Zoeken

De foute vrouw

Als ik naar haar kijk, gaat mijn hart sneller slaan. Haar onbedoeld sensuele bewegingen, vooral als ze aan het roken is, winden me op. Ze weet wat ze wil en dat laat ze graag merken. Haar sterke wil schrikt mannen af, vooral omdat ze niet weten hoe ze ermee om moeten gaan. Anderzijds maakt net dat haar nog aantrekkelijker.  Waar ze gaat, doet ze hoofden draaien. Mannen kijken haar na en worden in hun arm gepord door de jaloerse vrouw aan hun zijde. Het geeft haar vleugels, maar ze blijft met haar voeten op de grond. Mannen gaan gretig op haar avances in, maar voor haar zijn ze niet meer dan marionetten die ze bespeelt om aan haar eigen verlangens te voldoen.  Ik zal nooit vergeten hoeveel moeite het me heeft gekost om haar voor mij te winnen. Bloed, zweet, tranen en een kus met een knappe blondine om haar jaloers te maken, al was dat laatste geen straf. Eerst ongelofelijk hard to get, nu kan ik haar al zeven jaar de mijne noemen. Het fladderen is ze nooit verleerd en haar drang naar aandacht van andere mannen blijft. Hoe ze wulps door het leven danst, brengt kleur in onze relatie. Al zijn sommige dagen grauw en somber als ze weer eens in overdrive gaat en het gevoel heeft dat ze tekortschiet. Plots is ze niet meer zo zelfzeker als enkele dagen geleden en zou ze liefst met haar dekentje versmelten met de bank.  Complimentjes en knuffels ontdooien haar beetje bij beetje en geven haar opnieuw zelfvertrouwen. Daar staat ze weer. Zelfbewust, knap, sexy en uitdagend, klaar om haar volgende prooi te verslinden. 

Joni Motmans
4 0

Hondje

Op een bankje in de hal van het station zit een vrouw met een klein wit hondje. Ze is van het gezette type, draagt een broek met motiefjes en een zwarte regenjas. Op haar voorhoofd staat een zonnebril. Het regent. Ze lurkt aan een koffie die ze gekocht heeft van de hippe barista met man bun en tattoos. De meeste mensen kijken op hun gsm, zij niet. Ze staart naar het bord met de vertrektijden, of ze er echt naar kijkt weet ik niet want ze heeft de zonnebril op haar neus gezet. Met haar hondje heeft ze geen oogcontact. Er staat een bekertje aan haar voeten. Ze ziet er toch niet uit als een dakloze? Er is water in voor het hondje. Naast haar zit een oudere dame die ook niet op haar gsm kijkt maar ze kijkt wel naar het hondje. Ze steekt haar hand uit om het te aaien maar wordt meteen afgesnauwd. ‘Dat mag u niet doen, hij vindt het niet leuk, u wil toch ook niet dat ze dingen doen met u die u niet leuk vindt!’ Ik voel medelijden met de oudere dame. Zij wilde alleen maar vriendelijk zijn en ze houdt duidelijk van hondjes. Misschien heeft ze ook een hondje gehad en is het gestorven. Misschien wil ze gewoon met iemand praten en bij het eerste wat ze doet, ze heeft zelfs niets gezegd, wordt ze afgeblaft. De vrouw met het hondje richt haar blik weer naar het bord, de oudere vrouw staart voor zich uit. Ik kijk ook naar het bord. Mijn trein komt over vijf minuten op spoor acht. De oude vrouw is eenzaam. Haar man is net gestorven. Ze had een hondje maar dat heeft ze moeten laten inslapen. Ze weet niet wie van de twee ze het meest mist, haar man of het hondje. Het hondje was lief, het was altijd blij haar te zien, met haar man had ze wel eens een woordenwisseling. Ik mis Gitte. We gaan opnieuw een kat adopteren. Nu zitten ze er nog, in dezelfde positie. Ik wil wel met haar praten. Wanneer is de trein er? Ik zou ook een koffie willen, ik zal het maar niet doen. Niet leuk voor de tandarts, boren in een koffiemond. Straks misschien na de tandarts een cappuccino en een stukje cake? Hmm cake. Ik moet nog eens cake bakken. Spoor acht, vier minuten. De Panos. Bewerkt voedsel. Had ik in de krant gelezen. Heb ik mijn abonnement al betaald? Straks Dancing with the Stars op VTM. Die slechtziende man, hoe heet die ook weer? Hans, Bart? Karl, dat is het. Hij heeft misschien dezelfde oogziekte als Oddvar, het is genetisch, zei Elisabeth. Bij Oddvar en Elisabeth logeren in Zweden, ik kijk er naar uit.Ze hebben ook een wit hondje, zou dat hetzelfde ras zijn? Mijn rug doet pijn, kine, niet vergeten afspraak te maken, briefje niet vergeten. Waar zijn mijn sleutels, waar is mijn gsm? Oef, hij zit in mijn jaszak. Ik heb toch een kaartje gekocht?  De vrouw met het hondje is verdwenen maar de oudere vrouw zit er nog. Ik loop naar het perron. Mijn gedachtentrein dendert verder en de trein naar Kontich komt eraan.      

