Zoeken

Glimlach van de dag

  Om de zon in volle glorie van achter de wolken te lokken, gaf ik in mijn NT2-klas de opdracht om een positief verhaal te schrijven rond een verrassende ontmoeting, een grappig toeval, een hoopvolle boodschap. Er was hierbij slechts één doel: de leraar doen lachen -met glim of schater. En de taal moest natuurlijk ook wel een beetje kloppen. Het is tenslotte les Nederlands.Het verhaal van een Afghaanse cursist ging zwaar en zenuwslopend van start: na zijn eerste twee weken in België te hebben doorgebracht in een gesloten asielcentrum in Brussel, werd hij met een treinticketje enkel richting open asielcentrum van Kapellen gezonden. Nu laten we je los, Samir. Van hieraf moet je gaan.Op het briefje las hij zonder enig begrip: Kazerneweg 35, 2950 Kapellen of stel dat jij in Afghanistan bent en enkel Nederlands begrijpt: کازنیویوګ 35، 2950 کاپیلین Met het adres in de hand ging hij koortsachtig op zoek naar hulp van medereizigers op perrons en in treinen. Tenslotte kwam hij opgelucht aan in het station van Kapellen. Oké, en wat nu? Sommige mensen waren behulpzaam, anderen lieten hem links liggen. Hoopvol wandelde hij in de vermeende goede richting en stopte een auto met een heel vriendelijke man die hem vroeg waar hij naartoe moest. ‘Stap in!’ Hij gaf het briefje aan de man. ‘Ik rijd je erheen’ moet hij gezegd hebben in die taal van Mars. Met gebaren vroeg de man of hij kleren nodig had. Wou hij een stuk chocolade? Ja, dat wel. Hij zou de man nooit vergeten. Zo vriendelijk, en wat is het woord … gastvrij.Ik vroeg of hij de man ooit nog heeft teruggezien.‘Nee, nooit meer. Maar ik had in de auto zijn telefoonnummer gevraagd en ben diezelfde dag nog als een gek Nederlands beginnen leren om hem na een paar maanden in een perfecte sms te kunnen bedanken. En dat heb ik gedaan. ’ De glimlach.De zon.

Joachim Stoop
35 1

Schrijftaal ? spreektaal ? dialect ? ( ge meugt gerust zen )

Hedde tal gehoord? Verleden dinsdag zat ik bij Chantal int café. Ineens loept daar een grote rat de frituur van dikke Guy langs achter buiten recht het café binnen. Dat was daar een gekweek en gedoe. Een geroep en een getier. De Laenen zat er me nen borstel achteraan. Chantal die wier zot. Ze dacht da speelt dieje nooit kleer. Het succes was novenant. Aloïs begon al lelijk te doen. Die zijn keers was bijna uit. Tripel van Westmalle die kunnen daar niet tegen. Zuiver voor de commerce. In café ‘in de Volksvriend’ daar worden ze opgedaan. Da was geen aardigheid in diejen tijd.             Ge meugt gerust zijn. Lachen dat die dee. Da’s iet aarig ze, een rat. Goe zat allemaal. Dieje is er afgevallen. Da was t’een en t’ander. Just op tijd. Gustje was ze weer aant plagen. Da gezaag zal sebiet wel gedaan zen, zei ze. Toen wast vat af. Genne De Keuninck nie meer. Chantal belde naar Louis van café ‘ De Pelikaan’ Wulle met dat leeg vat naar den overkant. Rolt er nie mee of ge ga wa voorhebben zei Louis. Dieje loempe van de vakbond van z’n kloten maken Veul te zwaar. Dieje is dan ook geboren op 1 april. Alleman zat. Den dag van heden mag da allemaal. Op ne werkdag lopen ze al van t’een café naar tander, oep ne werkdag hè. Goe gelachen wel.             Iet anders. Ik heb ne nieve caravan. Als k het kraantje in da keukentje openzette begon toilet te lopen.. Da darmpke zal verkeerd. Iet later stond de schuif onder de poempbak, met bestek, ge weet wel, helemaal vol water. Vloeken jongen, vloeken. Na zat er een ander darmpke los. Veel gezever mee gehad. Dieje verkoper stamp ik onder zenne put da de ballen in’t rond vliegen. Da’s veel beter dan een Rapido plooicaravanneke. Na moet ik wel naar de keuring want de nieve is meer dan 700 kilogram. Chance da we in Hühnerscheid genne regen hemme gehad. Da’s Luxemburg nie ver van Bastogne. Kelly had voor niks greppeltjes gegraven. Hoe loemp kunde zen? Veurige keer hadde we regenweer. Niks dan modder. Klote weer en problemen met gasvuur. Een steekvlam van zeker drei meter. Da darmpke zat geplooid. Bekan heel de voortent weg. Da’s nylon, hè da zeil. Nog nooit zoveul sigaretten meegebracht. Die camions konden allemaal aan de kant. Met ne caravan konde gewoon door. Den Opel Vectra is wel aant verslijten. Di van ons zegt dat geld op is.             Ik hem gehoord dat de Léon bekan met visbak en al de vort ingeduikelt is. Voorover, recht erin, bekan. Die kan nie vissen met den haak. Neen, neen ne meerval. Genne snoek. Verkeerd aas. Hoe loemp kunde na zen. De miserie van een ander daar zijn we nie mee gediend. Da maakte mij nie wijs. Ja, ja, café Arizona was om drei uur nog open. Ge meugt gerust zijn.

Hubert Grimmelt
0 0
Tip

Herder

Wouter had haar aangeraden het huis te verlaten op een moment dat er niemand thuis zou zijn. Daaruit had ze afgeleid dat haar eigen aanwezigheid in het huis reeds niet meer als thuis zijn beschouwd werd. Nu stond ze naast de auto en steunde met één hand op de klep van de laadruimte, waaronder haar reiskoffer en een paar draagtassen gepropt zaten. Op de achterbank stonden verhuisdozen en op de passagierszetel vooraan stond haar paspop met de afgeschroefde poot ernaast.   Ze keek naar het huis. Telkens ze ergens wegging, keek ze achterom. Het was een gewoonte die ze zichzelf had aangeleerd nadat ze in haar studententijd een geliefd jasje op de trein was kwijtgeraakt en had gezworen dat zoiets niet meer zou gebeuren. Een verlies was niet iets dat je overkwam, daar was ze sindsdien van overtuigd geweest. Het was het gevolg van nalatigheid, een gebrek aan karakter.   Tot haar ergernis zag ze dat ze vergeten was de voordeur te sluiten. Haar hand greep in haar broekzak naar de sleutel, maar in haar benen kwam geen beweging. Waar had ze ook weer gehoord dat vergeten een vorm van onbewust beslissen was? Terwijl ze de sleutel doorheen de stof van haar jeans in haar been duwde, klonk vanuit de hal plots het voorzichtige tikken van hondenpoten. Het was de oude Border Collie, die in de deuropening ging zitten en haar aankeek.   Plotseling kwam haar een vroege ochtend in de lente voor de geest, jaren geleden, waarop ze de meisjes te voet naar school had gebracht terwijl de hond vrolijke cirkels om hen heen rende. Wouter was naast hen komen lopen met een vuilzak in zijn hand. Halverwege de woonwijk was hij de straat overgestoken om de zak in een container te gooien.  De hond was hem meteen gealarmeerd achterna gerend, en had alle trucs van een herdershond gebruikt om Wouter weer te doen omkeren. “Zie je dat?” had ze de meisjes gezegd. “Dat is wat collies doen. Die houden de kudde bij elkaar.”   Ondertussen was de hond gaan liggen, met zijn kop op zijn poten, zijn blik nog steeds onafgebroken op haar gericht. Ze hoorde hem zachtjes janken. “Het spijt me, ouwe jongen,” zei ze. Met trillende handen maande ze de hond weer naar binnen en sloot de deur.      

