Zoeken

Tessa

Met een zucht opende Tessa de deur van haar kraaknette rijwoning en liep de gang in.      Zij hing haar jas aan de kapstok en wierp ondertussen een vluchtige blik in de spiegel van de pas aangekochte en veel te dure halkast.  Alweer liet zij zich overhalen door Pieter, ging het door haar heen. Pieter met de slechte smaak, behalve wat vrouwen betreft, ook die van anderen.Wat zij in de spiegel zag verwonderde haar niet.  Hoewel zij een beeldmooie vrouw was, reflecteerde haar spiegelbeeld iets anders.  Haar gezicht leek wel in een grimas verwrongen.  Ze kon de boosheid van haar gelaat aflezen en het leek wel alsof dat allesoverheersende gevoel van woede aantekeningen achtergelaten had.  Dat was wat Tessa zag. Dat was hoe Tessa zich voelde. Nochtans, dat was niet hoe anderen haar doorgaans zagen. Die zagen enkel haar altijd perfecte kapsel, de blonde lange haren, stralend van gezondheid.  Haren die duidelijk door de duurste shampoo verwend worden. Tessa was niet meer van de jongste maar zij was één van die weinige vrouwen die op die leeftijd nog met zulke lange haren weg konden komen. Zij ging de deur nooit uit zonder perfect aangebrachte make-up en zij slaagde erin die zo aan te brengen dat je gewoon niet doorhad dat zij überhaupt make-up droeg. Lichtjes aangezette ogen, die de blauwe kijkers nog meer lieten oplichten. De lippen gestift met de juiste kleur,  ze had er lang genoeg over gedaan om de kleur te ontdekken die haar lippen de volheid gaf die mannen zo aantrekkelijk vonden.  Rouge mortel van Dior.  En Tessa?  Zij was gewoon Rouge mortel ! Finishing touch:  blush op de wangen.  Dit gaf haar net dat beetje extra, om de look àf te maken. Maar op dit ogenblik zag Tessa dit alles niet.  Zij las niks dan woede in de spiegel.  En zij zag en voelde vooral haar Dior-lippen nog na-trillen.Wat een eikel ! Hoe kon hij ! En hoe kon zij in godsnaam voor hem gevallen zijn?  Wat had ze nu gedacht ? Dat hij voor haar zijn ideale gezinnetje zou opgeven? Hadden ze haar niet gewaarschuwd?  Ga nooit voor je baas !  Not done ! Ja, ze had waarschuwingen genoeg gekregen. Lessen ‘goede raad’ voor beginners.  Maar als de passie onder je huid zit,  probeer dan maar eens om met beide voeten op de grond te blijven.  Sinds zij en haar baas ‘iets’ hadden, leek passie wel onzichtbaar getatoeëerd over haar hele lichaam. Tessa schopte haar schoenen uit.  Daar zie, een cadeau van hem.  Rode hoogvliegers, gekregen van een laagvlieger.  Ze glimlachte terwijl ze de zin uitsprak, haar baas… een laagvlieger. Het deed haar deugd op die manier over hem te denken.  Maar het maakte haar niet minder boos.  De mooie rode schoenen moesten het ontgelden. Ze schopte ze nog verder de gang in.  Ooit was zij er stapelgek op.  Zij had ze zien schitteren in de etalage van 1 van Knokke’s hipste winkels. Het prijskaartje loog er niet om en deed de winkel alle eer aan. Voor haar baas was de prijs peanuts en een week later stond een flashy tasje te schitteren op haar bureau.  Het tasje ademde Tessa.. Cadeau van de baas…. rode sexy schoentjes voor Tessa.  