Ilse Janssens
5 0

In de arena

Thuis in mijn veilige cocon verwerk ik het leven, de oude en nieuwe indrukken die het naliet, en laad ik weer op voor de volgende ronde in de arena. Met de arena bedoel ik iedere ruimte waar ‘anderen’ zijn. Anderen die mogelijk triggers, uitdagingen en oncontroleerbare waanzin op mijn pad gooien. Of anderen met hun verwachtingen, oordelen, conventies en ongeuite maar voelbare energie. Ik kan die ander natuurlijk niet verantwoordelijk stellen voor mijn gevoelens en ervaringen, zo ver ben ik gelukkig al. Het is echter de alchemie van mijn persoonlijke energieveld met dat van een ander waaruit een mix ontstaat die mij ofwel smaakt, voedt, op de maag ligt of doet kotsen. Rustig gecentreerd in mijn eigen authentieke energie zie ik alles klaarder dan ooit. Daar ontstaan de inzichten, levenslessen en de voornemens. In mijn eigen stille veld heerst er een helderheid die mij onthecht van verhalen en materie. Het gebeurt natuurlijk dat ik de verhalen en materie van de arena in mijn cocon meeneem. Dan is er tijd nodig om alles uit te zuiveren. Ik lijk dubbel zoveel tijd nodig te hebben als wat het conventioneel aangenomen werk- en levensritme predikt. Naast de tijd die ervaringen in de arena innemen, heb ik ook minstens dezelfde hoeveelheid tijd nodig om die ervaringen te verwerken, verteren en plaatsen. Daar zijn de agenda’s in deze wereld niet op voorzien. Na een ervaring in de arena, die ook wel het ‘werkveld’ genoemd kan worden, komt er meteen nog één en nog één en nog één. Als ervaringen routineus verlopen, als in voorspelbaar, dan valt er niet zoveel te verwerken, zou je kunnen denken. Dan kan er dag na dag urenlang in de arena vertoefd worden. Ja misschien wel, maar is dat leuk?  Nee Karolien, maar is dit leven gemaakt om leuk te zijn? Het tegendeel laat zich frequent zien. Het hele routineuze en zogezegd comfortabele westerse systeem is er niet voor ons plezier.  Het is er voor ons eigen bestwil, hoor ik het in raamloze kamers galmen. Kamers zonder het uitzicht op ‘iets anders’. Uitzicht op iets alternatiefs? Nee, op iets oorspronkelijk.  Ik heb gemerkt dat veel mensen die zich gevangen voelen in de ratrace getriggerd raken door het idee van een persoonlijk natuurlijk ritme. Omdat zij geen tijd hebben om dieper in te gaan op de authentieke verlangens die in hun persoonlijke centrum liggen, mogen anderen dat ook niet. Iedereen gelijk voor de wet, zeggen ze. Miserie is er om gedeeld te worden, maar mag niet worden aangekeken of benoemd, laat staan aangepakt. Als iemand zegt dat die kiest voor een rustig leven, dan hoor je het briesen in de stallen van de werkpaarden. Welvaart is werken. Comfort is geluk hebben. Tijd is niet altijd vrij. Vrijheid kost geld. Geld is schaars. Het zijn slechts enkele mantra’s die achter de tralies van het systeem weerklinken. Helaas ook overtuigingen die diep geprogrammeerd zitten in vele afgeleide en vermoeide hoofden.   Ik merk dat de tekst zichzelf weer schrijft, zoals wel vaker gebeurt. Ik was eigenlijk niet van plan om het alweer te hebben over dat kromme systeem dat lichtwezens tot slavernij dwingt, maar over het contrast tussen de helderheid en rust in mijn veilige plek en de verwarrende ruis die daarbuiten lijkt te liggen. En hoe uitdagend het is om de inzichten en lessen die in mijn cocon ontstaan ook daadwerkelijk in de arena te belichamen. De arena is het werk- of oefenveld waarin ik mijn opgedane inzichten en levenslessen kan testen in de praktijk. Zo ben ik onder andere scherp gaan inzien dat eerlijkheid een prominente kernwaarde is in mijn leven. Daarnaar leven betekent mijn waarheid, gevoelens en grenzen durven