere donderdag, vertrekt hij rond half één ’s middags en komt terug thuis tegen half zeven ’s avonds. Dan neemt hij een douche en gaat steevast tegen een uur of acht ’s avonds de deur weer uit. Dan wacht ik lang op hem, veel te lang.. Ik zou hem ooit eens willen volgen maar ik durf niet. Soms is het middernacht, soms is het vier uur ’s morgens wanneer de lichten weer aangaan. Ik weet niet of hij dan nog besef heeft van tijd en ruimte, hij drinkt een glas wijn of een of andere digestief maar na een sip valt hij meestal al in de zetel in slaap. Mooi zicht is dat, in de zetel liggen met alle kleren en alle lichten aan tot negen uur ’s morgens. Het kan de kat niet schelen, die blijft in het mandje. ‘Maar negen uur is wel een uur om op te staan en om me eten te geven!’ De kat kruipt dan geleidelijk aan over zijn lichaam en geeft hem likjes.   Wanneer Ryan zo uitgaat, komt hij altijd alleen thuis. Alleen de afgelopen maanden is er regelmatig iemand meegekomen die ik nog nooit gezien heb. Samen dronken ze een likeurtje en waarschijnlijk door de drank werd het allemaal nogal handtastelijk. Eén keer bijna pornografisch maar deze film werd onderbroken doordat ze allebei naar de achterkant van het appartement gingen. Het is de enige man die ik gezien heb sinds die andere weg is. Ryan lijkt me iemand die voorzichtig is in het omgaan met anderen. Misschien zoekt hij wel hetzelfde als mij. Iemand.   Hij nodigt niet veel mensen uit. Ik heb er nog nooit bezoekers gezien. Deze zomer is hij drie weken weggeweest, dan was het er allemaal rustig en donker. Vandaag is hij terug en ik ben blij. Sinds hij terug is gekomen, lijken er dingen veranderd te zijn. De kat ligt nu in een boekenrek en hij zit meer achter zijn computer dan dat hij in de zetel voor het tv- scherm ligt. Die man van voor de vakantie komt niet meer langs, ik zie geen lege pizza dozen meer, hij gaat nog wel uit maar valt niet meer in slaap in de sofa. Zou hij een schrijver zijn? Zo iemand die allerlei dingen meegemaakt heeft en die het dan allemaal van zich afschrijft zonder autobiografisch te zijn? Daar hou ik wel van.   Terwijl ik hier zit te mijmeren, zie ik dat hij thuis is. Hij werkt op de computer. Af en toe drinkt hij een slok rode wijn. De kat ligt opgerold in het mandje dat op een boekenrek staat. De televisie staat af en hij heeft enkele kaarsjes aangestoken. Mooi is dat. Zo rustig. Zo eenzaam. Zo alleen. Misschien luistert hij wel naar een bepaald soort schrijfmuziek wanneer hij daar zo zit te schrijven. Misschien is hij wel eenzaam. Misschien is hij triestig om verloren liefdes. Misschien is hij gewoon geconcentreerd aan het werken voor de komende dagen. Voor zijn baas of voor zijn leerlingen wanneer zou blijken dat hij in het onderwijs staat. Hoewel, hij lijkt me meer een schrijver. Hij wordt iedere dag iemand die ik graag zou leren kennen, iemand die ik graag zou willen beminnen, iemand met wie ik op avontuur wil, iemand met wie ik oud wil worden. Iemand die ik wil beschermen. Iemand tegen wie ik wil zeggen dat het allemaal goed komt. Iemand die ik graag in zijn eenzaamheid laat wanneer nodig. Iemand. Gewoon iemand.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 1

Wat weert, deert.

Iedereen draagt geheimen in zich. Van kleine niemendalletjes tot dingen die het licht niet mogen zien. Daartussenin liggen de geheimen die branden, die pijn doen en die schreeuwen om uitgebracht te worden en het licht te zien. Geheimen die gesproken en uitgesproken willen worden maar die dat niet kunnen. Of liever, niet mogen.   Wat niet gezegd kan worden is het pijnlijkst wat iemand zijn hele leven meedraagt. En wordt het uiteindelijk wél gezegd omdat de drang naar bevrijding en verlichting groter is dan een leven lang te leven in een leugen, word je afgestraft. De ander slaat toe. De verwijten, de beschuldigingen wegen zwaarder dan de lichtheid van de verlossing. De afstraffing voor iets wat je nooit gedaan hebt maar je moest het verzwijgen. Toch? Je had moeten zwijgen, je had het me niet moeten zeggen, je had het achter de rug kunnen houden. In het donker. Uit het licht. In stilte. Discreet. Ergens waar ik niet ben, op een ander, niet bij mij.   Met evenveel gemak leggen mensen andere mensen het zwijgen op, zomaar, zonder het ook maar te beseffen. Iedereen heeft wel een reden om een geheim te hebben. Om iets niet te zeggen. Iedereen heeft wel een geheim dat zich wil outen maar dat zich niet mag outen. De vrouw die stiekem een minnaar heeft, de vrouw die alcohol verstopt in alle gleuven van het huis, de man die stiekem rookt, de echtgenoot die anderhalf jaar bedriegt, het kind op een ander, de enorme schuldenberg, de fraude, het ooit geschreven theaterstuk, de moslima die bier drinkt in de donkere hoeken van een homocafé, de huisvrouw die in de namiddag hoer is, de jonge homo die bij zijn vriendje gaat “studeren”, de home made pornofilm die ergens op internet een eigen leven leidt, de schaamte rond een lichaam, fan zijn van Lindsay en Laura Lynn, de onzichtbare ziekte waarmee je kan leven, huilen in de toiletten van de werkvloer, bevriend zijn met een gekend iemand, de lotto gewonnen hebben, de zogezegde overuren en ellenlange vergaderingen, de zwakke gezondheid, de one way love, het dagboek van Anne Frank, de geheime agenda, het louche hotel. Wat niet weet niet deert.   Niets mag ooit geweten worden. En toch moet alles gezegd worden, vroeg of laat. Laat het me zeggen, laat het uitgespuwd worden, daar, op jou, op de grond als in de lucht. En dan zal ik zwijgen, voorgoed.   Want wat weet, deert. En wat deert, heelt.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
38 0

VAN EEN MUG EEN OLIFANT MAKEN

We zetten onze tenten op in Les Saintes Maries- de- la- Mer, in het midden van de Rhone Delta. De Camargues, het land van de witte paarden, de stiertjes, de manades, de flamingo’s en de muggen.  De enige twee vliegen die wij van Barcelonette, tegen hun zin geïmporteerd hebben, verlaten zoemend onze auto en caravan. Volledig gefrustreerd verkennen zij hun nieuwe leefgebied op zoek naar hun eigen identiteit. Zij voelen zich hier helemaal niet thuis. Het is duidelijk onze fout dat zij tegen hun wil naar deze warmere oorden versast werden. Geen moment komt het in hun op, dat zij eigenlijk niets, maar dan ook totaal niets in onze auto en onze caravan te zoeken hadden. Onmiddellijk beginnen ze aan de indoctrinatie van de plaatselijke insectenbevolking. Het is de ultieme kweekbodem om muggen tegen de plaatselijke toerist op te zetten. Deze laatste luisteren ademloos naar de opruiende taal van de twee oproerkraaiers. Terreur, zij willen terreur, bloed willen ze zien, veel bloed! Vooral die twee chocoladebruine globetrotters zullen het moeten ontgelden. De onderontwikkelde muskieten willen wel samen met die twee radicalen een plan ten uitvoer brengen. Zonder dat je ze ziet, zonder dat je ze hoort zullen ze terreur zaaien. Onder het aanroepen van hun ‘muggenallah’ worden zelfmoordcommando’s bij valavond naar de kleine caravan gestuurd. Daar zitten de twee naar citronella en Deet geurende vakantiegangers met een glaasje wijn van de laatste avondzon te genieten. Niets kan de terreurmuggen echter tegenhouden. Ze zijn intussen immuun voor al die rare geurtjes. Het gekke is dat je die mini Camargues- muggentjes inderdaad niet ziet, noch hoort, noch voelt.  Echte Vlaamse muggen hoor je al op afstand in de slaapkamer komen aanzoemen en vervolgens begint de muggenachtervolging. Als je het licht aansteekt, verschuilen zij zich snel achter kasten en tussen spleten.  Eens de jacht gestaakt wordt en je de eerste slaapsnurk geproduceerd hebt, komen zij met een hoge zoemfrequentie opnieuw je nachtrust verstoren. Vervolgens wachten zij tot het moment wanneer jij werkelijk in dromenland bent en storten zich dan op al je niet bedekte lichaamsdelen. De volgende morgen kan je die, met je eigen bloed volgezogen vrouwtjesmuskieten, loom op je behang zien zitten uitrusten. Beng, mep, rode plekken op je maagdelijk witte behang en rode bulten op je lichaam. Maar wel met de voldoening dat je het terrorisme de muggenkop ingedrukt hebt. Dat is wat een echte muggen zouden moeten doen, maar deze imitatie terroristen vallen laf aan, zonder waarschuwing. Ze storten zich, als kamikazepiloten, op het malse toeristenvlees. De muskietenartillerie heeft twee nieuwe doelwitten aangewezen gekregen. Een bloedtankstation voor de voortzetting van de irritante insectenbende en voortplanten zullen ze. Massaal.  Het is een ongelijke strijd, je kan niet met een kanon op een mug schieten. Zelfs de antimuggen- spray en de verdampende antimuggen tabletten kunnen ’s nachts geen terreuraanslag verijdelen. De twee Barcelonette vliegen wrijven in hun pootjes als ze ’s morgens de twee slaapdronken zongebruinde vakantiegangers, volledig onder de beten uit de caravan zien strompelen. De twee vliegenimams zitten achter een struik en lachen in hun vuistje als ze zien hoe de jeuk de twee overvalt. De bulten zitten overal, op de enkels, onder de armen en op de kaken. ’s Morgens is er op je rug en billen een stip naar stiptekening ontstaan.  Gelieve de kleine rode bolletjes te volgen en je zal een tekening van een terreurvlag kunnen zien! Bij manlief hebben ze op zijn hoofd in zijn kleine kale plekje een rood opzwellende graancirkel gestoken. Hoe harder je krabt, hoe meer de muggenbeten groeien. Het lijken net jeukende kerstomaten. Aanstippen met een insectenbeet- pen, inwrijven met zalf voor na de beet of gewoon de bulten keer op keer openkrabben, niets helpt tegen de branderige, stekende jeuk. Er zit niets anders op dan bij de plaatselijke apotheek een nieuw antimuggen- middel te kopen, eentje dat nog wel werkt tegen die Camargues krengen. Wij willen niet muggenziften, maar genoeg is genoeg! De volgende namiddag ontstaat er door de hitte een gigantisch onweer. Uren plenst het water uit de bliksemde en grollende lucht. Terwijl we voor de caravan, op het grondzeil, met onze voeten tot aan onze enkels in het water staan, kan ik maar aan één ding denken: “Ik hoop dat de musquito- terroristen allemaal verzopen zijn!”   Sim,      Les Saintes Maries- de- la- Mer              13 juni 2015  

