Zoeken

de informaticus

Informatici, ik blijf het vreemde mensen vinden. Alsof ze er zijn en niet zijn. Uitblinkers in afwezige aanwezigheid. In elk geval: je lijkt hen altijd te storen, dat staat vast. Ook al ga je pal voor hun neus staan, op hun schermpje is altijd iets veel interessanters gaande.Het komt eropaan behoedzaam de inbelverbinding naar hun brein te activeren en hoopvol af te wachten of er links en rechts iets begint te zoemen, te piepen en op te lichten. Als je daarin slaagt en eindelijk hun aandacht krijgt, beginnen de problemen pas. Dat is niet verwonderlijk, want een informatica-probleem is in hoofdzaak een informaticus-probleem. Problematiseren is hun vak. Het is niet omdat informatici eruitzien als robots, dat ze ook zouden kunnen vervangen worden door robots! Hoe preciezer je vraag dus, hoe vager, onduidelijker en mysterieuzer hun antwoord. Ook als je gewoon een batterij voor je laptop wil bestellen.De verkoper-informaticus aanhoort mijn vraag, draait zijn scherm weg, t.i.k.t. iets in en staart. En staart ..."Oei, er is een probleem" luidt het na ettelijke minuten.Dat is natuurlijk geruststellend, een probleem betekent dat de informaticus wel degelijk aan het werk is. Van contentement begin ik mee te staren. De leegte in, de toendra op, de mysterieuze nevel van de tijd tegemoet. Staren. Klikken. Staren. Staren ..Uiteindelijk weerklinken de verlossende woorden: "Ja, er is wel degelijk een probleem ..."Niets overhaasten nu, even laten bezinken ... "O ja, welk probleem?" vraag ik voorzichtig.Staren. Staren ..."Het is nogal duur", luidt het antwoord."O ja", zeg ik, en samen staren we nog wat verder. Dit is immers niet het moment om de informaticus uit zijn concentratie te halen. Doe je dat wel, dan is de kans groot dat hij je vraagt wat je vraag nu eigenlijk alweer was.Staren ..."Ik zal het dan gewoon thuis zelf online bestellen" zeg ik ten slotte."O ja, dat kan je doen", zegt de informaticus aangenaam verrast. Tevreden staren we allebei voor ons uit."Hartelijk bedankt voor de service, meneer", zeg ik ten slotte."Graag gedaan, meneer, daar zijn we hier voor", zegt de informaticus.

Guy Bourgeois
10 0

Maggie Maggie

Sinds vorige week kan u opnieuw genieten van de imitatiekunsten van Nathalie Meskens & Co in Tegen De Sterren Op. Meskens is onherkenbaar wanneer ze Maggie De Block (Open VLD), onze Minister van Volksgezondheid, imiteert. Jammer toch, eindelijk een politica die Filip De Winter onder tafel praat en toch vliegen de talrijke 'jokes' over corpulentie ons de laatste tijd om de oren als je haar naam hoort. Ze worden bijna in één adem genoemd. Zelf was De Block ook niet te spreken over de imitatie. "Jammer dat er enkel grappen gemaakt worden over corpulentie", sprak ze in Het Laatste Nieuws. Volgens haar had de imitatie weinig inhoud en dat is terecht. Dan liever de gewaagde creatie van Merho die Maggie als stripfiguur laat opdraven in een album van 'De Kiekeboes'. Met dit idee en de uitvoering was Maggie wel gecharmeerd. Haar dossierkennis is indrukwekkend, net als het feit dat ze werkte als huisarts voor ze in de politiek stapte. Weinig mensen kunnen het geloven en toch is het zo. Ze had zelfs een bloeiende praktijk. Intussen opende haar man een restaurant en is ze gestopt met de praktijk om zich volledig te kunnen toespitsen op haar politieke carrière. Het gaat haar voor de wind, maar sommige lijken haar het succes toch niet te gunnen. Waarom is uiterlijk zo belangrijk? Is Maggie dan echt zo ongeloofwaardig als Minister van Volksgezondheid omwille van haar fysieke verschijning? Zijn we met z'n allen zo oppervlakkig geworden? Jammer toch, dossierkennis, gevoel voor humor en talent blijken in het niets te vervallen als je niet voldoet aan de populaire schoonheidsidealen die we tegenwoordig hanteren. Maatje 32, weet u wel. Zelfs de vragen over haar fysieke verschijning lacht Maggie weg met één of andere grap. Zo vergeleek ze zichzelf met een walvis tijdens een debat in Café Corsari. Grappen maken over jezelf om je eigen imago van populaire politica niet te schaden en zelfrelativering op te bouwen? Il faut le faire...