uitspreken. In de cocon klinkt het meestal simpel, maar in de arena lijk ik alles weer vergeten. Wanneer ik mij middenin een praktische uitdaging bevind, je zou het een test of oefening kunnen noemen, dan nemen voorgeprogrammeerde overlevingsmechanismen het al snel over. Had ik me bijvoorbeeld voorgenomen om te spreken, dan betrap ik mezelf in de arena op pleasen en zwijgen. Of als ik voor de zoveelste keer besloten had om mijn grenzen te respecteren, ongeacht wat anderen doen of vinden, dan zie ik mezelf later toch weer een uitzondering maken. De oefeningen in de arena blijven oneindig komen, dus ik heb ook evenveel kansen om het telkens opnieuw te proberen en het dan ‘beter’ te doen. Authentieker en eerlijker. Naarmate ik steeds beter mezelf kan zijn in de arena, des te complexer en slinkser de uitdagingen worden. Soms denk ik een bepaalde wederkerende uitdaging nu wel onder de knie te hebben. Het hoofdstuk omtrent grensoverschrijdende mannen, bijvoorbeeld. Na ettelijke valkuilen meen ik een sterk afgestelde radar te hebben ontwikkeld voor zulke types. Ze kwamen in alle vormen en maten: van transparant en voorspelbaar, tot sluw en vermomd als iemand met inzicht. Maar toch lijkt dat hoofdstuk maar niet afgerond. Keer op keer moet ik constateren dat ik voorgevoelens en intuïtie in de wind heb geslagen en ben ik boos op mezelf dat ik er niet naar heb gehandeld. En waarom niet? Vaak uit angst. Angst om verkeerd te zijn, angst voor oordeel, angst om te kwetsen, angst om af te schrikken, angst om iets te verliezen, enzovoort. Ik word wel steeds geduldiger met mezelf. Het is niet zo dat ik ‘faal’ als ik mijn voornemens en inzichten niet belichaam in cruciale praktische situaties. Als er achteraf in de veilige cocon voldoende aandacht is voor de gevoelens die voortkomen uit de ervaringen in de arena, dan kan dit de inzichten en levenslessen alleen maar bekrachtigen. Dit hele proces van zelfontwikkeling met praktische oefeningen berust op een evenwicht van mentale contemplatie en het bewust doorvoelen van gevoelens. Met dit tweede heb ik het lang moeilijk gehad, wat zich uitte in ziektesymptomen. Dankzij dat ziekteproces werd me duidelijk hoe belangrijk het is om zowel in als buiten de arena te durven voelen. Harde klappen in de arena hadden ervoor gezorgd dat ik het voelen systematisch uitschakelde en verving door overmatig denken en pleasegedrag. Een ziekmakende strategie om te overleven. Natuurlijk wil ik meer dan overleven. Ik wil écht leven. Mezelf niet beperken. Durven authentiek spreken en handelen zonder bang te zijn voor gevolgen. Het besef dat de veilige cocon veel meer is dan mijn knusse thuis dringt steeds dieper door. Het is geen fysieke plek die onderhevig kan zijn aan destructieve krachten, maar het is een ongenaakbaar centrum in mezelf dat ook in de arena toegankelijk is. Dat centrum terugvinden en betreden, te midden van overweldigende of triggerende indrukken, is een procesmatige uitdaging die ik aanga. Ik heb de tijd om de kunst eigen te maken van het gecentreerd blijven, ongeacht welke vertoning er op mijn pad wordt gegooid. En ik weet nu dat dat ‘gecentreerd blijven’ geen neutraal en gevoelloos standpunt is, maar dat het draait om eerlijk voelen en daarmee in het reine zijn.  Het is tegelijk mijn intentie om de spelen in de arena minder gewichtig op te nemen. Om niet langer verontwaardigd en gefrustreerd te zijn bij wat ik de absurditeit, onwetendheid en waanzin van de wereld noem. Ik wil het waarachtige van de afleiding kunnen onderscheiden. Het authentieke van de overlevingsmechanismen. En handelen vanuit de helderheid van mijn centrum. Karolien DemanFoto door Toni Meert

