Zoeken

We Zien Wel

Vandaag ben ik heel erg vrij want het is een Belgische feestdag. Wapenstilstandsdag.Dan vieren we het einde van de Eerste Wereldoorlog.Ik heb niets met wapens.Wel met stilstand en dan vooral de horizontale variant.Dus zeg maar dat ik gewoon een vrije dag vier.En wel eentje met onfatsoenlijk veel zon voor november.Opwarming van de wat?Met al mijn feestvreugde besluit ik er op uit te trekken.Beetje casual door de stad dwalen.Ik trek m’n stoute sneakers aan, stift m’n lippen rood en hop.Eerst ga ik maar eens wat chlorofyl snuiven in het stadspark.Dat valt tegen want het meeste groen is nu wel vergaan en je kan het overigens niet snuiven.Niettemin een mooie plek om even te reflecteren over de stinkende vijver en het florissante zwerfafval.Al snel zet ik mijn dooltocht verder.Na de parade van gesloten winkels en ontredderde toeristen kom ik aan bij de Schelde.Hier maak ik rechtsomkeert want ik kan niet over water lopen. Op de terugweg ga ik een straat in die ik zo goed ken dat we elkaar bij de voornaam aanspreken.Er is wat veranderd.“Is het je haar? Nieuwe bril? Ben je vermagerd?” vraag ik.“Nee” fluistert het asfalt “het is die koffiebar op nummer 12”.Nu je’t zegt, ja!Die ga ik checken want ik ben niet vies van het zwarte goud en het past in mijn ongeplande plan.De bar ziet er gezellig en hipstervriendelijk uit.Op het vrolijk beletterde raam lees ik “pop up koffiebar”.Zucht. Zeitgeist ook.Op het begin was het nog “Pop up? Ken ik niet? Vertel me meer over dat magische woord…”Nu geeuw ik “Uhu, ga maar in de pop up rij staan, ‘t is toch maar voor even”.Pop up hotels, pop up restaurants, pop up galerijen, pop up winkels, pop up relaties, pop up levens, pop up realiteit.AL-LES is tegenwoordig pop up. #wezienwel.Maar…niets is voor eeuwig.Dat wisten we toch al?Hoezo heeft tijdelijkheid plots zo’n stompzinnige naam nodig?Alsof bindingsangst een bedrijf is geworden.Nog zo’n buzzword.IE-DE-REEN heeft tegenwoordig bindingsangst. #ba.Zo van; “Heb jij al bindingsangst?”“Nee, ik weet nog niet of ik er al aan toe ben om het toe te laten” Ook ik lijd er aan, hoor.Ik heb moeite met veters en vind maïzena huiveringwekkend.Terwijl ik de menukaart bekijk, komt een oude bekende binnenwaaien.Het is Joost. Met Joost had ik ooit een hele leuke tijd tot hij zijn geheime wapen bovenhaalde.Je raadt het al. Bindingsangst.Hij ziet mij en m’n rode lippen ook en komt casual naar me toe gelopen.Hij neemt heel casual plaats tegenover me en we voeren een casual gesprek om te bewijzen hoe vrij we in het leven staan.Dan stelt hij de vraag.“Weet jij wat hier de wi-fi code is?”Ik zeg dat Joost het mag weten.“Oh haha..ik ga het even vragen dan. Ik ben liefst altijd verbonden”.Bindingsangst en verbindingsobsessie. #generatiedingetje.

Jasmine Tomballe
0 0

Het rijk voor mij alleen!

Hier heb ik echt naar uitgekeken: heerlijk de hele avond het rijk voor mij alleen! Hoe zal ik dat eens gaan vullen... Zou zoveel willen doen, dat ik wel een weekje voor mezelf kan gebruiken. Met  een hapje en drankje voor de buis of aan de schrijf, bezig met de website of gewoon lekker lezen? Telefoon en tablet aan de kant. Druk even de tv aan, languit op de bank met een kopje thee...   Als ik verkleumd wakker word in het donker, is er inmiddels op tv een dame allerlei telefoonnummers aan het aanprijzen en is mijn thee koud. Langzaam wordt de rest van mij wakker en besef ik waar ik ben en dat mijn avondje voorbij is. Want zo te voelen is de verwarming al even uit. Dat is lekker dan! Voordat ik er van ga balen, knip ik een lampje aan. Twee uur! Dan dringt het tot me door: waarom is hij nog niet thuis? Hij zou het toch niet laat maken? Ach het is vast gezellig en zo heel laat is het ook nog niet.   Ik verhuis naar mijn bed en verwacht eigenlijk ieder moment dat hij thuis komt.  Pfff verwachten duurt lang! Zeker weer de tijd vergeten of misschien wel een lekke band? Moet hij zijn telefoon maar mee nemen. Waarom heb ik nu uitgerekend de laatste man zonder horloge en zonder whatsapp? Wat als er wel wat gebeurt?   Zo kan ik toch niet slapen,  dus maar weer naar beneden. Thee herkansing. Zinloos kijk ik uit het raam of hij er al aan komt, alsof het dan sneller gaat. Wat als er echt iets gebeurd is en hij ergens op straat ligt.  Gevallen of in elkaar geslagen? Wie moet ik nou bellen als hij helemaal niet thuis komt? Volgende keer moet hij echt z'n telefoon mee nemen. Straks belt het ziekenhuis... Wat moeten de kinderen zonder vader? En ik zonder mijn man? Krijg er een knoop van in mijn buik.   Dan hoor ik de sleutel in het slot en  "Hé, ben je nog wakker?". "Ja ik kon niet slapen,  heb je het leuk gehad?"   Langzaam verdwijnt de knoop weer. Het is kwart over twee,  ik ga slapen...

Liselotte Schippers
12 0

Hoe vaak keert hun brand weer terug?

Toen ik nog klein was hebben we een keer schoorsteenbrand gehad. Wat ik me er van kan herinneren is dat we vanuit het slaapkamerraam van mijn vaders tante, die bij ons in de straat woonde, toekeken hoe de verschillende brandweer- en politieauto's in de straat verschenen. We zagen hoe de hele buurt zich verzamelde en dat zíj wél konden zien wat er bij ons thuis gebeurde. Een buurjongen stond er nog bij te lachen ook! Het was echt niet grappig! Zelf heb ik maar één klein steekvlammetje mogen zien, toen werden we direct naar mijn vaders tante, tante Cor, geloosd.   Gevolgen waren enorm: oud en nieuw werd nu niet bij ons thuis gevierd, maar bij Tante An. En op mijn slaapkamer was de brandweer, zo lomp in mijn kinderogen, zonder pardon over rood crêpepapier gelopen. Het was van de kerstversiering voor mijn ramen. Dat ik het zelf had laten slingeren telde niet mee. Het was mijn kamer. Met vanaf toen voor altijd rode vlekken in mijn blauwe vloerbedekking.   Natuurlijk belangrijker, waren we allemaal ongedeerd en is ons huis niet tot op de grond afgebrand. Brand effectief geblust! Mijn moeder probeerde het eerst met een washandje, maar de brandweer bluste uiteindelijk toch beter. Behalve dan dat ze geen rekening hielden met het rode crêpepapier...   Uiteraard heb ik hier niets aan overgehouden. Behalve elke keer als ik bewust een brandweer hoor. Dan ben ik even thuis. Rijdt hij naar mijn huis? Is er iemand thuis? Dan gaat de gedachte weer en hobbel ik gewoon verder in het ritme van de dag.   Als ik dan denk aan al die 'écht' getraumatiseerde mensen, door wat dan ook en waar dan ook. Waar het veel verder gaat dan alleen maar rood crêpepapier. Hoe vaak keert hun brand weer terug? Kunnen zij gewoon weer verder hobbelen in het ritme van de dag?   Niet dat je kan kiezen, maar dan ben ik blij met en dankbaar voor mijn rode vlekken in mijn blauwe vloerbedekking!  