Sim
31 0

PAISAJE LUNAR (HET MAANLANDSCHAP)

In de toeristische gids over Tenerife staat dat de wandeling naar het Paisaja Lunar, de mooiste wandeling van het eiland is, met kers op de taart een adembenemend natuurverschijnsel een maanlandschap. Wij beseffen na jaren rondreizen en gidsen lezen, dat iedereen de toerist wil lokken met een scheet in een fles en zijn bezienswaardigheden opklopt tot mirakelniveau,maar al sinds 2004 hebben wij toch deze wandeling in ons achterhoofd. De kleine huurautootjes en de weg er naar toe, lieten ons steeds weer afhaken.. Dit jaar echter hebben wij een grotere en wat solidere auto en trekken wij samen met onze stoute schoenen tevens ons wandelbottines aan. Wij rijden eerst naar het hoogste dorp van Tenerife en slaan vol moed de bosweg in.  Een 7 km lange onverharde weg, vol putten en stenen leidt naar de parkeerplaats waar de hoogte wandeling begint.  Manlief stuurt de auto tussen de kuilen, lavastenen en langs afgronden stapvoets tot aan de parking. Met onze wandelstokken duwen wij ons anderhalf uur door het lavagrind langs een pad met afwisselende vergezichten.  Dan komen wij aan een plek waar 5000 jaar geleden de vulkaanuitbarstingen een speciaal mooi fenomeen heeft doen ontstaan.  Mooi, de Canaries mogen er trots op zijn. Terwijl wij met het zicht op de puntige rotsen picknicken, bedenk ik hoeveel mensen ik al naar de maan heb willen schieten. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat deze plek nog veel te mooi is voor alle terroristen, fundamentalisten en moordenaars. Als al onze gevangenissen overvol zitten en men beslist om hen toch richting maan te lanceren, dan stel ik vanaf nu mijn veto. Voor mijn part mogen ze rechtstreeks naar hun eigen beloofde hemel..recht naar hun eigen God. Ik kan me als atheïst moeilijk voorstellen hoe dat dan allemaal in het werk zou gaan, maar als je er in gelooft zal het helemaal niet onaangenaam zijn om ineens naar Allah, Mohammed, God de Vader, Jezus Christus, Jahweh, Boeddha of  Ganesh te gaan. Al eeuwen ontvangen deze “goden” uitgemoorde Moslims, Christenen of vergaste joden. Jaarlijks kloppen er duizenden aan met de vraag om in een betere kaste opnieuw naar de aarde te mogen. Zitten die goden dan ergens in het heelal rond  een ronde tafel, statistieken bij te houden of een soort om ter meeste te spelen ? Wat gebeurt er in de komkommertijd, als er geen grote oorlogen meer uitgevochten worden. Zitten ze zich dan op een wolk te vervelen, als er nu en dan nog maar alleen een verbrande heks, een vergiftigde paus, een paar vermoorde kinderen aankloppen ? Lachen zij  sarcastisch als er een van de laagste kaste verhongerde paria aanklopt met de vraag om als maharadja terug te kunnen ? Ja nu en dan komt er een grote vis, zoals een Bin Laden, maar geef nu toe, zonder het Amerikaanse duwtje in de rug, zat ook deze liever met zijn kont in het woestijnzand in plaats van in het Allah paradijs. Spreken deze goden dan een gezamenlijk strategie af om hun quota wat op te krikken ? Heuh wat zullen we weer eens  doen ? Een aardbeving links of rechts, of wat denken jullie van een vulkaanuitbarsting, of nog leuker een tsunami over een eiland sturen ook goed om wat zieltjes naar boven te krijgen. Een grote epidemie is ook niet slecht, of weten jullie wat, we kunnen de salafisten wat tegen de sjiieten en de soennieten uitspelen. Waar kunnen we nog een oorlogje uitlokken, in  Oekraïne misschien? Wat vinden jullie het plezants, als ze daar beneden denken dat het de natuur is of de mens zelf die elkaar uitroeit ? Wie beslist er dan daarboven, wie naar de hemel en wie naar de hel moet, want geef toe wij krijgen langs de gelovige hoek wel heel tegenstrijdige meningen. Als er bij de Christenen iemand zelfmoord pleegt, dan is dit een grote zonde en mag die niet aan de rijstpap beginnen. Als bij de moslims daarentegen, een zelfmoordterrorist zichzelf en een aantal spijtige slachtoffers opblaast, wordt hij direct als held, met open armen en benen door duizenden maagden in de Allah hemel ontvangen. Je moet het maar begrijpen ! Terwijl ik aan mijn sandwich knabbel en naar het besneeuwde topje van de Teide staar, bedenk ik dat wij onze hemel en hel hier op aarde krijgen en niet in een voor mij fictief hiernamaals. De hemel is als je gezond bent, als je een fantastisch lief hebt, je  kinderen en kleinkinderen zonder te grote problemen door het leven huppelen en als je soms het gevoel hebt dat je lichaam gaat openbarsten van geluk. Dat is de hemel. De hel krijg je, als je als homo of transgender levenslang tegen onverdraagzaamheid moet opboksen. Als je als atheïst of anders gelovige, probleemloos door medemensen als “niet gelovige honden” afgeslacht wordt. Als je partner van je wegglijdt door kanker, dementie of Alzheimer. Als geliefden door een ongeval of een operatie zonder afscheid van je weggerukt worden of als je je eigen kinderen moet overleven. Dat is de hel. Ja, ja  ik hoor jullie al denken, waar blijft nu dat plezante verhaal ? Wel het leuke is, dat wij eindelijk na al die jaren het Paisaje Lunar gezien hebben en na anderhalf uur dalen probleemloos onze geparkeerde auto terugvinden. Wij vervolgens zonder platte banden de hobbelige weg door het lavalandschap overleven. Ik voel me gloeien van geluk en ben  trots op manlief zijn rijkunst. Wat later zitten wij,in het stralende zonnetje, op een terrasje in het hoogste bergdorp van Tenerife, Vilaflor van een lekker koel pintje te genieten. Als we in ons huurhuisje aankomen en ik mijn laptop open, plopt er een prachtige foto van onze kleindochter en een mailtje van onze kleinzoon binnen.  Dat is geluk, dat is de hemel !                  

Sim
73 0

huiswaarts

Wat zou ik doen zonder mijn kinderen? Wie zou ik zijn? Waar zou ik wonen? Zou ik twee pakjes Tigra per dag roken? Zou ik de hele dag in wit ondergoed naar tv kijken? Zou ik andere kinderen maken bij een andere vrouw? Zou ze dikke borsten hebben? Zwart haar? Scheve tanden? Nee, natuurlijk niet. Ze zou blond zijn, haar lach zou ministers sprakeloos maken. De premier zou naar haar hand dingen en mij zijn portefeuille aanbieden. Maar ik zou er niet aan denken, ik zou zeggen: loop naar de maan. Want daar zou ze gaan. Zoveel schoonheid zou ik nooit verdiend hebben. Ik zou ze missen, mijn kinderen. Keihard. Tranen met tuiten zou ik huilen. Alles zou ik doen om hen terug te krijgen: vallen op mijn knieën, bidden tot God, smeken tot Fernand Huts. Ik zou zelfs een Facebookpagina aanmaken: IK WIL MIJN KINDEREN TERUG!!! Ik zou al snel vijfhonderd likes hebben. Wie weet zelfs zevenhonderdvijftig. Verbaasd zou ik naar het scherm van mijn chique telefoon kijken. Als ik de tranen ervan zou vegen, zou ik mezelf zien. De reflectie van een vader zoekend naar zijn verleden. Ik heb ze natuurlijk nog, mijn kinderen. Ze huilen, vallen op mijn knieën, hebben scheve tanden. Nee, dat is gelogen. Hun tandjes zijn perfect. Gelukkig maar. Stel je voor dat ze konijnentanden hadden. Wat zou ik dan doen? Wie zou ik zijn? De paashaas? Moehaha. Ondanks alle malaise in Midden-Brabant en omstreken blijft mijn humor de hoogste toppen scheren. Weergaloos en waterdicht: zo zou ik mijn humor omschrijven. Wezenlijk zou het derde kenmerk zijn. Daarna zou ik huiswaarts gaan.

Maarten Verhelst
0 0

Is Schengen begrensd?

    Heel wat mensen stellen zich tegenwoordig deze vraag. En het is voor de hand liggend waarom. Denk ik. Het idee dat aan de basis van deze akkoorden lag is mooi, misschien was het zelfs vooruitstrevend. Maar is het idee van open grenzen ook niet een beetje begrensd?     Kanttekening bij de akkoorden   Op 14 juni 1985 ondertekenden de regeringsleiders van België, Nederland, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk het eerste Verdrag van Schengen. Personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen werden afgeschaft. In 1986 is de Europese Akte gesloten door de 12 toenmalige leden van de Europese Gemeenschap. Deze akte houdt in dat er vanaf 1993 een interne Europese markt is ontstaan met vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen. Sommige bevoegdheden van lidstaten worden door de akte overgedragen aan instellingen van de Europese Unie. Momenteel behoren 26 landen tot de Schengenzone.   Sinds 2006 is bepaald dat de grenzen van een land in deze Schengenzone tijdelijk uit veiligheidsoverwegingen gesloten kunnen worden. Normaal gezien geldt dit voor een maximale periode van 30 dagen. Maar uitzonderingen zijn altijd mogelijk. In dat verdrag staan toch enkele tekortkomingen of tegenstrijdigheden. Zo moet er controle zijn op burgers van buiten de Europese Unie maar niet indien zij familie zijn van een inwoner van de EU. Niet geheel waterdicht dus…(Over deze akkoorden uit 2006: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:l14514) Ja, maar… Voor alle duidelijkheid: ik ben en blijf er van overtuigd dat grenzen niet meer zijn dan een pennentrek die soms vergaat. Maar toch, en dat lijkt misschien tegenstrijdig, is het soms in het algemene belang om een zekere controle te behouden.   Wanneer ik deze tekst maak, is de meest gezochte terrorist van Europa nog spoorloos. Het was onlangs nog in het nieuws dat de grens tussen Frankrijk en België weliswaar beveiligd is. Maar er was ook te zien hoe 100 m verder een kleine gewestweg een ongecontroleerde doorgang biedt… Mensen uit oorlogsgebieden moeten geholpen worden. Maar ze hoeven de oorlog niet mee te brengen of te verspreiden. En eigenlijk zijn de gebrekkige controles voor niemand goed. Niet voor het gastland waar dan automatisch de vraag rijst of er geen verdachte vis door de mazen van het net is geglipt. Ook niet voor de asielzoekers die momenteel allemaal met argusogen bekeken worden. En vele moslims schreeuwen uit: "Not in my name!". De gekken van Parijs vertegenwoordigen alleen de gekken die zwaaien met de zwarte vlag. Tot slot   De hele situatie zadelt heel wat mensen met angst op. Dan is dit goed om te onthouden:   Angst verandert niets aan het verdriet van gisteren en lost de problemen van morgen niet op. Het enige dat angst doet is je vandaag verlammen. Corrie ten Boom  