KarolienDeman
12 1
Tip

Vandaag, die dag

Vandaag is de dag waarop je het lijkt te willen goedmaken met je persoonlijke toekomst,die verderop uitgestreken op je ligt te wachten,en die onaangeraakt tot dusver nog ontoegankelijk is gebleken.De autobiografie ervan doet pijn. Persoonlijke data en patronen waarmee je de dagen tot uitvoeren brengt,branden op je geweten,want ook jij bent nog jongmaar ook jij verdoet de tijd (die je had).Je bijt in je lip, de binnenkanten van je handpalmen voelen klam. Vandaag, later, straks, maar vandaag, wanneer ook deze dag je verlaten heeft,rest er onvoldoende daadkracht om nog ouder te worden.Er rest enkel nog de toestanden die is kil voor je. Ik moet traag heropleven en de eerst nog gedempte, hoogst noodzakelijke klanken eruit gooien.Denk ik. Vandaag lijkt een ik wel nog steeds te hunkeren naar wat er ooit mogelijk had geleken.Er is veel meer dan wat ik alleen maar verloren heb zien gaan in de progressiedie we niet meer zullen kunnen meemaken. Jou heb ik meegemaakt; de sterren de nachten.Maar ook jouw aanwezigheid in het ‘tot dusver’ van m’n leven is slechts een opgebrande, kwaadaardige herinnering op het netvliesvan wat zich inwendig weet op te werkentot waarachtig en daadwerkelijk daar. Is het voor het grijpen,maar zonder bewijzen?Bel me. Wanneer het zover is, is het al gedaan.Momenten vliegen voorbij als waren ze luchtledig, maar ik blijf bestaanen dat is in zekere zin problematisch van aard.Waarom op reis gaan nu, als je jezelf meeneemt?De psychologie van het alles vertelt je dat het intergenerationele geheel ervanniet zomaar te pas en te onpas ge-traumadumped mag worden.Toch niet bij vreemdsoortige voorbijgangers, die mensen die in je dagen lijken te passeren.Als je denkt aan het sociale vangnet dat je nodig lijkt te hebben,heb je het eigenlijk over jaren aan ontmoetingen.Het kost dus toch kracht en strijd! Wat ook nog voorbijkomt, namelijk live en rechtstreeks in mijn oren nu, is London Grammar.D.w.z dat London Grammar dit gedicht mede mogelijk heeft gemaakt. Persoonlijke revoluties komen tot stand, seizoenen ronden af.Belachelijk mooie ontwikkelingen als persoontje in de wereld van vandaag,zijn als een toevluchtsoord voor je kwetsuren. Altijd is er wel weer een plek die zeer doet.Altijd weer meer is er een zeer die plek genoemd wordt.Tussendoor definieer je jezelf naargelang de condities en de symptomen.Daardoor zie je door de bomen het bos.Denk je.Niet dus. Jij bent als dag en nacht voor de therapeut.Er bestaat geen nulpunt in de hiërarchie van dom zijn.Als je het niet wil snappen, snap je het vooralsnog niet. Tussen mij en de therapeut is er enkel geen gesprek meer dat onvolkomen onaf is.Waar schrijf ik dat dan even neer, als ik dan toch het relaas van persoonlijke revolutieafsteek?Aftellen maar. 321Nu is het nieuwjaar.Alle conventies moeten overboord.Radicaal mistig vandaag.Dan weer blakke zon.Dit is 2025, maar dan te gast in mijn denkwereld, vormgegeven door de letters op het scherm. Noem het een schaduwbestaan, maar ik heb mezelf uitgespeeld:op de tafel voor mij rusten mijn armen.Ik ben klaar.Ik hoef niet langer iets te willen bewerkstelligen.Kon nu alles blijven zoals het was, noemde Dries Dries.Maar wat ‘ben’ je nog zonder naam? Ik ben verdomme mijn symptomen, mijn tekortkomingen & winstmarge,mijn berekend, overgehouden geluk over enkele decennia,mijn kwetsuren & overwinningen. Allemaal vandaag,die dag dienet zoals het schrijven van dit gedicht,moeite kost. Dan, later, straks en dus vandaaglijkt die dag, steeds meer op zichzelfen zo ook een ik.Ik ben in vrede gekomen, en zal zo ook gaan.Volledig in rust gekeerde symfonie steekt af,en zo hoort een dag als deze dan ook te gaan.