Liselotte Schippers
0 0

'Dankjewel' zeggen kost niets

Toen ik studeerde had ik een bijbaantje. Voordat ik bij het rijkscomputercentrum kon werken moest ik een verklaring van goed gedrag inleveren en kreeg ik een pasje. Bovendien kreeg ik zelfs een heuse cursus met een echt diploma. Ik voelde me heel wat!   Mijn werk als schoonmaakster heb ik dan ook niet als onplezierig ervaren. Samenwerken met veel Turkse meisjes leverde me ook wat op. Ik leerde wat Turkse woorden (nee geen vieze) en werd soms uitgenodigd om lekker te komen eten. Van de Turkse gastvrijheid kunnen we nog wat leren! Het werk zelf was niet zo heel enerverend. Elke dag twee uur lang de zelfde kantoren, dezelfde vloeren, dezelfde bureaus. Afstoffen, wissen, moppen.   Op de vierde verdieping helemaal achteraan in het laatste kantoortje zat altijd nog iemand tot laat over te werken.  Meneer Treur. Iedere keer als ik zijn kantoor had schoon gemaakt, keek hij op van zijn werk en zei "dankjewel" en ik "graag gedaan". Als je elkaar zo iedere dag tegenkomt schept dat toch een band. Vooral meneer Treur maakte graag een praatje met mij. Na verloop van tijd werd het oppervlakkige 'weer' praatje steeds meer een klaagzang over zijn thuissituatie. Zijn onhandelbare dochter en zijn machteloosheid hierin. Dat deze dochter van mijn leeftijd was vergat hij kennelijk in deze gesprekjes. Hij voelde zich ellendig en deed zijn naam eer aan. Zijn wanhoop was voelbaar en ik kon daarin natuurlijk niets voor hem betekenen dan alleen maar even, de vijf minuutjes die ik er was, luisteren. Toch bleef hij me consequent iedere keer bedanken.   Af en toe voegde hij daar aan toe: "Dankjewel zeggen kost niets toch?". Deze zin is altijd bij me blijven hangen. Het kost inderdaad niets, maar is wel waardevol. Als schoonmaakster vond ik het prettig om bedankt te worden voor mijn werk, want het is zwaar werk. Een groet, een glimlach, dankjewel zeggen, een luisterend oor bieden of een praatje maken. Het kost me allemaal niets en kan zo belangrijk zijn. Een draai aan mijn dag geven of aan die van een ander, door het te geven of door het te ontvangen.   Soms zie ik hem nog wel eens fietsen, meneer Treur, dan vraag ik me af hoe het gaat met zijn dochter. Ik zou hem willen bedanken, want het kost niets. Maar hij herkent mij niet en ik zeg niets..

Liselotte Schippers
17 0

Waar ging het nu eigenlijk helemaal over?

Opgestaan met een positief gevoel ben ik vastbesloten dat vast te houden. Met weliswaar nèt te weinig tijd en nèt teveel te doen, stap ik fluitend op de fiets om nog snel even boodschappen te doen. En snert, begint het natuurlijk te regenen. Eenmaal bij de winkels aangekomen ben ik drijfnat. Je weet wel, dat het niet goed te onderscheiden is wat zweet is en wat regenwater. Maar zo makkelijk is mijn positieve gevoel niet te verslaan! Dus geniet ik van de koele regendruppels op mijn gezicht en laat ik in mijn hoofd gezellige liedjes voorbij komen: "I'm singing in the rain..." en "het regent dat het giet en ik word niet nat...". De laatste klopt dan niet helemaal, want ondertussen soppen zelfs ook mijn sokken in mijn schoenen. Helemaal voorbereid (want hoe vaak moet ik eerst gaan wisselen) stop ik een muntje in het winkelwagentje en zoef met mijn lijstje door de supermarkt. Dat gaat soepel en al vlot sta ik met alle boodschappen bij de kassa. O -piep- ik ben broodjes voor de lunch vergeten en mijn boodschappen liggen al op de band. Dat zullen ze me thuis niet in dank afnemen. Er staan nog twee mensen voor me, met redelijk wat boodschappen, dus ik schat mijn kansen goed in om op tijd weer terug te zijn. Snel haal ik de broodjes op. Als ik terug kom bij de kassa, staat de vrouw achter mijn winkelwagentje in de rij, tot mijn stomme verbazing haar boodschappen voor de mijne te zetten. En ik ben nog helemaal niet aan de beurt!   Overmant door 'het onrecht' en opgejaagd door de tijd roep ik: "NEEE!!" Deze boodschap is kennelijk duidelijk genoeg, want geschrokken, maar ook met een boos gezicht, pakt ze haar boodschappen weer op. Wel verrast en trots op mijn eigen assertiviteit, klopt van spanning en de adrenaline mijn hart in mijn keel. Even denk ik weer aan mijn positieve gevoel. Misschien heb ik toch wel wat fel gereageerd dus ik probeer wat onhandig te zeggen dat ik nog niet aan de beurt was... En om een medestander te zoeken kijk ik vragend naar de mevrouw verderop in de rij. Zij reageert wel, maar zegt: "Tja het had ook langer kunnen duren...". Wat krijgen we nou!!! Nu begin ik toch aan mezelf te twijfelen. Zijn de sociale regels van het in de rij staan bij de kassa misschien veranderd en hebben ze mij vergeten in te lichten??? Ik houd mijn mond maar verder dicht, net als de hele rij en de kassière. Maar langzaam sijpelt het positieve gevoel weg en bekruipt me een onbehaaglijk gevoel. Natuurlijk heeft 'dat mens' haar fiets precies naast de mijne geparkeerd en staan we nog even stilzwijgend onze fiets in te laden. Met het laatste sprankeltje positieve gevoel knijp ik er nog uit: "Fijne dag toch nog!" Maar het komt niet over en ik krijg een onverstaanbare brommende sneer terug. Dan fiets ik maar weg, nog steeds in de regen, nu met een onbehaaglijke gevoel en geen: "I'm singing in the rain". Nog een tijdje ben ik zinloos, echt heel vervelend, aan het piekeren over de 'nieuwe' sociale regels. Thuis weer in een droge outfit gestoken, komen de broodjes op tafel. "Aan tafel, eten!" Door de lekkere broodjes verwacht ik een snelle opkomst en ja hoor, van alle kanten wordt er naar de zak met broodjes gegraaid. Hu ho stop! Even op je beurt wachten!" Ik hoor het mezelf zeggen, daarmee komt het positieve gevoel weer terug.  Kan een glimlach niet onderdrukken. Pfff waar ging het nu eigenlijk helemaal over?

