Zoeken

JE SUIS EDEGEM

Op de bus, vanuit Antwerpen richting Edegem, heerste een aangename drukte. De regen kletterde tegen de ramen en de ruitenwissers zwiepten op snel tempo heen en weer. Nu en dan rinkelde een telefoon. Verschillende mensen kwetterden in hun mobieltje. Ik had geen idee waarover er uren, al rijdend,  gepraat kon worden maar, tandpis, tijden veranderen. Anderen raadpleegden facebook of luisterden naar muziek. In ieder geval, de jongelui waren allemaal, stuk voor stuk, druk bezig met dat toestelletje in hun handen. Alle zitplaatsen waren bijna bezet en in de middengang was het drummen geblazen. Kinderen stapten, na een schooldag, luid babbelend en lachend op.  Een sompige regenwarmte deed de ramen aandampen en een school- zweetgeur zweefde over onze hoofden.  Op het middenpad stond een kinderwagen met een kraaiende baby, die met mij kiekeboe deed. Aan het station van Antwerpen kwamen er plots twee mannen de bus op. Geen van beiden betaalde een buskaartje. Dit wees erop dat de integratie in Vlaanderen praktisch helemaal geslaagd was. Alleen de brave, meestal oudere generatie burgers hielpen de omzet, van de Lijn, niet verder in het rood zakken. Dus ‘het zwartrijden’ was regel nummer één, die moeiteloos overgenomen werd door alle blanke en anders getinte Antwerpenaren. Een eerste man droeg een djellaba met daarover een colbert. Een jasje dat waarschijnlijk voordien reeds door drie generaties Vlamingen of Marokkanen afgedragen was. Op zijn hoofd een gehaakte pet zonder klep. Zijn kroezelige schaamhaarbaard wiegde van links naar rechts. De tweede dikke man zat diep in een donker trainingspak weggestoken, de kap volledig over zijn hoofd getrokken. Zijn baard stond alle kanten uit, alsof hij door de bliksem getroffen was. Twee indringende zwarte koologen bekeken alle medereizigers terwijl zijn groezelige handen de busstang omklemden.  Op hun rug hingen er twee identieke rugzakken. Het duo leek op een stelletje angstaanjagende figuren, het type dat op Borgerhoutse pleintjes rondhangt en hoopt naïeve, werkloze,  nieuwe Belgjes te radicaliseren.  Plots sloeg de sfeer in de autobus om. De gesprekken verstomden en reizigers probeerden oogcontact met elkaar de leggen. De beslagen ruiten kristalliseerden onmiddellijk de geur van 50 angstzwetende passagiers. De mensen schoven ongemakkelijk heen en weer op de klevende buszetels.  Ik bedacht dat de rugzakken wel wat klein waren om kalashnikovs te verbergen maar een terreurgordeltje kon ook best modieus onder een djellaba of een ruim trainingspak verstopt zitten.  De bus reed slopend traag van halte naar halte. Auto’s bumperden als slakken de stad uit en aan elk rood verkeerslicht moest er eindeloos gewacht worden.  Bij de eerstvolgende halte liep de bus al half leeg. De kinderwagen werd in alle haasten naar de uitgang gereden. Toeval of angstreactie, wie zal het zeggen. De beide mannen schoven door het gangpad richting achterkant van de bus.  Ik kon alleen maar denken, dat als die twee nu volledig in de ban van een zelfmoordideetje waren, aan een bommengordeltje dachten en aan een touwtje onder hun djellaba of trainingspak zouden trekken,  men wel van een heel slechte timing zou kunnen spreken. Manlief lag na een longoperatie in het ziekenhuis en verwachtte van deze Florence Nightingale elke dag een bezoekje en nog minstens een maand revaliderende thuisziekenzorg. Dus als die Islamietenhandjes nog maar richting heup of  rugzakje gingen, begonnen mijn voetzolen al te zweten. We hadden nog maar net, “Je suis Charlie” en “Je suis Paris” verteerd, dus “Je suis Edegem” stond nu niet direct op mijn verlanglijstje. Misschien wachtten ze wel met hun terreurvuurwerk totdat we met de bus door een drukke winkelstraat zouden rijden. Veel ongelovige vliegen in één klap. Doemscenario’s stuiterden tegen de gesloten busdeuren. Wat zou er gebeuren als straks dat tuig de lucht in ging?  Werd het een getorpedeerde, uitgebrande karkas van een lijnbus vol met verschroeide handen die hun mobiel omklemden? Zouden wij er uitzien als blokjes stoofvlees met klodders bloedworsthersens? Zouden die mannen onmiddellijk naar die 72 maagden gekatapulteerd worden? Zou men ons nog herkennen. Ik omklemde mijn schoudertas wat steviger. Men zou al met een koevoet mijn handtas, met identiteitskaart,  uit mijn nijpende hand moeten loswringen.  Het traject scheen eindeloos te duren. Antwerpen had weer, voor de zoveelste keer op een regenachtige dag, een volledig verkeersinfarct. Een paar schoolkinderen duwden met hun boekentassen tegen de rug van de twee mannen toen ze naar de uitgang ploeterden. De twee mannen draaiden zich geërgerd om. Man, man.. uitlokking..”Jezus”, hoorde ik een medepassagier zeggen. Ja, dit was nu, op dit moment, totaal niet de juiste man om in deze situatie aan te roepen. Normaal zitten er op dit bustraject steeds een aantal moslima’s. Nu waren er echter in einde en verre geen hoofddoekvrouwtjes te bekennen die zalvende onderhandelingen konden opstarten.  Een mobieltjes schetterde plots Arabische muziek door de bus. De twee mannen keken elkaar aan en overlegden in het Marokkaans of ze zouden opnemen. Dan drukte de dikke man op het knopje en wriemelde zijn mobiel zijn trainingskap in.. Griezelig stil werd het op de bus! 30 paar oren luistervinkten mee naar de mogelijke opdracht.  “Hallo, joa Mohamed”,”Joa zeg joeng, ik moest ierst wachtte totdat dien train van Brussel aankwam oem Mohammed af ‘t haole hé! Wai staan hier al een halfuur op die bus te geeloege hé. Da verkier zit potdicht in Antwaarpe. Ik zweer et gast, wai zen oep tijd vertrokke. En ja, wij emme dat kadoke veur die kleine bij! Joa joeng wai kome direct naar de kroamafdeling. We stoan in de file gelak iederien hé. Joa doar kunne wai toch niks aandoeng da gij der in de regen stoat , hé gast. Binne vijf minute zen we doar, tot sebiet.” De trainingsman lachte naar de froesbaard: “Jao Mo, da slimmeke staot daar in de gietende regen oep ons te wachtte, in pleuts van nor binne te goan!” Hun gezichten lichtten op ze grinnikten tegen elkaar.  De bus stopte aan het Middelheim Ziekenhuis en de djellabaman en zijn kompaan stapten af. De businhoud zuchtte, ademde terug normaal en het kakelen in de mobieltjes begon opnieuw. Mogelijke terreur doet wat met een normaal vredelievende mens.. “Je suis Edegem” was nog niet voor vandaag!   Sim, 8 december 2016

Sim
0 0

Excuseer meneer (3)

Het was een hete zomer geweest, een voor hem onuitstaanbaar seizoen. De ondraaglijke hitte, het overdreven enthousiasme van de mensen, de lompe toeristen en de zatte tienerkoppen die hun zattigheid ’s nachts onder zijn venster uitbraakten. Hij kon er niet meer tegen. Hij kon niet meer tegen zoveel oppervlakkigheid die de zomer altijd bloot legde. De zomer haalde het slechtste uit de mensen. Iedereen moest op vakantie geweest zijn, iedereen moest dat orange-bruin kleurtje hebben, iedereen moest België uitgegaan zijn. Hij deed er niet aan mee. Brussel was voor hem een vakantie die al die anderen nooit zouden kunnen hebben. Hij kende de geheimen van de stad, geheimen die hij nooit met zijn vrienden zou delen. Ze moesten eens weten…   Maar vandaag was het anders. Het was 26 augustus en het regende. Het regende alsof het november was, of maart. Hij was blij. Vanuit zijn venster zag hij ze lopen, de mensen, verdreven door regendruppels die uit een witte hemel met miljoenen aantal op de Brusselse kinderkoppen neervielen. Tijd om naar buiten te gaan.   Aan zijn deur stonden drie mensen in blauwe plastieken zakken gehuld te schuilen voor de regen. Ook dat nog. Ze schrokken toen hij met opzet het hekken nogal fel opendeed. Ze stonden als een barrière voor hem en een licht excuus zijnentwege deed hen ietwat opzij schuiven. ‘Voorouait, fraach het aan dese meneehr’ zei een ietwat oudere dame tegen een jongeman. ‘Dach meneehr, we sijn op soek naahr de Grawnd Plees’. Naast hem stond een jong meisje verveeld in het rond te kijken. ‘De wat?’ vroeg hij geamuseerd. ‘De Grawnd Plees. Het sou hierh in de buurht moeten sijn maahr ve finden het nerghens’. Sad, oh so sad…   ‘U gaat neemt deze straat naar boven, tot aan het kruispunt. Daar gaat u naar rechts. U neemt de metro richting Erasmus of Weststation, maakt niet uit. U stapt af in Graaf van Vlaanderen. Daar is een grote markt’ zei hij met een glimlach op het gezicht. ‘Nou, dat is heel fijn van u, meneehr!’ joelde de oudere vrouw. ‘Ja,’ vervolgde de jongeman, ‘hartsikke bedankt hoorh’. Het meisje liep in de pletsende regen de straat al naar boven.   Zo, dacht hij, weer een goede daad vandaag en liep langs het straatje naar beneden, de Grote Markt over tot aan zijn namiddagcafé achter het Stadhuis.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 0