Sofiane
0 0

Verlichting

Het is donker in het café. En al zijn cocktails de specialiteit van het huis, we gaan toch maar voor bier. Belgisch, zuiver. Het is er nog rustig, alleen aan het grootste tafeltje staat een man in een gilet onrustig rond te draaien. Hij heeft een open, vriendelijk gezicht, het aan de slapen grijzende haar plat gelegd met gel. Een jonge man en een jonge vrouw zitten bij hem. Terwijl wij praten over de waan van de dag - twee verdwaasde jongens met veel te groot speelgoed zijn doodgeschoten - komen meer jongelui het café binnen. Wie zich bij het tafeltje voegt draagt steevast een blauwe trui en brengt een cadeau. Hoe meer volk er binnen komt, hoe blijer de man met het gilet wordt. Hij beloont al die real-life likes met pintjes en cava, en drie kussen voor iedereen. Hoe zou dat zijn, in zo'n safehouse? Verdwaasd allicht, de zoveelste passage in een reeks. Je gaat er van uit dat je binnenkort in actie moet komen. Een laatste actie, dat hebben ze je gezegd. Je bent altijd alert, maar ondertussen kook je zelf je eenvoudig potje, aarzel je om je uit te kleden om je te wassen, en lijkt slapen een onmogelijke, te risicovolle opdracht. Het rumoer aan het tafeltje wordt steeds luider. Ze zijn even oud als de jongens die een paar uur daarvoor aan flarden zijn geschoten door de politie. Maar hier zijn ze vrolijk, weldoorvoed, en proper gewassen. In het safehouse lach je niet. Je onderhoudt je conditie, want het lichaam moet sterk zijn en de oefeningen verdrijven de verveling. Contact met de buitenwereld is beperkt en gecodeerd, er zijn geen boeken. Misschien is er een Playstation. Gelukkig ben je niet alleen, en al is de toon kortaf en de gesprekken kort, de aanwezigheid van de geur van een ander mens kalmeert je. Je bidt, uit overtuiging en omdat de regels het je opdragen, maar plicht en overtuiging vallen al lang samen. Vanachter de gordijnen kijk je naar buiten, naar dat groot uitgevallen dorp. Eerst zijn er meer voertuigen dan anders, daarna wordt het stil. De ouders van de jarige maken hun entree. Zij ziet er naturel uit, het resultaat van een namiddagje bij een dure kapper. Zij scant snel de vriendengroep, misschien is de moeder van haar kleinkinderen er wel bij. Haar mantelpakje is van Chanel. Een glas in de hand, trekt ze zich zwijgend terug in de achtergrond, een superieure glimlach rond de lippen. Waarin geloven mensen eigenlijk als ze zeggen dat ze gelovig zijn? Het is één van de favoriete gespreksonderwerpen tussen mijn cafébroeder en mij, en vandaag actueler dan ooit. Hij antwoordt ontwijkend. Waarin geloof je niet als je niet gelovig bent? De vader is duur en nonchalant gekleed, en het is met plezier dat hij zich mengt in de jonge gesprekken rond de tafel. Hij is grappig en charmant, en weet het. Zo ziet het er dus uit, het ideaal van een geslaagd leven dat onze cultuur fanatiek nastreeft. Geld, een vriendengroep met truien uit dezelfde winkel, feest. Mijn gezel haalt me terug bij de les. Het gaat er om dat je een deel bent van het geheel, zegt hij, dat je voelt dat je ingebed bent in iets alomtegenwoordig voor en na jou, dat je leven richting krijgt, gedragen door iets groters dan jezelf. Je bent niet de maat van alle dingen, er is meer. Je kan die verbondenheid God noemen, maar dat hoeft niet eens. Het gaat om deemoed. Deemoed is wel het laatste wat door het hoofd van de jongens in het safehouse gaat. Zij hebben een missie. Zij weten - en dat weten ze heel zeker - dat het geheel waar ze deel van uitmaken pas een geheel is wanneer iedereen er deel van uitmaakt. En wie dat niet ziet, dat niet wil, die moet gedwongen worden. Elke ziel zal moeten kiezen. Er is niet één geheel, werp ik op. Er zijn zoveel gehelen als er mensen zijn. Ieder zijn eigen God desnoods, als je echt aan jezelf niet genoeg hebt om zin te vinden in dit leven. Maar het is een illusie om te denken dat we een god delen. Een illusie die godsdiensten en hun priesters zo makkelijk uitbuiten. Opium voor het volk. Dienstig als je de mislukkingen in je leven echt niet aankan. Wanneer buiten het safehouse de spots aangaan, en ze je overgave bevelen, vloek je toch, ook al mag het niet. En je schiet. Je springt. Een blauwe trui heb ik niet, en ik voel me oud en voorbijgestreefd. De Verlichting lijkt stilaan te verdwijnen. In de donkerte buiten patrouilleert de politie, straks komt ook nog het leger. Dirk Van Boxem meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Bijgekleurd
0 0

De beste stuurlui hebben wallen… of zoiets

“Heeey!” Hey!“Alles oke?” Ja.“Je ziet er goed uit.” Merci, jij ook.“Wel wat moe precies.” Bwa, cava.“Weinig geslapen vannacht?” Valt wel mee.“Of gewoon standaard slaap te kort?” NEE!Gewoon standaard wallen. Bitch.Dat antwoord ik wel eens. In stille frustratie.Dat laatste zeg ik nooit hardop. Het eerste ook niet.Ik houd het. In grote zakken. Onder mijn ogen.In mijn intiemste kringen. JA.Het is een van mijn tienertrauma’s.Wat wil zeggen dat het daar begon.Niet dat het daar is gebleven.Spijtig genoeg. WALLEN.In Amsterdam zijn ze populair. Ik zou liever niet hebben dat ze mijn gevel sieren met hun neonschijn. Ooit vroeg iemand of ik een blauw oog had. Bam! Kon ik toen maar letterlijk door de grond zakken. Of in mijn pijp kruipen, zoals Mario Bros <pru pru pru>. Al geeft schaamwangrood wel mooi met oogwalblauw. Ooit vroeg iemand zelfs of ik een junkie was. No shit! Mijn wallen overdag optrekken – wat mijn ogen tot hallucinante spleetjes kneep – was ogenschijnlijk niet het beste idee. Kijk, ik kan er niets aan doen. Behalve dan een zalfje. Zie het als permanente oogschaduw. Aan de verkeerde kant van mijn oog. Een erfelijke kring die trots haar familiekleuren draagt. Blauw bloed. De koningin van de lage wallen. Sierlijk op mijn tronie. Zie het positief. Als twee permanente smileys met dubbele kin. Uitgezakt op een kussentje onder mijn kijkscherm. Ach, ik heb er vrede mee genomen. En wat fond de teint kan wonderen doen.Dat zeg ik dan. Tegen mezelf.