Willem Ackers
0 0

Kleine Verhalen. Potlood met een gummetje

Gisteren stond ik in de winkel. Het buurtwinkeltje om de hoek. Daar hebben ze leuke potloden. In vrolijke kleuren en met een gummetje er bovenop. Het soort potloden waar  ik in vroegere tijden blij van werd. Omdat fouten maken kon. Ze werden uitgegumd.   ‘Het zijn andere tijden,’ schuddebolt de oude dame achter de toonbank, ‘ze hebben geen potloden meer nodig in deze tijden. Ze kunnen met hun computer alles wissen. Zijt gij ook op feestboek?’ Even begrijp ik het omaatje niet. Maar jawel, ik ben ook op Facebook. Weinig ‘feest’ nochtans de laatste dagen.  Bedroevend weinig vrolijke dingen om te delen. Ik lees. Ik kijk naar foto’s. Ik post zelf enkele onnozelheden met recepten. Deze tijden. Waarin bange, uitgeputte mensen in onze parken overnachten. Waarin kinderen aanspoelen op stranden. Deze tijden waarin landen hekken bouwen om mensen tegen te houden. Opnieuw. Vroeger mocht je er niet uit. Nu mag je er niet in. ‘Tot hier en niet verder.’ zeggen ze. ‘Dit is van ons. Van ons alleen.’ In deze tijden waarin we bang zijn om minder te krijgen. Minder te ‘hebben’. In deze tijden waarin we zo overspoeld worden – letterlijk – met menselijk leed, dat we allemaal soms even onze ogen sluiten voor het nieuws van de dag. We zappen weg naar ‘Thuis’.  Nergens beter dan thuis? Huisje, tuintje, kindje… Schooltje. Onze school: KIDS. Waar hartelijke professionaliteit de slogan blijft. Waar we willen dat elke ouder en elk kind zich Thuis voelt. Zijn we goed gestart? Natuurlijk zijn we goed gestart. Hier en daar is er nog een stoeltje te weinig. Er moeten nog wat potloden geslepen worden en wat puntjes op de i gezet. Voor onze kinderen wordt zelfs gewerkt aan wéér een nieuw dak boven hun hoofd, er is soep zoveel ze willen en er wacht hen een knusse, warme leefgroep, een klas. Onderwijs. Bijzonder Onderwijs dan nog. In deze tijden waarin we van Bijzonder naar Inclusief moeten gaan, voelen wij ons bijzonder exclusief. Bijzondere leerkrachten. Laten we ons dáárop focussen. In deze tijden. En bijzonder ons best doen. Om élk kind te geven waar het recht op heeft. De beste juf, de beste meester, de beste therapeut, de beste ouder. Het beste kind zit vóór ons. Daar. Ik geef hem een potlood. Met een gummetje.

Goedele Billen
40 1

Pluk de tijd in de herfst van je leven

Wanneer de bolsters van wilde kastanjes vanop het wandelpad aan je zolen willen kleven, weet je, het is herfst. Het aantal senioren, die genieten van een dagelijkse gezondheidswandeling, neemt ook af rondom het stadspark Casier. Herfst en winter behoren niet tot dat dagelijkse wandelen. Voor zij die ervaring in tijd kweekten. Niet weten, noch leren wat de oogst van die tijd nu precies is. De pet wordt niet langer rechtgezet, brilglazen staren je niet langer aan, noch minder wordt van je verwacht goeiendag te gebaren. Het sparen van energie neemt de bovenhand in deze tijd van het jaar. Nochtans, het is herfst. Met een uitdrukkelijke, superlatieve -st op het einde. Die eigenaardige -rfst heeft een uitdrukkelijk doel. Het duidt de beste periode van het jaar aan om de vruchten op je erf te oogsten. Je te behoeden voor schaars-te en nog vlug welvaart in te slaan. Lief-st met je gezin of familie om wat “qualitytime” bij één te rapen. “Maar vergeet je  hærfest toch niet?”, vraagt de moeder steeds bezorgd. Snot kweek je éénmaal snel bij tocht. Het hoogtepunt is dus bereikt, het verval komt eraan. Om in -ssst- te genieten van het dwarrelende blad. Dat tenslotte zonder roer cirkelt op het watervlak. Och ja, er zijn ook wat waterrimpels rondom het blad. Die de zon kunstzinnig belicht. Herfst, het is de dichtperiode bij uitstek. Waar de poëten in parken vruchten van hun stress omtoveren, in abstracte schilderijen tot verdord woord. Dergelijke taferelen tot dichtkunst omdat met herfst niet te rijmen valt.

KLAAS
0 1

COSTA DI FLAMINGHI

Nadat wij nu al een aantal jaren op Tenerife aan de zuidelijk gelegen Costa del Silencio overwinteren, lijkt het voor ons een beetje op een jaarlijks thuiskomen. Het hotel dat al sinds zeven jaar, na een faillissement, nog steeds in de eerste bouwfase staat, lijkt jaarlijks meer en meer op een open, skeletachtige ruïne. De Canaries mikken nog steeds hun sigarettenpeuken in de bloemperken, zodat er tussen de lavakorrels en de zorgeloos bloeiende bougainvillea, de hibiscusstruiken, de yucca’s en de palmbomen al een hele filterasbak ontstaan is. Ja, wat maakt een beetje meer of minder as uit op dit vulkaaneiland… Overal in ons vakantiecomplex hangen er grote viertalige aanplakborden waarop staat, dat op straffe van een flinke geldboete,  men de hond alleen aan de lijn mag uitlaten en de uitwerpselen door de eigenaars moeten opgeruimd worden. Zulke regelgeving wordt door de ‘locals’ finaal genegeerd. Overal zie je onaangelijnde kleine keffermormels, liefst in het midden van het witte betegelde voetpad , vrolijk hun stinkende drollen leggen. De urbanisatie is en blijft nog steeds het loslopende kattenwalhalla.  Ook de Duitse rolstoel invalide woont nog steeds aan de overkant van ons vakantiehuisje. Elk jaar wordt zijn voorhoofd groter, zijn vieze miezerige paardenstaartje langer en ziet zijn huid er meer en meer verschrompeld en grauw uit. Soms krijgt hij bezoek van een andere leegloper en denkt hij plots dat hij een diskjockey is.  Terwijl we zelf op ons terras, in de zon trachten een siësta te houden, vergast hij ons minstens één maal per week op een Woodstock- achtige plaatjesdraaierij. Nu valt de keuze van zijn muziek, die het midden houdt tussen Duitse schlagers en Englebert Humperdink,  nog min of meer mee, maar toch... Naargelang de namiddag vordert en het bier waarschijnlijk alle hersenactiviteit uitveegt, gaat het geluidsniveau stilaan over in festivalmodus. Ik denk dat de afname van zijn gehoor in evenredigheid is met zijn alcoholinname.  Ik veronderstel dat daarentegen zijn reukzin en intuïtie meer ontwikkelen, want blijkbaar ruikt hij mijn toenemende ergernis. Juist als ik vind, dat het genoeg is geweest en bijna als een Vlaamse furie wil opveren, lijkt het alsof  Tom Jones van het festivalpodium afdondert, zich in zijn “Green, green grass of home” verslikt en er volgt opeens een aangename stilte. De Costa del Silencio is het vakantiegebied naast het oorspronkelijke Tenbel (Tenerife-België) complex. De Vlamingen hebben hier vermoedelijk, in het verleden, massaal met zwart geld, witte huisjes en appartementjes, als tweede verblijf aangekocht. In het vakantiecomplex waar vroeger alleen Vlaamse, Engelse en Duitse toeristen overwinterden, wonen nu sinds de crisis meer en meer de Canaries zelf. Overal op de daken staan nu antennes naar TV Canaria en Spanje gericht en zijn wij hier de allochtonen die met vlaaien van schotelantennes TV Vlaanderen binnenhalen. Er is een Belgische bakker, een Vlaamse dokter en een Nederlandstalige tandarts. Verschillende Vlamingen hebben het druilerige België achter zich gelaten en begonnen hier een café of restaurant. In Las Galletas, het vissersdorpje op wandelafstand, staan verschillende menuborden broederlijk naast elkaar. De Engelsman kan hier voor 2.5 Euro zijn gigantisch English breakfast eten waarna hij waarschijnlijk voor de rest van de dag geen ‘porridge’ meer kan zeggen. Iedere  nieuw aangevlogen toerist kan hier, zonder problemen, zijn eigen landsdieet voortzetten. Er worden English Roast, of lambchops with mintsauce aangeprezen.  Het konijn met pruimen, frieten met stoofvlees, witlof met hesp en kaas, trekt de doorsnee ‘dagelijkse kost etende’ Belgische reiziger over de streep. Alles is voor een prikje voorhanden: een China town buffet, Wiener Schnitzel, verse Hollandse stroopwafels, pizza, paella, papas canarias con mojo, tapas, schelpdieren ,of vers gevangen en gegrilde vis, gambas en inktvissoorten.  Een kilometer voorbij Las Galletas heb je de nederzetting El Fraila. In de goedkopere huizen wonen hier alle bevolkingsgroepen die eindigen op ‘alen’ en ‘anen’. Zwarte Afrikanen, Zuid Amerikanen, Illegalen, marginalen en sinds een paar jaar, omdat wij, Vlamingen ons nog meer zouden thuis voelen, Marokkanen. Om ons geen heimwee te laten krijgen, heeft El Fraila sinds een paar weken na het ‘Charlie Hebdo’ drama, nu ook zijn eigen ‘M.terrorist’.  We mogen het kind niet meer bij de naam noemen, want dan worden wij als racistische stoorzenders aangeduid. Wij hebben ze samen mee in bad genomen, hun alle onderwijsmogelijkheden aangereikt, hen mee van onze sociale pot laten snoepen en ze langs alle kanten gepamperd. Het enige dat wij van hen verwachtten, was dat ze zouden integreren. Dat ze een zekere verdraagzaamheid zouden opbrengen voor onze westerse waarden en normen, tolerant zouden zijn voor onze vrije meningsuiting en onze soms bizarre uitdagende vorm van humor. Maar lange Arabische tenen hebben niet veel nodig. Als dan, zoals hier een dolgedraaide godsdienstwaanzinnige “Allah Akbar” roepend een medemens neersteekt, hebben ze nog het lef, om met hun gefrustreerde vinger, ons als schuldige aan te duiden. . De Tenerifse politie, kon de messentrekker na een klopjacht inrekenen en vroeg prompt hun autoriteiten om kogelvrije vesten, uit vrees dat ook hier de terreurboel zou escaleren. Op de wandeldijk van Las Galletas, zitten de meeste overwinteraars en toeristen van hun Barraquito,Sangria, Mojito of pint Duvel te genieten.  Als we op de promenade een tafeltje bemachtigd hebben en van onze ‘jarra’ een halve liter bier voor 1 Euro, zitten te genieten, kunnen we aan het becommentariëren van de stroom wandelaars  beginnen. Het is niet raadzaam deze opmerkingen te luid te verkondigen, want de Vlaamse spionkop luistert mee. Er is duidelijk verschil te bemerken tussen de half naakte zonnende Europese toeristen en de oorspronkelijke inwoners. Voor de Canaries is het nog duidelijk winter. Ze dragen laarzen, lange broeken, dikke truien en hebben meestal nog een anorak over de arm gedrapeerd. We zien ineens de hoofden van de Antwerpenaars van het terrastafeltje naast ons, dezelfde richting uitgaan. Aan het begin van de dijk komt een oudere moslima, met een hoofddoek en djellaba in een hevige grasgroene kleur aangeslenterd. “Zie naa, Marie, tis greun en twaggelt, hahaha ne Marokkaanse Kermit de Kikker!” Achter de seniorenversie,  loopt pa-Mo met een paar koters aan de hand, in een mouwloos T-shirtje van de zon te genieten. Een paar passen achter hem, drentelt ma-Fatima, met dikke buik. Ze is gesjaald en volledig omwikkeld met de overgordijnen,  zodat ze zonder veel problemen de ergste Tenerifse zandstorm zou kunnen trotseren. “Hiersè, Louisa” fezelt de Antwerpenaar: “Een poar vanachter onzenoek, hoe zouwe die hier kome?” “Assevan ’t Kiel of Borgerhout zen, mè tram 24 hé, Eugène, of mè den 12 asse van sintjansplain komennée” Miljaarde godverdoeme, Marie, hier zitte zoekkal” Deze Spaans- Marokkaanse mensen kunnen misschien de allerliefste, vriendelijkste en misschien super tolerante toekomstige buren zijn, maar van enige westerse geboortebeperking of kledingintegratie is er tot op heden nog niet veel te bespeuren. De overwinteraars beseffen maar al te goed dat de ‘grotemensenspeeltuin’, onder de lappen stof, sneller kweekt dan het babyuniversum en het pamperparadijs aankunnen. De Antwerpenaren en Brusselaars weten uit ondervinding, dat eens de theelokalen en de waterpijpcafés zich tussen de Belgische bakker en de Engelse pub in wringen en de lokale tapas bar vervangen wordt door een ‘pita-shoarma take away’ het vijf voor twaalf is. De Costa del Silencio, hun Costa di Flamingi zal binnen de kortste keren veranderen in het Hallal- paradijs. Wij laten de sakkerende Vlamingen achter ons en slenteren door de winkelstraat. In de etalage staat, onder de plakkaat ‘Rabajas’ een paspop met een prachtig, met papegaaien en palmbomen versierd, exotisch, veelkleurig afgeprijsd haltertopje. Het doet aan passionele nachten vol seks denken. Manlief blijft afwachtend voor de ingang van de boetiek rondhangen terwijl ik met een rotvaart het pashokje induik. Terwijl ik het Spaanse ‘taille unique’ bloesje over mijn hoofd wurm, verander ik terstond in een ‘jungle- bookachtige’ salami. Het niemendalletje verhult amper mijn kokosnoten en accentueert overdreven mijn Rubens spekrollen. De twee bandjes camoufleren nauwelijks de twee beginnende kippenfilets, die sinds een paar jaar onderaan mijn bovenarmen heen en weer wiebelen. Zuchtend hang ik het kleine Spaanse maatje terug in het rek. Als ik zonder aankoop buitenstap, schudt manlief vragend: “Nee?” Ik knik instemmend: “Nee de kleur stond me niet!”  Terug thuis zal ik mijn overwinteringgarderobe voor volgend jaar wel wat aanpassen en opnieuw aankopen bij mijn hofleverancier ‘Le Marinier’. Als ik bij ‘De Zeeman’ dan niets op de kop kan tikken, dan weet ik in Antwerpen nog een heleboel winkels waar ze djellaba’s, boerka’s en overgordijnen verkopen.   Sim, Costa del Silencio  29/1/2015  