Verloren hebben of verloren zijn

Ze heten Snoopy, Punch, Lady en Mirza. Anderen Tijger, Spoetnik, Garfield en Catherine. Overal in de stad hangen affiches van verloren huisdieren, veelal onze vrienden viervoeters hond en kat. Er worden beloningen uitgeschreven maar er wordt nooit bij verteld wat deze beloning inhoudt. Het kan 50 euro zijn, voor dezelfde moeite krijg je een doos pralines of een fles goedkope wijn. Of een simpel dank-je-wel-merci-beaucoup. Ach wat geeft het, als het diertje maar veilig terug naar huis keert.   De meest vreemde affiches die mensen op de straten hangen gaan niet over huisdieren. Een halskettinkje, een portefeuille, een boek. Noem het en de mensen zijn het kwijt. Ook wel eens gezien : een zetel, een computer, een staanlamp, een paraplu.   Ook in de categorie ‘verloren vreemde voorwerpen’ : een hart – zoals in : ik heb mijn hart aan haar verloren. De tijd zoals in : ik verlies mijn tijd. Zichzelf : ik heb mezelf verloren in deze relatie. Het weekend zoals in : ik heb dit weekend niets gedaan, het is een verloren weekend geweest. Een ontmoeting zoals in : what a waste of time this encounter. Een ziel zoals in : hij heeft zijn ziel aan de duivel verloren. Een oog zoals in : ik ben hem uit het oog verloren. Een job zoals in : ik ben ontslagen, ik heb mijn werk verloren. Een moeder zoals in : ik heb mijn moeder twee jaar geleden verloren. Punten zoals in : ik heb flink wat punten verloren door mijn onoplettendheid in de klas. Geld zoals in : ik ben heel wat geld verloren door deze weddenschap. Belkrediet zoals in : ik heb heel wat belkrediet verloren deze maand omdat ik zoveel naar het buitenland heb gebeld. Maagdelijkheid zoals in : gisteren heb ik voor het eerst seks gehad met de buurjongen en ben mijn maagdelijkheid verloren.   Waar hebben de mensen het hoofd? Zelfs het hoofd wordt verloren, zoals in : ik wist het niet meer, ik was compleet het hoofd verloren. Lopen die mensen dan verder in het leven zonder een hoofd op hun lichaam?   Als we altijd alles voortdurend verliezen, wat hebben we dan nog over? Betekent het dat we alles altijd en overal bij de anderen verliezen, domweg vergeten weer mee te nemen? Neem nu de maagdelijkheid van het meisje en de buurjongen. Gaat ze toch terug de volgende dag om haar maagdelijkheid weer op te halen?   Gelukkig kan je in de meeste gevallen datgene wat verloren is, weer terugvinden. In de meeste gevallen in een andere vorm zoals een job. Ook een hart kan je terugvinden door iemand anders te ontmoeten. Geld is een constante, een overleden moeder komt nooit meer terug. Verloren jaren is pure nostalgie naar een leven dat je misschien had willen leiden. De verloren jeugd is een hele generatie tieners waarmee de maatschappij niet omgaat.   Het is de vergetelheid van de mensen die hen vervolledigt. Het is het hernieuwen en herbronnen. Het is eens iets anders uitproberen. Het is ook ermee leren te leven, zoals het verliezen van maagdelijkheid.   Het mooie aan verliezen en verloren is dat je het kan vervoegen met hebben of zijn. Laten we dat niet vergeten!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

Twijfelen

Twijfelen, het overkomt iedereen, zelfs de meest eloquente persoon. Alles kan eensklaps in vertwijfeling vallen. Al de muren die je rondom jezelf, je bezittingen en je geliefden gebouwd hebt, kunnen 1, 2 en 3 in brokken uiteen vallen. Het leven is voor iedereen drijfzand en met de beste riemen kan je niet altijd roeien. Angst overkomt iedereen, zelfs de meest verzekerde persoon. Alles kan eensklaps paniek veroorzaken. Alle bescherming ten spijt, vallen die zekerheden weg. We lopen allemaal op drijfzand en in drijfzand kan je zelfs met de beste riemen ter wereld nooit roeien.   Iedereen is irritant. Alles en iedereen kan al eens op de zenuwen werken. Het hysterisch gegil van dronken jongeren die van kroeg naar kroeg naar huis slingeren. Reacties van lezers op artikels. Beste nieuwjaarswensen als lege en zinloze woorden voor een al even leeg jaar. Wat is een jaar… Waarom is die overgang van jaar naar jaar zo belangrijk? Waarom slachten we schapen, waarom knuppelen we nog steeds zeehondjes dood, hoe komt het dat jij zo maar, 1, 2 3 van mij weg kan gaan, waarom zijn alle biografieën van gekende mensen al geschreven terwijl ze nog niet dood zijn, waarom werken er zoveel Marokkanen bij de MIVB, waarom kan een Franstalige Belg van pakweg 40 jaar oud geen woord Nederlands? Waarom respecteren we de nood aan stilte van mensen rondom ons niet? Waarom drinken wij, waarom zuipen wij en verwoesten wij elkaar met woorden als vlijmscherpe messen? Hoe komt het dat het beeld van onze zorgeloze jeugd, met liefdevolle moeders, gespierde vaders en vervelende zussen en broers, waar onze kijk op de wereld en onze verwachtingen van het leven slechts de grootte van een Vlaams dorp hadden, vandaag herleid is tot een tafereel dat we slechts in mijmerij vasthouden?   Mijn hoofd doet zeer, zoals in dat ene liedje waar het lijf van Ann Christy pijn doet en waar ook de pijn mijn vragen versmoort. Handen beven, benen trillen. De slaap is niet meer te vatten. Hooguit drie uur. De peuken in de asbak liggen er in een verwoest landschap van as en afval bij. Puinhoop en stank kleuren de leegte. Het is tijd om te gaan, weg van dit Babylon zonder hoeren, tijd om terug te gaan naar mijn minnaar met zijn sterke schouders, zijn beschermende armen en zijn ziekelijke bezitterigheid. Niet dus.   Het is tijd om naar huis te gaan. Om veilig te zijn. Om er keuzes te maken, in stilte. Om er de wereld te schetsen, de wereld te hertekenen, om er met rust gelaten te worden. Om de wereld te schrijven. Om de wereld opnieuw leefbaar te maken. Om openingen te vinden en deuren te sluiten . Voorgoed. Om de kat eten te geven, om naar het doodsprentje van mijn moeder te staren, om door gebroken vensters de wereld zien voorbij te wandelen, om antwoorden te vinden op futiele vragen. Om oud te worden want oud worden is mooi worden.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
24 0