Liselotte Schippers
0 0

Duizend stukjes

Een gewaarschuwd man is er twee waard: ik kon douchen, we hebben een handdoek voor je, maar breng je eigen zeep mee. De verwachting dat ik zou zweten had niks te maken met het takenpakket dat ik normaal voor mijn bezorgde werkgever uitvoer, wel met het afnemen van een inspanningstest van het hart. Dat wordt verondersteld ongestoord en onverstoorbaar het ritme aan te houden, en geen slag over te slaan - tenzij het getroffen wordt door een bliksemschicht, uiteraard. Thuis, vanuit een zetel waarin sinds twee uur vakantie heerst, komt een andere ritmestoornis me tegemoet. 'Ik verveel me'. De puber heeft last van de gapende leegte die komt na een tijd van geconcentreerd, monomaan werken. 'Maak een puzzel', suggereer ik, maar het vooruitzicht eerst duizend stukjes te moeten omdraaien en de kantjes eruit te vissen, is hem te vermoeiend. Er ligt nochtans nog een mooie in de kelder. Bloemen, een bergdorpje, stralende hemel met wat schapenwolkjes. Het bericht kwam op zaterdagavond, als een donderslag bij heldere hemel. Of ik maandag wat eerder op het werk kon zijn? De baas wou me even apart spreken, nog voor onze directievergadering. Het was rotweer, de files lang en het gesprek kort. Dat was ook de werkdag, de werkweek en de werkmaand. En mijn carrière bij die werkgever. Wat doe je wanneer je op een maandagochtend om kwart na negen terug thuis bent, terwijl je nog het hele weekend op je cijfers hebt zitten wroeten? Je bent kwaad, je belt een reeks mensen, zoekt een advocaat, maakt afspraken, maar zo ergens in de vroege namiddag besef je al: er is teveel tijd om in één keer in te kunnen vullen. Een puzzel. Die gaat je helpen om je gedachten op orde te krijgen. Een shortcut naar zen: bloemen, bergdorpje, stralende hemel met wat schapenwolkjes. Tegelijkertijd verdiep je je in het vrouwentornooi van Roland-Garros en tel je de uren af tot je je zoontje van school kan halen - dezelfde die zich nu puberaal verveelt. Je wringt je tussen de huishoudelijke taken, en misschien, heel misschien, ga je een kamer in huis schilderen. Niets doen is moeilijker dan het lijkt. Eerst is er rusteloosheid, maar verveling zet snel in. De tijd voor je wordt een vormeloze, kleverige brij, en wat je je ooit ook had voorgenomen om te doen als je maar de tijd zou hebben - een roman schrijven, een marathon lopen, een blog beginnen desnoods - daar lijk je in de eindeloosheid van de meeste dagen maar niet aan te kunnen beginnen. En ook de vierde muur van die kamer wacht nog steeds. Hoe kostbaar is tijd echt? We nemen als vanzelfsprekend aan dat het leven sneller gaat dan ooit tevoren, dat vooruitgang en beschaving in ons een hoogtepunt vinden. Te snel gaat het zelfs. Maar het nieuwe doel, slow food, slow seks, slow travel, gooien we nagelbijtend overboord in onze voort schuifelende auto's en stilstaande treinen. Voor ons moet het toch vooral vooruit gaan. Behalve misschien dan voor dat ene meisje, een paar plaatsen van je vandaan in de trein. Zij kijkt de hele reis zo maar een beetje voor zich uit. Zich volledig onbewust van de omgeving, en al zeker van mijn bijkleurende blik, geeft haar gezicht afwisselend uitdrukking aan alle mogelijk emoties. Ik zie angst, bewondering, woede, verlangen, onzekerheid, genot en ongeduld passeren. En dan durf ik niet eens het hele half uur kijken. Bliksemschicht. Als er al verveling bij is, dan is het een sierlijke vorm. Niet veroorzaakt door het tot stilstand komen van het ritme van het dagelijkse werk of door het tegengestelde daarvan, het eindeloos doorgaan van steeds hetzelfde. Zij lijkt de leegte van de treinrit te omhelzen met een ritme dat steeds wisselt, vol met leven en ver van de gelijkmoedigheid, die zo makkelijk te verwarren is met onthechting. De val van verveling ligt misschien net daar, tussen de rust van de oneindigheid, en de berusting in de ketenen van het hart en de geest. 'Misschien moet je gewoon iets geks doen', zeg ik tegen mijn puber. 'Iets wat je nog nooit heb gedaan, iets waar je nog nooit aan gedacht hebt om te doen. Wedden dat je dan als Zeus bliksemschichten kan rondstrooien en meisjesharten in duizend stukjes laten breken?' Hij kijkt me meewarig aan. 'Morgen misschien', mompelt hij. En sloft naar een herhaling van een Top Gear aflevering, waarin snelheid als enige god wordt aanbeden. Met mijn hart is overigens niks mis, op die paar barsten na, die komen met de leeftijd. Dirk Van Boxem meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Bijgekleurd
0 0

Zijden Draadje

Het is een vrijdag net voor valavond in oktober.Ik hang op de bank en kijk uit het raam want dat kan ik goed.Ze zeggen altijd dat je je talenten moet ontplooien.Dat lig ik uitgeplooid te doen.Ik vind dat je je bezigheden tot kunst moet verheffen, dus het is niet gewoon hangen en kijken.Flexibel als menselijke origami probeer ik de beperkte oppervlakte van de bank te benutten en dit met aandacht voor mijn ergonomisch welzijn.Bij het kijken probeer ik ook vooral te “zien”.Ik bedoel dat ik niet alleen ga registreren, maar ook ga nadenken over waar ik naar kijk. Fileuseufeere. De traag drijvende wolken en het tanende daglicht zijn weer eens een bron van mijmerij.Ik slaak bij deze gemoedelijkheid een interne “aah” en eet gezellig een knapperige appel.Zo’n Santana appel waar ik niet van ga overgeven en jeuken met m’n verrekte appelallergie.Wat een sfeervol herfsttafereel.Ik wou dat ik ook een open haard had zodat ik kon vertellen hoe het vuur knisperde.Gewoon omdat ik knisperen een tof woord vind.Terwijl ik me bezin over de eventuele aankoop en besef dat ook een goedkope kaars kan knisperen, valt me wat op. Een spin wappert voor mijn raam.Wapperen vind ik geen tof woord, dus ik ga zeker geen vlag kopen.Maar ik gebruik het toch, want zo geschiedt nu eenmaal.Het web dat het beestje heeft gemaakt, wordt geplayed door een knullig oktoberwindje en zorgt zo dat Spinnemans af en aan in mijn vizier komt.Ik ontvouw uit mijn origamische positie en sta op om hem van naderbij te bekijken.Hij hangt ondersteboven te chillen. Dat noem ik nog eens een webmaster.Deze is niet te omvangrijk.Ik denk terug aan het specimen dat laatst over de voorruit van de auto trippelde terwijl ik over de snelweg reed.Zo groot dat ie makkelijk een dodelijk verkeersongeval had kunnen veroorzaken.Hij had maar toevallig mijn been moeten bekruipen. Iets anders bekruipt me.Het macabere besef dat ik toen net zo makkelijk die spin had kunnen mollen.Hoe je gewoon een leven kan uitvagen door ervoor te kiezen.Denk maar aan elke mug en vlieg die je bewust doodde. Zo triviaal en willekeurig.Je zal verontschuldigend zeggen “ach, zo’n klein dier”.Maar een leven drukt zich niet uit in afmeting of gewicht.Het is de “one size fits all” van al wat bestaat. Is of is niet.Er zit evenveel leven in een olifant als in die vervelende fruitvlieg die op mijn Santana appel aast. Ik denk aan hoe ik ooit heel overtuigd een ander wezen zijn dood koos.Het was zomer en ik was vier ofzo.Ik speelde in het zwembadje in de tuin en een schattig lieveheersbeestje daalde neer op mijn arm.Het liet er een gelig spoor achter dat naar mijn inschatting plas of bloed moest zijn.Dat wakkerde mijn killer instinct aan en ik verdronk het arme dier.Niet eens in het zwembadje. Nee, onder een stromende kraan. Met deze godswaan indachtig kijk ik weer naar Spinnemans.Het is herfst en ik ben negenentwintig ofzo.Ik kies om hem lekker te laten leven.Wapperend op zijn zijden draadje.Het enige dat ik vanavond afmaak is mijn column.