Kathleen Verbiest
62 0

Een vriendin en haar keuken.

Ze slurpte met veel lawaai van haar warme chocomelk. Ze verbrandde haar lippen en vloekte. De twee mensen aan de tafel naast ons gooiden op een hautaine manier de hoofden in de nek. Hun blikken spuwden venijn naar ons. Wat denkt die tafel niet. Ik negeerde hen en vroeg haar verder over haar nieuw appartement. We waren in de keuken beland.   “Er valt niet veel te vertellen over de keuken. Het is een beetje een tegenvaller. De ruimte is hoog en het geheel is ongeveer 3 op 7 meter. Als je er met twee instaat, is het overvol. Toch is er alles wat je nodig hebt; ja, dat durf ik wel zeggen”. Ze zette de warme kop chocolade opzij en stak een sigaret op. Tot grote ergernis van de tafel naast ons. “Ik heb een zelfgemaakte keukentafel met vier barkrukken erbij. Dit idee komt van de vorige eigenaar, een Kristel Vermeylen uit Hoogstraten. Ik heb die nooit gekend maar ze had wel oog voor architectuur, design en ruimte. Aan de witte muren heb ik enkele kruidenposters uit de Flair gehangen. Die hebben hun nut wanneer mensen komen eten. Mensen denken daardoor al snel dat ik mijn gerechten besprenkel en bewerk met al wat op die foto’s staat. Zo laat ik een goede indruk achter, nietwaar”. Ze blies de rook van haar dunne sigaret in mijn ogen. Waarom doe je dat?   “Er hangen ook drie posters van de drie grootste hamburgers die je bij Quick kan verkrijgen : de Giant, de Big Bacon en de Chicken Filet. Un goût plus fort que tout! Het gasfornuis is klein en neemt amper plaats in. Het was een cadeau van Erik T., ken je die nog?” Ze kuchte. Voor ik kon antwoorden, zette ze haar verhaal verder. “Ik heb het nu al een maand of vier en het kookt als geen enkel andere huismoeder. Af en toe kook ik voor mezelf of als ik wil afwassen, ‘zet ik warm water op’. Ik heb helaas geen stromend warm water in de keuken”. Ik knikte.   “Ik heb een open keukenkast. Dat is jong, modern en blits. Maar eigenlijk vind ik dat niet zo praktisch. Ik moet de keukenkast voortdurend uitkuisen, afstoffen of ontvetten en dan is mijn wonderkeuken een mijnenveld van glazen, kommen, borden, kruidenpotjes, potten en pannen. Tof is anders hoor”. Ze vraagt of ik haar wil vergezellen in een Gin Tonic. “Eentje van die dure, komaan, we laten ons eens gaan”. Ze vertelde verder. “Op de vensterbank staan, naast het meest doeltreffende wasmiddel en het meest citroenfrisse afwasmiddel, twee planten die één keer per week een slokje water krijgen met een vitamineproduct erbij. Voor de venster hangt een geel rolgordijn. Dat was ook een idee van die Kristel. Ik doe het alleen naar beneden wanneer het echt warm is. Het gele rolgordijn geeft karakter aan mijn keuken. Geel en grijs zijn de hoofdkleuren in mijn keukenpaleis”. Ze lachte, bestelde twee Gin Tonic, “van die dure” en vertelde verder.   “Om het allemaal wat meer allure te geven, heb ik een blauwe keukenlamp gekocht maar daar heb ik me wat in misrekend; ze hangt nu zo hoog dat je de blauwe kleur van het kapje niet ziet. Jammer want ik heb ze echt gewild maar het mocht niet zijn”. “De grond bestaat uit wit vinyl en ik ben verplicht om elke twee dagen te dweilen zoals een non dat in het klooster doet : op haar knieën! Daar is veel discipline en doorzettingsvermogen voor nodig. Ik heb mijn hoofd al veel tegen de tafel gestoten. In de badkamer ligt hetzelfde vinyl dus dan poets ik de badkamer ook snel”. De Gin Tonics werden geserveerd, we toastten op haar nieuwe woning. “Je moet eens komen eten. Wat doe ik daar veel? Kuisen, dat wel ja, maar ook koken voor vrienden. En afwassen. Ik schrijf er ook aan. Ik heb mijn bureau verplaatst en ik voel me beter hier in de keuken. Het is een kwestie van feeling. Het bureau staat nu in de slaapkamer. Wanneer ik hier schrijf, staat meestal de muziek aan. Ik luister veel naar Madonna. Wat vind jij van Madonna?”   Ze slurpt een dosis gin binnen. “Ik heb het niet zo voor Madonna” antwoord ik. Ze kijkt verschrikt op. “Maar ik al zeker eens komen kijken,” herpak ik me. Ze verslikt zich. “Niet komen kijken, kom eens eten”. Ik zuchtte en beloofde haar binnenkort eens af te spreken.

Erwin Abbeloos
0 0

Waar is Agnetha Fältskog?