Het mooie verval van een beschadigde ziel

Ik wist dat dit het einde was, zoals het bij iedereen ooit het einde zal zijn of al is geweest. Ik lag in de besloten armen van een onbekende vrouw, op zoek naar troost. Mijn verschrompeld, afgeleefd, uitgedroogd en afgepeigerd lichaam lag als een foetus een beetje stuntelig op haar dijen. Mijn huid droeg geen kleur meer en doorheen mijn breekbaar vel kon je mijn ribben tellen. Wat eens een gezonde bolle buik was, werd nu herleid tot een diepe holte waar al het goede leven leek uitgezogen te zijn. En hoewel ik nooit veel haar heb gehad en de laatste jaren van mijn bestaan door het leven ben gewandeld als een kaalgeschoren man, hingen aan mijn met bruine vlekken bezaaide schedel enkele ongekamde en uitgedunde slierten geelgrijs haar waar deze onbekende vrouw met een sussend geluid enige vorm in trachtte te aaien. De vrouw had iets weg van Kristien Hemmerechts, hoewel haar haren iets korter waren geknipt dan het stijlloze haar van de bekende schrijfster.   Waarom Kristien Hemmerechts? Ik weet het niet, misschien omdat ze onlangs op tv is komen praten over haar nieuw boek en ik ze ook regelmatig zie wegvluchten uit Brussel, tussen de Galerijen en de ingang van het Centraal Station, zoals zovele Vlamingen en andere landgenoten mijn stad snel uitwandelen onder het voorwendsel een trein naar hun dorpen te halen, omdat ze naar Brussel moeten komen, terwijl ze naar andere Belgische steden gewoon gaan.   Mijn ogen die altijd een scherpe en kritische kijk op de wereld hadden, waren nu één en al wazigheid. Net geen honderd jaar was ik en als een hulpeloos welpje lag ik totaal uitgeput van het leven, van het niet genoeg geleefd te hebben, van verdriet, van schaamte en van teveel gegeven hebben, vastgeklit aan de warmte van het lichaam van een vreemde vrouw. Haar zachte handen werkten helend, alsof ze me zeiden dat alles wel goed zou komen. Dat ik niet meer bang hoefde te zijn omdat het leven voor mij hier zijn eindpunt had bereikt. Maar ik was bang. Doodsbang. Ik trilde niet, ik snikte niet, ik braakte niet en doorheen het staar van mijn afdwalende ogen probeerde ik me dat leven te herinneren. Ik probeerde zo goed ik maar kon te kijken naar die hoge muur voor mij, zo hoog als de hemel ver van mij was. Een muur waar alle rood uit was. Deze mistroostige muur was gekleurd als mijn ziel, donker en met her en der zwartgrijze vlekken, met hoeken af, met schubben en met verval. Ik voelde me als deze levensloze muur.   Ik vroeg aan de vrouw of ik nog heel eventjes, echt, niet voor lang, dat leven nog eens mocht overdoen en als dat niet zou kunnen, of zij misschien fijne herinneringen in mijn ziel kon tekenen. Ze keek niet verbaasd op, ze hield me ook niet tegen. In stilzwijgen maakte ik me los van haar strelen en stond op. Ik was helemaal naakt, mijn oud mannenlijf was ronduit lelijk, een afschuw voor het oog en ik stonk naar de dood.   Opeens was ik 47. Opeens stond ik in een ruimte zo groot als een kathedraal, een ruimte die ingericht was als een professionele keuken, zo’n keuken die je in die vervelende TV-programma’s ziet waar een tiental kandidaten kok-in-spe dingen naar een titel, naar een bestaan en naar een belachelijk grote geldsom. Alle materiaal lag, stond en hing er, van het kleinste knoflooksnijdertje tot de grootste Magimix en de grootste fornuizen met wel acht gasvuren per stuk. Alles in blinkend spik-en-span metaal, geen vingerafdrukken, geen vetplekken, zelfs een half leeggedronken glaasje wijn dat iemand benuttigt tijdens het koken stond er niet. Alsof ik in een uitgezuiverde en saaie keuken stond van een modern presidentspaleis. Alles was er mooi opgepoetst en opgehemeld tot het uiterste. Geen spoor van afwas, alles netjes ordentelijk in de hoekjes en de kantjes opgeborgen. Ik merkte dat ik kleren droeg, ik voelde dat mijn vale huid glad was, ik had opnieuw de huid van toen ik 47 was. Overal zag je door de kasten heen. Potten, pannen, glazen en borden stonden netjes in hun rij. Nergens was eten te bespeuren, hoewel ik ook geen honger had. Alleen de donkere hoge muur stak fel af in contrast. De muur domineerde door haar statigheid, haar afbrokkeligheid, haar lelijkheid. Wat haar weer mooi maakte. Ik voelde dat ze hier thuis hoorde. Ze maakte het huis helemaal af ondanks haar verval. Althans ik dacht dat het een huis was. Ik zag nergens andere ruimtes en ik heb ook nooit in zo’n huis gewoond.   Achter mij stond diezelfde Kristien Hemmerechts lookalike. Ze noemde me lieverd of schat, dat weet ik me niet meer zo goed te herinneren. Ik leidde af dat we getrouwd waren. Ik die het altijd met mannen heb gedaan en nooit verder ben geraakt dan de forse borsten van Christine. Mijn vermoeden over onze relatie werd alleen maar sterker toen door diezelfde ruimte twee volwassen tieners gehaast rondliepen, een beetje in paniek om de bus te missen. Ze droegen kleding die deed denken aan strenge schooluniformen en ik vermoedde dat ze die ochtend naar school gingen. Ik begeleidde hen tot aan de enige deur die ergens in een verloren hoek stond afgetekend. Ik liet ze uit en mijn twee tienerdochters stapten in een nogal fel witgeel licht waar ze ingezogen werden en vervolgens veranderden in donkere en doelloze schimmen.   Ik keerde terug naar mijn vrouw maar ik werd onderweg tegengehouden door mijn oude vader die nu zo oud niet meer leek. We stonden in een oude vervallen Vlaamse hoeve zoals je die nog tegenkomt in de Vlaamse velden van Lebbeke ergens begin vorige eeuw. We stonden aan een afgebroken waterput en hoorden vanuit de diepte een wanhopige kreet van weer een andere vrouw. We konden haar heel duidelijk zien, ze droeg een doorzichtige witte jurk, haar lange haren waren iets gekruld en hadden een rode glans, zoals vrouwelijke popsterren dat weleens droegen in de jaren ’70. Met haar houding was zij als ‘De Schreeuw’ van Munch en haar blik wist ons niet echt te vinden. Ze gilde en krijste maar niemand kon haar helpen, zo diep zat zij onder de vochtige grond. Ze had letterlijk haar keel opgezet, zo groot als je ze soms in stripverhalen ziet wanneer een personage iets luids wil communiceren. In deze verhalen staan de kelen ook vaak wijd open getekend.   Ik had het gevoel dat iemand me een tweede kans wou geven om nog eens te leven. Ik wou niet doodgaan tussen de troostende armen van een onbekende vrouw, een echtgenote, een krijsende schone en mijn vader. Ik draaide me om, wilde wegvluchten maar ik werd tegengehouden door een vriend uit Vilvoorde die zich verkleed had in een angstaanjagende nar. Hij overhandigde mij een A4 blad waarop met uiterste zorg titels van elpees en cd’s op gedrukt waren. Ik moest iets kopen, drong hij aan. Maar ik had alles al. Uiteindelijk kocht ik een elpee met goedkope Hollandse discodeuntjes en weg was hij.   En dan werd ik wakker. Ik lag nog enkele minuten stil, de ogen wijd open, te bekomen van mijn avontuur. Toen ik me omdraaide, zag ik dat het tien over vier ’s nachts was, zo’n uur waar je bij denkt : het is te vroeg om nu al op te staan en het is te laat om te hervallen in een diepe slaap, uit angst het geluid van een vrolijke harp dat ik al jaren heb ingesteld om wakker te worden niet zou horen. Ik lag wat te peinzen. Zowat een uur geleden was ik 46 jaar geleden geboren. Ik zit nu al in mijn 47ste levensjaar. Ik peinsde dieper en dieper. In de rubriek ‘doodsberichten’ van de krant zal je lezen, geloof me, dat de meeste mensen net voor of net na hun verjaardag sterven. Zo is het ook met mijn moeder gegaan : gestorven op 5 april, geboren op 10 april.   Maar als die lelijke muur mijn ziel was, de onbekende vrouw mijn troostende moeder, mijn vader mijn eeuwige held, de twee tienermeisjes slechts droomfiguranten waarvan ik één die avond nog in een doktersprogramma over bedplassen op Vitaya had gezien en als de schreeuwende vrouw mijn bevrijding was, dan kon ik mezelf geruststellen : zeggen dat het leven me goed afgaat en ik wenste mezelf een mooie en gelukkige verjaardag.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
49 0

Mijn roman in Parijs schrijven

Ik was vergeten hoe zorgeloos Parijs kon zijn in de warmste zomermaand van het jaar. Ik herinnerde me alleen nog de pijn die de lichtstad kon geven. Mijn eerste indrukken zijn de sterksten van mijn trip to Memory Lane en staan in deze eerste tekst.   Ik kom twintig dagen schrijven in Parijs. Om het drama gehalte in mijn schrijven te accentueren. Om af te rekenen met Parijs zoals ik 23 jaar geleden afgerekend heb met Brussel.   Ons eerste weerzien gebeurde schuchter. We vibreerden allebei daar in het Gare du Nord. Het was een aangenaam maar ongemakkelijk en verrassend weerzien. Ik had niets gezegd over mijn terugkeer. Aan niemand. Alleen aan Parijs. Parijs, mijn oude vriend die me zoveel geboden heeft, zoveel afgenomen. Parijs die me geperverteerd heeft, Parijs die me getroost heeft. Waar ik de mooiste mensen heb ontmoet, waar… ach, het zal allemaal de komende dagen geschreven zijn.   Nog steeds wandelen Parijzenaren gehaast door de straten zonder iemand een blik te gunnen, nog steeds heerst er chaos, wanorde en ongeduld in de straten. La baguette française smaakt nog even heerlijk en boodschappen doen is een heuse culinaire wandeling langs afgemeten rekken gevuld met rillettes en terrines de campagne. Ik vind mijn sirop d’orgeat terug en vraag me af of de mayonaise hier ook onder bepaalde wetgeving staat. Zelfingenomenheid, attitude en drama sieren de gemiddelde Parijzenaar. La parisienne doordrenkt met de juiste dosis arrogantie. Het kleine kopje koffie aan de toog, het ritme van het spreken, oude vrouwen zien eruit als verloren kunstenaressen en het hipstergehalte is onrustwekkend hoog. De gemiddelde dertiger raast nog steeds krap en knap in kostuum op scootertjes door straten en op voetpaden. Mannen blijven hier mooi, al verandert de charme al snel door de flagrante arrogantie in hun spreken, in hun gestes, gewoon in hun manier van zijn. Seks hangt in de lucht, verleiden blijft een lokale sport.   Het worden twintig dagen van schrijven, herontdekken, ontdekken, kennismaken en mezelf voorgoed feliciteren met wat ik in Parijs ooit heb bereikt. Een ander heeft het nooit gedaan. Waar zou ik mijn standbeeld kunnen neerzetten? Of klinkt dat té Parijs?   En dan, Parijs ’s ochtends? Parijs overdag? Paris by night? Parijs in Summer Night City mood?   Ik weet nu nog niet waar het naartoe leidt. De omstandigheden zijn gunstig : mijn Spotify galmt door een Bose luidspreker, temperaturen gaan boven de 30 graden, het appartement dat ik twintig dagen mag hebben is rustig en heeft een mooi uitzicht. In ruil ben ik dog- en papegaaizitter. De frigo heeft eten en drinken. Er is geen uur. Het is exen terugzien, plaatsen een plaats geven, het is een leven terug glad strijken. Het is afsluiten. Het is een nieuw ander leven durven beginnen met een ander in mijn eigen stad. Het is opnieuw kunnen zeggen aan iemand : ik hou van jou. Het is opnieuw leren aanvaarden dat hij ooit hetzelfde zegt tegen mij. Het is van de warmte van de zomer van Parijs naar mijn eigen Zomer in Brussel gaan. Het is dit boek schrijven.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
19 0