Dries Verhaegen
85 2

Slechts brokstukken

Het overweldigende gevoel, zich vertakkend in verwarring, stamt uit alle mogelijkheden, beweringen en waarheden die rond mij samentroepen. De ene al dwingender dan de andere. Als straatkinderen die in mij een rijke toerist zien, met zakken vol aandacht en ander snoepgoed. Ik ben in het verleden gul geweest, maar wil mij niet langer laten pluimen. Mijn strategie klinkt simpel: voelen wat voor mij klopt, de rest negeren. Alleen nog focus op het intuïtieve gevoel, geen verstrooiing door verhalen. De verhalen bonzen op de poort van mijn heiligdom. Ik zet daarom het volume van mijn innerlijke wereld hoger zodat ik ze niet hoor. Het duurde even voor ik die volumeknop vond. Het gebeurt nog dat ik hem even kwijt ben. Een illusie wordt niet altijd doorprikt door haar te doorzien. Weten dat er een illusie is, verandert de illusie niet. Het verandert voor mij wel de handvatten in hoe ermee om te gaan. Handvatten die ik eigenhandig uit mijn kern heb moeten beeldhouwen. Want het onechte diende zich aan zonder grip. Of: ik was het die zich aandiende in het onechte, om redenen die ik vergeten ben. Kwetsbaar, puur en open arriveerde ik ergens waar ik niet thuishoor, maar blijkbaar wel dien te zijn. Met alle informatie in mijn wezen, behalve de verhalen van deze wereld. Er werd mij geleerd hoe te denken en te spreken, en de verhalen overschreven systematisch wat ik wist zonder woorden. Denkend en sprekend in een taal die de mijne niet is, tracht ik, decennia later, te herinneren wie ik oorspronkelijk ben. Om het echte van het onechte te onderscheiden, is mijn gevoel er dus als enige betrouwbare leidraad uitgekomen. Uit het oneindige kluwen van redeneringen trek ik aan de lijn die me rechtstreeks naar ‘binnen’ leidt. Mijn houvast, mijn handvatten, zijn niet langer tastbaar. Ik vind tegenwoordig meer grip in de leegte, in het vacuüm van het zinloze. Wat ooit chaos leek, voelt nu bevrijdend. Ik verkies chaos boven gestructureerde verwarring. Wat zich in het onechte als logisch en normaal voordoet, maakt deel uit van een artificiële zingeving. Het is die zin, verzonnen, opgelegd of pijnlijk ontbrekend, die het leven van gewicht voorziet. Zonder die zin is er alleen maar bewegingsruimte. Zonder zingeving is er geen agenda of planning, enkel maar het aanwezig zijn in het moment. Deel uitmaken van de leegte. De onechte structuur waarin ik scheef groeide, maakte mij tot een samenhangsel van onbewuste stukken en vastgekoekte angsten. En zo bewoog ik mij doorheen oneindige raadsels van informatieve zingeving. Er openbaarde zich een oneindige zee aan mogelijkheden die ik kon ‘benutten’, waar ik iets mee kon ‘doen’, iets over kon ‘denken’ en ‘zeggen’, iets van kon ‘maken’. Allemaal met het achterliggende idee dat het ‘iets’ is. Dat ‘iets’ beter is dan ‘niets’. Maar met vallen en opstaan wist ik mezelf recht te trekken uit deze illusie en herinnerde ik weer dat ‘niets’ aan de basis lag van alles. Ik kan natuurlijk altijd ‘iets’ neerzetten waarvan ik weet dat het ‘niets’ is, om mijn tijd hier enigszins vermakelijk door te brengen, vandaar ook deze tekst. Het belang van materiële aanwezigheid reduceert enorm wanneer het besef van zinloosheid zijn licht, dat soms als een schaduw voelt, werpt op de dingen. Ik heb gegraven en gewroet in de bodem van wat mijn fundering zou moeten zijn; ik dacht er wortels te vinden, maar vond er vooral verhalen en verwarring. Dan maar in het ijle drijven en zien waar de stroom mij brengt. Er is nog weinig waarop ik mij kan vastklikken dat van waarde is. Ik moet mij in nauwe hoeken wringen om de normaliteit van de simulatie mee te spelen. Het comfort dat mensen in deze onechte wereld denken te vinden, is iets waar ze in hun naakte bewuste essentie nooit voor zouden tekenen. Maar hier, in de overweldigende beperking, geeft het schijnrust. Die schijnrust is een muur die ik al jaren aan het afbreken ben om te zien wat erachter ligt. En nu verschijn ik tijdens sociale interacties met slechts brokstukken, waarmee ik snel opnieuw een schamele constructie maak die het even volhoudt. Hoe lang nog? Mijn lichaam geeft nu duidelijker dan ooit aan dat de muur afgebroken is en ik quasi naakt in de leegte sta. Opnieuw kwetsbaar en puur. Ik ben dus niet langer bestand tegen interacties die niet authentiek voelen. De beperkende middelen en taal die ik nu gebruik om deze tekst te construeren, zijn tools van de matrix. Deze woorden zijn niet meer dan vage schimmen van het ‘niets’ dat nu in ‘iets’ gepropt wordt. Maar misschien valt er te snoepen van een glimp echtheid die uit de lege omhulsels lekt? Dat hangt natuurlijk ook af van het bewustzijn dat over deze letters dwaalt. De meeste mensen zullen op hun honger blijven zitten. Dat komt onder andere omdat ze in een omgekeerde wereld leven. Ze hebben zich daaraan aangepast. Ik blijf het lastig vinden, zo ondersteboven, en vind het in veel ‘normale’ situaties niet gemakkelijk om mijn maaginhoud binnen te houden. Ik voel me ook vaak moe. Moe van hier dag in, dag uit te zijn. Of te doen alsof ik hier ben. Schipperend tussen misschiens en mogelijkheden, het minimum uitvoerend, want ‘je weet nooit’. Veel schrijven en lezen omdat niet schrijven en lezen misschien ramen en deuren sluit. Ramen en deuren in de muur waarvan slechts brokstukken overblijven. Tekst door Karolien DemanFoto door Toni Meert