Ik voel het aankomen. Het is één van die nachten die op oneindigheid staat. Het is half twee ’s ochtends en ik weet nog steeds niet wat te doen. Na het werk thuiskomen, iets eten, iets drinken en gewoon wat in de zetel zitten werkt niet inspirerend. Ik ben niet moe. Van slapen is geen sprake. Ik zou een boek kunnen lezen om toch maar slaap te vinden maar als ik eerlijk ben, weet ik dat ik niet veel zin heb om te gaan slapen. Nu nog niet. Ik wil nog wat naar muziek luisteren. Ik kan natuurlijk ook naar muziek luisteren terwijl ik in bed lig en dan komt er geen boek bij van pas. Twee activiteiten tegelijkertijd om me te ontspannen is me wat te veel. Naar de radio luisteren in bed is te riskant; ik ben bang dat het toestel oververhit geraakt terwijl ik lig te slapen en ik heb nog geen brandverzekering.   Ik heb liggen zoeken naar “Maybe it was magic” van Agnetha Fältskog maar ik vind het liedje nergens terug. Ik weet wel dat ze op bijna elke cassette staat en dat ik geen enkel bandje mag afspelen of ze duikt op met het nummer, maar nu vind ik haar niet terug. Wat zou het praktisch zijn om gewoon op een knop te drukken om ze te horen waar en vooral wanneer ik dat wil. Dan maar Kate Bush, die zingt iets over “A little light” (of zoiets). De exacte titel ken ik niet; ik ben af en toe te lui om titelnummers op de kartonnetjes van de cassette bandjes te schrijven. Wat zou het praktisch zijn om gewoon songteksten en titelnummers waar en wanneer te vinden. Er heerst geen Kate Bush sfeer vannacht. Allicht omdat ik met “Maybe it was magic” in mijn hoofd zit. Het is één van haar beste solonummers. Vooral inhoudelijk omdat ze hier de ABBA-jaren bewierookt. Het mag geschreven worden dat ze ook slechte nummers heeft. Verder valt er over Agnetha Fältskog niet veel te schrijven.   Morgen is het vrijdag en dat betekent een verlofdag. Ik breek me het hoofd over wat ik zou doen. Eventueel. Ik kan toch proberen vroeg op te staan en naar de wasserij te gaan omdat ze me thuis laten weten hebben dat ik niet moet afkomen met kilo’s vuile was. De wasmachine daar doet het niet meer en ze wachten al een week op iemand van Bauknecht. In de wasserette kan ik rustig de Flair lezen. Zo’n wasbeurt neemt al snel anderhalf uur in beslag. Er werkt een oudere dame die voor iedereen de was insteekt, plooit en netjes teruggeeft. Je mag de winkel niet verlaten. Strijken moet je zelf doen.   Wanneer ik strijk, kan ik naar Radio Contact luisteren. Ze draaien daar een dag voor publicatie de nieuwe single van Madonna.   Maar ik zal uitslapen; ik voel me de laatste dagen niet zo erg fit. Zo staat er een afwas van twee dagen. Nochtans heb de laatste dagen geen al te overdreven lichamelijke inspanningen gedaan, tenzij de bewegingsoefeningen op De Kleine Academie. Ik heb ook niet overdreven gesext, vraag het maar aan Kurt, een gast uit Vlaanderen die hier wat blijft rondhangen. Mijn bioritme is wat in de war gebracht, misschien ligt het aan de lente die in de lucht hangt (witte bloemen, geuren en vrolijke mensen; krolse katten en wulpse teefjes). Ik ben toe aan orde, rust en stilte. Een beetje magie. Een beetje vakantie. En vitaminen. En zon. En geld.   Terwijl ik me ziek zoek naar die onnozele Agnetha, denk ik wat na. Over wat ik nog van het leven verwacht. Ik zou iets werelds kunnen doen, iets waar veel mensen baat bij zouden hebben. Mezelf een imago aanmaken. Een beetje verandering. Met durf. Met lef. Iets anders. Wat zou ik bijvoorbeeld kunnen doen? Voor een tijdschrift werken. Ik heb altijd al voor een tijdschrift willen werken. De Flair, want ik lees dat graag, ik voel me betrokken bij hun visie en hun reportages en ik ben ervan overtuigd dat ik goede artikels zou schrijven. An Brouckmans werkt daar en daar heb ik al eens me gegeten. Een toffe madame. Ze heeft me een tijdje wekelijks de Flair opgestuurd maar nu doet ze dat niet meer. Misschien schrijf ik ooit wel voor Flair. Misschien ook niet.   Ik zou morgen mijn appartement kunnen poetsen. Opruimen en poetsen. Het ligt er nogal vuil bij. En wanneer ik schrijf vuil, dan bedoel ik écht vuil. Voel jij (de lezer) je geroepen om hier af en toe alles eens aan de kant te zetten? Tegen een zeer kleine vergoeding? En de ruiten moeten ook eens gelapt worden.   Ik schreef het al, ik zal weer uitslapen. Hoeveel tijd heb ik niet in bed verloren, gewoon door daar te liggen, terwijl ik na dit leven een leven lang zal kunnen slapen. Mijn vroegere flatgenoot, Erik, met wie ik hier ooit woonde en die nog steeds de sleutel heeft, zal me uit bed bellen en me luiheid verwijten. Ik kan morgen aan Peter vragen wanneer we nog eens gaan autorijden. Ik wil echt mijn rijbewijs halen. En deze keer gaan we niet seksen! Anders geraak ik nooit aan mijn rijbewijs. Morgennamiddag komt Geert over zijn problemen praten. En ik verwacht in de vroege avond Erik en Bart. Ik moet dus van alles in huis hebben. Die mensen moeten iets kunnen eten en drinken. Morgen ligt de nieuwe singel van Madonna in de winkel. “Like a prayer”. Het nummer klinkt alvast goed en de zangeres neemt alweer een andere muzikale richting.   Ik heb hoofdpijn. Ik ben op het werk op een gladde vloer uitgegleden en ik heb mijn hoofd tegen een tafel gestoot. De pijn was niet om te lachen, terwijl mijn collega’s dat wel deden. Ik denk af en toe aan Kurt, die gast uit Vlaanderen. Ik denk aan hem wanneer hij hier niet is. Wat me logisch lijkt. De domste plaat van ABBA was ooit “You owe me on”. “Chiquitita” gaat eigenlijk nog wel.   Blijkbaar wil Agnetha “Maybe it was magic” niet meer zingen. De cassette waarop ik dacht ze te vinden, is af. Misschien kan ik morgen een ticket voor Las Palmas kopen om mijn ex Steven te bespioneren. Ik kan ook in mijn eentje naar Amsterdam gaan. Voor wat avontuur. Die Hollanders en hun seks. Het is me wat!   Wat zou er gebeuren als ik ongemerkt en onaangekondigd uit de running, uit het circuit verdwijnen? Wie zou me niet zoeken! Erik die de sleutel van mijn appartement heeft, zou al luttele briefjes achter gelaten hebben. Bart zou misschien met mijn ouders langs geweest zijn. En dan sta ik daar plotseling terug! Iedereen tussen woede en opluchting. Ik zou die avond mijn hele avontuur moeten vertellen en de volgende dag zou de routine mijn leven alweer domineren. Et j’en ai un peu marre. Ik sta al jaren in het rood en iedere drie maanden moet ik 2000 frank lenen van Erik om een dag op de rekening boven de nul te staan. Wanneer houdt dat op, zeg! Zeg mij, God, wanneer houdt dat op? Ik kan morgen misschien een bijverdienste zoeken, iets waar ik op een niet al te moeilijke en vermoeide manier 3000 frank kan bijverdienen. Tappen. Schrijven. Seksen. Neen, dat laatste niet. Daar ben ik veel te preuts voor. Dan liever een proefreportage voor een tijdschrift. I need the money. En wat ga ik morgenavond doen, wanneer de Peters, de Erikken, de Barten en de Geerten weg zijn? Kurt wil niet uitgaan (hij is niet zo’n café type), en ik wil wel uitgaan (ik ben zo’n café type). Weer alleen in het trieste Rijk der Zinnen.   Ik ga morgen gewoon de nieuwe single van Madonna kopen. Ik kan misschien morgenavond naar Agnetha luisteren. Misschien dat ze toch door magie opduikt. Gewoon thuisblijven. Nog nooit gedaan op een vrijdagavond. En hopend dat er ooit een dag komt waarop ik “Maybe it was magic” meteen vind waar en wanneer ik dat wil.