VIETNAMESE ZELFMOORDPOGING

Manlief en ik hebben in de jaren dat wij samen rondreizen al verschillende zelfmoordpogingen ondernomen.  Zoals jullie kunnen lezen, zijn ze gelukkig, voor ons, allemaal mislukt. In een ver en onderontwikkeld vakantieland wil je spanning en avontuur en aan  eventuele desastreuze gevolgen wil je op dat moment helemaal niet denken. Er hangt een aura van onsterfelijkheid rond je en je bent jong en roekeloos.  Enfin wij waren ondertussen al niet meer zo piepjong maar we waren wel overmoedige nieuwsgierige waaghalzen. In Vietnam ondernamen wij gezamenlijk onze allereerste zelfmoordpoging. Ons hotel bevond zich langs de ene kant van de drukke verkeersader, alle bezienswaardigheden van Hanoi  zaten aan de overkant. We stonden beiden langs de kant van de straat en bekeken de aanhoudende stroom vrachtauto’s, auto’s, moto’s, brommertjes en fietsen die langs alle kanten zigzaggend voorbij scheurden. De fietsen waren zo hoog en breed beladen met koopwaar en kwamen met slingerbewegingen nauwelijks vooruit. Op een brommertje zat niet één, zaten geen twee maar soms vier mensen helmloos maar breed lachend met de nodige bagage op elkaar geplakt.  De meeste bestuurders droegen een mondlapje om de uitlaatgassen tegen te houden. Daartussen toeterden de toeristenbussen en het openbaar vervoer. Claxonnerend, bellend en roepend koersten ze allen kriskras door de straat, reden frontaal op elkaar af en draaiden op het laatste moment het stuur om. Zebrapad of verkeerslichten geen enkele gemotoriseerde Vietnamees verleende voorrang. De doorsnee spleetoog stapte gewoon met een zekere doodsverachting zonder rondkijken de straat op en de brommertjeszee spleet als de Rode zee uit elkaar. Manlief nam me bij de hand en dwong mij het voetpad af. Ik volgde hem aarzelend, met één voet nog op de stoep, de andere schoen al tussen het moordende verkeer. Ik hield mijn ogen stijf gesloten en met een heel groot ei in mijn broek, sleurde manlief mij naar de overkant van de drukke straat. Niet terugdeinzen, niet twijfelen gewoon zoals de Vietnamees, onbevreesd doorstappen.  De kamikazechauffeurs hadden ons wonder boven wonder volledig ontweken. Na enkele dagen werden wij zelfs verkeersovermoedig en ondernamen wij onze volgende suïcideactie. Wij huurden een ‘fiets toek- toek’ richting museum. Wij lieten ons in de stoeltjes van een overdekte stootkar zakken.  Zonder enige beveiliging vooraan werden wij door de fietsende eigenaar achteraan, als levende projectielen in het verkeer en het kabaal gestoten.  Ik had de camera in aanslag en het zou een uiterst spannend filmpje worden. De man trapte alsof zijn leven ervan af hing, hij fietste zich bijna letterlijk een ongeluk. Hij slalomde tussen de fietsers. Hij sprintte met zijn fietstaxi alle brommers voorbij. Het werd een helse rit, een Disneyland Space Mountain attractie waardig. Onze stuntman probeerde een auto in te halen, bleef op de tegenovergestelde richting voort peddelen en reed pal een autobus van het openbaar vervoer tegemoet. De bus kwam angstaanjagend toeterend dichterbij.  Wij gilden en sloegen wild met onze armen in de hoop dat onze fietsbestuurder onze gebaren en waarschuwingen boven het zeteltje zou zien. De schrik sloeg ons om het hart. Mijn fototoestel bengelde al lang werkloos rond mijn arm. De film met het rampscenario ‘the final collision’ zou nooit in België bekeken worden.  Onze horrorchauffeur leek stekeblind en doof. We hotsten en botsten. We zochten een uitweg maar de snelheid waarmee we trappend in de verkeerschaos voortgestuwd werden, hield ons bang in het karretje geklemd. Ofwel hadden de remmen van onze toek-toek fiets het begeven ofwel hield onze fietsheld van spannende thrillers. Juist op het allerlaatste moment, op 10 centimeter voor de luid claxonerende bus, draaide de snelheidsduivel het stuur om en vloog onze ‘taxi-velo’ langs de tegengestelde richting, de stoep op. Onder luid protest sprongen de voetgangers alle kanten op. Krijsende verkopers veerden op en liepen met gebalde vuisten achter onze kamikazeheld aan. Hij ontweek op een haar na de gehurkte ‘straat-restaurant-eters’.  Iets verder stopte onze James Dean en met een brede glimlach, zich totaal van geen kwaad bewust, wees hij op het museum en zei: ”Xin vui lòng, viện bảo tang” wat zoveel betekende als “Alstublieft, zie hier het museum”.  We scharrelden bibberend  onze rugzak en fotocamera bij elkaar, betaalden onze superman en strompelden totaal van de kaart uit het fietskarretje. Met een ‘big smile’ zei hij:” I wait for you, go back to hotel,  good price!” Wij bedankten beleefd en zagen af van het gunstig retourprijsje naar het hotel.  Aziatisch geel en groenig bleek liepen we met knikkende knietjes in het museum rond. Hoever de terugweg naar het hotel ook zou zijn, ons kregen ze nooit meer in een Vietnamese ‘fiets toek-toek’. Wij gingen nog liever te voet zigzaggend de Vietnamese pijp uit.  

Sim
16 0

De overkant

Vanop het vijfde verdiep zie ik niet echt over Brussel maar ik klaag niet over het uitzicht dat mijn kantoorruimte me geeft. Tussen ons bedrijf en de enkele huizen aan de overkant ligt een brede laan die leidt naar het station. Om maar te zeggen dat ik nog wat ademruimte heb. De huizen aan de overkant ken ik zo goed als woonde ik er zelf. Er brandt ’s avonds niet veel licht bij de bewoners, alleen in dat ene huisje dat, naar ik vermoed, verdeeld is in twee appartementen. Op het bovenste verdiep is altijd wel iemand maar er is nooit echt beweging. Het appartement eronder trekt meer mijn aandacht. Het blijft er vrijwel lang donker maar ik kan wel zien dat een jongeman regelmatig in de keuken staat. Uit zijn bewegingen kan ik opmaken dat hij respectievelijk de afwas doet en dan aan het avondeten begint. Wat de man eet, weet ik niet maar één keer heb ik wel veel sla, tomaten en vis gezien, alsof Pascale Naessens herself er stond. Een man naar mijn hart. Ik noem hem Ryan. Zoals in Gosling. Hij heeft er iets van weg.   Vroeger woonde er nog iemand met hem maar ik denk dat ze uit elkaar zijn want ik heb die andere man al meer dan een half jaar niet meer gezien. Die man leek op de Amerikaanse zanger Moby. Ik heb ze niet veel samen gezien. Telkens ze thuis kwamen, ging Moby naar de achterkant van het appartement terwijl Ryan in de woonkamer televisie bleef kijken of op de computer werkte. Toch spreekt Ryan tegen iemand. Ik vermoed tegen een kat. Ik heb er al een kat voor het venster zien spinnen of die ene keer toen er een grote krabpaal voor het venster stond en de kat als een luie prins in een mandje lag op zweefhoogte, met oog op wat binnen en buiten gebeurt. Van een hond is niets te bespeuren, anders zou ik Ryan zeker af en toe op de brede laan tijdens een wandeling opmerken. En dan had ik een excuus om hem aan te spreken, om af te spreken. Het zou gebeuren, onze ontmoeting.   Mijn onbekende man heeft niet echt regelmatige uren. Twee keer in de week komt hij ’s avonds tegen tien uur thuis, terwijl hij al vertrokken was om acht uur. Arme kat, dan zie ik hoe de kat ’s morgens meestal wat probeert te slapen maar veelal door de drukte van buiten afgeleid is. Vooral bij optrekkende vrachtwagens met zwaailicht spitst hij zijn oren en volgt hij met de precisie van een jager het grote monster. Op de dagen waarop hij blijkbaar de hele dag alleen is, verdwijnt hij na een tijdje van het venster, vermoedelijk om ergens anders te gaan liggen, misschien om een bezoekje te brengen aan de kattenbak of gewoon om iets te eten. De namiddag slaapt hij helemaal door, wat uiteraard mijn eigen werktempo niet bevordert. Rond een uur of vijf is de kat opnieuw wakker en zie ik dat het beest wat rondspringt in het appartement. Als daar maar niets gebroken wordt. Ik vraag me af hoe mensen zo wreed kunnen zijn, huisdieren zo lang alleen laten. Waarom neem je dan een dier in huis? Maar Ryan is een lieve man. Als ik zie dat hij ’s avonds tegen tien uur thuiskomt, rolt de kat zich ettelijke malen over de vloer. ’t Zal wel zijn, zo blij zijn! Maar mijn man heeft gevoelens, hij buigt zich over de kat en aait over het buikje. Ze spelen nog een tijdje kat en muis en dan krijgt de kat een soort van kattensnoepje. Ryan steekt veelal een pizza in de oven.   Mijn man is blijkbaar moe. Hij verdwijnt even naar de achterkant van de woonst om zich om te kleden, hoewel hij dat al enkele keren in de woonkamer gedaan heeft. Dat kan ik allemaal zien vanwaar ik werk. Ik had al thuis moeten zijn maar thuis is niemand die op me wacht. Wanneer Ryan zich in comfortabelere kleren heeft gestoken en de pizza uit de oven heeft genomen, werpt hij zich in de zetel. De kat komt naast hem zitten. Hij kijkt al etend televisie. Net op tijd voor het Journaal op één, nadien zapt hij wat rond. Na het eten, brengt hij zijn leeg bord terug naar de keuken, dooft enkele lichten en legt zich languit neer in de sofa. Hij kijkt naar een film of een herhaling van “Komen eten”. De kat heeft zich teruggetrokken in het zwevend mandje voor de venster. Normaal gaat hij tegen half één ’s nachts naar de achterkant van het appartement waar allicht de slaapkamer is. Maar het gebeurt ook dat hij in de zetel in slaap valt tot het geen uur meer is.. Mijn man, mijn man met slaap in de ogen.   Ik weet niet echt wat hij van werk doet maar ik vermoed dat hij in het onderwijs staat. Ik zeg, vermoeden. Ik heb gemerkt dat hij ieder jaar tussen eind juni en begin oktober thuis is. Buiten die periode verlaat hij met regelmaat het huis en komt hij op vrijwel dezelfde uren terug thuis. Dat is buiten zijn uitgaan patroon gerekend. Met enige regelmaat, en dat is vrijwel iedere donderdag, vertrekt hij rond half één ’s middags en komt terug thuis tegen half zeven ’s avonds. Dan neemt hij een douche en gaat steevast tegen een uur of acht ’s avonds de deur weer uit. Dan wacht ik lang op hem, veel te lang.. Ik zou hem ooit eens willen volgen maar ik durf niet. Soms is het middernacht, soms is het vier uur ’s morgens wanneer de lichten weer aangaan. Ik weet niet of hij dan nog besef heeft van tijd en ruimte, hij drinkt een glas wijn of een of andere digestief maar na een sip valt hij meestal al in de zetel in slaap. Mooi zicht is dat, in de zetel liggen met alle kleren en alle lichten aan tot negen uur ’s morgens. Het kan de kat niet schelen, die blijft in het mandje. ‘Maar negen uur is wel een uur om op te staan en om me eten te geven!’ De kat kruipt dan geleidelijk aan over zijn lichaam en geeft hem likjes.   Wanneer Ryan zo uitgaat, komt hij altijd alleen thuis. Alleen de afgelopen maanden is er regelmatig iemand meegekomen die ik nog nooit gezien heb. Samen dronken ze een likeurtje en waarschijnlijk door de drank werd het allemaal nogal handtastelijk. Eén keer bijna pornografisch maar deze film werd onderbroken doordat ze allebei naar de achterkant van het appartement gingen. Het is de enige man die ik gezien heb sinds die andere weg is. Ryan lijkt me iemand die voorzichtig is in het omgaan met anderen. Misschien zoekt hij wel hetzelfde als mij. Iemand.   Hij nodigt niet veel mensen uit. Ik heb er nog nooit bezoekers gezien. Deze zomer is hij drie weken weggeweest, dan was het er allemaal rustig en donker. Vandaag is hij terug en ik ben blij. Sinds hij terug is gekomen, lijken er dingen veranderd te zijn. De kat ligt nu in een boekenrek en hij zit meer achter zijn computer dan dat hij in de zetel voor het tv- scherm ligt. Die man van voor de vakantie komt niet meer langs, ik zie geen lege pizza dozen meer, hij gaat nog wel uit maar valt niet meer in slaap in de sofa. Zou hij een schrijver zijn? Zo iemand die allerlei dingen meegemaakt heeft en die het dan allemaal van zich afschrijft zonder autobiografisch te zijn? Daar hou ik wel van.   Terwijl ik hier zit te mijmeren, zie ik dat hij thuis is. Hij werkt op de computer. Af en toe drinkt hij een slok rode wijn. De kat ligt opgerold in het mandje dat op een boekenrek staat. De televisie staat af en hij heeft enkele kaarsjes aangestoken. Mooi is dat. Zo rustig. Zo eenzaam. Zo alleen. Misschien luistert hij wel naar een bepaald soort schrijfmuziek wanneer hij daar zo zit te schrijven. Misschien is hij wel eenzaam. Misschien is hij triestig om verloren liefdes. Misschien is hij gewoon geconcentreerd aan het werken voor de komende dagen. Voor zijn baas of voor zijn leerlingen wanneer zou blijken dat hij in het onderwijs staat. Hoewel, hij lijkt me meer een schrijver. Hij wordt iedere dag iemand die ik graag zou leren kennen, iemand die ik graag zou willen beminnen, iemand met wie ik op avontuur wil, iemand met wie ik oud wil worden. Iemand die ik wil beschermen. Iemand tegen wie ik wil zeggen dat het allemaal goed komt. Iemand die ik graag in zijn eenzaamheid laat wanneer nodig. Iemand. Gewoon iemand.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 1

Wat weert, deert.