Rien Mertens
32 0

Ik denk dus het is

Ik moest nog even naar het postkantoor.Ik had online jurkjes besteld waarvan er eentje terug naar de webshop mocht. Waarom kan ik dat ook niet gewoon terugmailen? Flauw.Ik zit na het trekken van een nummertje mijn beurt af te wachten en scan mijn omgeving.Iedereen zit een beetje in zijn eigen bubbel.De meerderheid kijkt op zijn telefoon en is opgezogen door de virtuele dimensie. Kijkt af en toe op. Bedenkt dan in een verdwaasd ontwaken “Oh ja, hier ben ik eigenlijk ook”. Sommigen zoeken heil in het scherm waar de nummertjes traag oplopen. Je moet ergens mee bezig zijn. En best niet te met de mensen rondom je, want dat staat onfatsoenlijk. Doe dat maar op het web. Een moeder antwoordt op automatische piloot op onverstaanbare vragen van haar peuter. Het is meer “jij maakt geluidjes dus ik maak er ook”. Geen echt informatief gesprek. Ik denk dat ze aan andere dingen denkt. Verderop zit een man aan een tafel verzonken in gedachten en een stapel pakketjes. Z’n tong hangt uit z’n mond terwijl hij schrijft. Het is hier levendig en ademt diversiteit plus gemengde opvattingen over hygiëne. Naast me voeren twee dames een gesprek. De Ene klaagt. De Andere heult mee. Het gaat over de zus van de Ene. Daar heeft ze volgens mijn geluistervink/ luistergevink/ vinkengeluister ruzie mee. De Ene zegt ; “Ze wou niet haar het feest komen omdat ik daar zou zijn. En dan gaat ze wel via facebook dit en dat zeggen. En het is toch zus en zo”. De Andere zegt ; “Ze speelt spelletjes met je”. Zomaar even een opvatting als een zekerheid gelanceerd. Wie zegt dat de zus opzettelijk plannetjes zit te smeden? Ik herken dit denkpatroon als een chronische boosdoener in ons bestaan. Je eigen ideeën voor de waarheid aanzien. Om je gelijk te halen. Belangrijk. Een reflex waar ik mezelf ook meer dan ik wil op betrap. In ideeën zoals “Hij had duidelijk een Oedipuscomplex” of “Ze is onzeker en daarom doet ze dat” of “Hij is vast homo en moet er nog achter komen” of “Ze zal wel over me roddelen” of “Waarom kijkt hij naar haar? Ze hebben het vast met elkaar gedaan”. Illusies, hypotheses en interpretaties die een eigen leven leiden. Waaraan we een identiteit kunnen ontlenen. Maar zelden de waarheid. Het viel me pas te binnen toen iemand anders mijn persoon voor zichzelf had geanalyseerd en er compleet naast zat; “Je bent diep vanbinnen niet echt gelukkig he en daarom sluit je je gevoelens af” Was ik wel. Ik vond diep vanbinnen gewoon dat hij uit zijn bek stonk en ik vond iemand anders leuker. Maar hij had zijn waarheid en ik liet hem liever in die waan. Zo zitten al die mensen rond mij in hun bubbels dingen te bedenken die zij waar vinden. En ook buiten op straat gebeurt het. En ver buiten de stad. In andere landen. In andere werelddelen bedenken ze ook vanalles en vinden ze dat dat waar is. In andere tijden was de aarde nog plat. Deze week vonden twee mensen hun idee over een god zo ontzettend waar dat ze andere ideeën daarover beledigend vonden. En toen bedachten ze dat die ideeën moesten worden vermoord. En toen stierven er echte mensen. Om één voorbeeld te noemen.

Jasmine Tomballe
0 0

zeemzoet

De middag kwam op en de zon ging onder. De lucht werd grijs en ik bevond mij op een plaats waar de lekkerste geur ter wereld hangt. De kapperszaak, open gehouden door een oude grijsaard met een grote voorliefde voor Nederlandse Schlagermuziek, het soort muziek waar mijn haar spontaan wit van kleurt. Om veiligheidsredenen, het is tenslotte de beroemste mens uit het dorp zullen we de namen even veranderen en noemen we hem Pierke. Pierke had vroeger een grijs staartje en ik bedoel in zijn haar, dat hij graag meer en meer uitdunde tot er twee maand geleden niks meer van overbleef. Pierke hield van carnaval en genoot met volle teugen van het leven. Vol zenuwen en kwijlend door de shampoogeur wandel ik zijn zaakje binnen. Pierke fronst diep zijn wenkbrouwen. “Jij? Jij wilt je haar in het rood verven?! Nee, nee en nog eens nee.” Ik grinnik en hoop hem te overtuigen om een soort gelijke kleur in mijn lange onverzorgde haren te smeren maar hij weigert resoluut met een schaterlach tussen zijn vierentwintig nee nee en nog eens nee’s. Laat ons er dan maar blond in gooien. Hij knikt met glimlach en laat zijn hulpje het werk doen. De knappe meid begint vol vertrouwen aan mijn haar, ze trekt streepjes in mijn haren alsof ze in opdracht van de gemeente een zebrapad aanlegt. Een wasbeurt met naar mijn mening véél te koud water volgde. Na een uur klooien met kleverige verf besloot de kapper zelf, ons Pierke gretig aan mijn wildernis van natte haren te gaan snijden. Uit beleefdheid werd me een kopje koffie aangeboden die ik zonder tegenspraak aanvaarde. Gulzig slokte ik de warme vloeistof naar binnen. Lok na lok viel op de grond en deed me lichtjes gruwelen. Naar mate mijn haar korter werd kreeg ik meer spijt van mijn keuze. Ik liet zoals gewoonlijk Pierke zijn werk doen tot hij uiteindelijk met fierheid me aankeek in de levensgrote spiegel. Als een echte rockster aaide ik mijn vingers door mijn gestekelde kapsel. Uiteindelijk lijk lijk ik nog niet zo belachelijk met kort gewiekte pluimen en ik vraag hem hoeveel mijn schuld is. Hij zegt het en ik betaal hem. Het was een ellenlange namiddag die me terug doet hunkeren naar de zeemzoete geur die daar blijft hangen. Laat ons dat nog eens doen!