Sim
130 0

MEEDOGENLOZER DAN NERO, CALIGULA EN DE BORGIA'S SAMEN!

Het is niet omdat wij twee maanden de Belgische winter ontvluchten, dat wij dan ook automatisch afgesneden worden van alle Vlaamse berichtgeving. Zoals elke allochtoon, die zijn geluk of zijn weersvoorspellingen in een vreemd land gaat zoeken, zijn wij afhankelijk van de gigantische satelliet- antennes die overal in het gastland op de daken prijken. Rond het nieuws van zeven op Eén of op VTM, laten wij ons, net zoals thuis, in de sofa vallen en brengen wij de rest van de avond televisiekijkend door. Misschien is het echter beter om niet te veel informatie en allerlei doemscenario’s doorgestraald te krijgen. Beter is het om onbekommerd te genieten van het, in onze ogen, gevaarloze vakantiewereldje. Soms echter word je, of je het wilt of niet, met je bruine neus op de actuele feiten gedrukt. Ook hier in Zuid Tenerife lopen er inmiddels enkele ‘islamitische’ angstkwekers, messentrekkend rond. Dus echt ontsnappen aan alle heisa doe je niet echt. Wij hebben ook onze laptop meegenomen en lezen dagelijks De Gazet van Antwerpen en Het Laatste Nieuw in beknopte vorm. Via internet houden wij, moderne globetrotter- grootouders, contact met onze kinderen, kleinkinderen en vrienden. Op Facebook volgen wij foto per foto het verjaardagsfeestje van onze achtjarige kleinzoon en het rond dribbelen van onze anderhalf- jarige baby kleindochter. We bekijken foto’s van ons schoondochtertje met haar armen rond haar twee grootste schatten en een afbeelding van onze kaalhoofdige zoon met een zwarte ‘terreurbaard’. Dit baart (mooie woordspeling hé?) ons wel wat zorgen. Terwijl hij ons verklaart dat dit zijn winterpels is, vragen wij ons in stilte af, of zijn Facebook- achterban zich nu ondertussen al niet afvraagt of de indoctrinatie al tot aan de grenzen van Brasschaat en Maria-ter-Heide doorgedrongen is. Wij moeten ons echt geen zorgen maken, want zoonlief loopt thuis niet in een djelaba rond en heeft zijn zoon en dochter niet Mohammed en Fatima genoemd. Bovendien is zoonlief totaal niet gevoelig voor eender welk gelovige gedachtegoed ook. Maar die baardgroei vinden wij een griezelig winterfenomeen.   Stel je voor dat de doorsnee geradicaliseerde en terreur bereidwillige islamiet bij het zien van deze weelderige begroeide Facebook- foto bedenkingen krijgt en onmiddellijk denkt aan verhuizen! Waar er één is, willen er meestal meer zijn…Wij geloven echter niet dat deze bevolkingsgroep staat te springen om zijn tenten op te slaan in een gehucht met een zo’n christelijke naam, maar je weet maar nooit. Zo zie je maar dat je onvermijdelijk toch – al was dan met het zien van een foto met zo’n baard - met de ‘wereldterreur’ bezig bent. Interessanter is het feit dat er zich hier, rond de Canarische Eilanden, door de onderzeese vulkanische activiteit enkele nieuwe eilanden aan het vormen zijn. Spanje claimt deze nieuwe grondoppervlaktes al, nog voor ze boven water gekomen zijn. Ik heb echter een fantastisch Europees idee. Ik geef het toe, het is wel een beetje afgekeken van de Engelsen die vroeger alle criminelen naar het nieuw ontdekte eiland Australië afvoerden, maar volgens mij is het grandioos en probleemloos en praktisch uitvoerbaar. Eens de nieuwe eilanden hier boven water komen, reserveren wij het eiland dat het verst in de Atlantische oceaan opduikt. Het moet het meest van de westerse beschaving verwijderd zijn. Hier droppen wij per helikopter, alle terugkomende Syrië- strijders, mogelijke terreurverdachten en gevangen genomen aanslagcriminelen. Ik vermoed, dat er op een nieuw ontstaan eiland nog niet veel groeit en leeft, dus gaan we deze lieverdjes bevoorraden. Ik stel voor dat wij daar containers gevuld met alcohol stationeren. Neen, geen water en geen thee..’t moet plezant blijven hé.  Om hen ook iets te eten te geven, laten wij er een beer (mannelijk varken) en wat zeugen met biggetjes los. Die kunnen dan voor de etensvoortplanting zorgen. Zie hier min of meer het scenario van de recent uitgebrachte sciencefiction film “The Hunger Games” naar een boek van Suzanne Collins. Voor diegenen die de film niet kennen: Voor de minste vorm van overleving moet tot de dood gevochten worden. Voor wat ’binnen- eilandvertier’ laten we ook nog wat vlijmscherpe zwaarden achter, zodat ze hun hobby nog wat verder kunnen perfectioneren! Voor eventueel namiddag vertier en mogelijke randanimatie,  krijgen zij van ons ook nog een doos met lucifers en wat petroleum. Voor de paar aangevoerde, vroeger meevechtende terreur- moslima’s , moeten ze dan maar eens op de vuist gaan. Niet dat vechten zo in hun aard ligt, maar voor wat hoort wat. Wie wint kan deze dames een cursus ‘seksslavin’ aanbieden. Als dit beroep hen niet zo direct ligt, zal hun mede- crapuul wel een spelletje stenigen uitvinden. Lavastenen genoeg op deze eilanden. Voor het kermisspel “holibi’s van de flatgebouwen gooien” zullen ze een alternatief moeten uitvinden, noch homo’s, noch wolkenkrabbers zijn aanwezig op het vernieuwde sharia- eiland. Wat zeggen jullie, dat wat ik voorstel barbaars en wreed is? Ja ik ben zonder enige twijfel meedogenlozer dan de tirannen Nero, Caligula en de gifmengende familie de Borgia’s samen.  Ik verkracht echter geen vrouwen en stenig ze niet. Ik moord geen kinderen uit en sleep geen lijken achter mijn auto aan. Ik gooi geen homo’s van hoge flatgebouwen, ik hak van niemand het hoofd af en steek geen medemens in brand. Ik reik ze zelfs een tropisch eiland, eten, drinken en plezier aan… Met een beetje geloof in Allah en Mohammed moeten ze daar toch nog iets van hun leven kunnen maken niet?   Sim,    Costa del Silencio 8 februari 2015

