Gitte
5 november 2024 was een droevige dag. Die dag is mijn kat Gitte gestorven, op de respectabele leeftijd van achttien en een half jaar.
Ze kwam bij mij wonen toen ze drie was. Mijn vriendin Hilde had haar als kitten uit een nestje gered, samen met haar halfzus Trix. Ze waren verwaarloosd en zaten onder de vlooien. Gitte was gitzwart, Trix spierwit. De zussen vormden geen harmonieus duo, Gitte durfde wel eens te grommen naar Trix, soms mepte ze haar. Op den duur was ze onhandelbaar en arme Trix was bang voor haar zus.
Enter Gitte in mijn leven. Ik woonde pas alleen en was net geopereerd. Ik zat me hele dagen thuis te vervelen en toen Hilde vroeg of ik Gitte wilde adopteren, had ik niet veel bedenktijd nodig. Ze was bazig en had haar kleine kantjes maar toch was ze een leuk, grappig dier.
Ze trok in bij mij, met allemaal nieuwe spulletjes : krabpaal, kattenbak, speeltjes en kommetjes. Ze maakte veel misbaar in haar kattenmandje en eens ze er in de woonkamer werd uitgelaten, verstopte ze zich onder de zetel. Daar bleef ze de eerste drie dagen en ze liet niet van zich horen. Wanneer ik thuiskwam waren de brokjes wel opgegeten, dat was het enige teken van leven dat ik kreeg. Tenslotte waagde ze zich voorzichtig in de nieuwe omgeving. Al sluipend, pootje voor pootje. Ze snuffelde nieuwsgierig aan mijn vingers en stond toen toe dat ik haar aaide. Toen Hilde op bezoek kwam, keek ze brutaal in haar richting.
– Jij hebt me gedumpt maar hier is het veel beter!
Toen keek ze de andere kant uit en besloot Hilde voor altijd te negeren.
Haar vertrouwen groeide en ze begon zich langzaam thuis te voelen, kopjes gevend aan de meubels, de deurposten en de benen van haar nieuwe vrouwtje.
– Zo slecht is het hier niet en er zijn geen concurrenten.
Ze probeerde verschillende plekjes uit. De krabpaal werd goedgekeurd maar de leuning van mijn zetel was nog veel beter. Daar had ze een goed overzicht en kon ze zich mijn streeltjes laten welgevallen. Op de schoot zitten vond ze maar niks en ze wilde zeker niet opgepakt worden. Ze moest altijd de controle hebben. Zo was ze altijd geweest, misschien had het met haar moeilijke jeugd te maken. Ze had speeltjes meegekregen, pluchen muizen en balletjes en een laserlichtje. Leuk, maar het liefst speelde ze met touwtjes of met plastic zakken.
Gitte was een mensenkat, en nu ze het alleenrecht had op alle aandacht, streeltjes en eten, voelde ze zich zichtbaar goed en ze was een lief, aanhankelijk beestje.
Ik vroeg me af of ik een hond of een kat in huis gehaald had. Ze ging overal met me mee, tot aan het toilet toe. Wanneer ik thuiskwam stond ze achter de deur te wachten met haar staart als een vraagteken in de lucht en trakteerde me op een miauwconcert. Het maakte eigenlijk niet uit hoe lang ik weg was, of ik nu even naar de brievenbus ging of ik was een weekend weggeweest, ze verwelkomde me altijd enthousiast.
– Waar ben je zo lang geweest? Ik was hier helemaal alleen, niemand om mee te praten.
Zoals alle kattenbaasjes praatte ik met haar. Dat had ze graag, ze was een echte babbelkous, ze miauwde heel veel en heel luid. Ik begon haar kattentaal te begrijpen.
Een luide miauw : ik wil aandacht! Ik wil streeltjes! Speel met mij!
Die gebruikte ze de hele dag door. Kreeg ze niet meteen de aandacht die ze vond dat ze verdiende, kon ze ook nog met haar poot uithalen. Miauwaawaaw!
De verontwaardigde miauw : je zit op mijn plek! Je stoort me! Laat me met rust!
De ongeduldige miauw : ik heb honger!
De zielige flauwe miauw kon voor vele doeleinden ingezet worden.
De kotsmiauw : vooral handig voor de baasjes. Een heel luid klagerig gejammer. Je kon haar dan nog net op tijd verplaatsen zodat ze de zetel of de mat niet onderkotste.
Als ik eens per ongeluk op haar poot trapte (ze ging ook altijd tussen of achter mijn benen staan) gilde ze : Waaaaaw! Dat deed ze ook wanneer ze nog maar dacht dat ik op haar ging trappen. Een echte dramaqueen.