Inge P.
8 0

Koude Koffie

Ik merk hoe ze stilaan ongeduldig wordt.'Waar zegt u? Hoe komt u daarbij? Neen, vorige week in de wasplaats, meneer.'Ze loopt heen en weer door de kamer, voor het raam waar zware overgordijnen de middagzon buiten houden. 'Ja, hij stond er verdorie naast. Die vent is gewoon naast hem neergevallen, zomaar, ineens. Morsdood was hij.’Ik hou mijn blik strak op het zwakke gloeilampje boven de ontbijttafel.Toch zie ik hoe ze me aankijkt met ogen die even naar een punt hoog in de kamer verdwalen. Ik zucht. Ze verlegt haar mobieltje naar het andere oor.‘Ja…’ aarzelt ze en ze knijpt in haar paardenstaart tot haar vingers wit zien.Ach, ze doet maar wat ze niet laten kan. De koffie is koud. ‘Ja, daarom juist… ja…, neen…, luister nou even, meneer de direc… neen meneer, onze zoon heeft gewoon in paniek het verkeerde gepakt!’Ze kijkt weer met opgeslagen ogen en briest verder op en af door de kamer.‘Neen, het lag daar vóór hem op de wastafel, naast het andere. Je weet toch ook wel hoe onze Bert is.’ En nu gaat ze de overbezorgde moeder gaan spelen, zie. Ik doe alsof ik het niet merk.‘Heel gevoelig, ja. En snel van zijn melk. Je zou voor minder hé? Die jongen lag daar met halfopen mond naast hem op de grond. Met een straaltje kwijl op zijn kin, zo zei hij het. Hij is daar erg van geschrokken.’Ze kijkt me met een veelzeggende grijns aan terwijl ze met haar vinger een paar keer heftig naar haar mobiel wijst. Ze wisselt weer van oor, luistert even en zegt gelaten:‘Hij heeft het in zijn zakdoek gedraaid en is naar zijn kamer gelopen. Ja, zo vertelde hij het me gisteren.’Ik glimlach flauw en concentreer me op het kopje koude koffie. ‘Neen. Nee, pas de volgende dag. Bij het middagmaal, ja. Nee, hij kon niet eten.’Ze zucht nu erg luidruchtig.‘Maar neen, het past gewoon niet. Absoluut zeker!'Ze houdt haar hand over haar mobiel en fluistert me toe: 'Hij probeert ertussenuit te komen, maar 't gaat niet pakken, zie!'Ik roer wat in het kopje. 'Ja, precies, dat bedoel ik nou net, het is tenslotte toch een zorgcentrum daar bij jullie, of niet soms? U kent ons Bertje toch ook? Nee, zó snugger is hij nu ook weer niet.’Mijn vrouw kijkt aandachtig naar haar voeten en haalt diep adem.‘Ja, dat snap ik wel.' zucht ze. 'Nee… en is die jongen ondertussen reeds begraven, zegt u?'Haar ongeloof groeit zienderogen.'Maar ons manneke is wel zijn gebit kwijt hé! Dat heeft me vorig jaar nog twaalfhonderd euro gekost!’Ze danst nu opgewonden van het ene been op het andere.‘Neen, natuurlijk niet. Neen, je kan hem niet terug boven spitten! Ja… Nee, dat snap ik, meneer de directeur. Oké, daar reken ik dan op. Ja…, ja, neen, prettige dag nog…ja… en alvast bedankt.' Ze klapt haar mobiel dicht, geeft me een knipoog en kijkt me triomfantelijk aan.Ik mompel: ‘Jij ook nog wat hete koffie, schat?’                  

Guy Lejeune
12 0
Tip

Nachtwake

‘Dolf es duud.’‘He?’‘Dolf…es duud’‘Ja?’‘Ja.’‘Diene mens leefde niet geiren.’‘He?’‘Hij leefde niet geiren, diene mens.’‘Nieje?’‘Nieje.’‘Ja.’‘Ja ja.’ Fré’s vader kwam binnen, ging voor het raam staan en begon te roken.   Hij slofte naar de kelder. Rookte nogmaals en dronk. Wij stiekem ook. Door de Westmalle waren onze geesten even beneveld als de omliggende velden die door slierten duisternis de nacht in slingerden. Fré en ik hielden vanuit de living de wacht. In de stal stond een koe onrustig te trappelen. Het was augustus en er zouden kalfjes geboren worden. Wij speelden play-station en rookten sigaretten. We zakten steeds verder weg in de vergeelde statige zetel, de klok tikte zacht, seconde na seconde verdween in een onmetelijk diepe put. Wij hadden niet veel meer dan elkaar. We hielden er beiden van om gewoon te hangen. Soms keken we elkaar zoekend naar erkenning en veiligheid aan. We lagen dan wel dicht tegen elkaar in die zetel, maar nooit als onszelf. De nacht sluierde ons. Had maar iemand een ontwapenende zin kunnen zeggen.  Had het allemaal gekund, we hadden geschreeuwd, geblaft als honden die met bloeddoorlopen ogen rechttoe rechtaan op hun prooi stormden. We waren bang elkaars jager te zijn. Later die nacht zou het kalfje geboren worden. Met zijn zakmes sneed de buurman de navelstreng door en schilde daarna met datzelfde mes een appel. Er was jenever. De fles ging rond. Iedereen dronk. Er werd gelachen. Alles was goed.      