Erwin Abbeloos
0 0

Wespensteken

Als een zoemende zwerm opdringerige wespen zweefden de oordelen door de lucht.   Het oordeel van haar moeder voelde aan als een scherpe prik met een wrange nasleep. Toen haar mama haar huisje binnen was gekomen, voelde Marthe de onuitgesproken verwijten als een donkere sluier in de ruimte hangen: ‘Ik ging verdorie voltijds werken en voedde daarnaast ook nog 2 kinderen op. En jij hebt niet eens kinderen. En je hebt veel meer vakantie dan ik ooit gehad heb.’ Alsof ze zich in moest houden, zo veronderstelde Marthe, had haar moeder deze woorden ingeslikt toen ze op bezoek was gekomen. Ze had rond gekeken en met haar hoofd geschud. Ze was als een bezetene beginnen opruimen want hoe kon Marthe nu beter worden als haar hele huis vol met rommel lag? Het was natuurlijk goed bedoeld geweest. En Marthe wist ook wel dat ze niet anders kon dan dankbaar zijn voor al die goede zorgen, voor de zelfopoffering.   Vroeger zei haar vader vaak dat hij en mama het eten uit hun mond spaarden voor hun kinderen. Haar ouders gingen er prat op ouders te zijn die desnoods met nog grommende magen van tafel gingen om toch maar de laatste restjes van het scherp afgemeten voedsel aan hun twee dochters te kunnen geven. Jaren later pas was Marthe tot het besef gekomen dat die strategie haar ouders een flinke spaarpot hadden opgeleverd en dat ze nu, na jaren zwoegen, de villa hadden kunnen bouwen waarvan ze altijd gedroomd hadden.   Marthe wist dat het alleraardigst was van haar mama om wat vers bereid voedsel voor haar mee te brengen. Mama Greta vermeldde erbij dat ze die extra vitamientjes vast wel kon gebruiken. Ze was zelfs zo vriendelijk geweest rekening te houden met het vegetarisme van Marthe hoewel ze haar ongezouten mening – dat het ongezond was - daarover al vaak te kennen had gegeven. Niet alleen waren haar ouders zeer opofferingsgezind, ze waren ook heel goed in het oplossen van alle mogelijke problemen of kenden altijd wel iemand die dat in hun plaats kon doen. Zo sprak mama Greta over een dokter in het Leuvense die iédereen kon genezen. ‘Doe ermee wat je wilt, hier heb je alvast zijn kaartje’, had ze gezegd. En ze wou ook een datum vast leggen om te gaan shoppen want, zo zei ze, nieuwe kleren in de kast zouden Marthe’s energieniveau vast ook wel een boost geven.   Marthe had haar moeder aangestaard terwijl haar hart wild tekeer ging. Aan de grond genageld was ze er tegelijkertijd wel en ook niet. Ze had gezien hoe haar moeder haar blauwe schoenen had uitgedaan toen ze was komen aanwaaien; blauwe schoenen die perfect combineerden met de donkerblauwe broek en de lichtblauwe blouse. Gouden oorbelletjes en een gouden fijn bewerkt halssnoer completeerden het geheel. Marthe had zich ongemakkelijk gevoeld toen haar mama haar van kop tot teen met een diepe frons, vernauwde ogen en naar beneden gekrulde mondhoeken had gekeurd. Ze voelde zich klein in haar bijzijn en stond daar maar wat te staan in haar eenvoudige jeans en onopvallende trui. Ze had er te laat aan gedacht haar blauwe sokken met rode sterren in neutralere pantoffels te verbergen. Het nodige kappersbezoek had ze al een hele tijd uitgesteld. Het laatste waar ze de afgelopen periode mee bezig was geweest, was de snit van haar haar; tot op dit moment, oog in oog met de perfect geföhnde haardos van haar moeder.   Ze hoopte angstvallig dat haar moeder niet ín haar kasten zou kijken. In háar kleerkast was alles niet netjes op kleur geordend zoals dat in de kleerkast van haar ouders wel het geval was. De potten en pannen in haar keukenkast stonden schots en scheef op elkaar gestapeld, haar boekenkast puilde uit en de kussens die normaal gezien in de sofa thuishoorden, lagen her en der verspreid. Van de eerste schok bekomen door dit onverwachte bezoek, lachte ze alvast wat onzeker en hoopte tevergeefs op een goedkeurende blik terwijl ze vervolgens de kussens voorzichtig terug op hun plaats legde. Ze durfde haar mama niet aan te kijken toen ze haar vroeg of ze misschien even iets wou drinken. Het was een vraag die ze zichzelf verplichtte te stellen ook al kende ze het antwoord al. Marthe wist dat samen gezellig wat bijkletsen er niet in zat op dit moment. Voor haar mama vereiste een gezellige babbel immers een mooi decor, een perfect uitgedoste gastvrouw en een dienblad waarop alles mooi gepresenteerd was.   Een slons, dat was ze. Een slons die gefaald had. Ze wou zo graag stralen en aan haar mama vertellen dat ze de ideale man tegen het lijf was gelopen, dat ze hem toevallig ontmoet had toen hij zijn grijze BMW achter haar blauwe Dacia had geparkeerd. Ze wou dat ze haar moeder kon vertellen over een geslaagd uitje met haar gracieuze vriendinnen, over een zwempartijtje in het privézwembad van een collega en over driegangenmenu’s in dure restaurants. Dat wou ze. Het zou haar leven eenvoudiger maken en de band met haar moeder hechter.   Maar sluimerend aanwezig in haar was er ook het diepe verlangen om neuskeutels uit haar neus te halen en onder de rand van de tafel te kleven in haar moeders bijzijn. Er was het verlangen om te pronken met haar nonchalante kapsel en slonzige trui. Er was de drang om slordiger te zijn dan ze  werkelijk was, overdreven uitgesproken meningen te verkondigen die niet strookten met die van haar mama, het schijnwereldje van haar moeder aan de kaak te stellen en het onrechtvaardige lijden van bedelaars en vluchtelingen voor haar moeders voeten te werpen.   Het luisterend oor waar Marthe naar verlangd had, was uitgebleven. Ze had willen vertellen over het onrecht dat haar was aangedaan, over hoe hard ze haar best had gedaan, over hoeveel weekends ze had opgeofferd om van haar lessen iets speciaals en boeiends te maken, over moeilijke leerlingen en moeilijke collega’s, over vriendinnen die altijd vonden dat zij niet te klagen had met zoveel vakantie, over haar pogingen leermethodes uit haar lerarenopleiding in de praktijk om te zetten, over haar goede intenties, … Ze had de kans niet gekregen en was op haar honger blijven zitten. ‘Misschien moet ik inderdaad maar eens naar die dokter in Leuven gaan,’ dacht ze. ‘Of misschien zullen wat nieuwe kleren in mijn kast me inderdaad goed doen.’   Ze herinnerde zich hoe ze jaren geleden, toen ze zelf nog middelbare scholier was, eens een erg slechte dag had. Ze voelde zich verdrietig, was in de zetel in elkaar gezakt en had gemompeld ‘niemand ziet me graag’. Ze had toen verlangd naar een troostende arm om haar schouders, een paar liefdevolle woorden, een paar woorden van hoop en vertrouwen. Ze had zo hard gesnakt naar een beetje goedkeuring, naar een pleister op de wonde. Hoofdschuddend en met haar ogen draaiend had haar moeder geantwoord: ‘Hoe loopt ge er nu ook bij? Het kan niet missen dat niemand u graag ziet als gij met een gezicht tot op uw hielen rondloopt. Om van uw troosteloze kledij nog maar te zwijgen.’ Zout in de wonde. De duimschroeven nog wat extra aangespannen.    Hoewel het luisterend oor was uitgebleven en hoewel Marthe harde oordelen bij haar moeder vermoedde, deed het haar wel deugd dat haar huisje er nu weer netjes bij lag en dat ze niet hoefde te koken want daar had ze de energie niet voor. Ze bedankte haar moeder honderduit via berichtjes want zo hoorde het.   De tweede persoon die zijn angel op haar richtte, was de gepensioneerde buurman van Marthe. Hij sprak over een modeverschijnsel. ‘In mijn tijd bestond dat niet, een burn-out. Wij deden gewoon door en stelden ons daar geen vragen bij. En ’s avonds en in het weekend rustten wij een beetje uit.’ En ze voelde hem denken dat er toch wel iets grondig mis moest zijn met haar. Eigenlijk had ze het hem liever niet verteld. Maar toen hij vroeg waarom ze zo vaak thuis was, had ze het met een klein stemmetje toch maar verteld. ‘Oud worden, dat is pas wat hoor’, had hij gezegd waardoor ze zich extra schuldig voelde. Hij was oud en had allerlei klachten en zij zat gewoon thuis met een modeverschijnsel.   Ze kon wel door de grond zakken van schaamte. Wanneer ze wou uitleggen wat haar aandoening juist inhield, had hij plots last van hardhorigheid. Ze had voordien al vaker gemerkt dat hij hardhorig werd als ze vertelde over iets dat fout was gelopen op school. Hij hoorde plots ook niet meer goed toen ze verdrietig was na haar breuk met Thijs. Wanneer zij naar hem luisterde en hém bemoedigend aansprak, verstond hij haar altijd wel. ‘Mijn buurman is selectief doof’, had ze ooit tegen Jochen gegrapt. Marthe had altijd regelmatig wat soep naar de buurman gebracht of al eens een boodschap voor hem gedaan. Ze voelde zich er schuldig over dat ze dat op dit moment niet meer kon doen. Ze wist dat hij niet snapte dat ze nu zo vaak thuis was en toch minder voor hem deed. Steeds vaker begon ze hem te ontwijken.   Vriendin Lies zoemde rusteloos en hardnekkig om Marthe's oren. Marthe had de grootste moeite om te ontsnappen aan een nieuwe steek. Ze voelde hoe Lies, voltijds manager bij een groot bedrijf, vergeefse pogingen deed om te begrijpen dat iemand die in het onderwijs stond en zó veel verlof had een burn-out kon krijgen. Marthe hoorde haar zoemen en zoemen en steeds maar weer over zichzelf beginnen, over hoeveel stress zíj had en hoe weinig vakantie zíj had om te recupereren. Het deed Marthe's maag ineen krimpen. Met ingehouden adem hoorde Marthe Lies vertellen dat een ‘saunake’ haar altijd wel goed deed, dat ze de stress dan zó van zich af voelde glijden. Ze liet daarbij haar armen van aan haar hoofd naar beneden zakken en deed alsof ze alle stress wegblies. ‘Misschien moeten we nog eens samen naar de sauna, jij en ik‘ had ze voorgesteld. ‘Het zal je goed doen.’  Marthe had geaarzeld en drufde niet zeggen dat ze hoofdpijn kreeg van de sauna. Lies bleef maar dreigend zoemen en bracht Marhte in de war toen ze zich luidop afvroeg of het niet beter was om zo snel mogelijk terug aan de slag te gaan want ‘ Van zo thuis te zitten, begin je toch alleen maar meer te piekeren. Allé, ik zou dat toch hebben als ik thuis zou zitten. Dan zou ik piekeren en me vervelen. Ik zou het niet lang kunnen volhouden hoor.’   Het luisterend oor waar Marthe zo naar snakte, had ze nog niet gevonden. En ze gaf zichzelf op de kop: ‘Waarom kan je nu niet eens je huis opruimen of een beetje koken? Waarom kan je nu niet gewoon terug gaan lesgeven? Verman jezelf nu toch eens.’   Misschien kwamen de pijnlijkste wespensteken wel van zichzelf.