Peursum Doreen
0 0

Campo Santo

Vrijdag, de dag die me al weken weet wakker te houden. Mijn jas hangt achter me te drogen terwijl het hels gepiep van de treindeur me elke vijf minuten wil tergeren. Mede dank aan het Belgische regenweer. Ik probeer te genieten van mijn parker balpen die ik tien jaar geleden van papa kreeg  - en het ding schrijft nog steeds - en mijn schrift met streepjesmotief die ik onlangs uit een goedkoop prullenwinkeltje wist te vissen. Mijn haar hangt wat stekelig voor mijn ogen dat ik zo nu en dan als een echt rockster achteruit aai met mijn vingers. Ik neem vlug een sipje van mijn niet te zuipen Panos-koffie. Weer een piep van die treindeur. Kunnen ze niet eens investeren in geluidsloze treinen in plaats van die waardeloze hogesnelheidstreinen? De kokend hete koffie bezorgt me een opwelling wat in feite niet ter zake doet maar enfin.. Ik draag dezelfde kledij die ik normaal twee weken geleden ging dragen. Op de begrafenis van onze Vos. Zoals ik mezelf, het publiek en vooral onze Luc beloofd heb bezoek ik op 19 december van dit jaar zijn graf. Mijn stationskoffie is inmiddels bijna koud dus ik giet vlug de lauwe vloeistof door mijn keel tot de beker leeg is alvorens ik verder schrijf. Een oude man ziet me schrijven en trekt zijn wenkbrauwen op, wellicht denkt hij dat ik een dagboek schrijf. Ik schrijf geen dagboeken maar verhalen en collumns. Klaarblijkelijk kan ik zo beter omgaan met de dagelijkse dingen des levens, mijn soort van lichaamsdrug. Eindelijk, de trein vertrekt! Tot over een uur in Sint Amandsberg!   Opnieuw een eindelijk! Na eerst mijn overvolle blaas te ledigen in een overvolle trein zit ik weer eens op mijn gat om te pennen. Toch ik geen honger heb besluit ik mijn lichaam te voeden met lekkere spijzen die her en der in hellehol van Gent te vinden zijn. Wat een multiculturele chaos hier heerst! -Op de radio speelt “in the shadow” van The Rasmus, waar is de tijd dat dat nog op nummer één stond?- Fransen naast mijn tafel. Een Turkse die bedeld nabij het bankautomaat en een -geloof ik- goed Nederlandssprekende Indische juffrouw. Zo metteen stopt het met regenen en gaat de bloemenzaak open dichtbij het kerkhof. Ik bekijk mijn bord dat vol sla ligt. Het meisje aan de toog heeft haar volledige moestuin over mijn broodje gestrooid. Moest ik zeggen dat ik haar troep niet wil zou het haar geen barst kunnen schelen. Jammer, eet je bord leeg. De regenwolk verdween en gretig nam ik de kans om te vertrekken. Ik baande me een weg tussen nachtwinkels, pitabars, wegenwerken en modderige straten. Een halfuurtje later wandelde ik de Sint Amandusberg op waar de kapel eenzaam staat tussen eeuwig rustende Christenen en katholieken. Mijn hart begon sneller te kloppen, hetzij van de berg omhoog te klimmen hetzij van de reden waarom ik hier ben, een reden die ik dit eigenste moment maar al te goed begin te beseffen. Wachtend op de bloemist die zijn zaak opendeed werd ik zonder enig duidelijk excuus door een kracht naar het kerkhof getrokken. Ik vond het graf erg vlug. Luc ligt vredig en sober begraven op de heuvel, schuin onder het gigantische kruis tegen de wand van de kapel, waar Jezus hangt. Naast zijn graf staat een rest van een boomstam, ooit willen ze daar een nieuwe boom planten. De vorige treurwilg leek het te begeven en zou op den duur de graven stuk maken . Iets dat zeker niet kan en mag gebeuren. Het zou ons hart in stukken rijten. Ik ging voor het graf staan en tranen barstten uit. Woorden kunnen nu niet meer spreken en muziek is mijn enige redmiddel mezelf te verwoorden. Uit respect wil ik hier geen muziek laten afspelen, zelfs niet muisstil. Ik gaf mijn tranen de kans het te zeggen. Nadat ze die kans genomen hadden probeerde ik de tekst voor te lezen over de levensboom wiens takken naar de hemel reiken. Een krop bleef dansen ter hoogte van mijn strottenhoofd. Met veel moeite kreeg ik de woorden over mijn lippen. Ik legde de tekst samen met de levensboom op zijn graf terwijl ik een verwelkt eikenblad verwijderde. Ik zie dat zijn laatste rustplaats bezaaid ligt met aandenkjes van fans. Een potje grenadinepudding, iets dat onze vossieboy graag at vermoed ik. Een plectrum, een sleutel en een mp3 speler. Op en rond het graf lagen diverse bloemen. Traag kwam het tot me door dat ik erg dicht bij mijn idool stond en diep vanbinnen vroeg ik me één iets af. Welke afstand is het kortste? De afstand tussen het podium en de eerste rij op een festival of de afstand tussen de kist en de aardse bodem waarop ik mij bevind. Met diepe droefenis betreur ik me het laatste. Ik leek terug te kunnen spreken. Mijn belofte om zo metteen terug te komen met bloemen. Niet veel later stond ik aan de kassa van de bloemenzaak. Ik vroeg enkele witte rozen om op ‘iemand zijn graf te leggen’. De dame begreep me maar half, combo immigrant van Antwerpen naar West Vlaanderen vermoed ik? “Moeten ze ingepakt worden?” kreeg ik als vraag. “Graag” antwoordde ik maar sarcastisch in mezelf dacht ik nee, ik zal ze zo wel op zijn graf smijten. Plechtig zette ik een stevige tred neer, de heuvel op met een boeket van vier witte rozen die een schamele acht euro gekost hebben. Ik kon nog steeds praten zonder te huilen, al bleef die brok in mijn keel hangen. Een geruststellede stem in verte weerklonk in mijn hoofd. Ik stak de grafkaars aan die ik mee had gebracht en plantte die in het wakke zand. Voor iemand die zo goed emoties kan omzetten in taal kwam ik dat moment woorden tekort. Luc De Vos was erg katholiek en voor hem alleen maakte ik een kruistekentje en zei ik hem de pannen van het hemeldak te spelen daarboven. “laat onzen lievenheer eens zien wat muziek is, Voske! Dju toch!” Met de cliché woorden “rust zacht” sluit ik deze moeilijke dag af.