Sim
31 0

Raadsels

    Gisteren, het was al laat toen de telefoon rinkelde, een onbekende man deelde mee dat mijn tante Geertrui heen gegaan was. Tante Geertrui, ik dwaalde een rondje door mijn hoofd, groef in de diepe krochten van mijn geheugen. Veel contact had ik niet meer gehad met mijn familie nadat ik het beklemmende dorp verlaten had. Mijn jeugd, ik kijk niet graag om, vrienden zijn mijn nieuwe familie geworden.   Mijn hand beeft als ik het slot omdraai en de voordeur open. Het briefje met de woorden, de inhoud van de koelkast is voor jou, in mijn andere hand. Was dit een flauwe grap? Wat beschimmelde kaas en zure melk, is dat wat mijn onbekende tante me na laat? De koelkast staat in de woonkamer. Een deur met een hangslotje erop, geen sleuteltje wel een briefje op de deur geplakt. Zoek de sleutel op de plek waarom je vader vertrok en besloot geen voordeur meer te willen hebben. Raadsels, maar deze weet ik meteen. Een stoffige fles Wodka op de salontafel staat dramatisch in een streep licht van de zon die door de nog open voordeur naar binnen schijnt. Een grote stap en ik heb de fles vast, leeg, geen sleuteltje te zien. Een ingehouden zucht ontsnapt tussen mijn gespannen lippen. Een vettige kring blijft op het tafeltje achter, daar ligt een klein zilverkleurig sleuteltje in het midden van de cirkel. Hebbes, snel, draai ik het slotje open ik schrik van het lawaai als de ketting op de grond valt.   Boeken? De koelkast ligt vol met boeken. Ik pak de bovenste die net onder het vriesvak ligt en sla het op een willekeurige pagina open. Een mooi handschrift in donkerblauwe inkt, mijn hart staat even stil. Ik laat me op de grond zakken en begin gulzig te lezen. 22 Februari 1943, ik moet hem achterlaten......tranen rollen over mijn wangen.     (C) tekst en beeld Hanneke van de Kerkhof

Miss Blue Sky.
3 0

Kwartier

Dat hij nog een kwartier open is, zegt hij terwijl hij de vuilniszak dichtmaakt. Maar dat het liefst geen te grote bestelling meer zou zijn, zegt hij niet maar lees ik in zijn ogen. Veel keuze heb ik niet. Alleen een portie friet zal mijn avond vet maken. Nee, zonder mayonaise. Ik betaal geen vijftig cent extra voor iets dat thuis al lang staat te verpieteren, denk ik. De hand die net de vuilniszak heeft dichtgemaakt, rommelt in de overgebleven frieten, smijt ze dan in de friteuse. Alsof ze gestraft worden voor hun besnijdenis. Gij zult branden in de olie, sis ik.Een vrouw in blauw-roze trainer met gele tanden komt de zaak binnen. Ja, nog tien minuten en alleen frieten. Ze lacht, heeft geluk en gezelschap. Hier kom je al eens wat volk tegen, zegt ze, de eenzamen van de straat. Als iedereen naar de teevee loert, is ‘t tijd om buiten te komen. Dat we Linda mogen zeggen en hoe vettiger, hoe prettiger.De hand haalt mijn frieten uit hun vagevuur, werpt hen op. Of er zout op de wonde mag. Dan voel je dat je nog leeft, krijsen de gele tanden achter mij. Dat ik de frieten mee naar huis zal nemen. Kunnen we samen een klapke doen over het feit dat ik vijftig cent heb uitgespaard. Om maar iets te zeggen.Terwijl ik mijn laatste centen op tafel gooi, komt een man in fluohesje binnen. Hij rochelt zijn pree erdoor. Nee, alleen frieten mijn excuses het is tijd meneer. Of hij het bordje aan de deur wil omdraaien. Dat deze zaak eindelijk als gesloten wordt beschouwd.Met mijn portie in de hand passeer ik de gele tanden. De eenzamen van de straat weten waar ze terecht kunnen voor een goeie babbel, zeggen ze, tot volgende week. En dat er nooit iets op de teevee is. Wanneer het fluohesje plaats maakt voor mij, blinkt het bordje aan de deur triomfantelijk. ‘t Frituur is altijd open voor ons, kijk maar, brabbelen de gele tanden, aan welke kant je ook staat. Je moet alleen weten op welk moment je aan welke kant moet staan. Dat is de kunst des levens. Daar zouden ze eens een teeveeprogramma over moeten maken. Ik verlaat de zaak, de geur en de mensen. Of hoe een culinair kwartier makkelijk te verteren is. Zelfs met mayonaise uit eigen frigo.

Pascale Wouters
3 0

Deugnietengrijns

In vergelijking met mijn vrienden die moeiteloos anekdotes, nieuwsfeiten en tekenfilms uit hun kindertijd oprakelen, herinner ik mij weinig van vroeger. Ik weet waarover ze spreken, maar ik zou er zelf nooit in detail over kunnen praten. Alsof ik die herinneringen in de kelder van mijn geheugen heb gelegd en wacht tot iemand anders er het stof van afblaast. Is het luiheid of denk ik te weinig terug aan wat is geweest? Een dagboek heb ik alleszins nooit bijgehouden.   De dag dat ik met u naar de Zoo ging, heb ik wél goed onthouden. We gingen te voet via de Voetgangerstunnel van Linkeroever naar ‘t Stad. In mijn herinnering duurde dat een eeuwigheid. Alsof we onder het Kanaal naar Engeland liepen en niet onder de Schelde. Ik voel ook nog de angst van toen voor de oneindig lange houten roltrap die een perfecte timing of acrobatie vereiste. In de Zoo zie ik ons bij uw geliefde apen en aan de ingang van het reptielenhuis staan. Ik zie enkele beelden, maar ik hoor geen woorden. Dat frustreert me soms.   Ik vraag me af wat er écht is gebeurd die dag. Misschien vertaalde mijn angst voor de roltrap zich in hysterie, en hebt ge zelfs een moment gedacht om terug te draaien. Ge hebt ongetwijfeld uitgebreid verteld over de apen en over de Gust: de bekendste gorilla van het land die alleen u in vertrouwen nam. Misschien leefde Gust toen nog en hadden jullie een moment van herkenning, gescheiden door een kil venster in het apengebouw. Dat moet een emotioneel moment geweest zijn. Tenslotte was hij als een tweede kind voor u. Ik vraag me ook af of ge toen oud-collega’s bent tegengekomen. U kennende hebt ge in dat geval gestoeft over mij, dat braaf manneke. En mogelijk hebt ge achteraf, met gedempte stem, tegen mij uw beklag gedaan over die collega’s. Ik zie zo uw beminnelijke deugnietengrijns voor mij.   Kon ik onze dag maar openslaan als een fotoboek, bompa.   Ik probeer 1 keer per jaar met de kinderen naar de Zoo te gaan. Ik vertel dan over u als we voorbij uw foto met de Gust wandelen. Ge zoudt trots zijn op die poster, want ge waart een fiere man. Ge waart dan ook de enige die, zonder uitzondering, een stropdas droeg onder zijn werktenue. Die genen heb ik niet van u geërfd, maar ik ben wel een braaf manneke gebleven. Ook daar zoudt ge fier op zijn.  

Antony Samson
2 0

EAU DE PROVENCE

Dit jaar gaan we met de voorjaarsvakantie niet met onze krent in het warme Zuid Franse zand zitten, maar opteren we voor een “slankmakende”(hmm hmm) wandelvariatie in de Vercors, de Drôme-Provençal en de Alpen. Overal in Europa viert men het einde van de tweede wereldoorlog en de bevrijdingdagen. Hier in Frankrijk viert men dit op 8 mei en dit levert samen met de feestdag van 1 mei, de Fransmannen nu voor de tweede keer een verlengd weekeinde. Bij zoveel vrije tijd krijgen de Fransmannen onmiddellijk een opstoot van groepsactiviteiten, teambuilding en het daarbij horende kuddegevoel. Terwijl wij van de Vercors richting de Provence rijden, bromt ons een groep van een 25tigtal ouderlingen op zware moto’s voorbij.  Op een bepaalde mijlpaal in hun leven moesten zij een indringende keuze maken: een minnares of een moto. Vermits de meeste van deze grijze koppen het seksuele geile hoogtepunt al ruim voorbij zijn, hijsen ze zich liever in een lederen pakje,  met doodshoofden op de rug en steken ze een Harley Davidson of een zware BMW tussen de benen. Alvorens het enige vervoer op hun oude dag, een rollator of een volautomatische scootmobiel wordt en ze de rest van hun dagen gepamperd tussen bejaardengezeur moeten slijten, willen ze nog eenmaal in groep de macho uithangen en van een zweempje voorbije jeugd genieten. Vanuit de tegenovergestelde richting komt er een kudde hoogrode fietsers met veelkleurige helmen de berg opgezwoegd. Een vijftiental mannen dragen blauwe, gele, rode, roze en bolletjestruien met op de rug  de naam van de sponsors, ‘Le Bonbon,  Le meilleur nougat de Montelimar en Carrefour’. Hoe ouder de fietsers, hoe meer de pedaaltrappers over de weg zwijmelen en hoe groter de afstand tot het vooruit sprintende peloton wordt. Dit is nog maar een oefenwedstrijdje, morgen gaan ze met zijn allen de Mont Ventoux op. We stallen onze caravan in Buis-le-Baronnies, een toeristisch Provençaals stadje in de schaduw van de Mont Ventoux en het Mekka van de bergbeklimmers. Overal zie je ze tegen de steile berghellingen aan de touwen hangen. Voor de lila- blauwe lavendelvelden is het nog te vroeg op het seizoen, maar de Provence zorgt voor een explosie van allerlei andere geuren. Het aroma komt je tegemoet..als je het deurtje van de caravan opendoet..het is de lente! We wandelen in een Van Gogh schilderij tussen eeuwenoude knoestige olijfbomen tussen grote velden blauwe irissen, bloedrode papavers en purperrode valeriaan. Heel het wandeldecor, met zicht op de Mont Ventoux geurt naar moerbeibloemen en naar bloesems van acacia- en seringenbomen. De blaadjes aan de lindebomen komen frisgroen kijken en de fruitbomen vormen na hun roze bloesemknoppen hun eerste kleine groen- rode vruchtjes. Bloeiende tijm, rozemarijn en grote struiken gele brem trillen van de zoemende bijtjes die op de honinggeur afkomen. Geen enkele grote ‘neus’ van de parfumstad Grasse kan zo’n prachtig delicaat geurenpallet samenstellen. Als we van de wandeling terugkomen, zijn er op de camping een aantal weekeindtoeristen in de bungalows getrokken en staan er overal minitentjes van de jonge klimmers.  Schuin over ons is een familie grootouders, ouders en kleinkinderen gearriveerd. De opa, pappie, is een schriele vent die met een fotocamera en een ADHD- ritme non stop van de ene naar de andere kant van de camping spurt. Hij draagt een veel te ruime geruite short met daarboven een kleurrijke t- shirt met bloemen en dolfijnen. In zijn open sandalen draagt hij witte sokken. De oma is van een gans ander kaliber. Eerst zie je twee tepels en vijf minuten later komt daar de rest van mammie, gekleed in een zilverglanzende jurk, achteraan. Hoe kunnen zo’n kleine voetjes, magere beentjes en dunne billen, een tegengewicht bieden voor zo’n bombastische voorkant. Hoe komt het dat mammie, met zo’n bos hout voor de deur, niet alle twee passen frontaal tegen de vlakte gaat? Dit is wat wij in Antwerpen “veel volk in de statie’ noemen. Veel volk? Een gans Centraal station van Antwerpen of Amsterdam volgepakt met een massa drammende reizigers, roltrappen vol, hun neuzen gedrukt tegen de glazen inkomdeuren. Er kan geen passagier meer bij. Ik veronderstel dat zij een Lola Ferrari beha- model met ingebouwde katrollen draagt. Manlief spiedt vol ongeloof en angst naar dit natuurfenomeen. Hij vergelijkt mijn, sinds de overgang al flink toegenomen beha- maat met de voorbij deinende tietenmassa.  “Hoe kan een man daar aan beginnen zonder te verdwalen op deze Mount Everest? Je hebt minstens een pikhouweel, koorden en de nodige musquetons nodig om deze vleesberg te beklimmen! Niet moeilijk dat pappie als een ‘vliegende Fransman’ over de camping raast!” De 30 jarige zoon werd  waarschijnlijk tijdens zijn jeugd erg met de omvang van zijn moeder gepest en heeft zich uit frustratie volledig laten vol tatoeëren. Hij draagt een zwart ‘marcelleke’ en het kruis van zijn jeansbroek hangt tussen zijn knieën. Hij is kaalgeschoren en alleen een klein sikje haar siert zijn kin. Op een gezapig tempo verslijt hij de onderkant van de uitgerafelde jeanspijpen.  De twee- en vierjarige kleinzoontjes zijn langs de zijkant kaalgeschoren en hebben nog alleen een kaketoekuif  boven op hun hoofdjes. Ze lijken zo uit een indianen- Sioux- film weggelopen. Mama is een kleine magere grijze muis. Ze past helemaal niet in dit driedaags familie-uitje, maar wie weet staat ze bol van speciale slaapkamerwensen. Onze televisie- modegoeroe, Jani zou bij het zien van deze hotemetoten een spontane hartverzakking krijgen. Na twee brugnachtjes is de rust op de camping teruggekeerd. De tentjes en campers zijn verdwenen, de chalets terug onbewoond en de kuddes zijn terug naar huis afgezakt. De Provence geurt weer uitsluitend voor ons beidjes!   Sim, 10 mei 2015  

