Zoeken

Waar open grond is, staat een huis

De steenbakkerij in Steendorp sloot enkele jaren geleden en werd daarna verkocht. De gemeente Temse heeft een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) laten opstellen voor herbestemming. De steenbakkerij ligt aan de Schelde, in stiltegebied, en is bovendien moeilijk bereikbaar vanaf de dichtstbijzijnde grote baan. Het RUP voorziet een KMO-zone en 150 wooneenheden op de site. Milieu- en burgerorganisaties pleiten om het toeristische karakter van de omliggende natuurgebieden en de Schelde verder uit te bouwen met een natuurcentrum of museum om op die manier de overlast van industrie te vermijden en toch jobs te creëren. Waarom moeten we van een oude streekambacht gebruik/misbruik maken om dure appartementen en KMO’s in een ‘historisch kader’ in te plannen? Kunnen we niet simpelweg dat verleden koesteren in een stuk bos met een oude steenschouw als stille getuige? De bestuurders van Temse kunnen dan heel fier verkondigen dat ze het goede voorbeeld in Vlaanderen willen geven en resoluut de kaart van duurzaamheid en natuur trekken.   ‘Alles kost geld’ Neen, in plaats daarvan redeneren zij als volgt: “Alles kost geld. We hebben geen geld om open ruimte te creëren. Een privé-eigenaar – de steenbakkerij is privé-eigendom – kan onmogelijk opdraaien om zijn grond om te laten zetten in groene zone.” Uiteraard verpatst die ene eigenaar zijn grond maar al te graag aan projectontwikkelaars.     De gemeente Temse beweert met duurzaamheid en met andere factoren rekening te houden. Duurzaamheid wil zeggen dat je inzet op economie, milieu en burgerrechten in een evenwichtige verhouding. Duurzaamheid is dus geen kleine factor waarmee je rekening moet houden, het hele plan moet duurzaam worden opgesteld. Burgers worden in de voorliggende plannen pas bij de bezwaarperiode gehoord, niet bij het opmaken van die plannen. Ook lichtte de gemeente Temse de inwoners zo laat mogelijk in. Twaalf dagen voor de deadline van de bezwaarschriften werd een infovergadering georganiseerd, de periode om die bezwaren in te dienen duurde ruim 2 maanden. Het is ook duidelijk dat de economische factor in deze herbestemmingsplannen doorweegt op de milieufactor, anders behoud je koste wat het kost de volledige aanwezige natuur binnen de omheining van de steenbakkerij. Die natuur is waardevol, ze grenst immers aan natuurgebieden. De steenbakkerij ligt ook in stiltegebied van de Scheldevallei. 32 KMO’s, 150 woningen en stiltegebied zijn moeilijk te combineren.   De gemeente Temse ligt in het Land van Waas. Veel boeren van Verrebroek en omgeving zijn slachtoffer van nieuwe natuur. Sommige stukjes landbouwgrond worden daar zomaar tot natuurcompensatiegebied voor de Antwerpse haven gekroond zonder dat de boeren iets mogen zeggen. Maar natuurlijk is het absurd te denken dat we voormalige industriezone zouden omzetten in natuurgebied, want “niemand heeft centen”.   Blijkbaar is er geld voor natuurcompensatie. Blijkbaar liggen er ook veel centen klaar voor natuurontwikkeling in de Scheldevallei. Wil het lukken dat Steendorp aan de Schelde en op een boogscheut van de haven van Antwerpen ligt! De steenbakkerij ligt tussen vijf natuurgebieden, waarom doen we hier niet aan natuurcompensatie? Nieuw natuurgebied tussen bestaande natuurgebieden brengt meer op dan een gebied ergens in een verre polder vlak naast de haven om te toveren tot een broedplek voor vogels.   Toeristisch knooppunt De gemeente Temse heeft zijn redenen voor deze verkaveling: alles kost zoals gezegd geld en dit project zou geld moeten opleveren. En jobs. Als ik 10 dagen per week op café zat, geloofde ik dat. Maar wetende dat 80% van de Belgische KMO’s nul werknemers hebben, twijfel ik er sterk aan of dit project veel jobs brengt. Zo’n KMO-zone verplaatst ook gewoon de jobs van ergens anders. Een nieuw natuurcentrum of museum doet dat niet.Men hamert er ook op dat er een groene buffer voorzien wordt en dat er een ‘toeristisch knooppunt’ komt. Licht- en geluidsoverlast van verkeer naar en KMO-activiteit op de site heeft wel degelijk impact op de omliggende natuur. Ook is een steenschouw onderhouden en een handelspand voorzien wat zwak qua ‘toeristisch knooppunt’. Maar goed, ze houden toch maar mooi rekening met alles. Veel burgers zijn tegen bouwen op slecht gelegen locaties en tegen het in de strot rammen van alles-of-niets-plannen. Want dat zijn deze plannen geworden volgens de gemeente Temse. Ofwel komt deze herbestemming van de gesloten steenbakkerij er, ofwel niets. Er is geen gulden middenweg waarin de belangen van het schepencollege en betonboeren én de belangen van de inwoners hand in hand gaan. No doubt!   De vraag is ook wie er geïnteresseerd is in een gebied dat moeilijk bereikbaar is, ver van de dorpskern ligt en een mooi uitzicht over de Schelde heeft? En dat terwijl er nog meer dan 20 KMO-units in Temse leeg staan. Minister Schauvliege, grijp uw kans. Dit is een serieuze alarmbel. Maar natuurlijk heeft u blind vertrouwen in uw gemeentes (zeker die geleid door CD&V) en komt u bijgevolg niet tussen uit “opportuniteitsoverwegingen”. Het plan mag dus indruisen tegen uw beleid, u komt niet tussen tenzij de plannen indruisen tegen wettelijke regels. Kortom, op Vlaams niveau wilt u het lappendeken Vlaanderen terugdringen, op gemeenteniveau mogen ze alles doen, als het maar binnen de wet past. Leve de verkaveling in stiltegebied! Gezien de commotie rond de nieuwe Vlaamse natuurkaart weten we dat de gemeente Temse niet de enige gemeente is die liever industrie dan natuur ziet komen. Telkens maar weer klinkt de verdediging ‘dat ze er al enkele jaren mee bezig zijn een industriegebied te plannen’, en dan hebben we toch liever snel nog die industrie dan natuur? Want eekhoorns en konijnen betalen nu eenmaal geen belastingen. De langetermijneffecten van industrie midden in de natuur en naast een dorp zijn toch voor later. Leve onze kinderen! gepubliceerd op Apache: https://www.apache.be/gastbijdragen/2017/03/27/waar-open-grond-is-staat-een-huis/ © Apache