Peursum Doreen
23 0

Een namiddag bibliotheek

 Een namiddag bibliotheek, Donderdagnamiddag, ik besloot nadat ik mijn grommende darmen en misselijk makende maag het zwijgen had opgelegt door simpelweg te rusten en mezelf leeg te kotsen, om eens naar de bibliotheek te gaan. In Oostende hebben we een hele groot ruim en rustgevend gebouw bijna aan de waterlijn. Rustgevend mag in deze column als ironie aanschouwt worden, helaas.   Ik beleefde er de ergste tijd van de week. Mijn uren ziek op de pot leken me het grootste entertainment als ik dat mag vergelijken met enkele uren rust in de bib.   Iedereen weet intussen dat mijn grote Vlaamse idool, de held onder de helden is heen gegaan. Voor zover hij geloofde zal hij nu intussen plaats genomen hebben tussen God en Jezus Christus om van daaruit zijn liefde voor zijn volk verder te zetten. Voor zover ik geloof zit hij wellicht op een wolk neer te kijken op ons en hoe MIA onze strot uitkomt terwijl we het voor de honderdste keer op de radio horen en luidkeels mee brullen.   Ik was vandaag in de lokale bibliotheek omwille van onze geliefde Vos. Ik besloot om eens, enkel uit interesse, te kijken hoe het staat met zijn boeken en cd’s. Wie wil er na zijn dood superfan zijn en al zijn materiaal uitlenen om vervolgens de teksten van buiten te leren en over tien jaar overkomen als “de best Luc-De-Vos-kennende liefhebber van Gorki from Belgium Baby”? Per toeval zie ik bij de cd’s een klein album dat is uitgebracht onder zijn naam en niet de naam van Gorki. “Nondedomme” dacht ik! Dat is nergens meer te vinden, nergens te downloaden. Zelfs een betalende versie lijkt spoorloos. De overige cd’s van Gorki zijn uitgeleend. Ik grimas.   Als een bloedhond snuffelde ik op zoek naar wat ik die dag als buit wilde maken en geloof het of niet, ik zit graag in rust op de bankjes tussen de overige intellectuelen in gedachten diep verzonken in hun studieboeken. Ik nestelde me in een leren fauteuil met "Paddenkoppenland" van De Vos, dat na weken uitgeleend te zijn eindelijk terug zijn plekje had gevonden tussen de overige werken met de letter D. Mijn genot in intellectueel leesvoer werd verstoord door twee van de grootste barbaren der aarde. Een jonge dame en een oudere heer. De dame begon met luid met dvd’s te rommelen, het leek alsofmevrouw haar zin niet vond. En zo zal het ook wel meen ik, ze slaakte een kleine gil en een iets luidere ‘Godverdomme’. Ik keek op en als een magneet werd haar gezicht naar het mijne getrokken. Ze keek me boos aan en ik fronste. Neenknikkend nam ik terug een duik in mijn boek. Geen tien minuten later snapte ik waarom de grote ton met boeken daar stond te doen. De oudere heer die te arm of te nonchalant was om een broeksriem te kopen moest in opdracht van de grootste vandaal die de wereld kent een boekenhuis maken. Laten we hem Eddy noemen. Eddy liet me veelvuldig zijn bouwvakkersspleet zien, juist groot genoeg waar mijn fiets in past. Ik ben best tevreden met het fietsenrek buiten en  helemaal niet zo veeleisend.   Ik nam me voor om thuis verder te lezen waar ik in alle rust kan genieten van mijn leesvoer terwijl Eddy andere vrouwen of homoseksuelen het hof kan maken met zijn afzakkende broek.   Nog voor ik kon vluchten voor het heen en weer wiebelende kontvet werd ik opgeschrikt door een akelig geklop. Eddy begon de boeken aan elkaar vast te timmeren, wat een vandalisme! Al die kennis die ons brein kan opslorpen werd in enkele kloppen  naar de bliksem geholpen.   Teleurstellend liep ik naar het “identiteitskaartmachien en zijn computer” om vervolgens naar huis te fietsen door de plassen en met natte schoenen thuis te komen, sloefjes aan en een column schrijven voor mijn naar-mijn-verhaal-hunkerende-sociale-media-lezers.        