Sim
0 0

FAMILIEBIJEENKOMST MET KAFKAIAANSE TOESTANDEN

Vorig weekeinde trakteerde ik mijn neven en nichten bij mij thuis op een etentje. Toen de wijn al wat gevloeid had en de tongen wat losser werden, kwamen de meest uiteenlopende Kafka-verhalen los. Iedereen had sinds het computertijdperk al eens een aanvaring gehad  met de digitale televisie - en telefoon providers, met arrogante medewerkers van allerlei overheidsinstanties en het systeem paraplu. De beste ‘Kafka- verhalen’ wil ik jullie echt niet onthouden.   Mevrouw Kafka werkt bij de posterijen: Mijn neef, Guido had een tandartspraktijk met de naam G.Britolli BVBA. Guido stopte zijn activiteit en de firma werd, na een onoverzichtelijk kluwen van administratieve documenten, ontbonden. Na een paar maanden kreeg hij een briefje van de post in de brievenbus, waarop stond dat de BVBA G. Britolli een aangetekend schrijven moest afhalen. Guido ging naar het desbetreffende postkantoor. Vermits de firma niet meer bestond, nam hij de acte van stopzetting van de firma G.Britolli BVBA en zijn paspoort met zich mee. De postbediende bezag het briefje, keek naar de papieren en verklaarde: ”de G. Britolli BVBA is weliswaar op hetzelfde adres gevestigd, maar is volgens mij niet hetzelfde als de BVBA G. Britolli. U krijgt de aangetekende zending niet.” Toen Guido wat aandrong werd de postbediende  arrogant en zei ze met een zekere minachting: “Meneer wilt U alstublieft voor mijn loket weggaan. Ik blijf erbij G.Britolli BVBA is niet hetzelfde als BVBA G.Britolli!” Mijn neef probeerde met hand en tand uit te leggen dat de firma stopgezet was, maar dat hij de vroegere bestuurder was. Hij duwde zijn identiteitskaart onder de neus van de postbediende. Hij vroeg of ze hem dan eventueel kon vertellen wie de afzender van de brief was. Dit schrijven was vermoedelijk heel belangrijk anders had men dit niet aangetekend opgestuurd. Als hij de naam van de afzender wist, zou hij deze kunnen bellen om de juiste aanspreektitel te veranderen. De rood aangelopen, kortzichtige bediende weigerde de informatie te geven en zei alleen:“Meneer ik wens U niet verder te woord te staan. Ik blijf erbij G.Britolli BVBA is niet hetzelfde als BVBA G.Britolli, U houdt de achter U wachtende mensen op, verdwijn voor mijn loket!”  Gelukkig voor de postdame is Guido de zachtheid in persoon. Manlief had mevrouw Kafka waarschijnlijk door het doorgeefluikje van het loket naar buiten getrokken!   Kafka betaalt je rekeningen: Toen we na een maand vakantie terug thuis kwamen, lag er een onbetaalde rekening van Water-Link , de vroegere Waterwerken te wachten. Deze factuur werd binnen de week na factuurdatum gevolgd door een aanmaning met bijbehorende interesten en administratiekosten. Vermits wij regelmatig uithuizig zijn, laten wij alle doorlopende rekeningen met een domiciliëring bij de bank betalen. We contacteerden onmiddellijk Water-Link. De medewerkster verzekerde ons dat de bank de rekening geweigerd had. Zelf kon ze op de computer zien, dat onze domiciliëring al van 2003 dateerde en er voordien  nooit betalingsproblemen geweest waren. Zij was dan ook zo vriendelijk als we de rekening nog diezelfde dag betaalden, om de extra aangerekende kosten te annuleren. Wij namen contact op met de bank. De bankbediende hield vol dat Water-Link zelf de betalingsopdracht geannuleerd had, dat de bank nooit of te nimmer zelf een domiciliëring annuleerde. Een geïrriteerde bediende bij Water-link beweerde dan weer, dat zij ervan overtuigd was dat het hier om een fout van de bank ging. Om een lang verhaal wat korter te maken, na een maand gefrustreerd over en weer mailen en bellen met arrogante betweterige medewerkers, bleven zowel de bank als Water-link de bal naar elkaar doorspelen. Water-link bezorgde ons een status waarop men kon zien, dat bij hen de domiciliëring nog steeds lopende was. De bank mailde een computerfile waarop duidelijk de domiciliëring uitgevinkt was. Toen er na een maand weer een niet betaalde rekening in de bus viel, ontplofte manlief. Hij dreigde ermee van bank te veranderen als de boel niet binnen de 24 uur opgelost was. Wonder boven wonder ging er plots, ergens in het bankwezen, een licht branden. De volgende dag liet onze bankbediende weten dat op het hoofdhuis computer veranderingen doorgevoerd waren. Daar waren gedurende de vakantiemaanden ‘vermoedelijk’ verschillende fouten ingeslopen… Moraal van dit verhaal. Als je als klant niet op je strepen staat en van je afbijt, gaat het systeem ‘paraplu’ in werking en word je oeverloos van het kastje naar de muur gestuurd.     Kafka is Franstalig: Ook het voormalige Belgacom, nu Proximus ontsnapt niet aan de onafgebroken ergernis en frustratie van de doorsnee klant. Toen de moeder van nichtje Laurie overleed, bracht zij de acte van overlijden naar de klantendienst. Hier werd door een vriendelijke dame verteld, dat zij al het nodige zouden doen om het telefoon- en digitaal kijken- abonnement met onmiddellijke ingang te annuleren. De eerstvolgende factuur zou de allerlaatste zijn. Groot was de verwondering van Laurie, toen er nog zeker een viertal facturen in de brievenbus van het moederlijk huis bleven vallen. Alle rekeningen werden netjes teruggestuurd, maar steeds opnieuw kwamen ze als een boemerang terug naar het inmiddels verkochte appartement. Niet alleen moesten Laurie en haar man het rouwproces verwerken, het appartement leeghalen maar ook nog eens tegen een ‘Kafkaiaanse’ bureaucratie opboksen.  Dus wat doet een brave cliënt, hij of zij belt Belgacom/Proximus om uitleg : Indien U nieuwe klant wilt worden, druk 1:  om een verhuis te melden, druk 2:  om informatie over Uw facturen, druk 3 en zo voort”. Dus oké, 3 werd ingedrukt. “Al onze medewerkers zijn in gesprek, gelieve aan Uw toestel te blijven.” Nadat Laurie een volle tien minuten met een irriterend muziekje en de telefoon tegen het oor gedrukt wachtte, kwam de dame in kwestie nog eens zeggen:” Al onze medewerkers zijn nog steeds in gesprek, waarvoor onze excuses, gelieve aan Uw toestel te blijven”. Nog eens tien minuten verder, viel het muziekje weg en kreeg ons nichtje een bezettoon. Nadat Laurie op verschillende dagen en tijdstippen deze tijdrovende  handelingen steeds opnieuw zonder resultaat herhaalde, drukte zij op nummer 1. “Indien U een nieuwe klant wilt worden, druk 1”.  Binnen de 5 seconden had zij een medewerkster aan de lijn. Deze mevrouw was heel verwonderd maar nadat zij de gefrustreerde uitleg gehoord had, wilde zij onmiddellijk meewerken. “Ik zie hier, dat Uw moeder destijds het abonnement onderschreef in het Franstalige gedeelte van Brussel en zij verhuisde nadien naar Antwerpen, ja? Ik zal U doorverbinden met de desbetreffende klantendienst” Onmiddellijk kwam er een bediende aan de lijn. Madame Kafka verstond geen jota van de Nederlandstalige uitleg. Laurie, zelf half Franstalig opgevoed, legde het probleem in het Frans uit. “Ha, oui, je le comprend, ik begrijp het.  Je consulte l’ordinateur, ik zal eventjes in de computer kijken. Eh bien, bij het abonnement van Uw moeder ik zie staan een notation, maar je ne comprend pas le Néerlandais, ik versta keen Nederlangs.  Alors, voulez- vous, wilt U dit voor mij traduire, vertalen? Ik zal et miskien zeggen, mot par mot, ou bien vous le préférez  phonétiquement?”  De bediende hakkelt op zijn Di Rupo’s Nederlands “Ecoutez, er staat ‘on middel li jeke stop zet tinggg van l’abonnement oewegens over lijeiijden’.. et ça veut dire quoi???” ‘Onmiddellijke stopzetting van het abonnement wegens overlijden’, zo simple was het! “ Ha, comme ça!” De omgekeerde wereld, een medewerkster van een gigantisch bedrijf als Belgacom/Proximus die aan de klant een vertaling vraagt??! Geen haar op het hoofd van deze Belgische Franstalige medewerkster had eraan gedacht om ook maar iemand, uit haar omgeving, om een vertaling te vragen van de tekst die voor haar neus stond. “Oewat ikke niet verstaan, moet ik oek ni veroewerken, n’est-ce pas!” Bedankt Belgacom voor Uw competente medewerkers… Als kers op de taart, wil ik jullie zeker ‘The amazing story of the American Kafka’ niet onthouden. Mijn neef en nicht, Glendon en Marie-Louise kwamen samen met hun kinderen, na een vermoeiende vlucht, heel laat op de avond in Amerika aan. Het was elf uur ’s avonds. Het restaurant van het hotel was al gesloten en de room service niet meer voorhanden. Zij hadden nog geen huurauto en alle eetgelegenheden in de directe omgeving hadden hun rolluiken al geruime tijd neergelaten. Zelfs de fastfoodketen aan de overkant van de straat had alle lichten uitgedaan en zat niet meer te wachten op de legen magen van deze Belgische toeristen. Geen nood, de fastfoodketen bezat een drive in restaurant dat 24h/24h geopend was. Glendon en zijn zoon gingen te voet tussen de wachtende auto’s aanschuiven. Aan het kastje plaatsten ze hun order. So far so good! Toen ze aan het doorgeefluik van de drive in kwamen, hadden ze pech. Mister American Kafka was juist aan zijn nachttaak begonnen. “Sorry Sir, where is your car? Waar is jullie auto?” “We just arrived en wij hebben nog geen huurauto, what’is the problem?” “The problem is Sir, dat ik, volgens our insurance policy geen maels aan mensen zonder auto mag afleveren!”  Alle mogelijke argumenten van het naar eten snakkende duo werden van het menu gevaagd. Glendon babbelde zich blauw, maar de afhaalidioot was niet te vermurwen: “No car, no food!”. Met een gebaar van ‘please leave the area Sir’ zagen de twee Belgen, de voor hun ingepakte fastfood zak  in het hokje van de kassa verdwijnen. Ondertussen had er zich al een hele file auto’s gevormd met hongerige en op vettig eten verlekkerde mensen. De eerstvolgende wagen reed tot voor het loket. De bestuurder draaide de raampjes aan beide zijden van de auto open en riep mijn neef en zijn zoon terug. Zij moesten zich naast de auto, langs de kant van de medepassagier opstellen. Vervolgens vroeg de Amerikaan de bestelling van Glendon  aan de halfgare nachthulp. Deze schoof, zonder mopperen, het ingepakte nachtelijk diner door het raampje van de auto. De bestuurder gaf de zak aan zijn medepassagier, die vervolgens de waarschijnlijk ondertussen koud geworden hap aan Glendon en zijn zoon gaf. Op dezelfde manier werden de dollars ter betaling, door de beide autoraampjes, van Glendon opnieuw aan de medereiziger, vervolgens aan de bestuurder en dan aan de fastfood medewerker gegeven.  Het wisselgeld legde hetzelfde traject in omgekeerde richting af.  “Sorry Sir, rules are rules!”      .     “