Na dertien jaar met zijn tweetjes in mijn appartement, verhuisden we naar dit huis dat ik samen met mijn vriend gekocht had. Gitte kreeg een plusbaasje.
Toen hij nog ‘een’ vriend was en bij mij op bezoek kwam, zat ze hem belangstellend te bekijken en knipperde dan met haar ogen.
– Jij bent oké.
De verhuis was lastig en stresserend. Ik had haar in een kamer op de bovenste verdieping gezet met al haar spullen. Haar lievelingseten, mousse van de Aldi, in haar kommetjes. Maar ze kon amper eten van de stress en zat met grote zwarte pupillen achter een gordijn.
- Kom toch naar beneden, Gitte!
Ze waagde zich in de woonkamer die nog vol rommel stond. De nieuwsgierigheid won het toch van de angst. Tot ze iets omstootte en terug naar boven vluchtte. Het duurde even voor ze haar draai vond, maar trappen op en af lopen deed ze alsof ze haar hele leven niets anders gedaan had.
– Ze gaat zich zo goed voelen in jullie huis!
Mensen dachten waarschijnlijk dat ze het fijn zou vinden, meer ruimte en een klein tuintje waar ze op het gras kon rollen en naar de vogeltjes kijken. Eigenlijk kon het haar weinig schelen. Ze was nu op de leeftijd gekomen dat ze het liefst lag te soezen op haar troon, de leuning van de zetel voor het raam.
– Kijk nu eens, Gitte, een vogel!
Ze hief haar kop even op, keek met een dwaze blik de tuin in, draaide zich dan om en sliep verder.
– Boeit niet.
De kelder was wel interessant, met veel vieze hoekjes om in te snuffelen. Dan kwam ze naar boven met haar snorharen vol stof en spinnenwebben.
Gitte was niet meteen het scherpste mes in de lade. We grapten soms : ze stond vanachter in de rij toen het kattenverstand werd uitgedeeld. Ter compensatie kreeg ze een flinke dosis slecht karakter.
– Miauw!
– Gitte, moet het baasje kwaad worden?
– Miauw! Miauw!
– Baasje wordt kwaad, Gitte!
– MIAUW!
Baasje stormde op haar af en overlaadde haar met streeltjes.
– Rrrrrrrr
Ze vond dit spelletje zo leuk dat ze begon te spinnen nog voor hij bij haar was. Het werd een dagelijkse routine.
Ze liep steeds minder de trappen op en af. Haar vacht werd grijzer en dunner. Ze kwam ons niet meer enthousiast begroeten wanneer we thuiskwamen. Ze begon steeds luider te miauwen en te jammeren, op vaste tijdstippen. Ik bracht haar naar de dierenarts die me vertelde dat dat gedrag meer voorkomt bij katten op leeftijd, het is een vorm van kattendementie. Haar bloedresultaten waren oké, ze was nog altijd in goede gezondheid.
De laatste weken veranderde haar gedrag. Ze babbelde minder maar werd steeds onrustiger : oren gespitst, grote pupillen. In plaats van rustig te dutten, doolde ze steeds meer rond in de woonkamer. Soms blies ze wanneer we haar wilden aaien. Ze krabde niet meer aan de paal, ging niet meer op de trap en ging niet meer zitten om te eten : ze zakte wat door haar poten en ging boven haar kommetjes hangen. Had ze last van haar achterpoten of haar buik? Naar de dierenarts dan maar? Misschien deed ik meer kwaad dan goed door haar al die stress te bezorgen. Maar nu kon ik er niet meer naast kijken, er was iets aan de hand.
– Gitte mag binnenkomen.
De dierenarts opende Gittes medische dossier, begon te tikken en gaf ons een lange uitleg over artrose en kattendementie. Ze voelde aan Gittes buik, Gitte blies en gromde.
– Je zou haar pijnstillers kunnen geven.
Het was onmogelijk om een pilletje in Gitte te krijgen en omdat ik toch iets wilde proberen, stelde ze voor haar een inspuiting te geven die de artrose zou vertragen. Gitte krijste en blies toen ze het prikje kreeg. We brachten haar naar huis en hoopten dat ze dit ellendige doktersbezoek snel zou vergeten.
De volgende ochtend vond ik een hoopje ellende op de mat. Versuft en bewegingloos. Ik aaide haar, ze reageerde niet, ze leek wel gedrogeerd. Ik legde haar in de zetel maar ze sukkelde er uit en begon rond te strompelen. Rondjes, rondjes, even versuft blijven staan, dan weer op de mat, proberen te gaan zitten, toch niet. Weer begon ze rond te dolen als een zombie. Af en toe lag ze half comateus op de mat, in een onnatuurlijke houding. Af en toe trok ze met haar pootjes.