Alec Lamberts
23 0

Laag na laag

Laag na laag Ken je het gevoel dat je wacht op het moment dat de hemel op je hoofd zal vallen? Zo leef ik al mijn hele leven. Een kwak wolk, niet zijdezacht, zal neer denderen op mijn achterhoofd en uiteen spatten in kleine, brokkelige stukjes net naast mijn grote teen. Zo stel ik mij het voor. De knal erbij zal mij ineen doen krimpen, net zoals elke zweepslag van de dompteur mij in angst deed opspringen toen ik met mijn moeder en vader in het circus was op een zompige weide. Ik ben het meisje uit het kleurboek met de harde kaft. Je moet mijn springende paardenstaart met strik inkleuren, liefst in geel en groen. Mijn golvende jurkje maakt je blij. Mijn voeten dragen een raar paar schoenen, maar dat hoort zo voor meisjes in kleurboeken. Ik woon in een huis vol zon met stiften en potloden in de lade van de grote kast. De radio staat aan. Mijn moeder zingt altijd mee, zo luid als zij maar kan. Dat voelt ontzettend fijn. Ik ken een lied over een hond die werd doodgeschoten omdat hij oud was. Dat deed mij huilen, maar nu weet ik het, het was toch maar een lied. Of samen vier strofen zingen van “Mijn Herder zijt Gij, o mijn Heer…”De dag is dag na dag dezelfde dag. Een kopje melk aan een drukke tafel, mee naar de badkamer, vertrekken naar school, een dag bij vreemde mensen, thuis komen, huiswerk, een beetje TV, eten en recht naar bed met een boek tot mijn vader roept aan de trap beneden dat het tijd is voor stilte. Het licht gaat uit en na een nacht begint een nieuwe dag. De hemel speur ik immer twijfelend af en ik zie een teken in kleuren van de nacht. “Waar komen die angsten toch vandaan?” Hij vraagt het nauwelijks geïnteresseerd. Zijn voeten trommelen het ritme dat hij leerde op de salsales. Dat is een noodzaak voor zijn veroveringstochten. “Jij bent één van mijn angsten”, denk ik, maar deze tekst rolt niet van links naar rechts over mijn voorhoofd. Angst niet interessant genoeg te zijn, angst verkeerde dingen te zeggen, angst verlaten te worden, angst te zijn wie ik ben maar ben. “Jij bent mijn angst”, schreeuwt het kleine hartje, maar zoals gewoonlijk geeft hij niet thuis. Ik ben geen Alexia, Zulema, Shebon en oningevulde stippellijntjes. Een uitdaging ben ik niet. Hoe fout van mij om net daar de trooster te gaan zoeken. Na twaalf korte berichtjes is dit het echte einde en tot mijn grote opluchting is het leven het daarmee eens . “Ik denk dat ik ga leren synchroon zwemmen.” “Waar komt dat nu weer vandaan?” “Je kent mijn angst voor water?” “En ook je angst voor snelwegen en drukke winkelstraten.” “Water houdt niemand vast en eindelijk ben ik daar klaar voor. De remmen moeten uit mijn leven en water zal mijn nieuwe start zijn. Daar komen al mijn angsten samen,“ zeg ik na een stilte waarin wij allen nadenken. De woorden hebben hun weg gevonden en dat maakt mij kinderlijk blij. Het gevoel van samen zingen met mijn moeder. Mijn vrienden geven nog niet op. “Ik ken niemand die aan synchroon zwemmen doet. En trouwens, jij kan toch niet zwemmen?” Ik moet er hartelijk om lachen. Liefde zit echt overal. In mensen die om je geven bij je nieuwe levensplannen en praktische bezwaren durven opperen. “Ik ga op zwemles.”, verklaar ik nu gedecideerd. “Ik moet nog zoeken naar de juiste leraar, maar dat zal wel lukken, toch? Ik moet gewoon nu doorzetten. Ik noem het de bucketlist van angsten. Eén voor één gaan mijn demonen eraan geloven.” Wat verlang ik ernaar een vette vink te kunnen zetten naast elk van mijn verlammende gedachten. Of weer een draak verslagen en ik kan doorgaan naar het volgende niveau. “Je zou ook op cruise kunnen gaan, dat is ook water. En duizendmaal leuker voor jou, denk ik dan”, oppert een vriend behulpzaam en hij verbergt zijn medelijden. Ik zie mij zo weer aan de reling tijdens mijn eerste ferryovertocht van Zeebrugge naar Ramsgate en alles is er weer. Dat hulpeloos gevoel te midden de zee te zijn zonder kusten te zien, geen anker en geen houvast, staat gapend in mijn hoofd. Ik zeg het toch maar niet. “Toch ga ik op zwemles. En synchroon zwemmen zal ik.” Ik sta op de vloer van het zwembad naast de rand. De geur en de geluiden staan mij tegen. Gelukkig klotst het water niet. Mijn zwemleraar komt al op mij afgestapt. Drie keer diep ademhalen en ik vind mijn klaterend omhulsel terug. Het meisje dat ogenschijnlijk El Capitan bedwongen heeft, maar rillend aan de ladder van het bad staat. “Wij beginnen toch niet in het peuterbadje?”, begroet ik haar hartelijk. Later zal ik misschien huilend in haar armen vallen omdat ik tot aan mijn kin in het water durfde. Zoveel nonsens is voor haar geen levensdoel. “Spring er maar in”, lacht zij en zij negeert mijn ogen gevuld met ongeloof. Wij staan in het water en wandelen heen en weer in het ondiepe. Naast elkaar. Zij doet alsof zij niet bezorgd is. Het water is ijskoud en ik probeer mij in te beelden dat ik ergens anders ben, net zoals ik bij de tandarts doe. Daar ben ik altijd op een berg en de marmotten springen gniffelend om me heen. Als ik nu maar kon zingen dan weet ik dat het goed komt, maar een lied kan ik nog niet verzinnen. “En nu even onder water met dat hoofd”, zegt zij na een aantal doelloze wandelingen in het lachwekkende gedeelte van het zwembad. Ik voer haar bevel uit zonder nadenken, ook al weet ik dat één keer ik onder water ben de doffe tonen van het zwembad mijn hart zullen doen bonken. Het deinen van het water vermengd met de gillende tonen van enthousiaste zwemmers heeft het effect op mij als een nagel die krast op een schoolbord. Mijn hoofd hangt ergens onder water in de lengte van het 25-meter bad, los van mijn verkrampte romp. Angsten denderen in die luttele seconden. Meegezogen ben ik in een nooit eindigende kolk en mijn hoofd probeert tevergeefs greep te krijgen op gedachten die vernietigend zijn. Proestend kom ik weer boven alsof ik gered ben van een gekapseisd jacht op haar zij. “Dat doen wij nog een keer”, zegt zij als ik uit gehijgd ben en weer durf geloven dat dit leven is. Zo zit de eerste les erop. Zo gaat dat weken door. Overdag in het zwembad is elke minuut een strijd en ’s nachts zwem ik loom en trots op mijn rug in een donkerblauw decor met een lichtheid die mijn dagen niet kennen. Het water laat mij los. Er is alleen het geluid van de rimpeling van het water. Voor ik er erg in heb, wordt het pakken van mijn zwemzak een ritueel arm aan emoties. Als de laadklep van de auto met een knal wordt dichtgegooid, stuurt mijn auto mij naar het zwembad. Aan elk rood licht voel ik het water glijden in één beweging aan de zijkant van mijn badpak, het kriebelt en ik moet lachen. “Mira Sofía-a-sin tu mirada sigo, sin tu mirada sigo…. Sé que ya no soy-oy-oy-oy zijn de klanken die ik uitstoot samen met Alvero Soler. Ik fluit, neurie, dans het niemendalletje de hele weg. De vrolijkheid schalt. Dat is het meisje dat al een eeuwigheid leeft, verborgen, en dus niet kan worden bemind. “Je mag trots zijn op jezelf”, zegt mijn leraar na de laatste les bij een koffie in de cafetaria van het zwembad. Beter kan ik niet worden. Ik ploeter naar de overkant in mijn eigen onorthodoxe zwemstijl en voor het eerst schaam ik mij niet voor wie ik ben en wat ik maar kan. “Je kan nu overal het water in,” voegt zij eraan toe. “In dit zwembad zal het wel lukken, maar een rivier, een infinity pool, een zee…” Ik eindig mijn zin niet, maar mijn lerares knikt begrijpend. Wij nemen afscheid zoals onze lessen waren: hartelijk, kordaat en vooral niet sentimenteel. Ik blijf nog even zitten en kijk door het glas naar het zwembad beneden. Het is spitsuur en er is een wirwar van kleuren en bewegingen. Plots zie ik in een hoek van het zwembad mijn vader tot aan zijn middel in het water. Een frêle meisje legt haar handjes achteloos en vol vertrouwen in zijn handen. Dat meisje ben ik. Ik spetter en trappel met mijn voetjes, gillend, met een vader die mijn blik geen moment loslaat. Mijn vader stapt traag achteruit en ik lig lachend in het water met een zwemband vol psychedelische bollen om mij heen. Mijn moeder roept aanwijzingen vanaf de kant. Mijn zus zwemt weg, golvend als een dolfijn, naar het midden van het zwembad en kijkt niet om. Ik leg mijn hand op het tafereel. Het glas voelt koud. Ik zal elk van hen achterlaten, maar kijk nog één keer om: bang, licht, bang.