Jasmine Tomballe
12 1

Rij Tuig

Vorige week ging ik weer eens op date met M. M.is een goedgemutste, rood gelipte blondine die het beste voorheeft met de wereld. Ultravegetarisch, open minded, luisterend oor, geduldig, kortweg ‘een lieve meid’. Zet haar echter niet op een fiets. Exit lieve M. Het fietstochtje dat we maakten naar het restaurant werd dan ook een klein slagveld. M. maakte korte metten met iedereen die haar pad kruiste. Juist. Háár pad en niet dat van een ander.   Weet je nog Mozes? En hoe die de rode zee splitste? Zo ging zij dus een drukke baan met tweerichtingsverkeer wel even regelen. Ik was de talmende Joodse achterban. M.‘zes gebaarde me over te steken en keek al die bange auto’s aan alsof ze ’t met hun leven zouden bekopen als ze zich durfden te verroeren. Zwakke weggebruiker, ammehoela.   Een beetje verder kwamen we vast te zitten achter een lijzige bakfiets. Wie niet bakfietst, heeft een godgloeiende rothekel aan die dingen. Wegens te lomp, te hippe-nieuwerwetse-ouder en vooral te traag. Ik had het nooit iemand zo demonstratief horen doen, maar M. zuchtte die bak, die fiets, die hippe moeder en haar Oililykroost gewoon even van de baan af. Wie zucht, die wint.   Bijna op onze bestemming bevond een achteloze pakjesbezorger zich op het fietspad met de rechterdeur van z’n vrachtwagen open. Dat deed de deur dicht. M. ging aan minstens 16km/u door het lint. Haar arme fietsbel, een vrolijk vrouwelijk exemplaar met kleurrijke bloempjes, werd genadeloos verkracht. RINGE- LINGE- FUCKING- LINGGGGGG ! En dan de gevleugelde woorden ; “GAST, JE DEUR!” Ook hem trakteerde ze op een legendarische death stare. Zo, weer iemand een verkeerstrauma bezorgd. Ik kon wel lachen om M’s fietsfurie en illustreerde dat met een grapje van eigen makelij ; “Hee, ik dacht dat jij een pacifietst was?!”. Dit werd gevolgd door de gebruikelijke “haha” van de tegenpartij.   Terwijl ik verder trapte, dacht ik  “Jasmine, steek ook eens de hand in eigen boezem” Dat deed ik. Maar niet letterlijk want dat fietst onhandig . Ik kwam tot introspectie. Verkeer brengt ook mij wel eens op het verkeerde pad, besefte ik. Doorgaans denk ik dat ik best een beschaafde burger ben (met burger bedoel ik lid van de bevolking, niet broodje vlees). Menslievend, voor rechtvaardigheid en gelijkheid, in touch met de natuur enzovoort. Tot ik een autosleutel vastheb. “Tsjiep tsjiep” : transformatie. In de auto voel ik me Koning van de jungle. Ik zeg bewust Koning, want ik word er nogal testosteronnig van. Bijna voel ik dan teelballen indalen. Ik ga stoer kijken, onderuit zakken in de stoel, arm nonchalant op het stuur, veel te vlot en zelfvoldaan m’n rijmoves maken en dan mensen bij hun naam noemen. Of ja meer een soort totemnaam toegekend aan hun specifiek rijgedrag. De meest voorkomende zijn Fucking Idioot, Modder Fokker, Lamme Tak en Jezus Lul. Sommigen krijgen ook nog eens de éénvingerige groet. Of hysterisch getoeter. Echt rij tuig ben ik ook. Met een ruk werd ik weer uit mijn overpeinzingen de realiteit ingeslingerd. M. en ik lagen plots beiden op de grond. Getackeld door Mevrouw Bakfiets die een kortere weg kende.    

Jasmine Tomballe
0 0

Brussel

Ik weet het. Het hoort niet. Ik woon in Antwerpen, zonder enige twijfel de boeiendste stad van België en omstreken. De mooiste straten van de wereld zijn er kriskras uitgestrooid, als diamanten in het landschap. Daar woon ik dus, in dat bijna volmaakte Antwerpen. En toch. Toch oefent Brussel al sinds lang een grote aantrekkingskracht op me uit. Het is een beetje pervers. In mijn jonge jaren was Brussel onbereikbaar ver, men sprak er vreemde talen, en er geraken was een heel avontuur: de stations waren gevaarlijke plekken en met de auto was het al helemaal een ondoordringbare wildernis. Gps bestond nog niet. Brussel was alles wat het leven beloofde te zijn, maar dan voorbij de horizon van het voorstelbare. Opwinding. Gevaar. Later, toen ik er studeerde, viel het allemaal best mee. Zelfs met de auto rijden bleek een plezier, zeker met het witte golfje van mijn ouders. Een onbeduidende auto, maar wel uitgerust met een nummerplaat die wonderen deed: BXL-065. Het was pas toen iemand me vroeg of ik inderdaad bij de stad werkte, of mijn vader misschien, dat het me duidelijk werd waarom er altijd plaats voor me was op de openbare weg. Sinds die tijd is veel veranderd. Zowel in het leven, als in Brussel. Gaandeweg leer je de beloften en de angsten in je leven te vriend te houden. Soms is het verstandig om ze te respecteren, die angsten, en op tijd een omtrekkende beweging te maken of te vluchten. Maar vaker doe je er goed aan ze uit te lachen in hun gezicht. En de beloftes, die bleven toch meestal wat ze waren - beloftes. Brussel is veel steden. Er is de stad van de inwoners, die inderdaad vaak vreemde talen spreken. Er is die van de forenzen, die gehaast doorstappen, en zich 's middags in broodjeszaken nestelen. Er is een stad van politici, van commentatoren, van betweters, van Vlamingen en van Walen. Een mening heeft iedereen. Ook de Brusselaars. Het is een kakafonie van goed en minder goed bedoelde adviezen, geblaas van arrogante therapeuten en het smachten van door liefde verblinde stadsminnaars. Al die steden leven vaker op en door elkaar dan naast elkaar, slechts hier en daar zitten ze elkaar in de weg. In de Koninklijke Sint-Hubertus galerijen, hartje Brussel, vind je ze allemaal. De galerij ligt vaak op mijn weg tussen kantoren, en is één van mijn favoriete Brusselse plekken. Niet in het minst omdat we er, toen er nog plaats was voor gesofisticeerde dromerijen, in het kleine winkeltje van Kaat Tilley een trouwjurk kochten. Vandaag deel ik die galerij ook met het Brussel van de toeristen, die er samentroepen voor de etalages van de juweliers, en zich verdringen in de chocoladewinkels - de coffeeshops van Brussel zijn dat, allemaal vanaf de opening al tientallen jaren oud, met authenticiteit als ultiem verkoopsargument. De chocolade die je er koopt is zoet, de bitterheid die ook in de stad leeft versmacht in een brij van suiker. Zo'n verzoeting van het leven is vals, ongezond. Een chocolade versie van Manneke Pis, door toeristen koel gehouden in de minibar van een hotelkamer, pist niet. Sinds een jaar dwaal ik zelf ook regelmatig door de stad. Op een manier die ik in Antwerpen nooit doe, ademend, snuivend, kijkend. Vaak zonder doel en buiten de regels van de tijd om, soms ook op zoek naar een café of restaurant waar een afspraak op me wacht, swipend en tikkend op een smartphone of - ook dat komt nog voor - lezend in een boek. Ik ben altijd te laat. Noem het de angst voor de eenzaamheid van de grootstad, want die is gebleven. Of misschien ben ik gewoon te traag. Het is geen mooie stad, Brussel. Het is er vuil, en bouwpromotoren hebben de kans om lelijke dingen te doen niet laten liggen. Er zijn plekken waar je beter niet komt, en hoe je best te gedragen is vaak ook onduidelijk. Er is geweld, klein en groot, zinvol en zinloos, dronken daklozen palmen de stations in. Aan de regelmatig oplopende polemiek over de leefbaarheid van Brussel heb ik niets zinnigs toe te voegen. Maar de stad straalt energie uit, is onaf en voortdurend in beweging, ambitieus hier en daar. Soms is ze oprecht, soms heeft ze veel te verbergen, en vaak spreekt dat elkaar niet tegen. Door zo'n stad is het goed wandelen. Over de stoepen en straten, door angsten en beloftes. Zoals door het leven, eigenlijk. Dirk Van Boxem meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Bijgekleurd
0 0