Peursum Doreen
0 0

Puppies, die hoge dosis schattigheid

 Over leuke kerstgeschenken gesproken, zo’n kleine petiterige wormpjes die piepend door elkaar kronkelen. Hoe vertederend kan iets zijn? Het mag buiten vriezen dat het kraakt, een koude decemberstorm mag razen of een typische kust-rukwind mag waaien. Die kleine bengels die aan mama’s tepels jengelen maken mijn kille hart telkens weer zo week en kneedbaar. Een hoopje kleine hondjes van amper drie weekjes oud, nog geen besef van wat de wereld hen te bieden heeft liggen heerlijk te soezen op een paars denken beprint met hondenvoetjes. De fokker laat me met veel trots zijn nestje zien. Al enkele uren zijn deze kleintjes in dromenland, tijd om even op te staan. Eén voor één opent zijn ogen, rekt zich uit en krabbelt traag overeind. Enkele lijken me te geeuwen. Ik voel me helemaal wakkig worden vanbinnen en vol verlangen zit ik op mijn knieën naast de werpkist. Ik voel een lichte drang opkomen om in de kist te springen en me er tussen te plooien met mijn benen opgetrokken en in elke plooi wil ik een snurkende puppy in een diepe, diepe slaap. Voor zover mijn dromen zelden werkelijkheid worden leg ik me erbij neer dat ik ze enkel maar zal kunnen vasthouden. Met een hoge stem en met wiebelende vingers weet ik de aandacht te trekken van die éne bruine Dobermann. Hij heeft geen bandje om zijn nek, hoe moeilijk kan het ook zijn om de unieke babyhond uit de nest te herkennen? In ganzenpas waggelt hij naar me toe en begint te spelen met heen en weer dansende vingers op het krantenpapier. Ik neem hem op en kan het niet laten om hem toch eens goed te bekijken en hem vervolgens plat te knuffelen. Zo’n maximale dosis schattigheid is ook zo moeilijk te weerstaan. Het figuurlijke lelijke eendje dat later een nog mooiere zwaan zal worden laat zijn ongenoegen blijken wanneer hij zijn vlijmscherpe tanden in mijn vingers plant. Al kreunend vecht hij zo hard hij kan tot hij met al zijn kleine voetjes terug op de begane grond staat. Boos kijkt hij me aan als hij zijn tredje verder zet. Terwijl hij naar de krant holt om zijn plasje te doen staat een andere pup wankelend op zijn poten me aan te staren. Deze vraagt zich wellicht af welk gek wezen nu weer voorover gebogen voor zijn neus staat. Hij draait zijn kop wanneer datzelfde gekke wezen even gekke geluiden maakt. Vol goeie moed trekt het kereltje zijn stoute schoenen aan en strompelt mijn richting uit. De rest van de nest weet niet waarmee zich eerst bezig te houden; hetzij met de pluche beestjes spelen of eerst hun plasje doen. Misschien een grote boodschap maar daar lijkt het merendeel zich nog geen zorgen over te maken. Zo zwak als ik ben til ik het kereltje op en duw hem tegen me aan, iets waar de kleine vechtersbaas niet van moet weten. Hij voelt zich de captain Jack van de bende en zal zich niet gewonnen geven tot ik achter zijn oren krab. Zo zwak als hij dan weer is laat hij zijn kopje op mijn arm rusten terwijl zijn argusoogjes stillaan wegebben in deze wereld van onschuldig genot. Hij lijkt er gerust in te zijn. Dezelfder tijd voelt de pup een hongergevoel in zijn maagje opkomen en denkt dat mijn kin én mijn vinger een tepel is waar hij naar hartelust kan aan zuigen terwijl zijn honger kan worden gestild. Mijn gezicht hangt vol puppiekwijl wanneer de bengel me teleurgesteld aankijkt. Tot zijn grote vergissing beseft hij dat ik niet het wezen ben dat hem melk kan bieden. De fokker lacht zich te pletter. Terwijl ik geniet van de schelm vraag ik me diep van binnen af hoe mensen zulke kleine, schattige en tegelijk onschuldige dieren gewetensloos kunnen pijnigen. Bedroefd denk ik aan mijn eigen hond, de sukkel die de pech gehad heeft om tussen stront geboren te worden terwijl de fokker van deze hondjes van hot naar her rent om elk keuteltje binnen de minuut opgeruimd te krijgen. Ze krijgen de beste voeding terwijl de mijne stro kon vreten en soms eens tevreden mocht zijn als haar moeder geen troef  kreeg. Deze pupjes lijken niet te beseffen in wat voor een gelukkige, warme omgeving ze zijn geboren. Ze mogen van geluk spreken dat de baasjes van hun mama het goed met hen voorhebben en dat ze niet moeten leven in een schuur terwijl in de winter de ijzige wind door merg en been raast of wanneer de zon in de zomer f el op het hooi schijnt zodat er een walgelijke geur van hondenstront en urine heerst over hun nest. Ach, het doet pijn te weten dat er zoveel bandieterij bestaat onder de honden, in de gehele dierenwereld. Op tv noemt men het broodfok, ik noem het smeerlapperij. De pup is tussen mijn gedachten door in slaap gevallen op mijn arm. Hij lijkt zo gelukkig en eigenlijk vraag ik me wel af waaraan hij nu denkt. Zou hij dromen dat zijn toekomstig baasje in kampioenklasse gaat werken met hem of zou hij een sofa-hond worden? Zal hij nog zijn rode halsband hebben tegen hij vier maand is of zou hij een stoere zwarte band krijgen? Misschien wordt hij wel een stevige kerel die iedereen verstomd doet staan wanneer hij in de ring stapt, trouw aan de zijde van zijn baas. Of wie weet zal hij kampioen in pakwerk worden? Aan de hand van zijn stevige beet in mijn vingers vermoed ik glimlachend het laatste.   Niemand hoeft zich zorgen te maken, laat hem nu maar weer vredig slapen tussen mama, zijn broers en zusjes, knabbelend op het oor van meneer pluche konijn.

Peursum Doreen
0 0

Witte neuzen valse leuzen

  Op de naamdag van Silvester zullen we hen niet gaan tellen, hen die stierven, hen die blij geboren werden, de mensen en de beesten in het oude jaar. Verontschuldigt U mij want ik ken ze niet. Sommigen van horen, van een liedje, eer toevallig, maar echt kennen, neen dat niet.   Mijn aquarium, het is best treurig, uitgekuist, de piranha koos het vrije sop. Onder een boom liggen de cadeautjes, zo onnozel ben ik dan. Een boete uit de ruimte voor mijn laks gedrag, een doosje pleisters voor een nieuwe kruistocht. Een gammel Russisch spel, quartet met vaantjes, wrede prentjes van gemolesteerde steden, een gestorven vliegtuig, Afrika verkracht.   Te dwaas, het bonnetje voor zonnestralen, straks in februari, zit in deze evenloppe. Dat ze mogen schijnen op het veldje vlak hiernaast. Gemanipuleerde zonnebloemen blijven heerlijk groen. Gele vlinders slapen in het doosje leopoldsigaren. De laatste heb ik opgerookt, de dag dat Fabiola en haar kapsel vredig stierven.   In een mandje glimmen vrijgevochten appelen die nu al minder vrezen dat er straks een wezen kruisjes in ze kerft, iemand achteloos hun klokhuis rotten laat, ergens in een vuilbak naast een muf kapelletje. Negen maanden na de storm, de aprilvis laat ik liggen in de vriezer, trek de straat op, zoek een sukkelaar, een ongeschoren baard.   Ik vind hem niet, hij ligt er niet onder de brug en trek dan naar de noodopvang, waar hij verlegen zit, aan een stenen tafeltje met harde rand. Ik zet me, groet de man die niet van smurfen houdt. Dat het niet erg is, kerel. Albert II, Mitterand, buitenechtelijke kinderen, beste Abraham, het is echt heel gewoon. En toch. Ismaël en Isaak, is het toen al fout gegaan?   Hij zwijgt en ik zal hem niet vragen wat hij van ons vindt, hoe wel het onze planeet tot heden is vergaan. “2015 meldt zich, laat ons weer gewoon vaagweg het beste wensen”, zou een dwaze uitspraak zijn. Bij de kerstverlichting staan de dozen met de zwarte vaandels voor de witte leuzen, valse neuzen voor een vrolijk feest.       uit de reeks  'Over eelt en zurkelteelt'