Anne-Marie De Clercq
8 0

Voor mij een thee

"Een thee voor mevrouw en een koffie voor meneer.""Neen, de thee is voor mij.""Excuseer meneer."Jaar in jaar uit word ik geconfronteerd met dit en ik begin het langzaam aan beu te worden. Waarom wordt thee als vrouwelijk geafficheerd? Is het zo moeilijk te geloven dat een man ook een kopje lust? Waarom moet ik mij steeds weer verantwoorden voor mijn keuze?Kijk, ik verdraag geen koffie. Alleen de geur kan mij bekoren, maar als ik het drink, dan brandt dit goedje een gat in mijn maag. Ik kan zelfs niet tegen de mokka in ijs of gebak.De vraag is: "Wat is er mis met thee?" Niets, zou ik zo zeggen, helemaal niets. Het zit tjokvol antioxidanten en andere goeie dingen. Thee werkt kalmerend. Behalve het feit dat de dosis cafeïne zo laag is dat ze de term theïne hebben moeten uitvinden, moet je er ook nog eens rustig de tijd voor nemen om een pot thee op een deftige manier te brouwen. Daarnaast biedt thee zijn consumenten voldoende variaties aan zonder bijkomende toevoegingen.En dit tot tegenstelling met koffie dat lijdt onder allerlei onzinnige bijvoegsels zoals pompoen, hazelnoot, spicy...Voor sommigen zijn zelfs die toevoegsels onvoldoende en men snakt naar nieuw ontwikkelde koffies met onttrekkingen. Mijn simpel verstand kan er niet bij dat je het actieve bestanddeel van een goeie kop koffie eruit wilt halen. Ik snap niet hoe een fanatieke koffiedrinker deze vreemde dingen kan smaken.Begrijp me niet verkeerd, ik heb niets tegen koffielurkers... Iedereen drinkt wat hij of zij wilt. Helaas zijn er rasechte theewaterhaters die je minachtend aankijken als je rustig aan je theetje sipt."Weet je nog? Die goeie ouwe tijd in Boston? Toen hebben we die mietjes een goed lesje geleerd."Als ik zulke idioten bezig hoor, begint mijn bloed te koken!"Thee zit vol vrouwelijke hormonen.""Wat voor smaak zit er nu in warm water?""Dat stinkt toch?""Ah ja, water met een kleurtje."En zo gaat dat maar door terwijl ik bittere tranen huil als ze mijn drankje zo de grond inboren. Weten deze mensen dan niet dat thee mijn bakkie troost is? Mijn moment van zen? Het rustpunt van een hectische bestaan dat moet doorgaan als leven?Jammer genoeg moet ik niet alleen de racuneuze blikken van de koffielurkers trotseren, ook het theevolk houdt iedere handeling met argusogen in de gaten. Aan het oog van de buitenwereld onttrokken, woedt er in het land van de thee een strijd tussen Puur, Melk, Suiker, Boter en Citroensap. Het is moeilijk om je dit voor te stellen, maar deze verdeeldheid heeft al hele generaties, families, gemeenschappen en vriendschappen verscheurt of vernietigd. Het wordt nog een pak ingewikkelder omdat de Melk verdeeld raakt over het Juiste Gebruik. Heel eerlijk snap ik de hele hetze niet, vooral omdat de eindkleur hetzelfde blijkt te zijn.Enfin, kun je begrijpen dat ik de hele strijd beu ben? De strijd om het stereotiepe beeld? De strijd om pietluttigheden?"Daarom een oproep voor minder vooroordelen."Koffie of thee zijn beide hete dranken met genoeg stimulantia om wakker te blijven. Er zijn meer overeenkomsten dan verschillen."Ik voer een pleidooi voor minder strijd."Koffiebonen en theeblaadjes ontspruiten uit de goede Aarde, de enigste planeet met leven erop. Tot het moment dat we leven op een andere planeet ontdekken, moeten we in vrede onze planeet onderhouden zodat iedereen van zijn favoriete kopje kan genieten."Smaken verschillen."Of je nu boter bij je thee of cacao in je cafeïnevrije espresso wilt... drink wat je hart verlangt en niemand kan of mag je dat verbieden."Er bestaat niet zoiets als een stereotiep."Mietjes en vrouwen drinken ook koffie. Stoere mannen kunnen genieten van een sterk kopje thee. Zet je erover! Punt aan de lijn! Enfin, nu weet je het voor de volgende keer. Als ik samen met mijn vrouw iets warms wil drinken... Voor mij een thee.

Wibboo Jozefs
0 0

Hoe sexy is autisme?

Zondag 2 april was het opnieuw wereldautismedag. De laatste maand is er nogal wat verschenen in de krant omtrent het nieuwe personage in het Amerikaanse Sesamstraat die autisme zou hebben. Hier is mijn antwoord op het idee dat autisme sexy zou zijn:   Autisme is sexy zolang we het toepassen op succesvolle mensen... Misschien daarom dat we steeds ook altijd het etiket proberen te plakken op mensen die succesvol zijn geweest, waarbij we vaak het tragisch leven (kijk naar iemand zoals Mozart) ook maar buiten beschouwing laten en enkel kijken naar de successen die ze hebben geboekt. Interessant is een gesprek dat ik ooit heb gehad met een vrouw op het spectrum die in Sillicon Valley werkte, waarvan gezegd wordt dat autisme daar bovengemiddeld voorkomt. Die vrouw drukte me op het hart dat het hier geen hond kan schelen... "Tot we ineenstorten en op de bank van een psychiater terechtkomen"... En zo is het maar net... 1 op de zeven mensen op het spectrum werkt niet voltijds... En geloof me ik ken mensen met een masterdiploma (ik ben er zelf mee bezig) die geen betaald werk kunnen verrichten. Ik ken er die cum laude zijn afgestudeerd maar nu rapportjes intypen bij de overheid, want ja, "daar zijn autisten toch goed in? Het is repetitief en vergt langdurige concentratie". In Attwoods boek over asperger komt er een wetenschapper in voor, ik ben al zijn naam vergeten en hij wordt nooit in de lijstjes met waarschijnlijke autisten genoemd, waarvan heel wat wetenschappers hebben gesnoept terwijl hij zelf nooit in het voetlicht is getreden. Hij was zo extreem asociaal dat hij zelfs niet met zijn poetsvrouw kon communiceren over haar taken daar gebruikte hij briefjes voor, en als je iets van hem te weten wilde komen moest dat op een heel expliciete manier gebeuren want hij kon niet communiceren op een één-op-één manier. Ook Peek (waarop Rainman is gebaseerd) was een vrij tragisch geval, hij kon boeken lezen twee pagina's met een keer, maar kon uiteindelijk helemaal niets met wat hij tot zich nam, god, hij kont niet eens voor zichzelf zorgen. Succes is namelijk sexy; toen ik bijna afstudeerde als informaticus ging ik naar de techdays van Microsoft en werd ons een rij personen genoemd, die allen één ding gemeenschappelijk hadden: ze waren allemaal door technologie voor hun 25ste miljonair geworden, dat b.v. Bill Gates rijk is geworden door een clausule in een contract te stellen dat geen exclusiviteit gaf aan IBM waardoor hij zijn besturingssysteem aan de klonen kon verkopen, of dat Steve Jobs rijk is geworden door code te sluiten die eerst open was, werd natuurlijk niet vermeld (ook niet trouwens in de lijstjes van waarschijnlijke autisten)... Dat wij, als jonge nieuwe techneuten waarschijnlijk nooit miljonair zouden worden, en waarschijnlijk het grootste deel van ons leven gewoon code zouden pompen waarmee een ander rijk zou worden (zoals in de meeste jobs trouwens) werd ook niet vermeld... Niet omdat het geen realiteit is, maar precies omdat het niet sexy is. Autisme is helemaal niet sexy, ik heb op een afdeling gezeten van mensen met autisme die suicidaal waren, ik herinner me zelfs iemand die zo graag sociaal wilde zijn dat hij XTC aanbeval omdat er een bepaalde hoeveelheid oxytocine in zat... Dat is niet sexy, dat is tragisch. Maar ja, ik ben dan weer ooit verkozen als zwartgalligste persoon van mijn generatie.