Aline
0 0

Vakantiefoto / Center Parcs 1998

Ik ben het kleedhokje nog niet uit of de weeë geur van chloor en frieten draait mijn maag al in een knoop. Ik slik de koffiekoek van vanochtend weer door en wankel me een weg over de glibberige zwembadtegels. Het geroffel van de regen op het glazen dak zwelt aan in een  verwoede poging de kinderstemmen daaronder te smoren. Tevergeefs. De natuur delft wel vaker het onderspit in parken als deze. De bruine bladeren van de tropische planten zijn daar stil getuige van, hun wortels onder de tegelvloer gekneld als Chinese vrouwenvoetjes.   Naarstig nippen mama en papa al aan een moezelwijn bij de bar. Het afval op tafel verraadt de reeds verorberde kaaskroketten.  Voedsel is een mooie uitvlucht om geen woorden in de mond te moeten nemen. Moezelwijnen om wat niet gezegd wordt door te spoelen. Ik plof neer op een van de witte strandstoelen die ze bezet houden. Ilse zit naast me, mokkend ingeduffeld in twee strandlakens. Ze wou eigenlijk al niet mee gaan zwemmen. De buik was te groot en de bikini te klein. Mijn verwoede pogingen om haar van dat idee af te brengen bleven onbeantwoord. Ook de jongste was met haar kinderkleren het spreken ontgroeid.   Ik zak onderuit en maak oogcontact met de clown in het plonsbad. Er spuit water uit zijn oren en een troep kinderen hangt  huilerig aan de glijbaan die zijn buik met de bodem van het badje verbindt. Zijn belachelijk brede grijns trekt de knoop in mijn maag wat strakker. Ik wend mijn blik af. Ondertussen komt ook Daan aangelopen, enthousiast gesticulerend dat de golven in het grote bad weer begonnen zijn. Ik hoor nu pas de sirene galmen die hen aankondigt. “Eerst nog een familiefoto” oppert vader. Zuchtend komt Daan naast mama staan. Papa houdt de camera omgekeerd voor zich uit en telt af.  Op de achtergrond grijnst de clown meewarig mee.    

Fien
39 0

Geest, bent u daar?

In de zomermaanden mochten Rob en Jozefien kamperen in een tent die de ouders van het meisje met de sproetjes in hun tuin voor hen opstelden. Met het geluid van de krekels op de achtergrond wrongen ze zich in hun kleine slaapzakjes. Ze maakten er een spelletje van het tentzeil met een zaklantaarn te beschijnen en op die manier figuren te vormen. De ene moest dan raden wat de andere al lichtend had getekend. Soms probeerden ze om samen in één slaapzak te kruipen, maar al snel gaven ze er toch weer de voorkeur aan voldoende ruimte rond hun lichaam te hebben.   Jozefien klom graag in bomen. Ze had het voorrecht dat er een paar grote exemplaren in haar tuin stonden. De takken van de bomen wenkten haar meermaals in hun richting. Vooral de grote wilg riep regelmatig haar naam op het ritme van de wind. Hij vroeg haar zich te nestelen hoog in zijn kruin zodat hij haar kon wiegen en haar lieve woordjes toe kon fluisteren. Lenig als een kat beklom ze zijn takken. Lieflijk als een elfje praatte ze met haar grote vriend en ze fluisterde hem al haar geheimen toe.   Ze waren twee handen op één buik, Jozefien en Rob. Zij met haar vrolijke oogjes en rustige uitstraling, hij met zijn rond brilletje en spierwitte krulletjes. Wanneer ze elkaar een paar dagen niet zagen, voelden ze zich rusteloos, opgelaten, en hadden ze een enorme behoefte om elkaar weer te zien.   Wanneer er andere kinderen uit de buurt meespeelden, hielden ze ervan geesten op te roepen. Een groot blad papier met daarop in een cirkel alle letters van het alfabet werd op een tafel gelegd. In het midden werd een omgekeerd glas geplaatst en twee papiertjes met daarop ‘ja’ en ‘nee’. Iedereen legde de wijsvinger op het glas. Vervolgens werden de geesten aangeroepen door iemand: ‘Geest, bent u daar? Als u daar bent, ga dan naar ja.’ Soms moest deze vraag een aantal keren herhaald worden vooraleer er enige reactie kwam. Iedereen moest zich erg hard concentreren en lachen was uit den boze. Met geesten diende immers niet gesold te worden. Na enige tijd bewoog het glas zich langzaam richting ‘ja’. ‘Bent u een goede geest?’ Indien het glas zich dan naar ‘nee’ bewoog, werd de verbinding abrupt verbroken. Indien het glas zich naar ‘ja’ bewoog en het een goede geest betrof, kon elk kind een vraag stellen aan de geest waarop de geest kon antwoorden door het glas van letter naar letter te bewegen. Om te verhinderen dat één van de kinderen stiekem voor geest speelde en het glas moedwillig in een bepaalde richting stuurde, moest iedereen om de beurt zijn vinger even van het glas halen. Als de geest dan nog steeds antwoord gaf op de vragen, hadden de kinderen te maken met een echte geest. Indien het glas plots stopte met bewegen nadat één kind zijn vinger ervan had gehaald, werd dat kind ontmaskerd als valse geest en saboteur en werd het door Jozefien, die dit alles erg serieus nam, de les gespeld.   Toen ze op een keer Rob ontmaskerde als valsspeler, was Jozefien erg ontgoocheld en sprak ze gedurende een week niet meer tegen hem. Het duurde tot Rob zijn welgemeende excuses aanbood en haar beloofde vanaf dan nooit meer zo’n ongehoord gedrag te stellen. Toen één van de geesten op een keer ‘ja’ had geantwoord op de vraag ‘Kan je door onze kleren heen kijken?’, ze vervolgens een nieuwe beter gemanierde geest hadden opgeroepen en deze telkens opnieuw het woord ‘dood’ vormde, hadden een aantal kinderen de schrik zo hevig te pakken gekregen dat de pogingen van Jozefien om na dat incident nog opnieuw geesten op te roepen allemaal tevergeefs waren. De kinderen uit de buurt kozen voortaan voor andere spelletjes, zoals ‘één twee drie piano’ of ‘schipper mag ik overvaren’, omdat deze veiliger en minder griezelig waren. Ook de twee oudere buurmeisjes die vaak de spelletjes leidden op het grasveld op de hoek van de straat waren gekant tegen het oproepen van geesten. Niet omdat het griezelig en onveilig was, maar omdat het heidens was. De twee oudere buurmeisjes waren immers erg gelovig. Ze geloofden in de leer van Jezus Christus en geloofden dat er maar één Heilige Geest bestond. Die Heilige Geest kon niet opgeroepen worden. Je kon Hem enkel indachtig zijn in je gebeden.