KarolienDeman
12 0

Gitte

5 november 2024 was een droevige dag. Die dag is mijn kat Gitte gestorven, op de respectabele leeftijd van achttien en een half jaar. Ze kwam bij mij wonen toen ze drie was. Mijn vriendin Hilde had haar als kitten uit een nestje gered, samen met haar halfzus Trix. Ze waren verwaarloosd en zaten onder de vlooien. Gitte was gitzwart, Trix spierwit. De zussen vormden geen harmonieus duo, Gitte durfde wel eens te grommen naar Trix, soms mepte ze haar. Op den duur was ze onhandelbaar en arme Trix was bang voor haar zus. Enter Gitte in mijn leven. Ik woonde pas alleen en was net geopereerd. Ik zat me hele dagen thuis te vervelen en toen Hilde vroeg of ik Gitte wilde adopteren, had ik niet veel bedenktijd nodig. Ze was bazig en had haar kleine kantjes maar toch was ze een leuk, grappig dier. Ze trok in bij mij, met allemaal nieuwe spulletjes : krabpaal, kattenbak, speeltjes en kommetjes. Ze maakte veel misbaar in haar kattenmandje en eens ze er in de woonkamer werd uitgelaten, verstopte ze zich onder de zetel. Daar bleef ze de eerste drie dagen en ze liet niet van zich horen. Wanneer ik thuiskwam waren de brokjes wel opgegeten, dat was het enige teken van leven dat ik kreeg. Tenslotte waagde ze zich voorzichtig in de nieuwe omgeving. Al sluipend, pootje voor pootje. Ze snuffelde nieuwsgierig aan mijn vingers en stond toen toe dat ik haar aaide. Toen Hilde op bezoek kwam, keek ze brutaal in haar richting. – Jij hebt me gedumpt maar hier is het veel beter! Toen keek ze de andere kant uit en besloot Hilde voor altijd te negeren. Haar vertrouwen groeide en ze begon zich langzaam thuis te voelen, kopjes gevend aan de meubels, de deurposten en de benen van haar nieuwe vrouwtje. – Zo slecht is het hier niet en er zijn geen concurrenten.  Ze probeerde verschillende plekjes uit. De krabpaal werd goedgekeurd maar de leuning van mijn zetel was nog veel beter. Daar had ze een goed overzicht en kon ze zich mijn streeltjes laten welgevallen. Op de schoot zitten vond ze maar niks en ze wilde zeker niet opgepakt worden. Ze moest altijd de controle hebben. Zo was ze altijd geweest, misschien had het met haar moeilijke jeugd te maken. Ze had speeltjes meegekregen, pluchen muizen en balletjes en een laserlichtje. Leuk, maar het liefst speelde ze met touwtjes of met plastic zakken.  Gitte was een mensenkat, en nu ze het alleenrecht had op alle aandacht, streeltjes en eten, voelde ze zich zichtbaar goed en ze was een lief, aanhankelijk beestje. Ik vroeg me af of ik een hond of een kat in huis gehaald had. Ze ging overal met me mee, tot aan het toilet toe. Wanneer ik thuiskwam stond ze achter de deur te wachten met haar staart als een vraagteken in de lucht en trakteerde me op een miauwconcert. Het maakte eigenlijk niet uit hoe lang ik weg was, of ik nu even naar de brievenbus ging of ik was een weekend weggeweest, ze verwelkomde me altijd enthousiast. – Waar ben je zo lang geweest? Ik was hier helemaal alleen, niemand om mee te praten. Zoals alle kattenbaasjes praatte ik met haar. Dat had ze graag, ze was een echte babbelkous, ze miauwde heel veel en heel luid. Ik begon haar kattentaal te begrijpen. Een luide miauw : ik wil aandacht! Ik wil streeltjes! Speel met mij! Die gebruikte ze de hele dag door. Kreeg ze niet meteen de aandacht die ze vond dat ze verdiende, kon ze ook nog met haar poot uithalen. Miauwaawaaw! De verontwaardigde miauw : je zit op mijn plek! Je stoort me! Laat me met rust! De ongeduldige miauw : ik heb honger! De zielige flauwe miauw kon voor vele doeleinden ingezet worden. De kotsmiauw : vooral handig voor de baasjes. Een heel luid klagerig gejammer. Je kon haar dan nog net op tijd verplaatsen zodat ze de zetel of de mat niet onderkotste. Als ik eens per ongeluk op haar poot trapte (ze ging ook altijd tussen of achter mijn benen staan) gilde ze : Waaaaaw! Dat deed ze ook wanneer ze nog maar dacht dat ik op haar ging trappen. Een echte dramaqueen. Na dertien jaar met