Bernd Vanderbilt
0 0

Vegetragisch

Meestal neem ik geen blad voor de mond.Behalve dan wanneer ik eet.Dan neem ik dingen die met een blad geboren zijn.Groenten dus. En fruit. En ook granen enzo.Kortom, plantaardig voedsel.Of dat van mij dan zo plant-aardig is, kan je wel weer gaan betwisten.Je zal zien dat ik er flink mee tekeer ga. Hakken, kappen, villen, vierendelen, spiezen, pureren, stomen, levend koken, bakken, poffen. Noem maar op. Ik doe het allemaal.Ik lust ze rauw. Ook wel heel lekker trouwens! Rauw.Met een sausje erover. Nootjes erbij.Een beetje amateurkok met gevoel voor esthetiek noemt dat een “salade”. Ik eet al een aantal jaren geen vlees meer.Dat komt omdat ik plots wel heel erg ging beseffen dat we zo lijken op datzelfde vlees.Je snapt me wel… Ogen, oren, verlangens, angsten en andere leuke attributen.Dat we in die lekkere bolognaisesaus een gemalen kindje van een koe hadden zitten, dat was me plots teveel.Vlees verloor z’n anonimiteit. Maar dat is mijn gevoel.Op zich heb ik geen problemen met de kringloop van het leven.Een leeuw zal zich vast ook niet afvragen of die sappige antilope een ziel heeft en pijn voelt voor hij genadeloos toeslaat. Het is eten en gegeten worden.Alleen hebben mensen het wel zo voor elkaar dat ze de dans ontspringen wat dat laatste betreft. We hebben de balans heel erg naar onze kant laten overhellen en eten veel meer vlees dan nodig is. Dat wil zeggen dat die balans voor de natuur veel minder goed uitpakt. Dat wil ook zeggen dat we geen respect hebben voor waar we uit voortkomen…Zonder al te veel te willen uitweiden over de criminele omstandigheden waarin dieren massaal aan hun einde komen. Of de enorme belasting die de elementen lucht en water voortdurend moeten slikken.Jaja… Daar wou ik dus niet meer aan deelnemen. Dan maar vrijwillige excommunicatie. Dat ik dat besluit nam, was niet echt een verrassing.Ik was nooit wat je noemt een “die hard carnivoor”.Hield altijd al van de rijke variaties die je met groenten, fruit en granen op je bord kan toveren. Lekker zachte en harde brokjes, reepjes en bolletjes in allerlei smaken en kleuren in je mond. Feestelijk toch!Toch blijkt vegetarisme nog steeds iets “speciaal”, “complex” zo je wil, te zijn.Zo bots ik regelmatig op nieuwsgierige vragen en opgetrokken neuzen. Met m’n alienvoedsel. Hah! Tofu, stel je voor! “Straks wordt ze nog een hippie ofzo” lees ik op hun gezichten. Laatst had ik weer zo’n etentje waar ik de enige vegetariër was. Eén van mijn tafelgenoten zei langs de opgetrokken neus weg dat ik ooit toch wel weer overstag zou gaan.Dat het vlees zwak is. Grapjas.Zoals ik al zei neem ik geen blad voor de mond.Dus zei ik heel bijdehand “Ik vind vlees inderdaad zwak en ik ben tot de tanden gewapend met groenten” Rotzak.“Euh ja dat zie ik”, zei hij “je hebt er wat groens tussen zitten”. Toen werd ik rood als een tomaat. Vegetarisch van kleur. Helemaal ik.

Jasmine Tomballe
6 0

Op z'n hondjes

Omdat ik ook maar een mens van mijn tijd ben – eenzaam, mistroostig en op zoek naar een parkeerplaats voor mijn idealen – schreef ik me recent in op een datingsite. Een zegen, want wie denkt hier alleen zwartgeblakerde mensen, ternauwernood gered van het vagevuur van de liefde, te ontmoeten, is eraan voor de moeite. Het is hier integendeel een opwindend circus van hitsige jongens en meisjes, een beschermd biotoop van hoop, een plek waar de liefde herleid wordt tot zijn ware proporties: alles. Het leukste van de site zijn natuurlijk de profielen: de zelfomschrijvingen en die van de ideale partner. “Het verleden ligt achter me en is een afgesloten hoofdstuk” is altijd een leuke opener – de placenta van de wedergeboorte, geoffreerd als potgrond voor nieuw geluk. Dan zijn er de vrouwen voor wie het leven “een ontdekkingsreis” is, “een pad waarop je samen kan groeien”, de liefde een met lucht gevulde steunzool die je overal en nergens brengt. Er zijn de meer materialistische types. In datingtaal: “Ik geloof dat ambitie en veeleisendheid goede eigenschappen zijn voor een man.” Je hebt de natuurliefhebbers, de cultuurtempelhabitués, de jonge notenkrakende moeders (“een kindvriendelijke activiteit met een lach op je gezicht”) en dames die op zoek zijn naar een klusjesman (“een beetje handig”). De liefde kent dus vele gezichten. De dertigsters wiens hoogste goed de festivalweide is, de veertigsters die eindelijk verlost zijn van hun wederhelft, de vijftigsters die het graag simpel houden maar ook “poly-amorie a priori niet uitsluiten”, de twintigsters die zich sociaal, levenslustig en sportief door de dag boksen om dan ’s avonds hun wegwerphart aan elkaar te lijmen. Er is kortom voor ieder wat wils. Behalve misschien voor het gild der duivenmelkers: 21ste-eeuwse vrouwen gaan graag op reis. Reizen zijn een voorwaarde voor huiselijk geluk. Cynisme is een afknapper. Eens contact gelegd, is de paringsdans begonnen. Op zijn hondjes. Eerst snuffelen, dan knuffelen.