Thomas De Mulder
107 5

groot dictee 2020

De maan spuwt spatjes licht op de lange rijen boeken. Biler spitst haar oren. Ze luistert gespannen. Haar mond is kurkdroog en zweet druppelt op haar voorhoofd. Het is stil op straat. Ze haalt gespannen adem en zakt weg tegen de muur. Zonder geluid te maken komt ze overeind en trippelt langs de boekenkast. Ze sluipt op haar tenen, gebukt en houdt het raam in het oog. Koplampen reflecteren op de muur. Ze verstijft.                                                                Het licht glijdt verder en verdwijnt. Ze klemt het boek dieper onder haar taille. Stap voor stap sluipt ze de gang door. Haar hart klopt in haar keel.   Ze had gerend als een bezetene toen ze de groene mannen in het vizier kreeg. Net op tijd griste ze het spreukenboek weg, dat open lag op een houten sokkel.                                            De oude bewaker was in trance. Hij schommelde met gesloten ogen heen en weer in kleermakerszit. Onbegrijpelijke klanken ontsnapten uit zijn tandloze mond. Zijn kale schedel glom in het licht. Biler had snel gehandeld zonder op of om te kijken. Het boek stopte ze onder haar trui en ze propte de zoom onder haar broeksriem. Ze spurtte in een ruk de straat uit.                                 Weg van de groene mannen, weg van de markt.                                                                             In de Goswin de Stassartstraat hield ze halt achter de biggenrug vlak voor de bibliotheek.           De straat lag verlaten.                                                                                                                       Ze rende naar de inleverbus, scande snel de code op haar arm. Een woeste wind stak op en pijnigde de treurwilgen voor de Dossinkazerne.                                                                              Toen het cijfer twee eindelijk oplichtte, kroop ze, met het boek stevig onder haar trui, op de rolband, veilig door de inleverschuif. Ze smakte op de grond. Hees zich recht en keek het vertrek rond. Elke meter van de kamer was ingepalmd met boeken. Op de grond, in de kasten, op rolkarren, op en naast elkaar. Het plafond leek wel gestut door de hoge rijen stapels.             De deur van het vertrek stond wijdopen.  Biler sloop voorbij de inleverkasten, haar blik gericht op de schuifdeur voor de ingang.                                                                                                   De balie lag half verscholen in het licht dat uit de ramen scheen. Ze kwam uit in een lange gang. Grote raamdeuren gaven uit op de kloostertuin. Even stokte haar adem in haar keel. Groene schimmen doemden op achter de bankjes.                                                                        ,,Die verdomde maan…”. Ze haalde opgelucht adem.                                                                      De bankjes in de tuin waakten als geraamtes, strak in het gelid. Aan het uiteinde van de gang ontdekte ze de trappen die naar boven leidden. Op de muur hing een plattegrond van de bibliotheek. Ze hield halt bij het eerste raam dat uitkeek over de straat. De huizen dommelden in. Hier en daar brandde licht achter een gordijn. Ze zag de wind bonken op de fietsenstalling. Het metaal wrong naar alle kanten. De gedachte aan haar achtervolgers stuwden haar verder. Honderd meter verder, in de ijzige kilte, verzamelen de groene mannen, in het hof van Busleyden. De leider kreet ijzige klanken en kaffert zijn onderdanen uit. Zijn wangen kleuren asgroen om zoveel onkunde.                                                                                                           ,,Als ZIJ niet gevonden wordt, én HET BOEK”….foetert hij en beent de kring rond, ,,.....beloof ik jullie één voor één”… stopt beurtelings bij zijn trawanten en priemt met woeste blik, ,,....om te toveren tot het ALLER-laag-ste-schep-sel!......de schildwants!!!”                                                     Het apparaat om zijn hals braakt piepgeluiden uit. Hij drukt het tegen zijn oor en luistert met opeengeperste lippen. De groene mannen wachten in de gesloten kring. Sidderend om de straf die kan volgen.  Wachten tot hun leider een teken geeft.     Biler leunt tegen de kast achter haar. ‘’Kast 13 – 15 NEDERLANDSE LETTERKUNDE” staat er in drukletters. Ze haalt het spreukenboek tevoorschijn. In sierlijke krullen staan de woorden gegraveerd:  Liber sit sicut hortus, in sinum tuum.                                                                      Ze streelt het omslag. Snuift de specifieke geur op en slaat het boek open.                                   Biler legt het boek behoedzaam op de vloer en haakt haar benen in kleermakershouding.           ,,Het is nu of nooit”, fluistert ze dwingend.                                                                                       Voorzichtig slaat ze de perkamenten bladen om. Het papier ruist. Ze bladert door.                       ,,Daar!”. De spreuk van het opstralen telt vier zinnen.                                                                      Biler zet zich schrap tegen de kast achter haar. Met haar wijsvinger wijst ze de woorden aan terwijl ze luidop leest:,, In het patriam van litterra zoek ik mijn heil                                                                               Onder uw brede schouders                                                                                                              Eleveert het peil                                                                                                                            Van mijn cerebrum                                                                                                                           Naar het summum Het is doodstil in de grote bibliotheek.  De houten balken die het gebouw zo rijk is ademen een milde statigheid uit. Talloze titels zijn duidelijk leesbaar door het binnengekropen maanlicht. De muren ogen wijs en conventioneel. Biler wacht gelaten.                                           Ze hoort geknetter boven haar. Aan het dakkapel flakkert er een vonkje. Het geknetter gaat over in diep gegrom. Ze kruipt in elkaar.                                                                                          De vonken dijen uit tot wasems oogverblindende lichtstralen. Kolkend spuit het licht een oorverdovend geluid. Biler drukt haar handpalmen tegen haar oren. De kasten daveren op hun grondvesten. De boeken schudden op hun as. Het spreukenblad fladdert rechtop als een bange vleugel. In een vlaag klapt het boek dicht. Het zweeft zigzaggend van de vloer, wentelt in het rond en kolkt het licht in. Biler grijpt zich vast aan het onderste schap van het rek. Haar haren zwiepen in de lucht. Ze knijpt haar ogen dicht en voelt haar lippen klapperen. Haar borstkas rijst en daalt in snel tempo. Ze voelt zich loskomen van de letterkundekast. Met een zompig gesmak zuigt het licht haar op. Nog eenmaal braakt het licht een scherpe toon. Het geluid zwakt af en verdwijnt in zacht gebrom.                                                                                 Doorheen de plafondbalk tekent een diepe barst.          