Iedereen draagt geheimen in zich. Van kleine niemendalletjes tot dingen die het licht niet mogen zien. Daartussenin liggen de geheimen die branden, die pijn doen en die schreeuwen om uitgebracht te worden en het licht te zien. Geheimen die gesproken en uitgesproken willen worden maar die dat niet kunnen. Of liever, niet mogen.   Wat niet gezegd kan worden is het pijnlijkst wat iemand zijn hele leven meedraagt. En wordt het uiteindelijk wél gezegd omdat de drang naar bevrijding en verlichting groter is dan een leven lang te leven in een leugen, word je afgestraft. De ander slaat toe. De verwijten, de beschuldigingen wegen zwaarder dan de lichtheid van de verlossing. De afstraffing voor iets wat je nooit gedaan hebt maar je moest het verzwijgen. Toch? Je had moeten zwijgen, je had het me niet moeten zeggen, je had het achter de rug kunnen houden. In het donker. Uit het licht. In stilte. Discreet. Ergens waar ik niet ben, op een ander, niet bij mij.   Met evenveel gemak leggen mensen andere mensen het zwijgen op, zomaar, zonder het ook maar te beseffen. Iedereen heeft wel een reden om een geheim te hebben. Om iets niet te zeggen. Iedereen heeft wel een geheim dat zich wil outen maar dat zich niet mag outen. De vrouw die stiekem een minnaar heeft, de vrouw die alcohol verstopt in alle gleuven van het huis, de man die stiekem rookt, de echtgenoot die anderhalf jaar bedriegt, het kind op een ander, de enorme schuldenberg, de fraude, het ooit geschreven theaterstuk, de moslima die bier drinkt in de donkere hoeken van een homocafé, de huisvrouw die in de namiddag hoer is, de jonge homo die bij zijn vriendje gaat “studeren”, de home made pornofilm die ergens op internet een eigen leven leidt, de schaamte rond een lichaam, fan zijn van Lindsay en Laura Lynn, de onzichtbare ziekte waarmee je kan leven, huilen in de toiletten van de werkvloer, bevriend zijn met een gekend iemand, de lotto gewonnen hebben, de zogezegde overuren en ellenlange vergaderingen, de zwakke gezondheid, de one way love, het dagboek van Anne Frank, de geheime agenda, het louche hotel. Wat niet weet niet deert.   Niets mag ooit geweten worden. En toch moet alles gezegd worden, vroeg of laat. Laat het me zeggen, laat het uitgespuwd worden, daar, op jou, op de grond als in de lucht. En dan zal ik zwijgen, voorgoed.   Want wat weet, deert. En wat deert, heelt.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
45 0

VAN EEN MUG EEN OLIFANT MAKEN

We zetten onze tenten op in Les Saintes Maries- de- la- Mer, in het midden van de Rhone Delta. De Camargues, het land van de witte paarden, de stiertjes, de manades, de flamingo’s en de muggen.  De enige twee vliegen die wij van Barcelonette, tegen hun zin geïmporteerd hebben, verlaten zoemend onze auto en caravan. Volledig gefrustreerd verkennen zij hun nieuwe leefgebied op zoek naar hun eigen identiteit. Zij voelen zich hier helemaal niet thuis. Het is duidelijk onze fout dat zij tegen hun wil naar deze warmere oorden versast werden. Geen moment komt het in hun op, dat zij eigenlijk niets, maar dan ook totaal niets in onze auto en onze caravan te zoeken hadden. Onmiddellijk beginnen ze aan de indoctrinatie van de plaatselijke insectenbevolking. Het is de ultieme kweekbodem om muggen tegen de plaatselijke toerist op te zetten. Deze laatste luisteren ademloos naar de opruiende taal van de twee oproerkraaiers. Terreur, zij willen terreur, bloed willen ze zien, veel bloed! Vooral die twee chocoladebruine globetrotters zullen het moeten ontgelden. De onderontwikkelde muskieten willen wel samen met die twee radicalen een plan ten uitvoer brengen. Zonder dat je ze ziet, zonder dat je ze hoort zullen ze terreur zaaien. Onder het aanroepen van hun ‘muggenallah’ worden zelfmoordcommando’s bij valavond naar de kleine caravan gestuurd. Daar zitten de twee naar citronella en Deet geurende vakantiegangers met een glaasje wijn van de laatste avondzon te genieten. Niets kan de terreurmuggen echter tegenhouden. Ze zijn intussen immuun voor al die rare geurtjes. Het gekke is dat je die mini Camargues- muggentjes inderdaad niet ziet, noch hoort, noch voelt.  Echte Vlaamse muggen hoor je al op afstand in de slaapkamer komen aanzoemen en vervolgens begint de muggenachtervolging. Als je het licht aansteekt, verschuilen zij zich snel achter kasten en tussen spleten.  Eens de jacht gestaakt wordt en je de eerste slaapsnurk geproduceerd hebt, komen zij met een hoge zoemfrequentie opnieuw je nachtrust verstoren. Vervolgens wachten zij tot het moment wanneer jij werkelijk in dromenland bent en storten zich dan op al je niet bedekte lichaamsdelen. De volgende morgen kan je die, met je eigen bloed volgezogen vrouwtjesmuskieten, loom op je behang zien zitten uitrusten. Beng, mep, rode plekken op je maagdelijk witte behang en rode bulten op je lichaam. Maar wel met de voldoening dat je het terrorisme de muggenkop ingedrukt hebt. Dat is wat een echte muggen zouden moeten doen, maar deze imitatie terroristen vallen laf aan, zonder waarschuwing. Ze storten zich, als kamikazepiloten, op het malse toeristenvlees. De muskietenartillerie heeft twee nieuwe doelwitten aangewezen gekregen. Een bloedtankstation voor de voortzetting van de irritante insectenbende en voortplanten zullen ze. Massaal.  Het is een ongelijke strijd, je kan niet met een kanon op een mug schieten. Zelfs de antimuggen- spray en de verdampende antimuggen tabletten kunnen ’s nachts geen terreuraanslag verijdelen. De twee Barcelonette vliegen wrijven in hun pootjes als ze ’s morgens de twee slaapdronken zongebruinde vakantiegangers, volledig onder de beten uit de caravan zien strompelen. De twee vliegenimams zitten achter een struik en lachen in hun vuistje als ze zien hoe de jeuk de twee overvalt. De bulten zitten overal, op de enkels, onder de armen en op de kaken. ’s Morgens is er op je rug en billen een stip naar stiptekening ontstaan.  Gelieve de kleine rode bolletjes te volgen en je zal een tekening van een terreurvlag kunnen zien! Bij manlief hebben ze op zijn hoofd in zijn kleine kale plekje een rood opzwellende graancirkel gestoken. Hoe harder je krabt, hoe meer de muggenbeten groeien. Het lijken net jeukende kerstomaten. Aanstippen met een insectenbeet- pen, inwrijven met zalf voor na de beet of gewoon de bulten keer op keer openkrabben, niets helpt tegen de branderige, stekende jeuk. Er zit niets anders op dan bij de plaatselijke apotheek een nieuw antimuggen- middel te kopen, eentje dat nog wel werkt tegen die Camargues krengen. Wij willen niet muggenziften, maar genoeg is genoeg! De volgende namiddag ontstaat er door de hitte een gigantisch onweer. Uren plenst het water uit de bliksemde en grollende lucht. Terwijl we voor de caravan, op het grondzeil, met onze voeten tot aan onze enkels in het water staan, kan ik maar aan één ding denken: “Ik hoop dat de musquito- terroristen allemaal verzopen zijn!”   Sim,      Les Saintes Maries- de- la- Mer              13 juni 2015  

Sim
31 0

PAISAJE LUNAR (HET MAANLANDSCHAP)