Aline
27 0

Aangename kennismaking

Ze herinnerde zich nog goed de avond waarop zij en Thijs elkaar voor het eerst zagen.   Een amusante glimlach was op haar gelaat verschenen toen ze hem binnen had zien komen in haar geliefde café waar toen nog naar hartenlust binnen gerookt mocht worden.   Zijn pruik stond scheef en zijn lange vrouwenkleed was vurig rood. Hij zette zijn bril wat rechter en trok zijn kleed goed voor hij zich neerplofte op de barkruk en een frisse pint bestelde. Het gezelschap waarin ze vertoefde leek aan kleur en helderheid in te boeten nu deze verschijning aan de toog had plaats genomen. Ze dronk snel het laatste bodempje van haar glas rode wijn leeg om in de buurt van de verklede man een nieuw glas te kunnen bestellen. Hoewel hij verre van mooi was, intrigeerde hij haar. Zijn nonchalance en grappige manier van doen wekten haar nieuwsgierigheid en deden een bruisend verlangen in haar opwellen. Ze verontschuldigde zich bij haar vrienden en liep langzaam in de richting van de mysterieuze onbekende.   Ze ging naast hem aan de toog staan tussen twee barkrukken in. Voor ze de aandacht van de barman probeerde te trekken om haar bestelling door te geven, wendde ze zich naar de jongeman naast haar. ‘Uw pruik staat scheef. Zal ik ze terug wat rechter zetten?’ Geprikkeld en geamuseerd keek hij haar aan. ‘Graag.’ zei hij en hij genoot van de manier waarop deze jongedame ongegeneerd en met opperste concentratie de asblonde pruik die hij uit de verkleedkoffer van zijn oma had opgedist, weer op haar plaats schoof.   ‘Vandaag is mijn naam Georgette by the way. Wie ben jij?’ voegde hij eraan toe. Even aarzelde Emma. Zou ze hem naar zijn echte naam vragen of zou ze het spelletje een tijdje meespelen? Ze koos de tweede optie. ‘Mijn naam is Emma. Dat kleedje staat u beeldig, Georgette. Het accentueert uw bierbuik en platte boezem zo mooi.’ Ze probeerde het zo oprecht mogelijk te laten klinken en haar lachspieren onder controle te houden. ‘Ja, ik weet het’, zei Georgette die zijn stem voor de gelegenheid wat hoger deed uitvallen, ‘ik heb dat compliment vandaag al een paar keer gekregen.’ En hij knipperde op zeer verleidelijke wijze met zijn donkere ogen die achter twee brilglazen verscholen zaten. Op beider gezichten verscheen een glimlach van verstandhouding, een glimlach van speelsheid en ondeugendheid, een glimlach van herkenning.   ‘Wat drink je?’ vroeg de verklede jongeman. ‘Rode wijn graag. Zijt gij hier trouwens helemaal alleen, bevallige dame?’ antwoordde Emma. ‘Ja, ik ben weggevlucht op een scoutsfuif’, zei Georgette. ‘Mijn mannelijke vrienden konden het plots niet laten om me af en toe in mijn achterwerk te knijpen,’ zei hij, gespeeld verbouwereerd. ‘Tja, ik voel die drang ook, Georgette, als ik u in uw sexy rode jurkje zie.’ Emma liet deze woorden gepaard gaan met een op- en neergaande beweging van haar wenkbrauwen en een overdreven smachtende blik. Haar nieuwe vriend deed op vrouwelijke wijze alsof hij lichtjes geshockeerd was door haar opmerking.   In het lange smalle café waar in de late uurtjes vooraan soms gedanst werd, werd de stemming ondertussen wat meer uitgelaten en het gepraat luidruchtiger. De vrienden van Emma probeerden tevergeefs Emma’s blik te vangen om haar terug in hun richting te lokken. Vanuit haar ooghoeken zag Emma hen soms zwaaien en wenkende gebaren maken, maar ze deed net alsof ze het niet zag.   ‘Maar nu serieus’, zei Emma. ‘Wat is eigenlijk jouw echte naam?’ Thijs nam de pruik van zijn hoofd waardoor zijn kort warrig donker kapsel tevoorschijn kwam. ‘Mijn echte naam is Thijs.’ zei hij en hij keek haar doordringend aan wat haar tegelijkertijd een oncomfortabel en een opgewonden gevoel gaf. Even staarde ze zwijgend terug. Thijs zei: ‘Aangezien ik de zin van het bestaan nog steeds niet ontdekt heb, maar er wel naar op zoek ben, dood ik mijn tijd dan maar met mij te verkleden. Misschien draait het leven wel gewoon daarom: u amuseren.’ ‘Ja, misschien wel’, zei Emma en ze hield haar glas in de lucht om op deze conclusie te proosten. Het oogcontact gaf haar een warm gevoel. ‘Ik heb ooit eens ergens gelezen dat de zin van het leven de zin óm te leven is. Maar vraag me niet wie het geschreven heeft want dat weet ik niet.’ ‘Ja, daar zit iets in’, antwoordde Thijs. ‘En bij mij is die zin om te leven op sommige dagen wel aanwezig en op andere dagen totaal niet. Ik ben stiekem wel jaloers op mensen die elke dag vol levenslust zijn.’    In zijn ogen had ze toen voor het eerst een diepte weerspiegeld gezien die ze maar zelden tegenkwam. In zijn ogen had ze een gelijkgestemde ontmoet die de dingen niet zomaar voor waar aannam maar in vraag stelde, iemand met wie ze samen de mysteries van het leven wilde verkennen. Het was een diepte geweest die ze niet had gekend in haar gezin van afkomst, maar waarnaar ze al haar hele leven had verlangd. Het was een diepte die ze tot dan toe enkel tegengekomen was in de boeken die ze las maar té zelden in het echte leven. Bij haar thuis waren de gesprekken enkel gegaan over de keuze van gerechten, de combineerbaarheid van kleren, over televisieprogramma’s, over de onhebbelijkheden van anderen maar nooit over de dingen die er voor haar echt toe deden.    Hoewel ze het verlangen voelde om in de toekomst uren aan een stuk te filosoferen met deze jongeman, wou ze het op dit moment toch liever luchtig houden.    ‘Is het een hobby van u om verkleed als vrouw door het leven te gaan?’ vroeg Emma. ‘Wel, ik moet zeggen dat het wel prettig voelt om deze rode stof rond mijn lichaam te voelen. Maar ik verkies toch een vrouwenlichaam tegen het mijne.’ Even sloeg Emma’s fantasie op hol en zag ze zichzelf naakt naast hem liggen, onder een donkere sterrenhemel, op een dekentje in het gras, na een wild avontuur van zuchten, kreunen en genot. Maar al snel herpakte ze zich. Ze kende deze jongeman niet, wist niet eens of hij al dan niet vrijgezel was. Die vraag zou ze hem vanavond onder geen beding stellen want ze wilde de betovering niet verbreken. Om de beladen stilte een halt toe te roepen, ging Thijs verder: ‘Ik ben eigenlijk heel moe en kwam hier gewoon nog een pintje drinken voor ik mijn bed in zou kruipen.’ Hij kon de teleurstelling van haar gezicht aflezen en stiekem hoopte hij dat ze hem zou smeken om te blijven. Het was kinderachtig van hem, dat wist hij, maar hij kon het niet laten.   ‘Ik ga onder de wol kruipen. Het was zeer aangenaam om u te leren kennen, Emma. Misschien treffen we elkaar hier nog wel eens een keer.’ Emma stond met haar mond vol tanden. ‘Oh wat jammer’, stamelde ze. ‘Ik vond het net zo gezellig. Maar als jouw bed je roept, dan moet je maar gaan hé. Al had ik het wel fijn gevonden om nog wat te praten en dan misschien nog wat te dansen.’    Thijs die al lang overtuigd was en voor wie op tijd gaan slapen al lang geen optie meer was, wou het onderste uit de kan halen door nu nog niet toe te geven, door nog even de plichtsbewuste te spelen die prat ging op een goede nachtrust. ‘Het spijt me, Emma. Mijn ogen vallen bijna dicht van de vaak. Mag ik uw hand kussen, lieve dame?’ en hij nam haar hand in de zijne en bracht die naar zijn lippen. Ze trok haar hand weg en sprak hem heel kordaat aan.   ‘Blijf’, zei ze op bijna gebiedende toon. ‘Drink nog één pint met mij. En ga dan slapen. Oké?’ smeekte Emma toen. Thijs deed net of hij aarzelde, of hij met één voet binnen en met de andere reeds buiten stond. Hij keek naar de klok die boven de deur prijkte, liet zijn hoofd en schouders heen en weer gaan om zijn geveinsde twijfel wat extra gewicht te geven, keek Emma onderzoekend aan. En pas toen haar blik steeds smekender werd, ze haar hoofd lichtjes schuin hield en één vinger omhoog hield (nog eentje , please…), ging hij duidelijk merkbaar door de knieën. ‘Oké, nog één pintje dan.’ ‘Goed, ik trakteer’, zei Emma die haar enthousiasme niet onder stoelen of banken kon steken.