Gewoon

Tien paar fel opgemaakte kijkers keuren me van kop tot teen. Op hoge stelten, met de borsten vooruit in J.Lo korte jurkjes eisen zij het beoordelingsrecht op. Ik verstop me tussen mijn lief en een goede vriend en staar een beetje naar mijn All Stars. De uitnodiging vermeldde nochtans expliciet casual, zonder chic. Ik heb ze gepast, de jurkjes en de pumps. Voor de spiegel toverde ik de ene na de andere versie van mezelf te voorschijn. Om vervolgens ieder paar weer netjes op te bergen in de bijhorende schoenendoos, ieder jurkje weer netjes in rij. Gelukkig toont mijn jumpsuit subtiel een stukje blote rug, maar of dit bijzonder genoeg is, betwijfel ik. Nerveus neem ik het gratis welkomstdrankje gretig aan, om de zenuwen te temperen. Bij de eerste – grote – slok verslik ik me in de hoeveelheid rum, terwijl het suikerniveau voor een opstoot aan hoofdpijn zorgt. Paniek overvalt me. Tien minuten. Tipsy en underdressed, tijd om naar huis te gaan. Mijn lief bestelt twee glaasjes water voor me en kijkt me met een dwingende blik aan. Zonder woorden gebiedt hij me mij te gedragen als een vrouw die niet geeft om de mening van een ander. Een vrouw die haar goed in haar vel voelt, ongeacht haar outfit. Maar het kwaad is al geschied. Ik voel me een meisje, zonder veel zin om mee te spelen. Het lukt me niet om kleine conversaties met vreemden aan te gaan. Een talent waar ik anderen soms om benijd. Mijn gedachten blokkeren in de wanhoop en stilzwijgend knik ik instemmend. Gewenningstijd. Geef mij tijd om aan jou te wennen en alles komt goed. Witte wijn. Dank u (mijn)heer. Ik omklem het glas als houvast voor de avond. Voorzichtig kijk ik de zaal nog eens in, zelfs geen vleugje normcore bij de fashionista’s. Ik zucht diep in mezelf en mijmer over thuis, waar casual simpelweg gewoon betekent. (Foto: Erik Wåhlström)

Katrien Meermans
0 0

Cool

“Maar ik wil echt ooit wel eens bij de coole mensen horen.” Ik ken haar niet goed genoeg om te weten of ze het meent en haar lidmaatschap van de cool kids gang over het hoofd ziet. Ik kijk naar hun pingpong spel met slagen van 140 karakters, maar durf zelf niet meespelen. Ik lees haar woorden zwart op wit in magazinebladen en ben een van de meer dan 1500 mensen die wekelijks door haar foto’s scrolt. Blijkbaar is lid zijn van het ene groepje geen garantie voor aanvaarding in een ander groepje. En zijn die groepjes dan geordend volgens een piramidesysteem? Of in een stijgende lijn? Liggen zij her en der verspreid op een horizontale vlak? Iedereen gelijk, maar ook weer niet echt? We zitten aan tafel in zijn appartement en kijken naar de afdrukken van zijn laatste foto’s. De autodidact fotografeert analoog. Ik kijk naar een foto waarop ik met gefronste wenkbrauwen naar de lens kijk. De foto is een beetje onscherp, net zoals de herinnering. Hij vraagt of ik nog fotografeer, waarop ik excuses mompel en eindig met “neen, niet echt”. Mijn gestuntel met mijn oud analoog fototoestel (veel te zwaar!) en mijn onbevangen plezier met vele wegwerpcamera’s zetten hem aan tot fotograferen. Ik deed maar wat. Legde vooral herinneringen vast om te bewaren in een doos. Nooit stond ik erbij stil dat ik misschien wel iemand inspireerde. Sinds jaar en dag bewonder ik hem. Als een rots in de woeste zee van het leven houdt hij stand. Soms kopje onder, maar des te sterker als hij zich weer opricht. Wederzijds respect. Een clubje van twee. Iedereen wil zo graag ergens bij horen dat we soms onszelf als voorbeeld vergeten. Lid van het clubje of niet: “Be strong. You never know who you are inspiring”. (Foto: Katrin Swartenbroux)

Katrien Meermans
0 0

Nachtblindheid

'Drie kaartjes had ik, voor een toneelstuk in Gent, maar geen goesting om te gaan. En toen ik mijn dochter vroeg om ze over te kopen, zei die dat ze ook niet kon gaan, omdat ze nachtblindheid heeft.  En daarmee kan ze niet in het donker rijden. Nachtblindheid begot. Geloof jij dat nu? Ik heb haar daar nooit iets over horen zeggen vroeger.' Aan het woord is een oude man, de setting het cafetaria van een tennisclub, en hij richt zijn lamento tot een andere oude man.  Statler en Waldorf, maar dan in het Antwerps en minder grappig.  In de loop van de jaren heb ik hun levens horen verschrompelen. Dat ging gepaard met een hoop trappisten, een falend vermogen om te biljarten en veel geklop op de amechtig wordende borstkas.  Aftakelend machismo is zo zielig. En  dat er tegen hen veel wordt verzwegen,  dat de werkelijkheid een tik krijgt wanneer ze wat vragen, en een flinke draai wanneer ze aandringen, dat weten ze wel.  Ze hebben het zelf ook hun hele leven gedaan, gekonkelfoesd en gefezeld in achterkamertjes, hun kinderen afgescheept met smoesjes, en katjes geknepen in het donker. Eerlijkheid, zo leert het leven op de tennisclub, is vastly overrated, en oude mannen kijken ernaar zoals naar hun eigen oneindigheid. Wat betekent, met berusting over de onmogelijkheid ervan. Oneindigheid is dat wat je niet ziet wanneer je 's nachts, lijdend aan nachtblindheid, over de E17 van Gent terug rijdt naar Antwerpen.  Het is altijd rechtdoor en een behoorlijk saaie rit, en de vraag naar wat dat nu precies is, eerlijkheid of oneindigheid, blinkt je uit de achterlichten van je voorganger tegemoet. Het is een plezierig stukje van de wiskunde, de oneindigheid.  Er zou, zo zou je denken, maar één oneindigheid mogen bestaan. Maar nee hoor, ook daar zijn er veel van - oneindig namelijk - net zoals dat het geldt voor de waarheid, wat dus eigenlijk waarheden zijn.  Neem nu de positieve getallen, daar zijn er heel veel van. Oneindig veel. En dan zijn er de negatieve getallen.  Weer van dat. Maar je kan ze wel samen voegen, die twee, en dan heb je er nog meer. Voilà. Toen Georg Cantor daarmee afkwam, stond de wiskundige wereld op zijn kop. Hij was niet goed wijs, ontkende het bestaan van God, en hielp in één keer de jeugd naar de verdoemenis.  Kan u zich nog voorstellen dat vandaag iemand wiskunde een bedreiging voor de jeugd noemt?  Wiskunde?  En de wiskundige in kwestie was dan ook nog een echte nerd, die zijn huwelijksreis spendeerde aan een wiskundig ping pong spel met een collega. Dat moest slecht aflopen.  Depressies, paranoia en waanzin waren zijn straf, en het apocalyptische jaar 1918, het laatste van zijn leven, bracht hij door in een gesticht. Verarmd, hongerig en knettergek. Het kon nochtans  ook anders.  Voor Kurt Gödel werd wiskunde alleen maar beter als het omringd was door drank, drugs en vrouwen. Dat hij een punt had, blijkt uit zijn bewijs dat er in elk systeem wel iets is dat niet te bewijzen is.  Zoals het antwoord op de vraag of nachtblindheid kan komen en gaan, en de E17 tot een aartsgevaarlijke plek maken. Gödel ging uiteindelijk, net als Cantor, ten onder aan te veel nadenken over wat er zich bevindt tussen de getallen nul en één.  Een oneindig aantal getallen, zo blijkt. Gödel heeft jarenlang elke dag hetzelfde gegeten - zo bang was hij was om vergiftigd te worden. Gevaarlijk spul, oneindigheid.  Net eerlijkheid.  Je weet dat het bestaat, daar reken je op, en je gebruikt het ook elke dag, zonder nadenken.  In winkels, op het werk, onder vrienden, in relaties, altijd en overal:  wie eerlijkheid zaait, zal vertrouwen oogsten. En wie niet eerlijk is, die is niet te vertrouwen. Maar  in het oneindige gat tussen nul en één bevindt zich de overspelwebsite van Victoria Milan, de nachtblindheid van je dochter, het grote Ebola plan van de Verenigde Naties, Marokko en de laatste blog van bijgekleurd.  Je kan er toch maar best niet teveel over nadenken, over eerlijkheid, anders mis je nog die bocht naar de Kennedytunnel. Dirk Van Boxem meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Bijgekleurd
20 0

Waarom zo passief en conform?