In de toeristische gids over Tenerife staat dat de wandeling naar het Paisaja Lunar, de mooiste wandeling van het eiland is, met kers op de taart een adembenemend natuurverschijnsel een maanlandschap. Wij beseffen na jaren rondreizen en gidsen lezen, dat iedereen de toerist wil lokken met een scheet in een fles en zijn bezienswaardigheden opklopt tot mirakelniveau,maar al sinds 2004 hebben wij toch deze wandeling in ons achterhoofd. De kleine huurautootjes en de weg er naar toe, lieten ons steeds weer afhaken.. Dit jaar echter hebben wij een grotere en wat solidere auto en trekken wij samen met onze stoute schoenen tevens ons wandelbottines aan. Wij rijden eerst naar het hoogste dorp van Tenerife en slaan vol moed de bosweg in.  Een 7 km lange onverharde weg, vol putten en stenen leidt naar de parkeerplaats waar de hoogte wandeling begint.  Manlief stuurt de auto tussen de kuilen, lavastenen en langs afgronden stapvoets tot aan de parking. Met onze wandelstokken duwen wij ons anderhalf uur door het lavagrind langs een pad met afwisselende vergezichten.  Dan komen wij aan een plek waar 5000 jaar geleden de vulkaanuitbarstingen een speciaal mooi fenomeen heeft doen ontstaan.  Mooi, de Canaries mogen er trots op zijn. Terwijl wij met het zicht op de puntige rotsen picknicken, bedenk ik hoeveel mensen ik al naar de maan heb willen schieten. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat deze plek nog veel te mooi is voor alle terroristen, fundamentalisten en moordenaars. Als al onze gevangenissen overvol zitten en men beslist om hen toch richting maan te lanceren, dan stel ik vanaf nu mijn veto. Voor mijn part mogen ze rechtstreeks naar hun eigen beloofde hemel..recht naar hun eigen God. Ik kan me als atheïst moeilijk voorstellen hoe dat dan allemaal in het werk zou gaan, maar als je er in gelooft zal het helemaal niet onaangenaam zijn om ineens naar Allah, Mohammed, God de Vader, Jezus Christus, Jahweh, Boeddha of  Ganesh te gaan. Al eeuwen ontvangen deze “goden” uitgemoorde Moslims, Christenen of vergaste joden. Jaarlijks kloppen er duizenden aan met de vraag om in een betere kaste opnieuw naar de aarde te mogen. Zitten die goden dan ergens in het heelal rond  een ronde tafel, statistieken bij te houden of een soort om ter meeste te spelen ? Wat gebeurt er in de komkommertijd, als er geen grote oorlogen meer uitgevochten worden. Zitten ze zich dan op een wolk te vervelen, als er nu en dan nog maar alleen een verbrande heks, een vergiftigde paus, een paar vermoorde kinderen aankloppen ? Lachen zij  sarcastisch als er een van de laagste kaste verhongerde paria aanklopt met de vraag om als maharadja terug te kunnen ? Ja nu en dan komt er een grote vis, zoals een Bin Laden, maar geef nu toe, zonder het Amerikaanse duwtje in de rug, zat ook deze liever met zijn kont in het woestijnzand in plaats van in het Allah paradijs. Spreken deze goden dan een gezamenlijk strategie af om hun quota wat op te krikken ? Heuh wat zullen we weer eens  doen ? Een aardbeving links of rechts, of wat denken jullie van een vulkaanuitbarsting, of nog leuker een tsunami over een eiland sturen ook goed om wat zieltjes naar boven te krijgen. Een grote epidemie is ook niet slecht, of weten jullie wat, we kunnen de salafisten wat tegen de sjiieten en de soennieten uitspelen. Waar kunnen we nog een oorlogje uitlokken, in  Oekraïne misschien? Wat vinden jullie het plezants, als ze daar beneden denken dat het de natuur is of de mens zelf die elkaar uitroeit ? Wie beslist er dan daarboven, wie naar de hemel en wie naar de hel moet, want geef toe wij krijgen langs de gelovige hoek wel heel tegenstrijdige meningen. Als er bij de Christenen iemand zelfmoord pleegt, dan is dit een grote zonde en mag die niet aan de rijstpap beginnen. Als bij de moslims daarentegen, een zelfmoordterrorist zichzelf en een aantal spijtige slachtoffers opblaast, wordt hij direct als held, met open armen en benen door duizenden maagden in de Allah hemel ontvangen. Je moet het maar begrijpen ! Terwijl ik aan mijn sandwich knabbel en naar het besneeuwde topje van de Teide staar, bedenk ik dat wij onze hemel en hel hier op aarde krijgen en niet in een voor mij fictief hiernamaals. De hemel is als je gezond bent, als je een fantastisch lief hebt, je  kinderen en kleinkinderen zonder te grote problemen door het leven huppelen en als je soms het gevoel hebt dat je lichaam gaat openbarsten van geluk. Dat is de hemel. De hel krijg je, als je als homo of transgender levenslang tegen onverdraagzaamheid moet opboksen. Als je als atheïst of anders gelovige, probleemloos door medemensen als “niet gelovige honden” afgeslacht wordt. Als je partner van je wegglijdt door kanker, dementie of Alzheimer. Als geliefden door een ongeval of een operatie zonder afscheid van je weggerukt worden of als je je eigen kinderen moet overleven. Dat is de hel. Ja, ja  ik hoor jullie al denken, waar blijft nu dat plezante verhaal ? Wel het leuke is, dat wij eindelijk na al die jaren het Paisaje Lunar gezien hebben en na anderhalf uur dalen probleemloos onze geparkeerde auto terugvinden. Wij vervolgens zonder platte banden de hobbelige weg door het lavalandschap overleven. Ik voel me gloeien van geluk en ben  trots op manlief zijn rijkunst. Wat later zitten wij,in het stralende zonnetje, op een terrasje in het hoogste bergdorp van Tenerife, Vilaflor van een lekker koel pintje te genieten. Als we in ons huurhuisje aankomen en ik mijn laptop open, plopt er een prachtige foto van onze kleindochter en een mailtje van onze kleinzoon binnen.  Dat is geluk, dat is de hemel !                  

Sim
110 0

huiswaarts

Wat zou ik doen zonder mijn kinderen? Wie zou ik zijn? Waar zou ik wonen? Zou ik twee pakjes Tigra per dag roken? Zou ik de hele dag in wit ondergoed naar tv kijken? Zou ik andere kinderen maken bij een andere vrouw? Zou ze dikke borsten hebben? Zwart haar? Scheve tanden? Nee, natuurlijk niet. Ze zou blond zijn, haar lach zou ministers sprakeloos maken. De premier zou naar haar hand dingen en mij zijn portefeuille aanbieden. Maar ik zou er niet aan denken, ik zou zeggen: loop naar de maan. Want daar zou ze gaan. Zoveel schoonheid zou ik nooit verdiend hebben. Ik zou ze missen, mijn kinderen. Keihard. Tranen met tuiten zou ik huilen. Alles zou ik doen om hen terug te krijgen: vallen op mijn knieën, bidden tot God, smeken tot Fernand Huts. Ik zou zelfs een Facebookpagina aanmaken: IK WIL MIJN KINDEREN TERUG!!! Ik zou al snel vijfhonderd likes hebben. Wie weet zelfs zevenhonderdvijftig. Verbaasd zou ik naar het scherm van mijn chique telefoon kijken. Als ik de tranen ervan zou vegen, zou ik mezelf zien. De reflectie van een vader zoekend naar zijn verleden. Ik heb ze natuurlijk nog, mijn kinderen. Ze huilen, vallen op mijn knieën, hebben scheve tanden. Nee, dat is gelogen. Hun tandjes zijn perfect. Gelukkig maar. Stel je voor dat ze konijnentanden hadden. Wat zou ik dan doen? Wie zou ik zijn? De paashaas? Moehaha. Ondanks alle malaise in Midden-Brabant en omstreken blijft mijn humor de hoogste toppen scheren. Weergaloos en waterdicht: zo zou ik mijn humor omschrijven. Wezenlijk zou het derde kenmerk zijn. Daarna zou ik huiswaarts gaan.

Maarten Verhelst
0 0

Is Schengen begrensd?

    Heel wat mensen stellen zich tegenwoordig deze vraag. En het is voor de hand liggend waarom. Denk ik. Het idee dat aan de basis van deze akkoorden lag is mooi, misschien was het zelfs vooruitstrevend. Maar is het idee van open grenzen ook niet een beetje begrensd?     Kanttekening bij de akkoorden   Op 14 juni 1985 ondertekenden de regeringsleiders van België, Nederland, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk het eerste Verdrag van Schengen. Personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen werden afgeschaft. In 1986 is de Europese Akte gesloten door de 12 toenmalige leden van de Europese Gemeenschap. Deze akte houdt in dat er vanaf 1993 een interne Europese markt is ontstaan met vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen. Sommige bevoegdheden van lidstaten worden door de akte overgedragen aan instellingen van de Europese Unie. Momenteel behoren 26 landen tot de Schengenzone.   Sinds 2006 is bepaald dat de grenzen van een land in deze Schengenzone tijdelijk uit veiligheidsoverwegingen gesloten kunnen worden. Normaal gezien geldt dit voor een maximale periode van 30 dagen. Maar uitzonderingen zijn altijd mogelijk. In dat verdrag staan toch enkele tekortkomingen of tegenstrijdigheden. Zo moet er controle zijn op burgers van buiten de Europese Unie maar niet indien zij familie zijn van een inwoner van de EU. Niet geheel waterdicht dus…(Over deze akkoorden uit 2006: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:l14514) Ja, maar… Voor alle duidelijkheid: ik ben en blijf er van overtuigd dat grenzen niet meer zijn dan een pennentrek die soms vergaat. Maar toch, en dat lijkt misschien tegenstrijdig, is het soms in het algemene belang om een zekere controle te behouden.   Wanneer ik deze tekst maak, is de meest gezochte terrorist van Europa nog spoorloos. Het was onlangs nog in het nieuws dat de grens tussen Frankrijk en België weliswaar beveiligd is. Maar er was ook te zien hoe 100 m verder een kleine gewestweg een ongecontroleerde doorgang biedt… Mensen uit oorlogsgebieden moeten geholpen worden. Maar ze hoeven de oorlog niet mee te brengen of te verspreiden. En eigenlijk zijn de gebrekkige controles voor niemand goed. Niet voor het gastland waar dan automatisch de vraag rijst of er geen verdachte vis door de mazen van het net is geglipt. Ook niet voor de asielzoekers die momenteel allemaal met argusogen bekeken worden. En vele moslims schreeuwen uit: "Not in my name!". De gekken van Parijs vertegenwoordigen alleen de gekken die zwaaien met de zwarte vlag. Tot slot   De hele situatie zadelt heel wat mensen met angst op. Dan is dit goed om te onthouden:   Angst verandert niets aan het verdriet van gisteren en lost de problemen van morgen niet op. Het enige dat angst doet is je vandaag verlammen. Corrie ten Boom  