zijn tweetjes in mijn appartement, verhuisden we naar dit huis dat ik samen met mijn vriend gekocht had. Gitte kreeg een plusbaasje. Toen hij nog ‘een’ vriend was en bij mij op bezoek kwam, zat ze hem belangstellend te bekijken en knipperde dan met haar ogen. – Jij bent oké. De verhuis was lastig en stresserend. Ik had haar in een kamer op de bovenste verdieping gezet met al haar spullen. Haar lievelingseten, mousse van de Aldi, in haar kommetjes. Maar ze kon amper eten van de stress en zat met grote zwarte pupillen achter een gordijn. - Kom toch naar beneden, Gitte! Ze waagde zich in de woonkamer die nog vol rommel stond. De nieuwsgierigheid won het toch van de angst. Tot ze iets omstootte en terug naar boven vluchtte. Het duurde even voor ze haar draai vond, maar trappen op en af lopen deed ze alsof ze haar hele leven niets anders gedaan had. – Ze gaat zich zo goed voelen in jullie huis! Mensen dachten waarschijnlijk dat ze het fijn zou vinden, meer ruimte en een klein tuintje waar ze op het gras kon rollen en naar de vogeltjes kijken. Eigenlijk kon het haar weinig schelen. Ze was nu op de leeftijd gekomen dat ze het liefst lag te soezen op haar troon, de leuning van de zetel voor het raam. – Kijk nu eens, Gitte, een vogel! Ze hief haar kop even op, keek met een dwaze blik de tuin in, draaide zich dan om en sliep verder. – Boeit niet.  De kelder was wel interessant, met veel vieze hoekjes om in te snuffelen. Dan kwam ze naar boven met haar snorharen vol stof en spinnenwebben. Gitte was niet meteen het scherpste mes in de lade. We grapten soms : ze stond vanachter in de rij toen het kattenverstand werd uitgedeeld. Ter compensatie kreeg ze een flinke dosis slecht karakter. – Miauw! – Gitte, moet het baasje kwaad worden? – Miauw! Miauw! – Baasje wordt kwaad, Gitte! – MIAUW! Baasje stormde op haar af en overlaadde haar met streeltjes. – Rrrrrrrr Ze vond dit spelletje zo leuk dat ze begon te spinnen nog voor hij bij haar was. Het werd een dagelijkse routine. Ze liep steeds minder de trappen op en af. Haar vacht werd grijzer en dunner. Ze kwam ons niet meer enthousiast begroeten wanneer we thuiskwamen. Ze begon steeds luider te miauwen en te jammeren, op vaste tijdstippen. Ik bracht haar naar de dierenarts die me vertelde dat dat gedrag meer voorkomt bij katten op leeftijd, het is een vorm van kattendementie. Haar bloedresultaten waren oké, ze was nog altijd in goede gezondheid. De laatste weken veranderde haar gedrag. Ze babbelde  minder maar werd steeds onrustiger : oren  gespitst, grote pupillen. In plaats van rustig te dutten, doolde ze steeds meer rond in de woonkamer. Soms blies ze wanneer we haar wilden aaien. Ze krabde niet meer aan de paal, ging niet meer op de trap en ging niet meer zitten om te eten : ze zakte wat door haar poten en ging boven haar kommetjes hangen. Had ze last van haar achterpoten of haar buik? Naar de dierenarts dan maar? Misschien deed ik meer kwaad dan goed door haar al die stress te bezorgen. Maar nu kon ik er niet meer naast kijken, er was iets aan de hand.   – Gitte mag binnenkomen. De dierenarts opende Gittes medische dossier, begon te tikken en gaf ons een lange uitleg over artrose en kattendementie. Ze voelde aan Gittes buik, Gitte blies en gromde. – Je zou haar pijnstillers kunnen geven. Het was onmogelijk om een pilletje in Gitte te krijgen en omdat ik toch iets wilde proberen, stelde ze voor haar een inspuiting te geven die de artrose zou vertragen. Gitte krijste en blies toen ze het prikje kreeg. We brachten haar naar huis en hoopten dat ze dit ellendige doktersbezoek snel zou vergeten. De volgende ochtend vond ik een hoopje ellende op de mat. Versuft en bewegingloos. Ik aaide haar, ze reageerde niet, ze leek wel gedrogeerd. Ik legde haar in de zetel maar ze sukkelde er uit en begon rond te strompelen. Rondjes, rondjes, even versuft blijven staan, dan weer op de mat, proberen te gaan zitten, toch niet. Weer begon ze rond te dolen als een zombie. Af en