- Vijftig tinten goed en kwaad Als kind kon ik mooi de wereld indelen tussen goed en kwaad. Dat had men me duidelijk verteld. ‘Goed’ betekende eerlijk, trouw, lief, gul, vreedzaam en -hoewel ik het woord niet kende- empatisch. Je was goed als je niet deed aan wraak, geweld, afgunst, egoïsme en criminaliteit. ‘Kwaad’ was simpelweg het tegengestelde. Ik beschouwde mezelf als goed, want ik zondigde immers niet radicaal tegen deze waarden. Deze benadering van goed en slecht zat natuurlijk onder de invloedssfeer van de Bijbel -speelt geen rol of je nu al of niet Christelijk bent opgevoed. De kerktoren wierp een schaduw die het hele dorp bedekte, zelfs een eeuw nadat Nietzsche -met indirecte steun van Marx, Darwin en Freud- God had doodverklaard. Dertig jaar later voel ik aan alles dat goed en kwaad geen puzzel meer is van twee contrasterende stukken maar een wirwar van duizenden aspecten, nuances en schakeringen. Ons concept van goed en kwaad loopt hopeloos achterop. De wereld van ethiek en moraal is door de vloedgolf van globalisering volkomen versplinterd. Die globalisering is meer dan wereldwijd(e) toerisme, migratie, informatie, handel, internet. Het is een chaotisch, veranderlijk patroon van elkaar beïnvloedende mensen, netwerken, handelingen, contacten, goederen en ideeën die direct of indirect effect hebben op elk levend individu: van de baas van McDonalds tot de bedreigde indiaan in het Amazonewoud; van de Afrikaanse vluchteling aan de poorten van Europa tot de ziekrijke golfers die hun ogen hiervan afwenden. Wereldbeeld, mensbeeld, ethiek en eenvoud worden door mekaar geschud en dagelijks bestookt door nieuwe prikkels, feiten en interpretaties die we met onze geest en vingers na een korte blik doorscrollen op weg naar andere prikkels. Wat overblijft is de mens als wandelend anachronisme: de tijd achterna hollend en tegelijk denkend dat we ‘mee’ zijn in een wereld waarin we niet meer opkijken van 4D-printers, Google-glasses, Mars-expedities, Tinder en Drones. Alsof we hiermee geboren waren! Eigenlijk is de kwaal niet moeilijk te diagnosticeren: in het uitdijende Westen kan quasi niemand meer volgen. We lopen als een kind van een heuvel zo snel en in te grote passen, met een te grote kans op vallen. Zo kunnen vele Vlamingen blijkbaar de transitie naar multiculturaliteit en zelfs multi-etniciteit niet volgen en reageren reactionair. Het feit dat sommigen aan hun taxidienst vragen om zeker geen gekleurde chauffeur te sturen, is symptomatisch voor de mentaliteit van een deel van onze bevolking. (Oh, dit maakt de uitspraak ‘racisme is relatief’ zo relatief.) Maar is deze mentaliteit werkelijk achterlijk of vooral ‘achterop’? Zelfde logica ander land: een deel van onze Noorderburen kan maar niet verwerken dat de folklore van zwarte piet wel degelijk racistisch en kwetsend is. “We mogen toch nog een beetje van onze traditie behouden zeker!” Ook hier beseffen mensen dat alles te snel gaat en is men jammer genoeg behoudgezind rond de verkeerde thema’s. Pas dit toe op de straten van de Franse steden waar men massaal tegen het homohuwelijk in opstand kwam, omdat het goede, oude gezin hiermee zijn waarde als hoeksteen van de samenleving zou verliezen. Het gaat te snel voor velen en ze richten hun pijlen dan maar op de verkeerde doelen. Wat buiten schot blijft is de terreur van de banken (waartegen men na een massale belastingsbijdrage der burgers blijkbaar minder snel voor op straat komt) en de dictatuur van een nieuwe soort heersers die onaantastbaar het tempo van de wereld bepaalt. Intussen kweken we in dit digitaal, consumptief tijdperk dag na dag afhankelijkheden en verslavingen als volwassen speelgoed en staan we al lang niet meer stil bij wat dit met onze geest en ziel doet. Zo zijn we gedoemd om voortdurend achter na te hollen, steeds te laat te komen en onderweg onze bestemming te vergeten. Doet me een beetje denken aan die tekst van Pink Floyd uit het hemelse Time: So you run and you run to catch up with the sun but it's sinking Racing around to come up behind you again. The sun is the same in a relative way but you're older, Shorter of breath and one day closer to death. ‘De zon’ is binnen de context van dit betoog Google, Apple, Facebook, de marktfundamentalisten van Wall Street, het Witte Huis, multinationals, lobbyisten, en alle anderen die innovatie louter aan winstbejag koppelen. Zo kom ik uit bij … - Goed en goederen Ben ik een goed persoon? Deze vraag kwam in me op toen ik een artikel las over de 100.000 (vooral) Filippijnse werknemers van Facebook en Youtube die dag in dag uit filmpjes moeten filteren zodat wij die niet te zien krijgen en ons scherm ‘proper’ blijft. Urenlang kinderporno, onthoofdingen en andere gestoorde beelden bekijken, selecteren, en de prullenmand in. Ben ik nog steeds een goed persoon als ik deze informatie heb en mijn Fb-account toch behoud? Wat met onverschilligheid en passiviteit? Ben je schuldig aan een foute wereld als je je non-conformisme, protest en manifestatie vervangt door het brave liken van een fb-update, het tekenen van een online-petitie of het bolletje aanduiden achter het verkiezingsgordijn?Ken je het begrip ecologische voetafdruk? Die berekent hoeveel hectare van de planeet een mens aan grondstoffen verbruikt en de natuur vervuilt. Laten we hier iets extra aan koppelen: de ethische voetafdruk. Wat je consumeert in de supermarkt, klerenwinkel en online wordt uitgedrukt in ‘hoeveelheid mensenleed’ je hiermee veroorzaakt. Want wat is medeplichtigheid dezer dagen? Consumptie is immers kleur bekennen.: eieren uit legbatterijen, benzine uit landen met foute heersers, transport (denk maar aan vliegreizen), kleren uit Bangladesh,… Het houdt ons zoet en gedwee en we zijn zo verwend dat we redeneren hier verdomme recht op te hebben! Ken je het Engelse woord voor fopspeen? Pacifier. We houden er kinderen letterlijk vredig mee. Wel, wij volwassenen, wereldburgers, consumenten lopen allen rond met een tutje dat we niet meer willen afgeven, hoe slecht en giftig én onethisch het ook wel blijkt. We worden gefopt én we foppen onszelf. We lopen rond als kleine meisjes in mama’s hoge hakken. De mensheid is eigenlijk een bende losers met een winnend brein. Of beter gezegd: ons IQ is te hoog voor ons EQ, voor onze empathie, voor ons ethisch besef… - Eerst de nuance, dan de actie Wat is dan goed en kwaad in deze mierennest? Sinds IS hebben mensen weer een duidelijk beeld van het kwaad. Maar ook dit is geen verhaal van alles of niets. Goed en kwaad is meestal een spel van oorzaak en gevolg. Zelfs wie zegt dat IS-strijders 100% slecht zijn, mag de impact van economische frustratie, bevolkingsexplosie, kansarmoede, westerse geopolitieke hypocrisie, Guantanamo en het Palestijnse schandaal niet negeren. Hierbij keur ik geen onthoofdingen goed, maar wijs ik met mijn vinger naar wijzende vingers die ook hier vergeten te nuanceren. En niet alleen aangaande IS. Bij veel van de huidige problemen qua politiek, geopolitiek, ecopolitiek, econopolitiek en alles ertussen is het alsof de 20ste eeuw wraak neemt op de 21ste. Je zou uit dit alles kunnen opmaken dat ik een cultuurpessimist ben, maar ook dat is niet zonder nuance. Vandaag las ik bijvoorbeeld nog dat de medische wetenschap een significante stap dichter bij genezing van (hersen)kanker staat en ik zit dit nu te typen op mijn vernuftige laptop met op de achtergrond muziek van vroeger en nu uit alle windstreken die bijna miraculeus mijn woonkamer binnenkomt. Leidt dergelijke non-stop nuancering tot passiviteit en conformisme? Zelfs in een beperkte kring van bijvoorbeeld links, progressieve, groene, open mensen zitten er onderling zoveel contrasten en verschillende meningen dat ook binnen een dergelijke niche moeilijk tot actie wordt overgegaan. Eerst alle neuzen in dezelfde richting, weet je wel. Ik ben de eerste die pleit voor nuance, maar het is primordiaal dat deze niet tot passiviteit leidt. Laten we dus starten met door de bomen het bos terug te vinden. Informeer je. Bekijk alle perspectieven. Check de geschiedenis. Lees. Overweeg. Choose your battle. En strijd dan met volle kracht voor je overtuiging. En als je vindt dat het moet, kom op straat. Luister niet naar moraalridders als mezelf, maar wees je eigen moraalridder. Ik laat jullie achter met het samenvattend beeld dat we mensen zijn die met een buitensporig IQ van een heuvel hollen, met hoge hakken aan die tien maten te groot zijn en een tutje in onze mond.