elmo
1 2

Huidhonger

Ik pak er niet graag mee uit, zeker niet nu ze zich alle drie in de annalen (gaaay!) der Bekende Vlamingschap hebben laten optekenen, maar het is zo dat Marc Van Ranst, Erika Vlieghe en Steven Van Gucht al jaren goede makkers van me zijn. En wat dan nog, denk je nu. Zo’n saaie expertjes, daar beleef je toch in geen honderd jaar wat noemenswaardigs mee. Het wildste wat die al gedaan hebben is een boek te laat binnenbrengen in de bib. In dat geval kan ik alleen maar zeggen dat jij duidelijk de Ranstbeer, Vliegerke en de Van Gucht niet kent zoals ik. Marcus Auransius, Homo Sapiens Sapiens Sapiens Vanransticus (gaaay!), Maurice Van Ranzigem ... Vlaanderens meest geliefde virusvirtuoos verwierf al vele bijnamen tijdens onze vriendschap. De heerser slaagt er dan ook in om zichzelf om de paar jaar volledig heruit te vinden én te excelleren in alles waar hij z’n zinnen op zet. Zo leerde ik hem kennen in '98 toen hij McBlaffy, onze hond, een beurt gaf in De Woeffalize, zijn razend populaire hondenkapsalon in Houffalize. Amper 2 jaar later stond ik in de tribunes te applaudisseren toen hij het Belgisch Kampioenschap Ritmische Gymnastiek verpúlverde met zijn Titanic-act. Daarna trok hij naar Zweden om er de eerste vegan slagerij van Europa te openen. En ook nu weer gaat hij – excuses – viraal met zijn carrière als viroloog. De Ranstbeer is de Beyoncé van België en mag daar trots op zijn. Maar Erika is me der ook eentje, hoor. Weinig mensen herinneren het zich nog, maar onze Chef Experts deed al eerder een worp naar de bekendheid toen ze in 2003 met haar partner Jordy deelnam aan Temptation Island. Vanaf dag 1 hadden de mannelijke verleiders hun pijlen gericht op de charismatische Erika, maar dat was buiten haar Bijbelse loyaliteit gerekend. Elke avond lagen de roofdieren geduldig te wachten tot Vliegerke voldoende lazarus zou zijn om er diep onkuise dingen mee te doen. Een slimme tactiek, ware het niet dat Erika de lever heeft van een neushoorn en iedereen met gemak onder tafel zuipt. Nooit liet de crew meer helikopters met kisten Bacardi Breezer, Smirnoff Ice en Vodka Rouge aanrukken dan toen. En na een week werden de weinige verleiders die zich nog niet aan elkaar hadden vergrepen afgevoerd terwijl het teelvocht onophoudelijk uit hun ogen spoot. Het andere eiland was andere koek. Tijdens de finale bleek dat de West-Vlaamse Jordy gewuun etwa onskuldig ‘ad lihh’n veuhel’n met alles van verleidsters tot resortpersoneel en cameraploeg toe. En zo werd Vliegerke op slag single en leerde ik haar kennen in de Carré, waar zij de laatste acte de présence van haar contract afrondde en waar ik en Flashdance Van Ranst destijds in een kooi stonden te dansen voor grof geld. En dan is er nog het alfamannetje van ons kwartet. De Van Gucht is het type dat een café binnenkomt, na 20 minuten