Malakh Ahavah
119 1

Het voorval van de noodzakelijkheid

Het voorval van de noodzakelijkheid Dit is voor alle mannen die het verkeerd hebben begrepen. Dit is voor alle vrouwen die ’s avonds met een sleutel tussen hun vingers geklemd over straat lopen. Dit is voor alle vluchtelingen die nu nog langer op een verblijfplaats en een normaal leven moeten wachten. Dit is voor iedereen die benadeeld wordt door geslacht, ras, religie, huidskleur of seksuele geaardheid. Wij hebben feminisme nodig.   Toen ik mijn vader voor het eerst vroeg of hij een feminist was, antwoordde hij dat hij niet vond dat vrouwen mannen zo moesten neerhalen en ook dat vrouwen zich tegenwoordig veel te belangrijk voelden. Dit is een perfect voorbeeld van iemand die geen idee heeft wat feminisme is.   Om het in een notendop uit te leggen: een feminist is iemand die gelooft in de sociale, economische en politieke gelijkheid van alle mensen. Spijtig genoeg heeft dit begrip een verkeerde naam gekregen en ik kan begrijpen dat men denkt dat het betekent dat alleen vrouwen belangrijk zijn of dat alleen vrouwen rechten verdienen. Het is eigenlijk het tegenovergestelde.   Als ik zeg dat ik een feminist ben, dan zeg ik dat ik mannen én vrouwen steun, maar ook transgenders, dubbel-genders, anti-genders, blanken, zwarten, alles daartussen, homo’s, lesbiennes, biseksuelen, anti-seksuelen, islamieten, christenen, boeddhisten, humanisten, atheïsten, gehandicapten, psychiatrische patiënten enzovoort. Als u de helft van deze termen nog nooit hebt gehoord, adviseer ik u een dubbele portie internet en feminisme.   Ik vind niet dat vrouwen meer dan mannen moeten verdienen. Ik vind ook niet dat mensen die hetero zijn, slecht zijn. Ik hou ervan om opinies te horen en discussies aan te gaan. Ik zal uw opinie respecteren, zolang die het bestaan van niemand in de weg staat.   Wat ik wil is dat iedereen zich comfortabel voelt. Ik wil dat iedereen zich veilig voelt. Ik wil dat iedereen mag liefhebben wie hij of zij wil liefhebben.  Maar wat ik het liefste wil, is erkenning. Wij vergeten soms elkaar als mensen te behandelen. Dit is een moeilijke zaak, omdat de media, de industrie en de maatschappij ons zwaar beïnvloeden. Het is tegenwoordig zo belangrijk om leuk te worden gevonden door iedereen en als voorwaarde om leuk te zijn moet je normaal zijn, er normaal uitzien, je normaal gedragen. Velen, ook ik zelf, voelen zich hier door opgesloten. We moeten ons bevrijden uit het idee dat we de ‘perfecte’ mens moeten zijn, want ik zal u iets vertellen: hij of zij bestaat niet.   Mensen stoppen alles en iedereen in hokjes. Als er een baby wordt geboren, gebruikt men roze voor het meisje en blauw voor de jongen. Mijn moeder vindt dat ik te veel zwart draag. Wat als ik van zwart houd en mijn beste vriend van roze? Het woord ‘homo’ wordt tegenwoordig vooral als een scheldwoord gebruikt. Is men vergeten dat dit een vertaling uit het Latijn is voor ‘mens’? Zogezegd zijn homoseksuelen en zwarten een ‘last’ voor de samenleving. Maar de enigen die ik op straat lawaai hoor maken of geweld zie plegen zijn de haters. Men klaagt altijd dat er te veel Marokkanen in België zijn, maar er zijn dubbel zoveel Italianen hier en daar hebben we blijkbaar geen probleem mee.   Ja, er zijn wijken waar zwarte mensen niet durven door te lopen. Ja, er zijn vrouwen die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Ja, in onze huidige economie verdienen blanke mannen nog steeds het meest. Ja, om in de filmindustrie aan een job te komen, moet je een ‘normaal’ persoon zijn. Ja, het begrip ‘normaal’ wordt nog steeds veel te beperkt gedefinieerd. Ja, sommige mensen zijn tegen anderen, omdat ze nooit anders hebben geweten en dat moet veranderen. Ja, velen durven niet uit te komen voor hun seksuele geaardheid omdat ze bang zijn om niet geaccepteerd te worden.   Feminisme moet zich sneller verspreiden dan een virus. Het zal niets dan goeds teweegbrengen. Ik ben een strijder voor liefde.   Ik heb lief.

Camilla Peeters
0 1

We drijven uit elkaar

Junior Journalist- wedstrijd 2017   Camilla Peeters   We drijven uit elkaar Wat is er precies gebeurd op de grote klimaatconferentie in Parijs eind 2015? Grote mensen hebben handjes geschud, er zijn veel foto’s genomen, er is goed (en veel!) gegeten en er zijn een paar papieren ondertekend. Hier is wat er gebeurd is sinds de klimaattop: er zijn nog een paar papieren ondertekend (hoezee!) en… Dat is het zowat. Ziet u wat er ontbreekt? Misschien ben ik de enige, maar ik mis de actie of nog belangrijker: het in actie schieten. Het is een bekend feit dat politici goed kunnen praten (lees: discussiëren), maar het schijnt mij dat ze vergeten zijn dat dat niet hun enige taak is. Als je afspraken maakt, moet je ze ook nakomen. Zo heb ik het althans geleerd.   Mijn ouders hebben mij degelijk opgevoed. Ik heb dus ook geleerd om een probleemstelling op gestructureerde wijze aan te pakken. In de eerste plaats moet je een plan opstellen. Ik ben zo vrij geweest –gezien blijkbaar niemand anders die verantwoordelijkheid lijkt te voelen- om even een plan op te stellen voor onze wereld. Meer bepaald, voor de mensen op onze wereld.   Stap één: maak de afspraken die je hebt gemaakt concreet en voer ze uit. Met uitvoeren bedoel ik: voer ze nu uit, niet over dertig jaar. De betonstop is een prachtig plan, maar het is ronduit idioot om het pas in 2050 uit te voeren. Vlaanderen is op dit moment voor twintig procent bebouwd. Dat is één vijfde van al de grond. Als we nog eens dertig jaar wachten, hoe groen zal Vlaanderen er dan nog uit zien? Of beter: hoe niet-groen zal het eruitzien? Ik weet niet hoe anderen erover denken, maar groen staat de natuur gewoon beter dan grijs. Grijs is zo uit de mode. Denk maar aan de vorige keer dat we grijs hebben geprobeerd, tijdens de eerste industriële revolutie, dat is totaal niet stijlvol afgelopen.   Stap twee: schrijf het volgende zinnetje op in een notitieboekje en leer het uit je hoofd: kapitalisme is niet het enige dat bestaat. Kapitalisme is niet het enige dat bestaat. Kapitalisme is niet het enige dat bestaat. Nu je toch bezig bent, leer dan ook maar: de mens is een flexibel wezen, dat kan veranderen van gewoontes onder druk. Ik weet ook wel dat het niet leuk is om minder kleren te kunnen kopen, appels uit België in plaats van kiwi’s uit Nieuw-Zeeland te eten, om de lichten niet de hele nacht te laten branden, enzovoort. Dat zal even wennen zijn. Maar ik weet nog zekerder dat het nog veel minder leuk zal zijn om geen natuurparken meer te kunnen bezoeken omdat er geen meer zijn, om niet meer naar de zoo te kunnen wegens het uitsterven van de meeste exotische diersoorten, om te moeten verhuizen omdat de hele stad is ondergelopen wegens het smelten van de polen en het stijgen van het waterniveau in de oceanen, om geen zuurstof meer te hebben, ...Het wordt dan wel heel moeilijk om nog comfortabel te leven… Ja, deze opsomming klinkt heel onrealistisch, ‘Dat is toch nog ver in de toekomst?’ zou je kunnen zeggen.   Ooit zal die verre toekomst ‘nu’ zijn voor jonge mensen, kinderen en ouders, mensen zoals jij en ik. Zij zullen niet trots naar de geschiedenis terugkijken. De eenentwintigste eeuw zal in de geschiedenisboeken beschreven worden als ‘de tijd waarin iedereen enkel aan zichzelf en aan geld dacht, waardoor we nu dik in de problemen zitten!’ Er zal voor hen niets anders op zitten dan langzaam toekijken hoe alles rond hen afbrokkelt. Of ze zullen een supersonisch snelle raket moeten bouwen, waar toevallig de hele mensheid in past. Dat is ook nog een optie, al weet ik niet welke van de twee het meest deprimerend klinkt.   We drijven uit elkaar. Als grote continenten staan we daar. Wij en zij. Zij en wij. Zolang de autoriteiten maar het overwicht hebben en alles beter doen. Met beter doen bedoelen ze dan papieren ondertekenen, die dan opbergen in de onderste lade van hun bureau en erover zwijgen. Het is natuurlijk ook niet eerlijk om de schuld helemaal bij de politici te leggen. Het is verbazend hoe weinig mensen zich realiseren hoe veel macht ze zelf hebben. Een grote groep- ‘gewone’ mensen- kan werkelijk bergen verzetten. De macht is aan het volk. Als de eerste minister zeer goed let op zijn energieverbruik zal dat nog steeds minder effect hebben dan wanneer een hele bevolking(sgroep) een beetje meer op zijn energieverbruik let, ongeacht hoe bekend die minister ook is. Met onze acties stemmen wij. Met onze acties oefenen wij macht uit. De macht is dus, zonder voorwaarden, aan het volk. De macht is ook aan de groep die zichzelf het meest onderschat: de jeugd. Helaas lijdt de jeugd aan een chronisch doemdenker syndroom: we zijn er zo van overtuigd dat we zullen falen in wat we eigenlijk willen doen, dat we er al niet meer aan beginnen. Wij moeten echter niet onderdoen voor de ‘big guys’. Niet over denken, maar doen. Dat zouden ze ons moeten leren op school.   De toekomst staat voor de deur en is erop met veel kracht aan het bonzen. We moeten onszelf niet meer de vraag stellen: ‘Zouden we de deur opendoen?’, maar: ‘Wat kunnen we doen eenmaal de deur geopend is?’ Hoe groen wij de planeet houden is een taak die we met veel zorg moeten accepteren. We moeten accepteren dat een probleem reëel is, ook al zien we de gevolgen niet in onze eigen tuin. We moeten beslissingen nemen. Met veel liefde en respect moeten wij onze aardbol in de armen nemen en fluisteren: ‘Alles komt goed nu, ik ben er om je te helpen. Sorry, dat ik zo lelijk tegen je heb gedaan.’ En deze keer moeten we die woorden ook menen.