Aline
0 0

Wie laat vanavond de kat uit?

‘Auto,’ riep ze en verschoof haar groene pion zeven plaatsen verder. ‘Hoezo, auto?’ vroeg ik verbaasd.  ‘Ja, auto. A-U-T-O’. ‘Oké oké, al goed. Toch kan ik het niet echt goedkeuren. Mijn beurt’. Ik gooide de drie dobbelstenen op het speelbord. Er waren in totaal 25 vakjes, elk voorzien van een willekeurig getal tussen 23 en 74.610 en waarin een patroon te vinden was. Tussen enkele cijfervakjes had je zes klinkers van het alfabet, de letters F, L en T en de tweeklanken UI en OE. Er waren maar drie kleuren : geel, groen en paars. Eén vakje had de enige kleur appelblauwzeegroen. Ik telde het aantal stipjes van de dobbelstenen op, dat was 15 en ik schoof mijn pion drie vakjes verder. ‘Weerspiegeling’ zei ik. Ik voegde er ‘scheerapparaat’ aan toe. ‘Hmm,’ gromde ze. ‘Goed gespeeld’. Ze nam een slok van haar limonade. ‘Niet slecht, die nieuwe limonadesmaak, maar ik zou het toch minder zoet maken’. Iemand die  Tina heette, had voor iedereen wat limonade gemaakt en testte deze op de bewoners van de residentie uit. Volgende maand ging haar café open en ze wou uitsluitend zelfgemaakte drankjes serveren, buiten Duvel en Kriek gerekend. Het bier kocht ze aan bij een lokale brouwerij en de koffie was Fare Trade. Mijn vriendin gooide een totaal van vier stipjes, schoof haar pion negen plaatsen verder en zei : ‘Slokdarm! Ik heb gewonnen!’ Ik moet toegeven dat ze slim was in dit spel. Ze berekende haar score en kwam op ‘De verwarming staat veel te hoog’. Jij hebt ‘Ze moest de kat nog uitlaten’. Ze onderstreepte met vastberadenheid haar score. ‘Wie laat er nu een kat uit,’ lachte ze. ‘Volgende keer beter’. Ze stond op, nam de lege glazen en liep naar de keuken. Ik vroeg me telkens weer af wat de bedoeling van het spel was. Ik stond op, liep de kamer uit en zag dat het voor haar alweer tijd was. ‘Tot morgen,’ riep ik nog maar ze hoorde me niet meer. Ze haalde uit naar de hoofdverpleger en ze weigerde haar medicatie te nemen. ‘Ze zeggen dat het paard de koningin zal vertrappelen, hoor me! Hoor me! De koningin herken je aan haar gele bikini, zeg het aan Rik’.  

Erwin Abbeloos
17 0
Tip

Seks, een kelner en de kleine dood

Er is al zoveel nepnieuws op internet, dacht de schrijver. Laten we hem B. noemen. Zojuist, onder de douche, had hij een briljant idee gekregen om zijn schrijverschap te promoten. Hij zou een nepverhaal plaatsen op Azertyfactor, het forum voor would-be schrijvers. En aangezien de schrijver zijn identiteit als 'schrijver' bevestigd wilde zien door echte lezers, besloot hij een daad te stellen. Een namaakverhaal met een titel die 'click bait' zou vormen. Want veel risico liep hij daarmee niet.   Kan ik dat wel maken? dacht de schrijver vervolgens, toen hij de morele kant van zijn actie overwoog. Ik loop weliswaar geen gevaar, maar het is niet bepaald aardig tegenover de lezer. Maar daarop dacht hij aan de grootste bedrieger op aarde, president Trump. De lezer zal het me vergeven, want in vergelijking met deze non-valeur ben ik maar een klein stukje onbenul, en wie zal er beledigd zijn door een onbeduidend schrijvertje als blijkt dat men op een waardeloze link heeft geklikt? De klikker in kwestie zal zich eerder schamen voor zijn eigen sensatiezucht wanneer die veelbelovende link niets anders blijkt dan een natte wind. Staand achter zijn computer, want de schrijver tikt tegenwoordig staande, deed hij een klein dansje. Dat deed hij vaker als hij erg tevreden was over een goede ingeving, en dansen doe je eerder als je niet eerst uit je stoel hoeft te komen. Nu was er nog een titel nodig om als aas te dienen. Het eerste woord wist de schrijver al toen hij onder de douche zijn idee kreeg. Een 'no brainer' zoals de Amerikanen zeggen. Daar schrijven ze 'seks' als 'sex'. Maar aan die anglificatie doe ik mooi niet mee!, dacht B., nog steeds in een zeer zelfgenoegzame bui vanwege zijn idee. Maar als 'seks' het eerste woord van de titel vormt, moet er dan toch niet op zijn minst een heel klein stukje, beetje, deeltje echte seks in, please, please, pretty please? Vooruit dan maar, besloot B, want in dat geval bedrieg ik de lezer een beetje minder dan ik aanvankelijk van plan was. Maar niet te veel, want de lezer moet nog van alles doen, en het is slecht voor de economie als die zich door seks laat meesleuren. Dus bedacht B. het volgende. De vrouw tilde haar avondjurk op, en vroeg de kelner haar nogmaals te bedienen. De kelner, een werkstudent die psychologie studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, boog zich over haar heen met de bedoeling haar glas bij te schenken. “Moet ik dan nog explicieter zijn?,” snauwde ze, harder dan ze eigenlijk had bedoeld. “Ik zei bedienen, wat denk je dat ik daarmee bedoel, snotneus! Ik loop al over van de wijn. Zet je tong aan het werk!” Niet slecht, dacht B. Nu nog meer click bait in de titel. Dan ben ik wel gedwongen om met het woord 'dood' in zee te gaan. Het gaat al over seks, dus dan is de kleine dood een mooie toespeling. Dat is echter nogal algemeen, dus laat ik de titel nog iets concreter maken, zodat de afgestompte lezer meteen kan projecteren. En daarmee had B. de eerste woorden van zijn verhaal definitief op het scherm. De kelner, die Vincent heette, en juist was gaan samenwonen met zijn eerste vriendinnetje, zodat hij best begreep wat de vrouw bedoelde, aarzelde. De vrouw was de laatst overgebleven gast, en enkel de kok, die in de keuken nog wat pannen afwaste, en hijzelf waren overgebleven in het restaurant. Als ik onder het tafellaken zit, zal niemand me zien, besefte Vincent. Hij zou ontslagen kunnen worden, maar die kans was klein als hij erin slaagde de vrouw snel te bevredigen. “Ik kom hier vaker eten, en jij wordt mijn vaste kelner,” zei de vrouw, toen Vincent vijf minuten later met een verhit gezicht zijn schuilplaats verliet. Niet veel later ontving het restaurant zijn eerste Michelinster.          