Joachim Stoop
0 0

Levensles

Wanneer we de overdekte parking van de bioscoop inrijden, komt de klank van brullende motoren en gierende banden ons tegemoet. Eerst denken we dat het bij de nieuwe totaalbeleving van het etablissement hoort, maar dan blijkt de bron toch een kluit door testosteron aangedreven kleine autootjes te zijn. Puisterige jongeren staan er verveeld bij te kijken. Voor de film die we willen zien, Gone Girl, blijken we ruim te laat. Ook genieten moet je plannen, met de magie van de film alleen kom je er niet. De inkomhal is leeg, vuil en triestig, en we keren op onze stappen terug. Net voor we de auto weer starten, verschijnt een troep doedelzakspelers op het toneel. Ritme. Stappen, draaien en keren. Ze oefenen hun parade. De jeugd kijkt de andere kant op, en duwt het gaspedaal in. We zijn het gewoon. Voor elk optreden dat echt telt, oefenen we. En voor de andere ook. We proberen, trainen, volgen lessen, vragen feedback. Falen, en proberen opnieuw. Slagen, en herhalen ons kunstje tot het plots niet meer werkt. Dat ons succes duurzaam zal zijn, weten we nooit, en al zeker niet in de liefde, dat belangrijke detail van het leven. Ook de film die we vanavond niet gaan zien vertelt zo'n verhaal. Elke emotie, elke gebeurtenis, elke handeling is een terugblik op de vorige en een oefening voor de volgende. De liefde die een leven duurt, noemen we het mooiste wat ons kan overkomen, maar het is een trieste paradox die tegelijk vrolijk maakt: net omdat we de liefde met zo veel passie oefenen en beoefenen, is ze nooit volmaakt. Het kan altijd beter, tenzij je een pessimist bent, dan is het beste altijd al voorbij. Twee gebeurtenissen ontsnappen aan de wetmatigheid van oefening en herhaling. Geboren worden en sterven zijn nog belangrijker dan de liefde. De manier waarop de doedelzakspelers door de parking marcheren doet me denken aan mijn kindertijd. Ik was een trots lid van het plaatselijke harmonieorkest, en zoals dat hoort namen ook wij regelmatig deel aan optochten. Tussen de café's door speelden we marsmuziek, of ons groot succesnummer 'when the saints go marchin' in'. Alleen bij de oorlogsherdenking op 11 november speelden we treurmarsen, en tergend langzaam schreden we dan naar het kerkhof. Het was altijd ijskoud, de wind onverminderd scherp en de opkomst laag. Zelfs de meest ervaren drinkers hadden op zo'n dag eerst een oxo-soepje nodig voor ze aan het bier begonnen. Het echte werk gebeurde op woensdagavond. Dan repeteerden we voor het jaarlijkse grote optreden in de parochiezaal, met een repertoire van klassieke harmoniemuziek en softe latin jazz. Het is in de week voor zo'n concert dat ik toch probeer een repetitie in te lassen voor het onoefenbare. Ik val hard met mijn hoofd op de ijslaag die de speelplaats bedekt. De kou maakt zich meester van mijn botten, en ik voel me zo slecht dat ik recht meen te hebben op een time-out. En zie, mijn wens wordt verhoord. Een weldadigheid die ik niet ken, neemt het over. Het is warmte zonder vuur, licht zonder bron. Er is een tunnel en ik ga op weg. Er wacht familie op me, aan het eind, en ook al ken ik ze niet, ze staan daar om me te zeggen dat het te vroeg is. Maar dat alles goed zal komen, dat ik me geen zorgen hoef te maken. En met een glimlach vol medeleven sturen ze me terug. Wanneer ik mijn ogen terug open, staat er een grote groep leraars en leerlingen zorgelijk om me heen. Ze helpen me overeind, ik ga even naar de ziekenboeg, maar er schijnt niks mis met me te zijn. Van wat ik heb meegemaakt kan ik niets vertellen, ik heb er geen woorden voor en ze zouden me toch niet geloven. Dit moet mijn geheim zijn en blijven. Ook aan de dokter, later die avond, vertel ik het niet. Er zitten wat hints in de vage antwoorden die ik geef op zijn vragen, maar in de jaren '70 zijn bijna dood ervaringen nog niet zo gemeenzaan bekend. De dokter schrijft me een paar dagen rust voor. En een versterkend vitaminepreparaat. Voor mijn ziel heeft hij niets in petto. Die gaat gewoon verder met oefenen, proberen en falen. Wanneer we de auto starten, zingt Alison Moyet Don't go. Die wakende familieleden van me houden wel van een grapje. Leven doe je voor de dood, zeiden ze. Over daarna zeiden ze niets. Ik zet de auto in sportmodus, grijns, en ben klaar om iedereen in de parking te overstemmen. Dirk Van Boxem Meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Bijgekleurd
0 1