Camilla Peeters
0 0

De keerzijde van Toernée minérale

1 maart klokslag middernacht. Het geluid van het ontkurken van een fles cava weergalmt eindelijk nog eens in mijn keuken. Gekoeld coupeke klaar, enkele gekruide en in blokjes gesneden Brugse kaas om het alcoholgif dat zolang uit mijn lijf verdreven is, wat tegengas te geven. Ik hef het glas op mijn wilskracht, mijn doorzettingsvermogen, op het streng geweest zijn voor mezelf om een maand lang geen alcohol te drinken. Het smaakt. Het smaakt naar “back to my roots”, enfin ik moet nu ook niet overdreven, meer naar een “Darling, I’m back home!”. En toch vraag ik me af : waarom eigenlijk. Ik bedoel…   Waarom Tournée minérale. Waarom ga ik of all people als een verloren gewaand schaap mee in de kudde van honderdduizenden Belgen die een maand lang niet drinken? Wat is eigenlijk de drijfveer bij al die mensen? Gezondheid maar dat staat met persbericht via een woordvoerder die de bevindingen van De Ingeschrevenen naar buiten brengt. ’t Zal wel zijn, gezondheid. Met alle respect maar is dit antwoord al niet in se verkronkeld in de hele omslag van het gebeuren omdat er inderdaad niets gezond is aan alcohol? Hier leer ik niets bij, al is het maar dat mensen vandaag nog steeds, of misschien beangstigend meer en meer in kudde leven, blindelings ja zeggen of erger nog, niet meer kritisch staan tegenover eigen verzuchtingen.   De meerderheid van de Tournéemineralers kennen weinig of geen problemen met alcohol. Kan tellen, hoewel Tournée minérale, naar ik meen, geen surrogaat voor de AA wil zijn. De hele opzet is om de tijd van een maand stil te staan bij je eigen alcoholgebruik- en gewoontes. Lovenswaardig initiatief, dat wel.   We leven in vreemde tijden. Beangstigende tijden waarin politiek Macht gebruikt om het peuple in het gareel te houden, een tua culpa op de borstkas te slaan en mensen af te houden van pijnlijkere zaken die het belang van eenieder aangaat. Het volk mag zich niet (meer) amuseren tot court. Fais pas ci et fais pas ça. It’s about macht. Volksstemmerij. Een “ik weet wat goed voor je is want jij weet het niet”. De overheid als controlerend apparaat.   Ik zeg maar wat : is er iemand die zich bekommert om de gezondheid van het personeel in grote parfumwinkels waar werknemers uren lang vertoeven in de walmen van parfums, blushpoeders en psssshht-bussen? Is er iemand die zich bekommert om de rugklachten van die fietsende 'werknemers' die met kilo’s eten en drank op de rug door de stad rijden?   Zeggen dat Tournée minérale naast de kwestie is, is een beetje kort door de bocht. Het is altijd een positieve onderneming om een duw te geven naar eigen reflectie. Maar de uitwerking mist een beetje zijn doel en lijkt meer op een attractie pour amuser le peuple, om het volk te bedwingen, om het volk ergens naar toe te leiden (geld storten voor de Stichting tegen kanker) en om later overbodige gezondheidslijnen uit te krijten; ik zeg maar wat,  als iedereen als reden om deel te nemen het belang van zijn of haar gezondheid opgeeft, krijgen we geheid binnen zes maanden de aanmanende overheidsvinger, in de vorm van persberichten, brochures, websites en toolkits van het ministerie van Volksgezondheid over het gebruik en de gewoontes van alcoholgebruik en blijven de échte alcoholiekers in de kou van de AA staan.   Waarom dan Tournée minérale voor mij? Ik wou bij mezelf eens checken of ik wilskracht kan tonen. Ik lijd namelijk aan uitstelgedrag en ik geef nogal snel op. Tournée minérale leek me de ideale truc om mezelf op korte termijn te onderwerpen aan iets groots en zichtbaars zonder mijn geest of mijn persoonlijkheid te ondermijnen. De motivatie kon worden aangewakkerd door de nieuwsbrief en de enkele mensen rondom mij die meededen. Ik zeg maar : ik wil me niet schuldig voelen over het glaasje wijn dat ik thuis na twaalf uur werken drink. Ik wil me niet schuldig voelen omdat ik me al eens laat gaan tijdens een weekend. Mensen die me kennen weten dat ik mijn lichaam tamelijk goed onderhoud, hoewel het slapen beter kan; mijn lichaam is echter geen heilige tempel.   Conclusie : ik zou niet meteen roepen : “Volksmanipulatie!”, ik heb deze maand met water weggespoeld, mijn doel is bereikt en ik kan weer een beetje trots op mezelf zijn. Een slag binnen voor mijn doorzettingsvermogen. Daar drink ik op!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
19 0

Echt. Toch?

Shattig toch, zo'n kitten in een reclamespot, of Neroke van Carmen op tv. Vraag is hoe komen die dieren op shoot of filmset terecht? Via hun heel eigen modellenbureau, zo blijkt.   We leven in het tijdperk van de technologie. We vertrouwen niet op onzelf zijn te veel bezig met wat anderen over ons denken, Spammen elkaar op sociale media met onze bezigheden. Facebook, instagram, twitter... Wie bekijkt er eigenlijk je posts? Vrienden, vrienden van vrienden? Staat je profiel openbaar? je profielfoto's zoiezo.Als je iets wist blijft dat in de databank van facebook staan. Wat je van je computer wist staat nog op je harddrive. Hacken is illigaal maar ze zijn er wel: wite hats, grey hats, red hats, black hats. Google die begrippen eens dan weet je over wat ik schrijf. Je sociale media hacken is simpel dat is je paswoord waarschijnlijk ook. Dat kan vanuit een hacker zijn zetel. Je computer hacken? Laat je hem aanstaan s'nachts? Het enige dat de hacker nodig heeft is elektriciteit, internetverbinding en een can of worms. Het beste tijdstip voor de hack is tussen 4 en 5 uur s'ochtends, de meeste mensen slapen dan.   Een wet goedkeuren die de politie recht geeft je sociale media en mails te checcen? Wanneer de politie vermoed dat je door het rood bent gereden ga je die boete dan betalen? laat alles nu even inzinken. Een activist noemen ze nu ook al een terorist. De amerikaanse regering heeft openlijk de oorlog verklaard aan de waterbeschermers van North Dakota omdat zij niet willen dat er een oliepijplijn door hun gronden word gelegd. In ierland is er een massale staking tegen het betalen van de waterrekening. Ik betaal hem niet meer en u? Ben ik nu een activist? Activist betekent in eerste plaats iemand die actie voert maar ook ijveraar, vrouw of man van daad, voorvechter en vrijheidsstrijder. Mooi toch? Ik voer actie. Op valentijnsdag ben ik bij de apothekers van Knokke- Heist staaltjes gaan vragen voor carepackeges om moeders voor kinderen te helpen. Een initiatief van een prachtige vrouw die samen met vrijwillegers kinderkledij en speelgoed verzamelt en voedselpakketten maakt voor de mensen die het minder hebben. Dat is pas actie toch? Dat is niet wat u onder activisme verstaat? Ik denk dat wij woorden interpreteren hoe we ze voorgeschotelt krijgen. En daar is tv en sociale media goed voor. Wilt u actie ondernemen of aan liefdadigheid doen. In elke stad of dorp is er armoede, onrecht en dierenleed. Met woorden en daden krijgen we meer gedaan dan met geld.