iedereen bij naam kent en voor de rest van de avond high fivend de polonaise trekt. En een macho dat het geen naam heeft. Als je tegen de Van Gucht zegt: wedden dat jij de eigenares van die D-cup haar nummer niet kan scoren voor middernacht, dan mag je er zeker van zijn dat hij ze om half elf in grand écart op z’n capot ligt suf te pompen terwijl haar minder knappe vriendin hem tussendoor gulzig van fellatio voorziet. Elke keer weer lachen we ons kreupel met Don Juan Van Gucci. Vliegerke vaak wat groener, omdat ze net als alle vrouwen in zijn omgeving vroeger nog iets met Steven gehad heeft. Gisteren zaten we met vier in een Brusselse kroeg – privileges voor experten en hun vrienden, neem het mij niet kwalijk – aan een schuimende La Chouffe van ’t vat te lurken, wanneer de Van Gucht plots zegt: Godverdomme, mannen, huidhonger! Huidhonger dat ik heb tegenwoordig! Ik zweer het, op weg naar hier zag ik een twintigjarige in tennisoutfit voorbijlopen en voor ik het wist, had ik al geroepen: ‘Hey, sappig kutje! Kom maar trainen met de ballen van papa Gucci hier. Ik zie wel dat het handvat van je racket nog nat is, hoor. Kleine hoer!’ Erika schuifelt wat ongemakkelijk over haar stoel en giechelt. ‘Da’s perfect begrijpbaar, hè Steven,’ zegt Marc, ‘je moet je daar niet slecht over voelen. Zo'n goeie knuffel geven, mensen missen dat.’ ‘Ja, maar knuffelen is het niet’, antwoordt Steven. ‘Ik wil echt iemand hersendood penetreren. Gisteren kreeg ik een joekel van een stijve toen ik in het 7 uur journaal tegenover Martine Tanghe zat en haar druk in de weer zag met het scrolwiel van haar muis. En normaal walg ik van muizen. Die dingen zijn als Bobbejaanland voor bacterieën.’ Even is het stil, alsof iedereen de woorden van Steven wil laten bezinken. Tot de Ranstbeer dat vermoeden volledig van tafel veegt door een surreëel luide boer te laten. Erika verslikt zich bijna van het lachen en gaat er vervolgens over met een driedubbele knaller. De Van Gucht lijkt even teleurgesteld, maar de macho in hem neemt het al snel over en brengt dan een exemplaar ten berde dat de enkele beglazing van het café secondelang doet nadaveren. Ik laat met moeite een miniboertje, want ik ben geen fan van makkelijke, platvloerse humor en we lachen er allemaal om, al lees ik in de ogen van Steven dat hij zich afvraagt of z'n vrienden hem eigenlijk serieus nemen. En zo zie je maar, onze experten zijn ook gewoon mensen zoals jij en ik. Het zijn schepsels die, naast de nadelen van de crisis die iedereen ervaart, permanent onder stress staan omdat ze knopen doorhakken die de dood van duizenden tot gevolg kunnen hebben. Denk daar alsjeblief even aan de volgende keer dat m'n kameraad Steven je wild gesticulerend uitnodigt om op z'n gezicht te komen zitten, omdat hij 'hetzelfde wil doen met jou als jij met dat smeltende ijsje in je hand'.