Willem Ackers
0 0

Kleine Verhalen. Potlood met een gummetje

Gisteren stond ik in de winkel. Het buurtwinkeltje om de hoek. Daar hebben ze leuke potloden. In vrolijke kleuren en met een gummetje er bovenop. Het soort potloden waar  ik in vroegere tijden blij van werd. Omdat fouten maken kon. Ze werden uitgegumd.   ‘Het zijn andere tijden,’ schuddebolt de oude dame achter de toonbank, ‘ze hebben geen potloden meer nodig in deze tijden. Ze kunnen met hun computer alles wissen. Zijt gij ook op feestboek?’ Even begrijp ik het omaatje niet. Maar jawel, ik ben ook op Facebook. Weinig ‘feest’ nochtans de laatste dagen.  Bedroevend weinig vrolijke dingen om te delen. Ik lees. Ik kijk naar foto’s. Ik post zelf enkele onnozelheden met recepten. Deze tijden. Waarin bange, uitgeputte mensen in onze parken overnachten. Waarin kinderen aanspoelen op stranden. Deze tijden waarin landen hekken bouwen om mensen tegen te houden. Opnieuw. Vroeger mocht je er niet uit. Nu mag je er niet in. ‘Tot hier en niet verder.’ zeggen ze. ‘Dit is van ons. Van ons alleen.’ In deze tijden waarin we bang zijn om minder te krijgen. Minder te ‘hebben’. In deze tijden waarin we zo overspoeld worden – letterlijk – met menselijk leed, dat we allemaal soms even onze ogen sluiten voor het nieuws van de dag. We zappen weg naar ‘Thuis’.  Nergens beter dan thuis? Huisje, tuintje, kindje… Schooltje. Onze school: KIDS. Waar hartelijke professionaliteit de slogan blijft. Waar we willen dat elke ouder en elk kind zich Thuis voelt. Zijn we goed gestart? Natuurlijk zijn we goed gestart. Hier en daar is er nog een stoeltje te weinig. Er moeten nog wat potloden geslepen worden en wat puntjes op de i gezet. Voor onze kinderen wordt zelfs gewerkt aan wéér een nieuw dak boven hun hoofd, er is soep zoveel ze willen en er wacht hen een knusse, warme leefgroep, een klas. Onderwijs. Bijzonder Onderwijs dan nog. In deze tijden waarin we van Bijzonder naar Inclusief moeten gaan, voelen wij ons bijzonder exclusief. Bijzondere leerkrachten. Laten we ons dáárop focussen. In deze tijden. En bijzonder ons best doen. Om élk kind te geven waar het recht op heeft. De beste juf, de beste meester, de beste therapeut, de beste ouder. Het beste kind zit vóór ons. Daar. Ik geef hem een potlood. Met een gummetje.

Goedele Billen
40 1

Pluk de tijd in de herfst van je leven

Wanneer de bolsters van wilde kastanjes vanop het wandelpad aan je zolen willen kleven, weet je, het is herfst. Het aantal senioren, die genieten van een dagelijkse gezondheidswandeling, neemt ook af rondom het stadspark Casier. Herfst en winter behoren niet tot dat dagelijkse wandelen. Voor zij die ervaring in tijd kweekten. Niet weten, noch leren wat de oogst van die tijd nu precies is. De pet wordt niet langer rechtgezet, brilglazen staren je niet langer aan, noch minder wordt van je verwacht goeiendag te gebaren. Het sparen van energie neemt de bovenhand in deze tijd van het jaar. Nochtans, het is herfst. Met een uitdrukkelijke, superlatieve -st op het einde. Die eigenaardige -rfst heeft een uitdrukkelijk doel. Het duidt de beste periode van het jaar aan om de vruchten op je erf te oogsten. Je te behoeden voor schaars-te en nog vlug welvaart in te slaan. Lief-st met je gezin of familie om wat “qualitytime” bij één te rapen. “Maar vergeet je  hærfest toch niet?”, vraagt de moeder steeds bezorgd. Snot kweek je éénmaal snel bij tocht. Het hoogtepunt is dus bereikt, het verval komt eraan. Om in -ssst- te genieten van het dwarrelende blad. Dat tenslotte zonder roer cirkelt op het watervlak. Och ja, er zijn ook wat waterrimpels rondom het blad. Die de zon kunstzinnig belicht. Herfst, het is de dichtperiode bij uitstek. Waar de poëten in parken vruchten van hun stress omtoveren, in abstracte schilderijen tot verdord woord. Dergelijke taferelen tot dichtkunst omdat met herfst niet te rijmen valt.

KLAAS
0 1

COSTA DI FLAMINGHI

Nadat wij nu al een aantal jaren op Tenerife aan de zuidelijk gelegen Costa del Silencio overwinteren, lijkt het voor ons een beetje op een jaarlijks thuiskomen. Het hotel dat al sinds zeven jaar, na een faillissement, nog steeds in de eerste bouwfase staat, lijkt jaarlijks meer en meer op een open, skeletachtige ruïne. De Canaries mikken nog steeds hun sigarettenpeuken in de bloemperken, zodat er tussen de lavakorrels en de zorgeloos bloeiende bougainvillea, de hibiscusstruiken, de yucca’s en de palmbomen al een hele filterasbak ontstaan is. Ja, wat maakt een beetje meer of minder as uit op dit vulkaaneiland… Overal in ons vakantiecomplex hangen er grote viertalige aanplakborden waarop staat, dat op straffe van een flinke geldboete,  men de hond alleen aan de lijn mag uitlaten en de uitwerpselen door de eigenaars moeten opgeruimd worden. Zulke regelgeving wordt door de ‘locals’ finaal genegeerd. Overal zie je onaangelijnde kleine keffermormels, liefst in het midden van het witte betegelde voetpad , vrolijk hun stinkende drollen leggen. De urbanisatie is en blijft nog steeds het loslopende kattenwalhalla.  Ook de Duitse rolstoel invalide woont nog steeds aan de overkant van ons vakantiehuisje. Elk jaar wordt zijn voorhoofd groter, zijn vieze miezerige paardenstaartje langer en ziet zijn huid er meer en meer verschrompeld en grauw uit. Soms krijgt hij bezoek van een andere leegloper en denkt hij plots dat hij een diskjockey is.  Terwijl we zelf op ons terras, in de zon trachten een siësta te houden, vergast hij ons minstens één maal per week op een Woodstock- achtige plaatjesdraaierij. Nu valt de keuze van zijn muziek, die het midden houdt tussen Duitse schlagers en Englebert Humperdink,  nog min of meer mee, maar toch... Naargelang de namiddag vordert en het bier waarschijnlijk alle hersenactiviteit uitveegt, gaat het geluidsniveau stilaan over in festivalmodus. Ik denk dat de afname van zijn gehoor in evenredigheid is met zijn alcoholinname.  Ik veronderstel dat daarentegen zijn reukzin en intuïtie meer ontwikkelen, want blijkbaar ruikt hij mijn toenemende ergernis. Juist als ik vind, dat het genoeg is geweest en bijna als een Vlaamse furie wil opveren, lijkt het alsof  Tom Jones van het festivalpodium afdondert, zich in zijn “Green, green grass of home” verslikt en er volgt opeens een aangename stilte. De Costa del Silencio is het vakantiegebied naast het oorspronkelijke Tenbel (Tenerife-België) complex. De Vlamingen hebben hier vermoedelijk, in het verleden, massaal met zwart geld, witte huisjes en appartementjes, als tweede verblijf aangekocht. In het vakantiecomplex waar vroeger alleen Vlaamse, Engelse en Duitse toeristen overwinterden, wonen nu sinds de crisis meer en meer de Canaries zelf. Overal op de daken staan nu antennes naar TV Canaria en Spanje gericht en zijn wij hier de allochtonen die met vlaaien van schotelantennes TV Vlaanderen binnenhalen. Er is een Belgische bakker, een Vlaamse dokter en een Nederlandstalige tandarts. Verschillende Vlamingen hebben het druilerige België achter zich gelaten en begonnen hier een café of restaurant. In Las Galletas, het vissersdorpje op wandelafstand, staan verschillende menuborden broederlijk naast elkaar. De Engelsman kan hier voor 2.5 Euro zijn gigantisch English breakfast eten waarna hij waarschijnlijk voor de rest van de dag geen ‘porridge’ meer kan zeggen. Iedere  nieuw aangevlogen toerist kan hier, zonder problemen, zijn eigen landsdieet voortzetten. Er worden English Roast, of lambchops with mintsauce aangeprezen.  Het konijn met pruimen, frieten met stoofvlees, witlof met hesp en kaas, trekt de doorsnee ‘dagelijkse kost etende’ Belgische reiziger over de streep. Alles is voor een prikje voorhanden: een China town buffet, Wiener Schnitzel, verse Hollandse stroopwafels, pizza, paella, papas canarias con mojo, tapas, schelpdieren ,of vers gevangen en gegrilde vis, gambas en inktvissoorten.  Een kilometer voorbij Las Galletas heb je de nederzetting El Fraila. In de goedkopere huizen wonen hier alle bevolkingsgroepen die eindigen op ‘alen’ en ‘anen’. Zwarte Afrikanen, Zuid Amerikanen, Illegalen, marginalen en sinds een paar jaar, omdat wij, Vlamingen ons nog meer zouden thuis voelen, Marokkanen. Om ons geen heimwee te laten krijgen, heeft El Fraila sinds een paar weken na het ‘Charlie Hebdo’ drama, nu ook zijn eigen ‘M.terrorist’.  We mogen het kind niet meer bij de naam noemen, want dan worden wij als racistische stoorzenders aangeduid. Wij hebben ze samen mee in bad genomen, hun alle onderwijsmogelijkheden aangereikt, hen mee van onze sociale pot laten snoepen en ze langs alle kanten gepamperd. Het enige dat wij van hen verwachtten, was dat ze zouden integreren. Dat ze een zekere verdraagzaamheid zouden opbrengen voor onze westerse waarden en normen, tolerant zouden zijn voor onze vrije meningsuiting en onze soms bizarre uitdagende vorm van humor. Maar lange Arabische tenen hebben niet veel nodig. Als dan, zoals hier een dolgedraaide godsdienstwaanzinnige “Allah Akbar” roepend een medemens neersteekt, hebben ze nog het lef, om met hun gefrustreerde vinger, ons als schuldige aan te duiden. . De Tenerifse politie, kon de messentrekker na een klopjacht inrekenen en vroeg prompt hun autoriteiten om kogelvrije vesten, uit vrees dat ook hier de terreurboel zou escaleren. Op de wandeldijk van Las Galletas, zitten de meeste overwinteraars en toeristen van hun Barraquito,Sangria, Mojito of pint Duvel te genieten.  Als we op de promenade een tafeltje bemachtigd hebben en van onze ‘jarra’ een halve liter bier voor 1 Euro, zitten te genieten, kunnen we aan het becommentariëren van de stroom wandelaars  beginnen. Het is niet raadzaam deze opmerkingen te luid te verkondigen, want de Vlaamse spionkop luistert mee. Er is duidelijk verschil te bemerken tussen de half naakte zonnende Europese toeristen en de oorspronkelijke inwoners. Voor de Canaries is het nog duidelijk winter. Ze dragen laarzen, lange broeken, dikke truien en hebben meestal nog een anorak over de arm gedrapeerd. We zien ineens de hoofden van de Antwerpenaars van het terrastafeltje naast ons, dezelfde richting uitgaan. Aan het begin van de dijk komt een oudere moslima, met een hoofddoek en djellaba in een hevige grasgroene kleur aangeslenterd. “Zie naa, Marie, tis greun en twaggelt, hahaha ne Marokkaanse Kermit de Kikker!” Achter de seniorenversie,  loopt pa-Mo met een paar koters aan de hand, in een mouwloos T-shirtje van de zon te genieten. Een paar passen achter hem, drentelt ma-Fatima, met dikke buik. Ze is gesjaald en volledig omwikkeld met de overgordijnen,  zodat ze zonder veel problemen de ergste Tenerifse zandstorm zou kunnen trotseren. “Hiersè, Louisa” fezelt de Antwerpenaar: “Een poar vanachter onzenoek, hoe zouwe die hier kome?” “Assevan ’t Kiel of Borgerhout zen, mè tram 24 hé, Eugène, of mè den 12 asse van sintjansplain komennée” Miljaarde godverdoeme, Marie, hier zitte zoekkal” Deze Spaans- Marokkaanse mensen kunnen misschien de allerliefste, vriendelijkste en misschien super tolerante toekomstige buren zijn, maar van enige westerse geboortebeperking of kledingintegratie is er tot op heden nog niet veel te bespeuren. De overwinteraars beseffen maar al te goed dat de ‘grotemensenspeeltuin’, onder de lappen stof, sneller kweekt dan het babyuniversum en het pamperparadijs aankunnen. De Antwerpenaren en Brusselaars weten uit ondervinding, dat eens de theelokalen en de waterpijpcafés zich tussen de Belgische bakker en de Engelse pub in wringen en de lokale tapas bar vervangen wordt door een ‘pita-shoarma take away’ het vijf voor twaalf is. De Costa del Silencio, hun Costa di Flamingi zal binnen de kortste keren veranderen in het Hallal- paradijs. Wij laten de sakkerende Vlamingen achter ons en slenteren door de winkelstraat. In de etalage staat, onder de plakkaat ‘Rabajas’ een paspop met een prachtig, met papegaaien en palmbomen versierd, exotisch, veelkleurig afgeprijsd haltertopje. Het doet aan passionele nachten vol seks denken. Manlief blijft afwachtend voor de ingang van de boetiek rondhangen terwijl ik met een rotvaart het pashokje induik. Terwijl ik het Spaanse ‘taille unique’ bloesje over mijn hoofd wurm, verander ik terstond in een ‘jungle- bookachtige’ salami. Het niemendalletje verhult amper mijn kokosnoten en accentueert overdreven mijn Rubens spekrollen. De twee bandjes camoufleren nauwelijks de twee beginnende kippenfilets, die sinds een paar jaar onderaan mijn bovenarmen heen en weer wiebelen. Zuchtend hang ik het kleine Spaanse maatje terug in het rek. Als ik zonder aankoop buitenstap, schudt manlief vragend: “Nee?” Ik knik instemmend: “Nee de kleur stond me niet!”  Terug thuis zal ik mijn overwinteringgarderobe voor volgend jaar wel wat aanpassen en opnieuw aankopen bij mijn hofleverancier ‘Le Marinier’. Als ik bij ‘De Zeeman’ dan niets op de kop kan tikken, dan weet ik in Antwerpen nog een heleboel winkels waar ze djellaba’s, boerka’s en overgordijnen verkopen.   Sim, Costa del Silencio  29/1/2015  