melodie
6 0

Oosterweel is niet dé oplossing, maar de Schelde

Beste ministers, beste beheersmaatschappij Antwerpen mobiel,    Graag stel ik een plan voor om Antwerpen mobiel te houden. Met name: investeer in openbaar vervoer. Oké, dit kan naïef klinken, wie investeert er nu in openbaar vervoer? Wel, ik ga ervan uit dat ik die discussie met u niet moet voeren. Al is er weinig sprake van openbaar vervoer in het plan om het fileprobleem in Antwerpen op te lossen. Jullie maken er steevast ‘ring uitbreiding’ van, laten we het nu eens ‘fileprobleem oplossen’ noemen, op alle mogelijke manieren, in alle dimensies. Dus ook openbaar vervoer.    Op dit moment is openbaar vervoer meer iets voor de minderbedeelden, de oudjes en de studenten.  Ik heb een plan om dat aan te pakken. Breid ten eerste de mogelijkheden aan openbaar vervoer uit. Als ik aan Antwerpen denk, denk ik aan de Schelde, de haven en het Albertkanaal. Als ik aan de Schelde denk, denk ik aan de overzet van Hoboken en bijgevolg aan de toekomstige waterbus – een snelle boot die vanaf volgende zomer wordt ingelegd tussen Temse, Antwerpen en Lillo.  Waarom maken we geen netwerk van waterbussen van Temse, Boom, Herentals of zelfs Mechelen over Hoboken tot het Antwerpse Steenplein en de rest van de haven? Mensen kunnen dan tussen verschillende eindbestemmingen kiezen. Om onze boot nog rendabeler te maken, kunnen we bussen inleggen naar de haltes van de waterbus. Zo denk ik aan een lijnbus vanuit Bornem en Waasmunster naar de kaai in Temse. Als we dan enkele extra haltes in de haven aanleggen, kunnen mensen makkelijk met hun fiets of ingeplande fietsstations naar hun werk pendelen. De Schelde ligt er, is breed genoeg voor een waterbus die trouwens niet in de file staat, waar wachten we op? De waterbus zou 40 km/u kunnen varen. Als u dit vergelijkt met de lengte van het traject Boom of Temse tot Antwerpen, komt u telkens op 21 km. Een schatting, met inbegrip van het aanmeren en wachten aan elk ponton, leert ons dan dat zo’n boot er 45 minuten over zal doen om van Temse tot Antwerpen te varen. Schrik niet, met de bus of auto duurt dat even lang of zelfs langer.  Een waterbus is dus een zekerheid op een correcte reistijd. Bovendien liggen de meeste haltes van de waterbus er al. En google eens de inwonersaantallen van de gemeentes aan de Schelde, de Rupel en het Albertkanaal, ziet u dan ook een markt voor de waterbus? Indien u een democratische bijdrage vraagt voor dit soort van openbaar vervoer, ligt de weg naar minder auto’s op de ring open.    Dit is slechts een deel van de oplossing. De denkpiste om openbaar vervoer te herwaarderen kunnen we doortrekken naar de Wase gemeentes met een station. Stel dat u een trein inlegt van Lokeren tot Antwerpen Centraal die alle stations van het Waasland en vervolgens Antwerpen Zuid, Berchem en Centraal bedient. Hoeveel mensen kan je dan bereiken? Elke gemeente met een station op de lijn Lokeren - Antwerpen telt minstens 6.000 inwoners, in sommige landen dromen ze van zo’n bereik. In België besparen we zo’n stations kapot, om dan de mensen die voor de auto kiezen met de vinger te wijzen. Immers, dan moet u investeren in propere en mooiere stations.    Ik begrijp u volledig als u liever al deze mensen in de file ziet staan in plaats van deze met de fiets, de trein of de waterbus te zien pendelen, want die laatste twee opties kosten u per direct geld. Neem misschien eens even de tijd om over deze opties na te denken en te discussiëren met collega’s politici. Al is het maar om te beseffen dat we minder moeten inzetten op koning auto, en net meer op de catchy alternatieven. Lees duurzaam omgaan met mobiliteit, zodat toekomstige generaties ook nog de kans krijgen hun noden in te vullen. En trouwens, investeren in degelijk openbaar vervoer kan u later kosten besparen.  Dat leerde ik van mijn oma: ‘duur kopen, is goedkoop kopen’. Maar natuurlijk weet mijn oma ook dat je daarmee geen stemmen wint.   gepubliceerd op DeMorgen.be: http://www.demorgen.be/opinie/oosterweel-is-niet-de-oplossing-maar-de-schelde-b2ef6e23/1ZzM6Q/

Alec Lamberts
0 0

Valentijn niet van toepassing

‘Heb jij een vriendje?’ vraagt ze en flipt haar ellenlange blonde haren elegant naar achter.‘Neen, die heb ik niet.’ zucht ik een beetje wanhopig.Ik ben al een hele poos single en toch breekt mijn hart elke keer die vraag mij wordt gesteld.‘Zou je je dan niet haasten? Je bent al voorbij de dertig hoor,’ zegt ze met een volstrekt serieuze blik.Wie denkt dat ze een grapje maakt, heeft het mis. Dat maakt ze namelijk helemaal niet. Ze kijkt me onderzoekend aan alsof ze speurt naar de reden waarom ik gedoemd ben als single door het leven te gaan.‘Ach een man, dat is toch alleen maar miserie,’ zeg ik stoer, terwijl ik vanbinnen een beetje sterf. ‘Ik heb daar allemaal geen tijd voor.’‘Dat zal wel ja,’ antwoordt ze op een gemene toon en draait zich ostentatief om. Jammer genoeg is de net genoemde blondine niet de enige die mij bedenkelijk aanstaart nadat ik vertel dat ik alleen op deze wereld rondloop. Sinds ik de dertig gepasseerd ben, bevind ik me steeds vaker in dergelijke penibele situaties. Alsof je vanaf je dertigste als vrouw totaal abnormaal bent wanneer je geen man en kinderen in je huis hebt wonen. De blik van ‘jij zal wel een heel moeilijke zijn’ of ‘jij kiest er zeker voor om alleen te zijn’ zijn mij sinds een jaar of drie zeer vertrouwd. Het aller-pijnlijkst moment was misschien wel mijn laatste verjaardag. Goed geluimd trok ik ’s ochtends naar de kapper. Als je jarig bent, dan mag je jezelf wel eens trakteren op een nieuwe coupe, vond ik. Zoals dat gaat bij kappers, begon de coiffeuse een goedbedoeld praatje tegen me. Eerst over het weer, dan over de drukte in hun zaak, dan over de geplande vakantie om zo bij hun dochter Tasha uit te komen. Tasha ging dit jaar met hen mee op vakantie, want het was net uit met haar vriend. Dat was toch wel erg jammer, zo stelde de kapster, want nu was ze weer alleen en als je vierentwintig bent dan is het niet meer zo simpel om nog iemand te vinden.Ik zakte een beetje dieper weg in de kappersstoel, want ik voelde dat de gemeenste vraag der vragen weer in aantocht was.‘Heb jij een vriend?’ vroeg  de kapster terwijl ze een klodder anti-krulgel in mijn haar smeerde.‘Neen, ik ben alleen,’ glimlachte ik schaapachtig.‘Ach gut.’  Ze trok een pijnlijk gezicht. ‘En hoe oud ben jij?’’Drieëndertig jaar,’ zei ik alsof dat een zonde was.‘Oei’ siste ze en trok een gezicht alsof ze net een hele citroenboom had leeg gegeten.‘Het zal er wel een keer van komen zeker. Zoiets kan je niet forceren,’ probeerde ik een positieve noot in de situatie te brengen.‘Ja, ik weet niet hoor, als je zo oud bent. Het wordt er toch ook niet gemakkelijker op.’ schudde ze met haar hoofd. ‘Gewoon stijl zoals altijd?’‘Huh?’‘Je haar? Gewoon stijl gebrusht?’ vroeg ze met de haardroger al in de aanslag.‘Perfect’ knikte ik en beet een beetje sip op mijn onderlip.Het heugelijke feit dat ik die dag jarig was, durfde ik niet meer te vertellen.