Vincent Baumgart
85 2

Wervelwind

Op een grijze, sombere ochtend eind november wandelde Greta het neogotische begijnhof van Sint-Amandsberg binnen. Ze hoorde de verdorde bladeren kraken onder haar voeten terwijl ze naar het huisje van haar dochter Lore liep. Ze snoof de geur op van de herfst en wandelde voorbij het centrale grasplein en de Sint-Elisabethkerk. Vóór ze aanbelde, herschikte ze snel nog even de ruiker oranjerode bloemen die ze voor de gelegenheid gekocht had. Haar hart begon sneller te bonzen omdat ze zich afvroeg in welke toestand ze Lore zou aantreffen. Aan de telefoon had haar dochter wanhopig geklonken. Waar Lore normaal gezien alle hulp weigerde, had ze er nu zo wat om gesmeekt.   Lore opende de deur en toverde een armzalig glimlachje op haar gelaat. Het was zo’n glimlach waarbij de mondhoeken wel omhoog krullen, maar de ogen het onverhulde verdriet verraden. ‘Bedankt voor de bloemen,’ mompelde Lore nauwelijks verstaanbaar.   De pas gepensioneerde bediende voelde de grond onder haar voeten wegzakken. Angst omklemde haar hart toen het compleet uitgeputte wezen dat ooit haar stralende dochter was geweest, de ruiker bloemen van haar aannam. De rommel aanschouwend schoten Greta’s ogen alle kanten op: een vaas met verlepte anjers op de salontafel met daaromheen tientallen tijdschriften, boeken en andere paperassen; de laminaatvloer vol vlekken en kruimels; stofwebben aan het plafond; ramen vol strepen; een grote stapel afwas op het aanrecht,… Een gevoel van radeloosheid overviel haar. Ze bracht haar linkerhand naar haar hart en hapte naar adem.   Vliegensvlug raasden honderden gedachten als bliksemschichten door haar hoofd.  ‘Deze puinhoop móet opnieuw geordend worden’, dacht ze. ‘Ik moet dit zo snel mogelijk in orde krijgen. Als ik dit niet kan regelen, wat voor moeder ben ik dan?’ Wanhopig rondkijkend nam ze de rommel in zich op en begon ze met haar hoofd te schudden. ‘Nee, nee, nee, ik heb niet jarenlang een kot betaald om al dat geld nu in vlammen te zien opgaan. Iets waarvoor ik zelf vroeger nooit de kans heb gekregen, kan ik nu niet als een vervlogen droom uit handen geven.’   Hoofdschuddend baande ze zich een weg naar de living. De ontreddering die ze in eerste instantie had gevoeld, maakte langzaam maar zeker plaats voor een onverstoorbare vastberadenheid. Ze klemde haar tanden op elkaar.   Als een bezetene ging ze aan het werk, haar dochter daarbij – niet moedwillig - negerend. De magazines over geschiedenis en die met de veelbelovende oneliners op de cover, stapelde ze netjes op elkaar. De nog half gedekte tafel vol kruimels en etensresten, lege verpakkingen en sporen van hoop die aan diggelen was geslagen, maakte ze in een mum van tijd terug toonbaar. Ze vergat daarbij regelmatig om adem te halen, maar haar focus bleef ze behouden. Ze moest en zou dit oplossen, al vergde dit het laatste van haar krachten. Niemand zou haar beletten om met fierheid over haar dochter, die leerkracht geschiedenis was, te spreken. Niemand zou haar ervan weerhouden een toekomst te hebben met kirrende kleinkinderen en een respectabele schoonzoon. Niemand.   Haar lippen op elkaar geperst, stoomde ze verder door het huis, grondig alles wat niet lag waar het thuishoorde op zijn plaats leggend. De prei, wortelen, courgette en paprika die Greta thuis zorgvuldig in stukjes had gesneden en nadien had ingevroren, haalde ze uit de door haar meegebrachte koeltas tevoorschijn. Onverstoorbaar door het bleke gelaat van haar dochter, plaatste ze de potjes met groenten netjes in het diepvriesvak naast de eenzame pizza die erin lag. Het diepvriesvak was net groot genoeg voor de aangeleverde nieuwe portie energie. ‘Wat extra vitamientjes zullen je goed doen’, zei ze tegen Lore zonder de reactie van haar dochter af te wachten. Lore stond er een beetje wezenloos bij, af en toe iets oprapend of op zijn plaats leggend. Ze voelde zich schuldig omdat ze er zo’n puinhoop van had gemaakt en ze de energie niet had om er iets aan te doen. Ze had het gevoel dat ze gefaald had als dochter, als leerkracht, als huishoudster, als vriendin.   Terwijl Greta als een straaljager naar de stofzuiger liep en de stekker ervan in het stopcontact stopte, probeerde ze Lore op te monteren: ‘We moeten dringend een datum vastleggen om nog eens te gaan shoppen.’ Ze keek haar dochter even aan met een flauw glimlachje en verwachtte niets anders dan instemming met haar voorstel. Net voor het zuigende ding lawaai begon te maken, voegde ze eraan toe: ‘Wat nieuwe kleren in jouw kast zullen je goed doen. Daar zal je vast van opkikkeren.’ En toen zette ze zelfvoldaan de stofzuiger in gang.   Met een tomeloze energie en een mateloze wilskracht maakte ze in een handomdraai de kleine living, de keuken, het halletje en de slaapkamer van haar dochter, die vorige maand 29 was geworden, stofvrij. Zo hoopte ze om ook de ballast die haar dochter met zich meedroeg, te kunnen wegzuigen. Op deze manier hoopte ze niet alleen het huis van haar dochter maar ook het arme kind zelf nieuw leven in te blazen.   Na een kortstondig afscheid keek Lore haar moeder met een zwaar gemoed na. Ze zag haar met snelle pas het kasseiwegje aflopen dat naar de poort van het Begijnhof leidde. Als een wervelwind was ze gekomen en weer gegaan, honderduit pratend en opruimend om toch maar niet geconfronteerd te worden met het bleke gelaat van haar dochter.

Aline
0 0