Sim
161 0

MEEDOGENLOZER DAN NERO, CALIGULA EN DE BORGIA'S SAMEN!

Het is niet omdat wij twee maanden de Belgische winter ontvluchten, dat wij dan ook automatisch afgesneden worden van alle Vlaamse berichtgeving. Zoals elke allochtoon, die zijn geluk of zijn weersvoorspellingen in een vreemd land gaat zoeken, zijn wij afhankelijk van de gigantische satelliet- antennes die overal in het gastland op de daken prijken. Rond het nieuws van zeven op Eén of op VTM, laten wij ons, net zoals thuis, in de sofa vallen en brengen wij de rest van de avond televisiekijkend door. Misschien is het echter beter om niet te veel informatie en allerlei doemscenario’s doorgestraald te krijgen. Beter is het om onbekommerd te genieten van het, in onze ogen, gevaarloze vakantiewereldje. Soms echter word je, of je het wilt of niet, met je bruine neus op de actuele feiten gedrukt. Ook hier in Zuid Tenerife lopen er inmiddels enkele ‘islamitische’ angstkwekers, messentrekkend rond. Dus echt ontsnappen aan alle heisa doe je niet echt. Wij hebben ook onze laptop meegenomen en lezen dagelijks De Gazet van Antwerpen en Het Laatste Nieuw in beknopte vorm. Via internet houden wij, moderne globetrotter- grootouders, contact met onze kinderen, kleinkinderen en vrienden. Op Facebook volgen wij foto per foto het verjaardagsfeestje van onze achtjarige kleinzoon en het rond dribbelen van onze anderhalf- jarige baby kleindochter. We bekijken foto’s van ons schoondochtertje met haar armen rond haar twee grootste schatten en een afbeelding van onze kaalhoofdige zoon met een zwarte ‘terreurbaard’. Dit baart (mooie woordspeling hé?) ons wel wat zorgen. Terwijl hij ons verklaart dat dit zijn winterpels is, vragen wij ons in stilte af, of zijn Facebook- achterban zich nu ondertussen al niet afvraagt of de indoctrinatie al tot aan de grenzen van Brasschaat en Maria-ter-Heide doorgedrongen is. Wij moeten ons echt geen zorgen maken, want zoonlief loopt thuis niet in een djelaba rond en heeft zijn zoon en dochter niet Mohammed en Fatima genoemd. Bovendien is zoonlief totaal niet gevoelig voor eender welk gelovige gedachtegoed ook. Maar die baardgroei vinden wij een griezelig winterfenomeen.   Stel je voor dat de doorsnee geradicaliseerde en terreur bereidwillige islamiet bij het zien van deze weelderige begroeide Facebook- foto bedenkingen krijgt en onmiddellijk denkt aan verhuizen! Waar er één is, willen er meestal meer zijn…Wij geloven echter niet dat deze bevolkingsgroep staat te springen om zijn tenten op te slaan in een gehucht met een zo’n christelijke naam, maar je weet maar nooit. Zo zie je maar dat je onvermijdelijk toch – al was dan met het zien van een foto met zo’n baard - met de ‘wereldterreur’ bezig bent. Interessanter is het feit dat er zich hier, rond de Canarische Eilanden, door de onderzeese vulkanische activiteit enkele nieuwe eilanden aan het vormen zijn. Spanje claimt deze nieuwe grondoppervlaktes al, nog voor ze boven water gekomen zijn. Ik heb echter een fantastisch Europees idee. Ik geef het toe, het is wel een beetje afgekeken van de Engelsen die vroeger alle criminelen naar het nieuw ontdekte eiland Australië afvoerden, maar volgens mij is het grandioos en probleemloos en praktisch uitvoerbaar. Eens de nieuwe eilanden hier boven water komen, reserveren wij het eiland dat het verst in de Atlantische oceaan opduikt. Het moet het meest van de westerse beschaving verwijderd zijn. Hier droppen wij per helikopter, alle terugkomende Syrië- strijders, mogelijke terreurverdachten en gevangen genomen aanslagcriminelen. Ik vermoed, dat er op een nieuw ontstaan eiland nog niet veel groeit en leeft, dus gaan we deze lieverdjes bevoorraden. Ik stel voor dat wij daar containers gevuld met alcohol stationeren. Neen, geen water en geen thee..’t moet plezant blijven hé.  Om hen ook iets te eten te geven, laten wij er een beer (mannelijk varken) en wat zeugen met biggetjes los. Die kunnen dan voor de etensvoortplanting zorgen. Zie hier min of meer het scenario van de recent uitgebrachte sciencefiction film “The Hunger Games” naar een boek van Suzanne Collins. Voor diegenen die de film niet kennen: Voor de minste vorm van overleving moet tot de dood gevochten worden. Voor wat ’binnen- eilandvertier’ laten we ook nog wat vlijmscherpe zwaarden achter, zodat ze hun hobby nog wat verder kunnen perfectioneren! Voor eventueel namiddag vertier en mogelijke randanimatie,  krijgen zij van ons ook nog een doos met lucifers en wat petroleum. Voor de paar aangevoerde, vroeger meevechtende terreur- moslima’s , moeten ze dan maar eens op de vuist gaan. Niet dat vechten zo in hun aard ligt, maar voor wat hoort wat. Wie wint kan deze dames een cursus ‘seksslavin’ aanbieden. Als dit beroep hen niet zo direct ligt, zal hun mede- crapuul wel een spelletje stenigen uitvinden. Lavastenen genoeg op deze eilanden. Voor het kermisspel “holibi’s van de flatgebouwen gooien” zullen ze een alternatief moeten uitvinden, noch homo’s, noch wolkenkrabbers zijn aanwezig op het vernieuwde sharia- eiland. Wat zeggen jullie, dat wat ik voorstel barbaars en wreed is? Ja ik ben zonder enige twijfel meedogenlozer dan de tirannen Nero, Caligula en de gifmengende familie de Borgia’s samen.  Ik verkracht echter geen vrouwen en stenig ze niet. Ik moord geen kinderen uit en sleep geen lijken achter mijn auto aan. Ik gooi geen homo’s van hoge flatgebouwen, ik hak van niemand het hoofd af en steek geen medemens in brand. Ik reik ze zelfs een tropisch eiland, eten, drinken en plezier aan… Met een beetje geloof in Allah en Mohammed moeten ze daar toch nog iets van hun leven kunnen maken niet?   Sim,    Costa del Silencio 8 februari 2015

Sim
31 0