Sim
21 0

DE EEN ZIJN DOOD IS DE ANDER ZIJN BROOD

Jaarlijks worden er in België op 1 november met Allerheiligen de doden herdacht. Dit ging vroeger misschien nog veel meer dan heden ten dage gepaard met het zetten van grote potten chrysanten op de graven. Voor de ingang van de begraafplaatsen stonden overal in het land de chrysantenverkopers, iets meer ingetogen dan op de plaatselijke markten, hun waren aan te prijzen. Destijds waren er nog geen als buxusbollen grote chrysantplanten met een overvloed aan kleine witte, gele of roestbruine bloempjes. Alleen planten met tennisbalgrootte witte bloemen werden er aangeboden. De prijs werd berekend naar het aantal bloemen er op de plant stonden. Naargelang de belangrijkheid van de overledene en de financiële draagkracht van de familie werden er vervolgens bloempotten van twee tot acht bloemen aangekocht. Ik had er als zevenjarige een broertje aan dood, maar jaarlijks moest ik een week voor deze herdenking met mijn grootouders mee naar het grote kerkhof van Antwerpen, het Schoonselhof.  Deze begraafplaats is niet zomaar een plekje gewijde grond rond de kerktoren maar een immens groot park waar de vele grafperken met grote lanen en hoge bomen van elkaar afgescheiden worden. Moemoe* en Vava* wilden steevast als eersten hun pot chrysanten op de zerk leggen zodat de ganse familie, die daarna op 1 november als in een  optocht voorbij schreed, onmiddellijk kon zien dat zij nooit een dodenherdenking oversloegen. Met de tram gingen we richting stadsrand. Toen wij aan de ingang van het kerkhof kwamen werden de bloempotten gekocht. Omdat we elk maar twee potten in de armen konden dragen, moest er soms een helpertje van de plantenzaak  meelopen. Dit waren meestal kinderen die in de vakantie en op zaterdag en zondag een centje wilden bijverdienen. Zo ook heeft manlief dit jaren gedaan. Een schriel tienjarig jongetje dat er een beetje uitzag als Ciske de Rat. Hij moest destijds eens een dame begeleiden die zwaar op een stok leunde. Hij droeg de twee grote bloempotten en kwam amper met zijn hoofd boven de bloemtrossen uit. Twee uur aan één stuk dwaalde de dame tussen de grafperken zonder het bewuste graf te vinden. Manlief, toen nog mannetje lief, had zijn armen om de planten gekneld, die stilaan voelden als lood. Toen de dame eindelijk moe gestrompeld was, draaide zij zich om en in plaats van haar geldbeugel te openen, zei ze: “Dat hij deze twee mooie planten van haar cadeau kreeg.”  Hij moest ze dan maar op een graf van zijn eigen familie zetten. Manlief was toen nog een klein braaf kereltje en nog niet mondig genoeg om alsnog achter de beloofde centen te vragen. Volledig beteuterd zocht hij toen nog een half uur lang met twee slapende armen om de gigantische potten geslagen naar het graf van zijn eigen grootmoeder.  Enfin we dwalen af.. Mijn grootouders hadden op de plattegrond van de begraafplaats een circuit samengesteld waar de ontdekkers van de wandel- en fietsknooppunten jaloers op zouden zijn. Er werd aan geen familielid voorbijgegaan. Op verschillende stukken van het traject zag je een rij zwarte auto’s, achter een met kransen behangen begrafenisauto, staan. De zwartgeklede begrafenisstoet, meestal met de pastoor voorop, schuifelde achter de kist naar de laatste rustplaats van hun afgestorvene.  De bloempotten werden op de grond gezet en Vava nam dan ook steevast uit respect zijn hoed af. De grootste en zwaarste bloempotten werden als eerste bij de grafzerken van de voor mij totaal onbekende ouders en schoonouders neergezet. Hier werd, onder het plengen van een traan, een babbeltje tegen de verweerde stenen foto’s van de overledene gehouden. De grafzerk werd volledig opgekuist en de grond rond het graf van alle onkruid ontdaan.  Dan werd de rondleiding voortgezet,naar alle mogelijke voor mij vreemde broers, zusters, nonkels en tantes. Die kregen allemaal een tweebloemige chrysant op hun buik. Bij Tante Jeanne, die nog snel de week voor 1 november de pijp was uitgegaan, stond er nog een eenvoudig kruisje op de verse hoop aarde. Mijn grootouders verzekerden haar: “Dat ze volgend jaar zeker terugkwamen om te kijken wat voor een soort grafzerk er op haar lapje grond geplaatst zou zijn.” Ik wipte van verveling van het ene been op het andere en keek bedenkelijk naar deze eenrichtingsconversatie. Bij het graf van Nonkel John hadden zij het wat moeilijker. “Hallo broer” zei mijn Vava dan “Je zou steil achterover slaan als je moest weten wat jouw Roza, nu allemaal uitspookt. Al haar vrije tijd spendeert zij aan haar nieuw lief. Ze heeft ook niet lang gewacht om opnieuw te beginnen hé!”. Ik keek gebiologeerd naar de grafzerk, maar nonkel John gaf geen teken van leven, hij lag al plat en draaide zich niet om in zijn graf. De roddel was misschien niet diep genoeg in de aarde doorgedrongen.   Om de wandeling over de dodenakker ook voor mij wat aantrekkelijker te maken, werd ik nadien door mijn grootouders op chocolademelk en een taartje getrakteerd. Eén week na 1 november moest er zonder twijfel terug naar de begraafplaats gegaan worden om te controleren hoeveel bloemstukken er achtergelaten waren. Vooral een giswerk, wie en voor hoeveel bloemen chrysanten de appreciatie voor de dode was geweest. Ik was als de dood, dat ik weer op mijn vrije schoolnamiddag deze ‘dodentocht’ moest meedoen. Er hielp geen lieve moeder aan, mijn grootouders waren mijn babysit en hoe hard kleinkind ook zeurde, ik moest mee. De meeste bloemen waren al helemaal verregend en enkele toonden al lichte tekenen van verrotting. Sommige planten waren al morsdood, zo dood als een pier. Op de controletocht werd al snel duidelijk, dat er op de oudste rustplaatsen, jaar na jaar minder chrysantenbollen te zien waren. Veel van de familieleden hadden het aardse leven al ingeruild voor een meer begraven of gecremeerde fase. Die lagen nu zelf onder hun grafzerk of uitgestrooid op eventueel familiebezoek te wachten. Soms dwaalden mijn grootouders ook af naar het perk met de eeuwigdurende grafplaatsen. Hier stonden gigantisch grote grafzerken, net huisjes met een deur, waar volledige stambomen onder begraven lagen. Zerken waren versierd met grote beelden van Jezus, Maria en allerhande engelen, die heel devoot met stenen ogen de hemel in staarden. Bij Nonkel John hielden zij terug halt. Er stonden niet alleen verschillende  chrysantenpotten maar ook een plaasteren vaas met kleurige geglazuurde bloemen, met de tekst ‘Van je lieve echtgenote’.  Vava knikte instemmend:  “Kijk John, Roza is je niet vergeten, jongen. Toch lief dat ze daar toch nog tijd voor gemaakt heeft, nu ze het zo druk heeft met die andere. Och John, die affaire zal ook wel doodbloeden!” Als ik moe werd en uit verveling teveel begon tegen te sputteren, liep Moemoe nog eventjes met mij naar een speciaal kinderperkje. Hier waren kleine steentjes versierd met Teddyberen en miniatuur engeltjes. Moemoe zei niets, schudde alleen treurig en meelevend haar hoofd. Waarschijnlijk wou ze mij er op die wijze op attenderen dat ik in tegenstelling met die arme kindjes nog levend rondliep. Daarna zweeg ik dus maar als een graf. Als afsluitstuk begaven wij ons naar het café recht over het kerkhof. In dit etablissement kwamen soms ook families bij elkaar nadat ze juist een dierbare begraven hadden. Zij schoven aan, aan de koffietafel waar de broodjes met ham of kaas al op schotels lagen te wachten en spoelden de koffiekoeken door met sloten koffie. Onder het vertellen van sterke verhalen over de gestorvene liep de zaak van het afscheid nemen soms wat uit de hand. Sommigen van de familie, vrienden en kennissen vonden dan de weg naar de toog van het café waar ze zich dan gewoon op hun eigen gezondheid lieten vollopen. Na elke necropolisuitstap dronken Moemoe en Vava in deze taverne, ook een paar Trappistbiertjes, liefst met een bodempje grenadine. De tramrit huiswaarts was dan ook altijd een behoorlijk stuk vrolijker, want het verdriet was minder pijnlijk als het weggedronken was.   Sim                                              14 oktober 2014 Moemoe = oma Vava = opa