De rit van je leven

Mijmeringen Muziek helpt me door moeilijke tijden. Het is de trouwe metgezel die niet blaft als er eten in de buurt is. Het is de vrouw, zoiets moois kan uiteraard alleen van het sterke geslacht zijn, die me altijd binnenlaat, zelfs nadat ik net haar beste vriendin heb binnengedaan. De vrouw voor wie alcohol wel een geldig excuus is. Ze versterkt je gevoelens, positief én negatief, maar laat je altijd achter met hoop. Hoop doet leven. De ingeslagen weg De laatste tijd luister ik vaak naar muziek. Het is een signaal dat ik niet mag negeren. Muziek is naast al het voorgaande ook slechts een oplapmiddel, geen remedie. Het valt in dezelfde categorie als sporten, lang vergeten hobby's hervatten en begraven dromen oprakelen. Het helpt je weer een dag verder in de zoektocht naar en aanvaarding van jezelf. Bijna iedereen onder ons komt tijdens zijn of haar korte tijdspanne op onze blauw-grijze bol op dat punt, sommigen zelfs meermaals. Het punt waarbij we ons afvragen, wie we zijn, of we gelukkig zijn met de weg die we zijn ingeslagen, of het gras aan de andere kant écht niet groener is. Het punt waarop je je heel eenvoudig kan verliezen, jezelf schouderklopjes gevend voor de moed die zo'n beslissing vergt, niet beseffend hoe verregaand de implicaties van beslissingen tijdens zo'n emotionele rollercoaster kunnen zijn. Learn, adapt, evolve. Toch is het dit keer anders. Ik ben ondertussen in een ander station aangekomen tijdens de dolle rit die ons bestaan is. Ditmaal blijf ik mijn gevoelens, ondanks continue impulsen, zo veel als menselijk mogelijk beheersen. Niet alleen omdat ik zelf weinig aan de uitkomst kan veranderen, ook uit puur zelfbehoud. Je zou het volwassenheid kunnen noemen, ik houd het liever op een ingebakken stukje overlevingsdrang. Ik word natuurlijk ook ouder, wat niet noodzakelijk wijzer betekent. Er rest me steeds minder tijd. Naast het zelfbehoud, is er dus ook sprake van egoïsme: ik wil geen tijd meer verliezen aan een hopeloze strijd. Daartegenover staat dat ik des te harder wil vechten voor de ster die altijd extra schittert wanneer ze aan mijn firmament verschijnt. De verlegen, onzekere parel, die net dat duwtje in de rug nodig heeft om helemaal open te bloeien. De eenzame schoonheid die me voor de volle honderd procent kan gelukkig maken. Vechten is soms ook negeren, al je natuurlijke instincten laten voor wat ze zijn en de andere kant uitkijken wanneer de schittering helderder aanwezig is dan ooit tevoren. Het is schoonheid de tijd geven om zichzelf te waarderen en toe te geven klaar te zijn voor het gewone geluk, zonder de letterlijke prins op het witte paard die haar meeneemt naar verre landen, maar die de parel doet opengaan bij de energie die ontstaat als het gevecht uiteindelijk door een duo-eenheid wordt beslecht. Het langste spoor Twee weken lijkt een niemendal, verwaarloosbaar is het groter geheel van het zijn. Twee weken wegkijken, zelfs twee uren, lijken echter eindelozer dan het wachten op een snoepje voor een kind van een jaar of drie. Twee weken van zweven tussen hoop en angst. Hoop doet dus, zoals zo vaak al beschreven in menig klassieker, leven. Hoop op een toekomst, op een teken, hoop dat we allemaal onze ster tegen komen die we extra kunnen laten schitteren. Gelukkig vinden we uiteindelijk allemaal onze weg, naar tranen en geluk, naar eenzaamheid en liefde, tijdens een rit die af en toe een panne heeft, noodzakelijke onderhoudsbeurten durft over te slaan en nooit echt stopt. Een rit die maar in één richting verder dendert en voor iedereen op dezelfde manier eindigt. De rit van je leven.

Zielvlieg
14 0

Nancy's A cup

het is in geen enkel opzicht te vatten hoe Urbanus, die ook luistert naar de naam Van Anus, het in de kleurrijke jaren 70 al wist. De wereld is om zeep. In de seventies ging je toch gewoon werken, reed je weer naar huis in een auto waarin je verdorie zelf het raampje naar beneden moest draaien, kwam je thuis in je niet geïsoleerde huis met enkele beglazing, draaide je de chauffage op stand 5 (het kostte toch niets) en spendeerde je vervolgens de rest van de avond aan het staren naar een lava lamp? Welke lapzwans durfde in dat decennium dan met dit soort aparte sinistere gedachten rondlopen? Want wees nu eerlijk, op een klepper van een oliecrisis, wat Palestijnen die dachten aanspraak te maken op 5 vliegtuigen, een uit de hand gelopen akkefietje op de Olympische spelen te München en een select groepje Republikeinen die hun grote droom om eens Democraten af te luisteren in vervulling zagen gaan na, was dit toch een vrolijke periode, waarin men al-joint-doorgevend door de aardbeienvelden huppelde?   Neen, beminde gewervelden, de heer Van Anus sloeg hier de nagel op de kop.   Ik weet dat ik veel van jullie vraag, maar ik zou het toch fijn vinden als jullie even meedoen. Sta recht want we springen zomaar even een 40- tal jaren verder. Wees tijdens de sprong voorzichtig in de buurt van de jaren ’80, geen hond die daar wil blijven plakken. Als alles goed is gegaan zetten we nu voet in het jaar 2014. We kijken even rond en we pikken enkele nieuwsberichten mee. Het ziet ernaar uit dat de mensen hier hun eigen problemen hebben. In ons kleine België zitten we met een relatief tot zeer rechtse regering, als we even de Noordzee doorzwemmen en richting Schotland navigeren moeten we goed opletten om niet tegen een separatist te botsen, in Rusland heeft onze kapoen Poetin tussen het berenrijden, mensenrechten schenden en stoer poseren met een zonnebril op door toch nog de tijd gevonden om een schiereilandje tot zich te nemen, en je raadt het nooit: conflict in het midden-Oosten. Het aantal monden die door dit laatste nieuwsbericht openvielen is volgens mij bescheiden. De wereld is ook vandaag nog een beetje als rondwandelen op een kermis om 3 uur ’s nachts: naar welke kant je ook kijkt, het enige dat je ziet is vuil. Komt het ons niet stilaan de oren uit?   Weet je wat ook onze oren zou kunnen uitkomen? Bloed. Omdat originaliteit me nooit prijzen heeft opgeleverd wil ook ik het even over deze epidemie hebben. In tegenstelling tot wat je zou kunnen vermoeden als je de naam “Ebola” uitspreekt, is deze ziekte op het eerste zicht niet zo fijn. Het zal misschien aan mij liggen, maar veel ambitie om met een Kleenex zakdoek het bloed uit m’n oren te peuteren koester ik niet. Kunnen we misschien eens proberen om ervoor te zorgen dat niemand dit ooit nog hoeft te doen? In plaats van onze capaciteiten te gebruiken om golftornooien op de maan te spelen, mensen vanuit de ruimte te laten parachutespringen of zorgen dat Nancy niet langer met haar beschamende cup A rond haar paal moet draaien, kunnen we misschien eerst proberen om mensen daadwerkelijk te helpen?   En dat brengt me terug bij het begin. De wereld is om zeep. Armoede, honger, oorlog, ziekte,… het is even oud als de mens zelf. De ironie van heel de affaire is nu net dat veel problemen op te lossen vallen. Ziektes kunnen genezen worden, honger kan vermeden worden, armoede kan verholpen worden. Er is genoeg geld op de wereld, maar het ligt in verkeerde handen. Zij die geld hebben spenderen het liever aan Nancy’s boezem of om hun tanden te witten om ze vervolgens met ridicuul prijzige sigaren weer naar de kloten te doen. Slaat nergens op toch? We zien dat de stront er ligt, we weten het en wij hebben wc papier. Toch gebruiken we het niet. Zolang we de stront zelf niet ruiken, stoort het niet. Pas wanneer het te laat is, en de metaforische ontlasting zich langzaam maar zeker naar het westen verspreidt, dan gebruiken we ons wc papier. Helaas rijkelijk te laat.

Milan Vandermeulen
0 1