Hans Verhaegen
41 0

100 Xatt

INZENDING WITBOEK EVANGELINE AGAPE @KRIEBELSESSIES Diep onder ons deint de bodem.  We klampen ons samen vast aan de boei. Pinguïns kunnen elkaar binnen een uur opwarmen op Antarctica. Een mens is maar een kachel van ruwweg 100 watt. Een kaarsvlam blijkt – heel toevallig – ook zo’n 100 watt te produceren. Warmte is een dierbaar goed. We zetten kamers vol kaarsen , tellen de dagen. Nooit eerder werden zoveel levenden herdacht. Prometheus  stal met risico van eigen leven het vuur van de goden. Zeus wist toen al: de dingen worden gemaakt of ontwikkelen zich langzaam. Als je niet kijkt. Met je ogen dicht kan je altijd doen alsof. Alsof dit niet gebeurd. De lente had de brief niet gekregen waarin stond dat het leven niet door ging.        Dat, of ze was gewoon koppig. (ik zie Persephone er wel voor aan.) Bij de eerste niet te ontkennen zonnestralen op onze postzegel van de aarde draaien de hoofden net als zonnebloemen naar boven, groeten de zon, danken de zon. Zouden we zo terug denken: het leven stopte, het Leven ging door. We konden het niet laten om blij te zijn voor de vogels die wel samen een nest maken. De bodem stopt na maanden met deinen, met zee benen en stormkoppen lopen we terug aan het land dat we lijken te herkennen maar het voelt als terugkeren naar een speeltuin waar je vroeger speelde: je bent gegroeid, alles wat groot leek is kleiner. Anderhalve meter is net ver genoeg om de uitgestoken hand niet aan te pakken. Nu hebben we tenminste een excuus. Zouden we terugdenken met het schaamrood op de kaken aan toen we aan dezelfde kant stonden? Vechtend tegen dezelfde vijand in plaats van tegenover elkaar? Zouden we denken: anderhalve meter afstand is precies genoeg ruimte om te zien dat ook jij net als mij 100 Watt warmte uitstraalt.        

Evangeline
18 0

Bijdrage aan een schrijfwedstrijd.

CurieusWest organiseerde onlangs een schrijfwedstrijd. In "One Moment in Time" vind je het hoofdstuk Verhaal nummer 40 , mijn oorspronkelijke bijdrage vind je hier. Saskia De Coster schreef begin, midden en einde in dit spannend schrijfavontuur.  De volgende dag vallen de maskers af. ‘Jullie worden over een uur verwacht. Sofie.’ las Michel op zijn gsm. Het wordt geen koffiekransje, weet hij. ‘Kleed je aan, we vertrekken,’ beveelt hij Maris. ‘Michel, wat…’ en kleedt zich snel aan. ‘Stel geen vragen, schiet op.’ Ze heeft nochtans op dit moment gewacht. In de auto die hen van Oostende naar Brussel brengt, beseft ze dat de wereld niet is veranderd; gedichten, teksten van werkloze auteurs, kleffe televisieprogramma’s, domme influencers en arrogante opiniemakers ten spijt. Iedereen heeft plotseling iets te zeggen en iedereen zegt uiteindelijk hetzelfde. Altijd dat ik. Altijd dat ego. Altijd dat showgehalte. Altijd geschreeuw en gegil. Huidhonger vindt ze een irritant woord.             Maris zucht. Michel zegt geen woord. ‘Ik ben geen Madame Soleil. Ik voel de dingen aan, ik leg verbanden,’ terwijl ze aanwijzingen probeert te zoeken op haar gsm maar de gezichtsherkenning ontgrendelt het apparaat niet. Idiote trut, denkt ze. Het is haar mondmasker. Sterke software toch.             Na anderhalf uur rijden doemt de basiliek van Koekelberg op. Via Molenbeek rijden ze richting Zuidstation naar hun eindbestemming. Ze weet wel naar waar. Brussel ontwaakt als uit een roes, dat doet de stad iedere ochtend, maar vandaag lijkt de stad slecht te hebben geslapen. Mensen met blauwe mondmaskers negeren het afstandswandelen. Ze buigen de hoofden naar hun schermpje, ze kijken niet naar elkaar. Verderop staan mensen te wachten voor gesloten prularia-winkels die straks hun koopverslaving zullen weten te temmen. Het monster van de graai-economie is terug.             Mensen hebben veel van zichzelf verloren, bedenkt ze. Het lijkt ook niemand te storen dat de overheid zomaar in de privacy van je huis en van je leven kan komen. Tok tok op de deur, kom maar binnen en kijk maar rond. Wat is er met hun kritische blik op de wereld gebeurd? Ze mist de lockdown al. Ze wil berusting. Nog even en dan… Haar kleding schuurt over haar lichte brandwonden en brengt het ongeluk terug in haar geheugen. Ze herinnert zich dat ze wakker werd in de kliniek waar verpleegster Saskia zich over haar ontfermde. Ze vergeet nooit haar warme strelen, haar goedlachse ogen en haar flauwe humor die haar erdoor hebben gesleurd. Hoe goed het voelde toen ze afspraken eens te gaan ontbijten in hotel du Parc of cava te drinken in beachbar Polé-Polé. Nu had ze perspectief. Een nieuwe vriendin misschien om mee op het podium te staan.             Op de radio klinkt een treurig liedje van Whitney Houston. Nooit meer Whitney, denkt ze bij zichzelf. Whitney is vallen en uitschuiven. Te veel miserie. Als ik terug op het podium sta, wil ik iets krachtiger. Iets wat een hit had moeten zijn, de hele wereld had moeten wakker schudden. Iets met tekst, met inhoud, met ballen en met borsten. In alle kleuren. In alle tonen. In alle stijlen.             De auto rijdt de ondergrondse parking van het ministerie in. De chauffeur parkeert de wagen. De deur gaat open. Ze voelt een lichte opwinding opkomen. Ze is er klaar voor. Game over.  