Het was weekend. Ze bleef door de living dolen en steeds maar toertjes maken rond de zetel, als een robot. Ze ademde en bewoog nog maar ze was er niet meer. We gaven haar alleen nog haar favoriete mousse en snoepjes. Ze dronk niet meer, af en toe likte ze eens aan de mousse. Ze ging niet meer op de bak. Een keer probeerde ze nog met haar pootje haar kop te wassen.Ik legde haar op mijn schoot, eerst zwiepte ze met haar staart en liet een heel flauw miauwtje horen maar dan leek ze tot rust te komen. Ik legde mijn oor tegen haar kopje en hoorde haar heel zachtjes spinnen. Ik bleef haar aaien en probeerde haar vacht wat te verzorgen, ze kon zich immers niet meer wassen. Het ging niet meer beter worden, ze was op, we moesten haar laten gaan. We weenden allebei. Maar ik wilde haar niet meer naar de dierenarts brengen. Op maandagochtend belde ik naar de praktijk en kreeg een assistent aan de lijn.
– Deze week kan niemand langskomen, we zitten helemaal vol. Pas over twee weken.
Ik probeerde een andere praktijk en kreeg hetzelfde antwoord : geen tijd.
Hilde stuurde me de gegevens van een andere dierenarts, nieuw in de buurt. Later op de dag kwam ze ook even langs, om Gitte nog eens te zien. De hele avond hield ik haar bij mij. Maar ik kon niet de hele nacht blijven zitten. Tenslotte ging ik toch maar naar bed.
De volgende ochtend vond ik haar in dezelfde toestand : ineengedoken, ogen gesloten. Wachtend op de dood die maar niet wilde komen. Ik telde de minuten af tot het negen uur was en de nieuwe praktijk openging. Een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn. Ik legde de situatie uit.
– Deze namiddag kan ik komen.
Opluchting, maar nu ging ze ons dus echt verlaten. Ik stuurde Dirk een bericht.
De hele ochtend zat ik te wachten met Gitte op mijn schoot, er viel eigenlijk niets anders te doen. Om kwart voor twee ging de bel. De dierenarts, Lisa, gaf me plechtig een hand. Ze had een kattenmandje bij zich. Ik had Gitte voorzichtig neergezet om de deur te openen en ze begon weer toertjes te maken rond de zetel.
- Ze heeft waarschijnlijk een attaque gehad, dit gedrag is niet alleen dementie.
Toen Lisa haar het eerste verdovende spuitje gaf, krijste Gitte, dan zakte haar kopje naar beneden en ze werd helemaal slap. Lisa scheerde haar pootje en bracht een katheter in. Ik streelde Gittes kopje, ging op de mat zitten en nam haar op mijn schoot. Lisa bracht een slaapmiddel in de katheter. Ik vocht tegen de tranen. Het laatste was een overdosis slaapmiddel waardoor haar hartje stopte. Het ging heel snel. Ik snuffelde nog eens aan haar vacht en legde dan haar levenloze lijfje in het kattenmandje. Lisa nam het mandje mee, Gitte ging gecremeerd worden. Ik ging met haar naar de voordeur, ze gaf me nog een hand.
– Veel sterkte.
Ik deed snel de deur dicht. Mijn hoofd was een hogedrukpan en nu ging het deksel eraf.
‘s Avonds kwam Dirk thuis. We zeiden niet veel, hij pakte zijn boodschappen uit, ik ruimde een beetje op. Plots begon Dirk ook te snikken met het laatste lege blikje mousse in zijn handen. Ik had me al een tijdje voorbereid op haar dood, maar had niet verwacht dat ik zo verdrietig zou zijn. De hele avond zag ik haar nog voor mijn ogen rondstrompelen.
De volgende ochtend werd ik wakker met een bonkende migraine. Ik ging naar beneden, een pijnstiller halen. Dirk zat al aan het ontbijt en was op zijn gsm het nieuws aan het lezen.
– Het ziet ernaar uit dat Trump gaat winnen.
Met een somber gemoed ging ik terug naar bed.
Later op de week vertelde ik het droevige nieuws aan Kangluo, onze poetsvrouw uit Tibet.
– Ik bid voor Gitte, dat haar volgende leven goed mag zijn.
Wij zeggen dat ze in de kattenhemel is, waar ze zoveel mousse en streeltjes krijgt als haar hartje maar begeert. En plots beseffen we : eigenlijk heeft ze altijd in de kattenhemel geleefd.