Ans DB
0 0

Als rubberbootjes lekken in de Nederstraat

Zo vaak is mijn hart de regisseur van mijn hoofd en alledaagse dagen richten zich reikhalzend op. Ik wandel in de straat en een Bengaalse tijger sluipt steels, gepeesd en onbevreesd door de kier van de zware kerkdeur en draaft de straten door. Ik moet mij verschuilen achter de gevel van het Gildenhuis. Bij de slager is de man met nummer 56 een Russische spion, zijn verfrommeld boodschappenlijst staat vol geheime slingers voor de spoetnik die nu hangt te zoemen boven onze hoofden. Zijn gouden zegelring is volgepropt met gif en misschien bij een te harde stem valt hij neer als een teken voor zijn geheime dienst. Mannen in regenjassen en donkere hoeden zullen nu doelbewust dolen in de straten rond de kerk. Zij moeten zich verschuilen, ook al heb ik ze nog niet gezien en bovendien zal ik ze zeker niet verraden. De mevrouw ernaast die maar blijft drammen over grammetjes na de komma met een irritante hoge stem is de minnares van een vuurspuwer op zijn retour. Eens hing zij aan zijn lippen na elke viriele vlam, nu moet zij lijdzaam toezien hoe hij rochelt en kucht bij een teleurgesteld publiek. Geen “Even geduld de filmlas is gebroken” of de voor Boer en Tuindergeneriek met traag galopperende paarden, de film draait maar door… Ik hum en haal een kilometerlange colonne gele en groene pikdorsers in op de drukke snelweg om dan ineens onverwacht naast de liefde van mijn leven te zitten op vlucht SN2288 van Oslo op weg naar huis. “Stel je voor je hier te ontmoeten.” Dit moet wel het noodlot zijn. Er breekt een onweer los rond de wolken waarin wij zitten. De schichten vonken rond de vleugels. Wij grijpen bang en gulzig elkaars hand als de zuurstofmaskers naar beneden dwarrelen. Eindelijk voorgoed verbonden, hoe kortstondig ook, zelfs zonder grote woorden. Afscheid nemen hoeft deze keer zelfs niet. Wij duiken richting zee en dan, het mirakel is geschied. Het vliegtuig neemt weer hoogte en gauw zitten wij weer op koers. Nu nog een koffie en de echte landing zet zich in. Wij herschikken ons kapsel en laten elkaar los. Daarna een korte knik en ik sta weer in de file bij de groenteboer. Het weekend draait zich rond zijn as vol intergalactische geluiden en sterren die even fonkelen naar mij in morsetaal, een boodschap van iedereen die nu aan mij denkt of wil verdwijnen. Bruine beren zetten poten op mijn achterdeur en een vermolmde aanlegsteiger knipoogt naar alle blote benen. De werkweek zet nu in. Mijn baas is deze week in spannende zwarte latexbroek . Zijn grijze saaie pak hangt ondersteboven aan het plafond en nu is het echt wel zeker, de kleine pareltjes op zijn bovenlip verraden zijn voorliefde voor Gene Kelly’ en I’m singing in the rain. Die scène danste hij daarnet in de gladde gang. Zijn paraplu is immers buiten adem en drupt nog even na waar het net niet mag. Zijn borsthaar is mooi weggestopt achter de verborgen dikke, gouden ketting, een vriendschapscadeau weliswaar zonder goede smaak, maar zeker en niet zonder stil geproest. En niemand zal ooit denken dat hij het bedrijfslogo liet waxen op onvermoede plaatsen. Visies, doelstellingen, strategische plannen, implementaties vertederen plots iedereen, zelfs de fotokopieermachine stapt mee in het verhaal. Die trilt en spuit als een chocoladefontein op temperatuur en spuwt al uren bladzijde tien in tienvoud uit. Niemand kan en wil haar stoppen. Een haag van liefhebbende, bewonderende medewerkers omcirkelen de gekke plek. Haar ritme brengt de trance en iedereen doet mee. Ik grinnik, proest, verslik op elk van deze dagen. Mijn handen leg ik op mijn ogen en ik gluur met ingehouden giechel doorheen mijn gespreide handen. Het leven is soms dol en lachen is dan leven. Mijn hart wil zeker nog niet stoppen en gaat nu voor de slappe lach. Mijn onderzeeër moet nu wel te water, de sonar staat al aan. Ik verdwijn onder het water en bleep met ingehouden adem de wijde, onbegrensde wateren in.

Anne-Marie De Clercq
0 0

Het bankje

Als ik er kom, moet ik altijd aan die ene foto denken. Op die foto zie je grootvader samen met twee andere mannen. Ze zitten samen op een bankje op het kerkhof. Ze zijn alle drie gekleed in een nogal donker kostuum en ze dragen een klassieke deukhoed. Nu ik eraan denk, ik heb hem eigenlijk zelden in andere kleuren dan grijs en zwart gezien. Wat ze er deden? Gewoon, naar de mensen kijken die voorbij kwamen. Ongetwijfeld namen plakkend op de voorbijgangers. “Was er dat geen van dinges?” Niet beseffend dat de mensen meteen hoorden wat ze zegden, want hij was nogal hardhorig.   We moesten er altijd stiekem mee lachen, met die foto. Met onze fantasierijke ogen leken het er drie van de maffia. Eén van zijn maten was bovendien boomlang en had een zware snor. Hij had zo met de Godfather kunnen meedoen. Ook als hij in het ziekenhuis lag en een verpleegster boog zich over hem, keek hij altijd sluiks naar haar gezicht, gevolgd door een vraag als deze. “Ben jij er geen van dinges? Hoe heet hij weer?” En de verpleegster zei dan altijd: “Ja, ik ben er één van ….“ “Ik dacht het wel”, vervolgde hij dan, “ik zag het op uw gezicht”. Dat laatste verzon hij ter plekke, maar hij had het gesprek toch maar mooi op gang getrokken. “Uw grootvader, die heb ik nog goed gekend”, ging hij verder. Och, ergens wel hij wel een charmeur. Maar het was die tijd van het jaar. Begin november en bijna de hele dag mistig. Mistroostig zelfs af en toe. Mijn vrouw en ik gingen naar onze, echt wel, mooie begraafplaats. We stopten bij onze dierbaren en we vertelden er wat. Soms stil, soms luidop. En weet je wat? Het bankje, dat staat er nog altijd.

Rudi Lavreysen
35 0
Tip

Beestjes vangen

Om te lezen heb ik tegenwoordig enige versterking nodig. Het is een gewone zwarte leesbril, maar af en toe is het toch leuk om de wereld ook door een roze bril te bekijken. Want naast dit fenomeen kan je gewoon niet kijken. Je moet zelfs uitkijken of ze botsen tegen je op, de Pokémonjagers, omdat ze al wandelend naar hun smartphone turen. Tijdens onze vakantie verpoosden mijn vrouw en ik op een terrasje. Achter ons hadden vier jonge gasten postgevat. We hadden al snel begrepen dat ze het nieuwe populaire virtuele spel speelden. In het midden lag een extra externe batterij en de rare namen en punten vlogen door de lucht. Net als de beestjes, want af en toe trok er een gast op uit omdat er in de omgeving eentje werd gesignaleerd. Waarbij ze onze glazen bijna van de tafel stootten, want het moest snel gaan om het ding te vangen. De vier jongens waren duidelijk van het gamerstype, als ik dat mag zeggen. Zo hadden ze alle vier een nogal bleke huidskleur. Van meestal aan die pc te zitten natuurlijk. Daarom alleen was het goed dat ze een keertje buiten kwamen. De ene jongen had het nog gedurfd om een korte broek aan te trekken. Zijn benen mochten ook dat kleurtje krijgen. Zo trok ik zelf een keer nogal vroeg op het jaar met korte broek naar het containerpark. Daar kreeg ik te horen dat mijn tl-buizen niet in de container mochten. Een geslaagde grap, dat wel. Afijn, we hebben met veel plezier naar de Pokémonjacht zitten kijken. Zoals zij ook plezier hadden. Kortom, iedereen content. Maar waar ik aan dacht, die namiddag op dat gezellige terras. Mochten de mensen van ‘toen’, van voor het internet, nog eens terugkomen en dit fenomeen aanschouwen, ze zouden zeggen: ‘ze vangen’.