Sim
80 0

De hoed

Ik draag een hoed.  Soms een echte Stetson maar meestal een volledig uit leder gemaakte Australian bush hat. Ik draag ze om twee redenen, ik vind het mooi en het beschermt me tegen drie zaken: de zon,  de regen en mensen aan de schoolpoort met een paraplu. En over deze egocentrische soort zou ik het even willen hebben. De regen valt als een waterval naar beneden als ik op een woensdagmiddag de schoolpoort nader. Er staan al heel wat ouders en grootouders te wachten tot de bel gaat, het overgrote deel van hen schuilend onder zo’n gekleurde halve bol. Vele kleuren en motieven zijn aanwezig, bolletjes motief, blauwe met kikkers, koetjesmotief maar de meeste met reclame erop voor één of ander bedrijf. Er zijn er zelfs van gekende, dure, kledingsmerken. Zelfs met dit snertweer kunnen ze het pochen niet laten, de steeds opgedirkte vrouwen, naarstig ronddraaiend en speurend opdat iedereen hun teveel betaalde regenbescherming zou opmerken. Als ze bij die egoïstische bewegingen mensen doen wegduiken, pijn doen of regenjasjes beschadigen kan hen niet deren. Neen hoor, het komt niet in hun verwaterde en niet communicerende hersencellen op dat door het niets ontziend wapen in hun handen ze vijf maal meer plaats innemen op onze aardbol, en de ander dragers naast hen idem dito ! Als de bel gaat en de schoolpoort openzwaait breekt de hel pas goed los. Een nietsontziende paraplu dragende massa probeert zich door de 4 meter brede opening te wurmen met alle au’s en godverdomme’s van dien. Boze en pijnlijke gezichten, geluid van scheurend textiel en verhitte discussies voor de ogen van de kinderen die netjes staan te wachten in de gietende regen met hun regenjasjes aan. Een mens vraagt zich af wie hier het goede voorbeeld geeft! Als de meesten de schoolplaats verlaten hebben begeef ik me met mijn kinderen richting zebrapad waar ik zie hoe zelfs de gemachtigd opzichter niet ontsnapt aan de staatsgreep der baleinen en dit onder het toeziend oog van een agent. Nu moet die laatste van mij niemand arresteren voor onopzettelijke slagen en verwondingen of voor verboden wapenbezit maar een opmerking zou misschien toch wel op zijn plaats zijn. Terug thuis en ontdaan van alle natte kledij ben ik opgelucht dat ik geen deel uit maak van die kudde imbecielen. Ik heb respect voor de ogen en kledij van mijn medemensen. Ik draag een hoed.

Hans Roofthooft
44 0

FOTO OP DE AUTOSNELWEG

Nadat ik een paar nachten onrustig geslapen had, opgeschrikt door dromen over aperitiefdrankjes, barbecue- recepten en boodschappenlijstjes, was het dan eindelijk zover : manlief, de jarige leeuw vierde met vrienden en familie met liefst twee barbecuefeestjes zijn 76ste verjaardag. Eén dag nadien, nadat alle ‘Happy birthdays’ gezongen, alles opgegeten en alles leeggedronken was, kon ik eindelijk adrenalineloos een volledige dag ontstressen. De volgende dag gingen wij de caravan uit de winterstalling halen en kon mijn slaap opnieuw verstoord worden door allerlei vakantie- inpaklijstjes. Voor wij met onze caravan richting zuiden vertrokken, hoorde ik op het allerlaatste journaal, dat de transportsector een studie zou laten uitvoeren. Ze wilden nu wel eens weten hoe het komt dat bij meestal dodelijke ongevallen er zoveel vrachtwagens betrokken zijn. Ik vraag me af of die transportsectorambtenaren ergens heel hoog in een ivoren toren zitten te slapen. Waarom huurt die sector niet eens zelf een truck en zet daar twee avontuurlijke controleurs, met het juiste rijbewijs in. Ze kunnen dan de autosnelwegen wat afschuimen en lekker de trein vrachtwagens voorbijsteken. In de federatietruck zit de ene controleur aan het stuur en steekt op het linker baanvak alle bumperklevende camions voorbij, terwijl zijn medepassagier probleemloos in de cabines kan turen. Een beetje intelligente reflectie kan al vlug die peperdure studie uitsparen. Als ze zo langs die file manoeuvreren kunnen ze moeiteloos vaststellen wat die beroepschauffeurs allemaal uitvreten behalve normaal rijden. Al snel kunnen ze de volgende conclusies aan de sector overhandigen. Sommige truckcowboys hangen geeuwend over hun stuur en slalommen knikkebollend, gedrogeerd of dronken van het rechter op het linker baanvak, liefst met een oplegger vol gevaarlijke goederen achter zich. Ze peuteren in hun neus, kettingroken en slingeren over de weg met hun mobieltje tegen hun oor aangedrukt. Ze trappen onverwachts op de rem als ze eventjes hun facebook- vrienden checken. De verveling druipt over het asfalt. Als het giet van regenen wordt deze wateropspattende vrachtwagenkaravaan  één doffe ellende. En een heel goede raad, als er werkzaamheden aangekondigd worden, kan je beter met je kleine nederige autootje tussen die onoplettende, lusteloze mastodontenbestuurders wegblijven. Voor je het weet, vergeten zij, door hun drukke bezigheden, af te remmen en wordt je eigen kleinere statussymbool tussen twee botskampioenen tot schroot vermalen. Met een beetje geluk, kan jij het nog navertellen op de spoedafdeling. De transportsector wil onze Belgische chauffeurs verplichten om een opfrissingcursus- rijvaardigheid te volgen. Wat is het nut hiervan? Dit zou echter volledig Europees aangepakt moeten worden. Niet alleen wij Belgjes, die weer heiliger dan de paus willen zijn, moeten gekeurd worden, terwijl de rest van Europa ongestoord met gangstertrucks blijven rondrijden. Ik denk dat wat meer psychologische screening en onderzoek naar de gedragscode van het vrachtwagenrijdend Oost Europees tuig hier veel meer nut zouden hebben. Wij, die regelmatig een toertje Zuid Europa maken, kunnen er van meespreken.  Wij rijden met onze sleurhut over de Autoroute du Soleil . Voor ons slingert een oplegger heen en weer tot zelfs over de pechstrook . Het is al meteen duidelijk dat de chauffeur van Poolse afkomst alles doet behalve gewoon chaufferen. Hij realiseert zich nauwelijks dat hij zijn baanvak verlaat. Als we deze wegpiraat voorbijsteken,  zien we dat hij driftig zit te sms’en.  Een beetje verder rijden er drie Roemeense opleggers op enkele meters achter elkaar. Zij scheuren over de snelweg  met een constante cruisecontrole- snelheid van meer dan de toegelaten 90km per uur.  De (t)rucker van de laatste vrachtwagen loert naar een videoscherm dat bovenaan in het midden van zijn voorruit geplaatst is. Ik kan niet zien welke film er gedraaid wordt, maar aan de roodheid van zijn gelaat vermoed ik dat het porno is. De chauffeur van de middelste camion bladert juist in de krant die opengeslagen op zijn knieën ligt, de pagina’s wapperen in de wind bij het openstaande raam . Alleen de voorste van de drie snelheidsduivels lijkt normaal te functioneren. Het zijn tenslotte niet allemaal potentiële doodrijders. Het lijkt wel dat mannen die in een auto of in een vrachtwagen stappen alle automobilistenwaardigheid verliezen. De lelijke eigenschappen zoals toeteren, vingertje omhoog, schelden en met de grote lichten flikkeren komen dan plots bovendrijven. Snelheidsbeperkingen zijn er vooral voor al die anderen. Zij voelen zich heer en meester en een kansspelletje flitspaal- verschalken behoort tot het summum van alle uitdagingen. Ook manlief leeft soms met een iets te zware voet en calculeert steeds een 5 km per uur meer op de toegestane snelheid in. Als we rond Lyon rijden mogen de gewone auto’s 90 km per uur en staat er een verbodsteken dat auto’s met caravans maar aan 70 km per uur de bocht in mogen. Maar zoals gebruikelijk wuift hij smalend mijn opmerking, licht superieur weg. Hij gelooft niet dat een flitspaal onderscheid kan maken tussen een gewone auto en een auto die zijn huis achter hem aansleurt. Een beetje verder langs de snelweg staat de fotograaf. Taddaa! De kleine hufter blijkt echter een superintelligent paaltje te zijn, want we zijn nog maar net met 90 km/u op zijn hoogte of de flash gaat af. ’t Zal een mooie foto zijn. Manlief met een gezicht vol ongeloof en ik ernaast met een verbeten neerhangende mond. Manlief beweert nog steeds, dat de flitser de ons voorbijstekende auto betrapt had, maar ik betwijfel het. De toekomst zal het uitwijzen! Straks valt er weer een omslag met het politie-embleem in onze Belgische brievenbus. Wie niet horen wil, moet betalen. Manlief sakkert dat hij het eventjes uit het oog verloren was (dag Jan!). Ik zucht gelaten. Waar ik, in meer dan twintig jaar niet in gelukt ben, zal de Autoroute du Soleil wel in slagen.  In Frankrijk temt men leeuwen! Sim                                                              26 augustus 2015   Aubenas/Ardèche   P/S We zijn nu twee maanden terug thuis en de boete is nog steeds niet in onze brievenbus gevallen. mmmm toegeven, manlief had dan toch gelijk!     

Sim
0 0