toe lag ze half comateus op de mat, in een onnatuurlijke houding. Af en toe trok ze met haar pootjes. Het was weekend. Ze bleef door de living dolen en steeds maar toertjes maken rond de zetel, als een robot. Ze ademde en bewoog nog maar ze was er niet meer. We gaven haar alleen nog haar favoriete mousse en snoepjes. Ze dronk niet meer, af en toe likte ze eens aan de mousse. Ze ging niet meer op de bak. Een keer probeerde ze nog met haar pootje haar kop te wassen.Ik legde haar op mijn schoot, eerst zwiepte ze met haar staart en liet een heel flauw miauwtje horen maar dan leek ze tot rust te komen. Ik legde mijn oor tegen haar kopje en hoorde haar heel zachtjes spinnen. Ik bleef haar aaien en probeerde haar vacht wat te verzorgen, ze kon zich immers niet meer wassen. Het ging niet meer beter worden, ze was op, we moesten haar laten gaan. We weenden allebei. Maar ik wilde haar niet meer naar de dierenarts brengen. Op maandagochtend belde ik naar de praktijk en kreeg een assistent aan de lijn. – Deze week kan niemand langskomen, we zitten helemaal vol. Pas over twee weken. Ik probeerde een andere praktijk en kreeg hetzelfde antwoord : geen tijd. Hilde stuurde me de gegevens van een andere dierenarts, nieuw in de buurt. Later op de dag kwam ze ook even langs, om Gitte nog eens te zien. De hele avond hield ik haar bij mij. Maar ik kon niet de hele nacht blijven zitten. Tenslotte ging ik toch maar naar bed. De volgende ochtend vond ik haar in dezelfde toestand : ineengedoken, ogen gesloten. Wachtend op de dood die maar niet wilde komen. Ik telde de minuten af tot het negen uur was en de nieuwe praktijk openging. Een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn. Ik legde de situatie uit. – Deze namiddag kan ik komen. Opluchting, maar nu ging ze ons dus echt verlaten. Ik stuurde Dirk een bericht. De hele ochtend zat ik te wachten met Gitte op mijn schoot, er viel eigenlijk niets anders te doen. Om kwart voor twee ging de bel. De dierenarts, Lisa, gaf me plechtig een hand. Ze had een kattenmandje bij zich. Ik had Gitte voorzichtig neergezet om de deur te openen en ze begon weer toertjes te maken rond de zetel.  - Ze heeft waarschijnlijk een attaque gehad, dit gedrag is niet alleen dementie. Toen Lisa haar het eerste verdovende spuitje gaf, krijste Gitte, dan zakte haar kopje naar beneden en ze werd helemaal slap.  Lisa scheerde haar pootje en bracht een katheter in. Ik streelde Gittes kopje, ging op de mat zitten en nam haar op mijn schoot. Lisa bracht een slaapmiddel in de katheter. Ik vocht tegen de tranen. Het laatste was een overdosis slaapmiddel waardoor haar hartje stopte. Het ging heel snel. Ik snuffelde nog eens aan haar vacht en legde dan haar levenloze lijfje in het kattenmandje. Lisa nam het mandje mee, Gitte ging gecremeerd worden. Ik ging met haar naar de voordeur, ze gaf me nog een hand. – Veel sterkte. Ik deed snel de deur dicht. Mijn hoofd was een hogedrukpan en nu ging het deksel eraf. ‘s Avonds kwam Dirk thuis. We zeiden niet veel, hij pakte zijn boodschappen uit, ik ruimde een beetje op. Plots begon Dirk ook te snikken met het laatste lege blikje mousse in zijn handen. Ik had me al een tijdje voorbereid op haar dood, maar had niet verwacht dat ik zo verdrietig zou zijn. De hele avond zag ik haar nog voor mijn ogen rondstrompelen. De volgende ochtend werd ik wakker met een bonkende migraine. Ik ging naar beneden, een pijnstiller halen. Dirk zat al aan het ontbijt en was op zijn gsm het nieuws aan het lezen. – Het ziet ernaar uit dat Trump gaat winnen. Met een somber gemoed ging ik terug naar bed. Later op de week vertelde ik het droevige nieuws aan Kangluo, onze poetsvrouw uit Tibet. – Ik bid voor Gitte, dat haar volgende leven goed mag zijn. Wij zeggen dat ze in de kattenhemel is, waar ze zoveel mousse en streeltjes krijgt als haar hartje maar begeert. En plots beseffen we : eigenlijk heeft ze altijd in de kattenhemel geleefd.                         

Ilse Janssens
3 0