Rudi Lavreysen
69 0

Het bakske

Het was een eindejaarsdag. We zaten in een fijne zaak voor een koffie en een kerstbier. Toen plots mijn telefoon rinkelde en nogal lawaai maakte. We hadden bekijks. Dju toch, vergeten op stil te zetten natuurlijk. Aan de tafel achter ons zaten een man en een vrouw een smakelijke verse kop soep te eten. De man zag dat we allebei tegelijk op onze telefoon iets aan het intypen waren. Hij zei halfluid tegen zijn partner, zodat wij het ook hoorden, het volgende: “Amai, dat moet plezant zijn, allebei zo’n bakske om mee te spelen. Geweldig sociaal contact hebben die met elkaar.” En hij ging verder met zijn soep. Ik keek hem even aan,  maar ik had niet zo één-twee-drie een antwoord klaar. Eenmaal thuisgekomen zat mijn niet-gezegde antwoord helemaal in mijn hoofd. U kent dat gevoel ongetwijfeld. Ik heb het voor de gelegenheid dan maar even opgeschreven:“Akkoord meneer, wij waren inderdaad daarnet allebei met onze smartphone bezig. Maar ik moet u toch even iets zeggen. Ik ben misschien niet de oudste, maar ook niet meer de jongste. Ik heb het nog meegemaakt dat er van een smartphone, of internet, geen sprake was. Wat een vooruitgang toch. Ik herinner me nog een anekdote van vroeger. We waren niet zo ver van huis aan het voetballen en ik moest rond etenstijd thuis zijn, maar ik was de tijd uit het oog verloren. Toen plots mijn broer afkwam met een walkie talkie in zijn hand. Hij had met ons ma afgesproken dat ze op de knop moest drukken en ‘Rudi, nu naar huis komen’ in de walkie talkie moest zeggen. Echt gebeurd en geweldig goed gevonden. Maar ik wil toch niet meer terug naar de tijd zonder gsm. Ik moet u ook zeggen dat we allebei een voltijdse job hebben. En ja, als je dan niet aan het werk bent, praat je normaal met elkaar. Wees gerust, we doen dat ook. Maar iedereen is met dat bakske altijd dichtbij. Als de mannen thuis iets moeten hebben, of ze zijn niet thuis, is dat bakske echt wel een oplossing of een geruststellend instrument. En ik kan op dit bakske altijd mijn krant lezen. Toch ook gemakkelijk. Wist u trouwens dat een smartphone voor vluchtelingen een ontzettend kostbaar goed is? Enkele gasten op het Lommelse Parelstrand hebben het me zelf verteld. Het is hun telefoonboek, fotoalbum en veel meer. Bij de overtocht steken ze de telefoon in een plastic zak zodat deze bestand is tegen het water. Ik weet niet of u ooit die ene foto gezien hebt? Ze won een World Press Photo Award. Je ziet op de foto een aantal mannen in het donker. Ze staan aan de kust van een Afrikaans land te zwaaien met hun telefoon om het gsm-signaal van de overkant op te vangen. Vooral de opgelichte schermen van hun telefoon vallen op. Alsof het een lichtpunt in hun leven is. Dus ik vind het eigenlijk wat denigrerend als u over dat bakske spreekt, waarmee we zogezegd spelen. We zijn echt geen pokémons of zo aan het vangen hier.”Afijn, dat was mijn antwoord. Maar ik heb het dus niet gezegd. Toch spijtig.

Rudi Lavreysen
97 1

DROMENVANGER GEZOCHT

Ik scharrel door een donkere buis. Het stinkt hier enorm. Ik kruip hier niet alleen door. Achter mij grijpt een man regelmatig mijn voeten en enkels vast, duwt zijn neus tegen mijn kont. Voor mij kruipt een vrouw met een achterste als een immens grote pompoen. Zij ontneemt mij alle zicht op het einde van de enge tunnel. Het is hier verschrikkelijk warm. Het zweet druipt van mijn gezicht en pikt in mijn ogen. De ruimte is zo eng, dat ik het vocht niet uit mijn wimpers kan wrijven. Het is hier zo smal dat ik mijn armen amper tot aan mijn hoofd kan brengen. Mijn ellebogen schuren tegen de glibberige wand.  De angst omklemt mijn hart en mijn hoofd bonst alsof ik alle seconden een infarct ga maken. Heet, zo ontzettend heet. In de verte hoor ik Herbert Flack naar me roepen dat ik me moet haasten. Als ik hem terugroep dat de lamp op mijn hoofd uitgegaan is, dat ik niet meer zie waar ik kruip en dat mijn hoofd tegen de bovenkant bonkt als ik over die kolossale kont wil loeren, brult hij, dat ik mijn traumatische claustrofobie nu maar eens moet overwinnen! Hij loeit dat ik met mijn handen de wanden moet aftasten en verdomme zo snel als mogelijk in het kantoor moet komen. De vrouw voor mij stopt met kruipen, zij blijft in de benauwde ruimte vastzitten. Iemand moet haar met touwen uit de spleet trekken. De hele menselijke kruiptrein stokt. Warm, de loeiwarme temperatuur stijgt. Er is nauwelijks zuurstof meer. Het is hier om te stikken. Dorst!  Als mijn voorgangster als een gigantische ontstopper uit de rioolbuis plopt,  strompel ik op handen en voeten in een immens grote hal van een grot. Flack duwt mij een draagbare pc in de handen. Mijn vingers zijn verkleumd en hangen vol smurrie, mijn knieën liggen open en in mijn hoofd suizen mijn oren een tamtamliedje. In de grote ruimte staan duizend aangezichtsloze blote mensen. Ze staren me angstaanjagend aan en wijzen met hun handen naar de computer.  Verhalen, ze willen verhalen. Ik typ azerty- woorden op een querty- klavier. Geen zinvol woord komt er op het computerscherm. Het wordt griezelig stil. Angst, ik moet hier weg. De meute komt dichter en dichter en wil mij vastgrijpen. Ze verandert in de hoofddoekjesbrigade die mij, met mijn inkopen,  naar hun kassa in de winkel willen sleuren. Ik hoor ze schateren omdat ik geen religieusloze kassierster meer vind.  Plots hoor ik een harde knal en de winkel begint in te storten. De bommen zaaien dood en verderf. Een hoop stenen en een zware balk denderen juist naast mij op een groepje winkelende mensen. Ik kan amper de afbrokkelende stenen voor mijn aangezicht wegstoten. Warm, heet, nachtmerrieachtige toestanden en ik kan nauwelijks ademen.  Ik strompel uit het stenen graf.  Overal liggen huilende, vuile en bebloede kinderen. In hun verdrietige ogen wriemelen duizend vliegen. In de verte zie ik mijn zoon staan. Niet de bijna 40 jarige bonk, die hij nu is, maar de kleuter van een jaar of 4, die hij toen was. Hij huilt hartverscheurend. Ik ren naar hem toe en sleur hem mee het winkelcentrum uit recht naar de grote marmeren trappen. Hij roept dat hij moe is en dat hij in de buggy wil zitten. Nergens vind ik een niet beschadigde kinderwagen. Als ik mij omdraai, verandert zijn gezicht in het aangezicht van mijn kleinzoontje. Ik neem hem op mijn arm en ren met hem een lange gang in. Kilometers witte wanden en overal zitten deuren. Ik open ze één voor één, aan de andere kant zie ik alleen maar rotsen en stenen maar nergens een uitgang. Enkel achter één deur vind ik een lift. Paniek bonkt in mijn keel. Tweestrijd, dilemma, red ik ons beiden? Maar ik durf de lift niet in te gaan. Liften zijn eng, traag en blijven overal hangen.  Helemaal in de verte hoor ik mijn tante roepen dat ik mij moet haasten want dat anders de boot zonder mij naar Bordeaux wegvaart. Op het allerlaatste moment kan ik nog aan boord springen. Radeloos zoek ik naar mijn kleinkind. Het schip, dat groter en groter wordt en cruiseschipafmetingen aanneemt vaart met een rotvaart van de kant weg. De boot bonkt tegen de golven in. Mijn maag ramt tegen mijn slokdarm aan. Dorst, ik moet drinken. Heet, warm, de misselijkheid golft over mij heen. Laurette Onckelinck sust mij, zij toetert wat scheldwoorden over mij heen. Het totale horrorverhaal kan niet meer erger worden. Zij troont mij mee naar een kajuit helemaal onderin het megaschip. In mijn kajuit zijn er geen ramen en staat er alleen een bed, er is geen badkamer of wc voorzien. Ik moet dringend plassen. Op zeeziektebenen ga ik op zoek naar een toilet. Het is er aardedonker. Hyperventilerend tast ik alle meubels en muren af op zoek naar de deur. Ik duw ze open, ga twee trapjes af en zet me op het toilet. Net als ik wil plassen hoor ik achter mij geroep. Het geluid komt van heel ver. Plots steekt er iemand een licht aan en word ik wakker. Ik zit in mijn blote reet in een campingzeteltje onder de luifel van de caravan. Mijn hart gaat nog steeds van boemtataboem en mijn blaas staat op springen. Manlief kan er niet meer om lachen. Dat is nu reeds de tweede keer deze week dat ik, na een nachtmerrie, slaapwandelend,  in het midden van de nacht mompelend de caravan uitstrompel. Hij foetert dat ik moet stoppen met juist voor het slapengaan die enge thrillerverhalen te lezen!  De nacht heeft nauwelijks voor afkoeling gezorgd. Alle kampeerders liggen gelukkig nog lekker te slapen. Ik blijf nog even zitten, kijk naar de sterrenhemel en luister naar het fluiten van een nachtuil. Mijn hartritme wordt stilaan terug normaal. Ik waggel terug de caravan in en laat me op het toiletje neerzakken. Ik drink een glas gekoeld water en laat me terug in het caravanbed zakken. Manlief duwt zijn arm knuffelend over mij heen. Gered door mijn alerte bedgenoot anders had ik wel degelijk een plas door de campingstoel op het grondzeil gemaakt. Iemand die mijn droom kan ontleden, schrijf mij gerust!   http://cornelissimone.blogspot.be  

Sim
38 0