Guy Bourgeois
89 0

Post-Sintum

Als ik voor de derde keer een kop thee wil maken met behulp van mijn espressoapparaat – de koffie was op, oh verschrikking! – besluit ik de beker te vullen met gluhwein. Aangeschaft voor pakjesavond, waar iedereen massaal aan de bubbels en witte wijn ging. Zelfs de goedheiligman bliefde geen glaasje warme bisschopswijn tijdens zijn bezoek. Na een minuutje pingt de magnetron en vult mijn keuken zich met een ouderwets lekkere geur. Het toeval wil dat ik de kerstmarktbeker van vorig jaar gebruikt heb. Zo. Sint voorbij. Da-haag, Sinterklaasje. Kerst in aantocht. Vanmorgen in alle vroegte heb ik de restanten pepernoten en zacht geworden speculaasjes in de dakgoot gestrooid. De meeuwen kunnen hun geluk niet op. En de kat zit al gedurende enkele uren voor het raam te mauwen naar zijn gevleugelde vriendjes. Over de kat gesproken, als ik vanmiddag een kerstboom ga kopen, zal ik ook zeker weer voldoende onbreekbare ballen en dito versierselen moeten aanschaffen. U weet wel, van die lelijke vilten sneeuwmannetjes, klokken van stro en papieren engelen. Mijn Siberische Boskat heeft een voorliefde voor alles wat hem doet denken aan zijn roots. Als een eekhoorn beklimt hij, meerdere keren per dag, de zorgvuldig uitgekozen Nordmann. Vanaf de balk bereikt hij de piek en mauwt hij net zolang, bibberend op een dunne tak, totdat ik hem eruit haal. De bak waar de kerstboom instaat wordt dagelijks gevuld met water, opdat de boom zeker tot oud en nieuw mooi blijft. Dat de boom onderwijl een langzame, tergend pijnlijke dood sterft, lijkt niemand te deren. Bovendien blijkt de bak met water sneller leeg dan gedacht, aangezien de kat heel dankbaar is met zijn nieuwe drinkbak. En het smaakt ook zo lekker naar de natuur, naar het bos. De pokon laat ik dit jaar maar achterwege. Van catnip wordt de kat al high genoeg. Op Kerstavond is er vaak al weinig over van de boom. De versieringen zijn kapot, kwijt of anderszins niet meer in originele staat. De papieren engelen zijn onthoofd, de klokken klingelen niet meer, de plastic ballen zijn stuiterend richting alle hoeken van het huis gerold en het plastic kindeke Jezus heeft een afgekloven hoofdje. Amen. Ik weet nu al dat ik de kerstboom en andere kerstmeuk op 1 januari de deur uitdoe. Vanaf tweede kerstdag verheug ik me daar al op. Dan ben ik die hele zooi al zo zat en is er van mijn VT-wonen-idee van huis is kerstsfeer echt werkelijk waar helemaal niets meer over. Soms neem ik me dan voor om volgend jaar een keer geen kerstboom te nemen. Edoch zwicht ik er ieder jaar weer voor, onder het mom ‘het hoort erbij’, ‘het is zo gezellig’ en vooral ‘ik wil dat mijn zoontje later terugdenkt aan het huis met Kerst, zoals ik ook warme herinneringen koester aan mijn ouderlijk huis in kersttijd.’ Kortom, ook dit jaar ga ik direct na Sinterklaas weer over in de kerstmodus. De kop is er af, de eerste gluwein is gedronken. En nu óp naar de kelder, op zoek naar de lichtjes in de duisternis.     P.S.: Om mijn kat niet helemaal af te blaffen op zijn natuurlijke gedrag, laat ik hem op 1 januari, als ik onder het genot van restjes champagne en koude oliebollen, de restanten versieringen en lampjes verwijderd heb, zich een paar uur helemaal uitleven op de boom. De dagen daarna is hij druk met het wegknagen van de hars tussen zijn pluizige teentjes.    

Juliëtte Rosenkamp
0 0

Bellevue

Een mens kan er niet naast kijken, zelfs al zou hij ‘t willen. De totems van deze stad zijn de schouwen van de stinkfabriek. Als wildemannen en vrouwen sluipen en schuiven we rond haar as. Wie op rechteroever zit, moet naar linkeroever, en wie op linkeroever zit, moet naar rechteroever. Daarom dat die zinloze rondedans meestal stilligt. Mij hoort ge niet klagen. Waar ik ook woon en werk, pinten pak en boodschappen doe, bemin en ruzie maak, ik kijk uit ’t raam en ik zie de rookpluim, een boodschap van onverzettelijkheid.   'Wat er ook mag gebeuren, ik blijf hier en ik blijf staan', lijkt ge te zeggen. Fabrieken mogen dichtgegaan zijn, vertrokken naar het goedkope Oosten, afgesmeten worden om plaats te maken voor exclusieve nieuwbouwprojecten, het maakt al niet uit. Gij geeft niet af. Arbeidersrechten lang geleden afgedwongen, vandaag opnieuw verloren, ’t kan u niet schelen. Ge ademt de geur van bederf uit, van drie dagen zonder wassen, van onverluchte kleren, veel te lang gedragen. Van zattigheid en armoede. Van coral bier en sjisj kebab. Van onverzorgde baarden en doelloos door de stad slefferen.Zoals alles dat een gewoonte is geworden, ruik ik ‘t al niet meer. Uw adem is mijn zuurstof waar ik al een heel leven op teer. Hoe zou ik dan weg kunnen naar een ander stad, als gij verbonden zijt met al mijn moleculen en cellen? Ik adem deze plek. Mijn hele leven ligt in uw schaduw. Dus ik ben de wildevrouw die rond u heen cirkelt en toerkes draait op uw zotte carroussel. Die verhuisde van rechteroever naar linkeroever en terug. Tweemaal daags de brug oversteekt en u groet. Uw lucht inhaleert en vloekt op uw lelijkheid. Stilstaat op het plein aan de brug als de ochtendzon opduikt vanachter uw torens.

Liesbeth Vanderbeke
0 0