Erwin Abbeloos
0 0

Binnendieren.

 Samen met mijn kater zit ik achter frisgewassen tralies van glas. De wereld ging op slot, alweer vijftig dagen geleden. Het nieuwe gewoon.De anderhalvemetermaatschappij en burgerzin zijn begrippen geworden die we dagelijks lezen in de krant. Een gemeten geweten, toch lossen cijfers niet alles op.De lente doet haar best, knoppen ontploffen, zelfs binnen tranen mijn ogen als gevolg van een pollenallergie, deze kent geen grenzen. De zon probeert ons uit onze tent te lokken maar we zijn moedig en houden vol. Kinderstemmetjes klinken door de dunne stadsmuren waar ze eigenlijk buiten zouden moeten klateren, als fris water na lange droogte. De wolken razen voorbij, enkel de wolken, mensen razen niet meer. Ik praat tegen de planten, de kat en natuurlijk tegen mezelf. Zoveel verloren woorden, die vallen voordat ze zijn aangekomen. We luisteren naar elkaars verhalen, draadloos verbonden verdrinken we in eenzaamheid. De glimlach, verstopt achter een zelf genaaid masker, zo zien we eruit als bandieten in een western. Ogen blikken angstig weg. We zijn allemaal potentieel gevaarlijk, virusdragers, tot de dood erop volgt. Pijlen op de grond als een speurtocht voor kinderen, moeten verhinderen dat we elkaar voor de voeten lopen in leeg gehamsterde winkels.Haren groeien onverstoorbaar verder net als het gras in het park. Waar je niet mag gaan zitten, enkel in beweging, snel snel een frisse neus. Boetes voor te dichtbij worden uitgedeeld als zoete broodjes op een zondagochtend. De dagen verliezen hun betekenis. Kinderen verwelken nog in de knop, oudere worden behandeld als dor hout. Ramen zijn etalages van verstilt leven waaruit witte lakens wapperen vol overgave. Elke avond klappen we ons naar de waanzin voor helden die tot voor kort wegbezuinigd werden.Economisch gezien is het een ramp, orakelt het nieuws. Mentaal een catastrofe fluisteren we zacht tegen de muren. Mijn huid hongert waar stille hoop groeit dat we mogen beseffen wat er werkelijk toe doet in een gelukkig leven.Ik sta op, geef de kat zijn brokjes en maak de essentiële verplaatsing naar de bank. Weer een dag op de kalender en de zon gaat onder. Hanneke van de Kerkhof    (2-5-2020)

Miss Blue Sky.
14 2