Zoeken

Witte neuzen valse leuzen

  Op de naamdag van Silvester zullen we hen niet gaan tellen, hen die stierven, hen die blij geboren werden, de mensen en de beesten in het oude jaar. Verontschuldigt U mij want ik ken ze niet. Sommigen van horen, van een liedje, eer toevallig, maar echt kennen, neen dat niet.   Mijn aquarium, het is best treurig, uitgekuist, de piranha koos het vrije sop. Onder een boom liggen de cadeautjes, zo onnozel ben ik dan. Een boete uit de ruimte voor mijn laks gedrag, een doosje pleisters voor een nieuwe kruistocht. Een gammel Russisch spel, quartet met vaantjes, wrede prentjes van gemolesteerde steden, een gestorven vliegtuig, Afrika verkracht.   Te dwaas, het bonnetje voor zonnestralen, straks in februari, zit in deze evenloppe. Dat ze mogen schijnen op het veldje vlak hiernaast. Gemanipuleerde zonnebloemen blijven heerlijk groen. Gele vlinders slapen in het doosje leopoldsigaren. De laatste heb ik opgerookt, de dag dat Fabiola en haar kapsel vredig stierven.   In een mandje glimmen vrijgevochten appelen die nu al minder vrezen dat er straks een wezen kruisjes in ze kerft, iemand achteloos hun klokhuis rotten laat, ergens in een vuilbak naast een muf kapelletje. Negen maanden na de storm, de aprilvis laat ik liggen in de vriezer, trek de straat op, zoek een sukkelaar, een ongeschoren baard.   Ik vind hem niet, hij ligt er niet onder de brug en trek dan naar de noodopvang, waar hij verlegen zit, aan een stenen tafeltje met harde rand. Ik zet me, groet de man die niet van smurfen houdt. Dat het niet erg is, kerel. Albert II, Mitterand, buitenechtelijke kinderen, beste Abraham, het is echt heel gewoon. En toch. Ismaël en Isaak, is het toen al fout gegaan?   Hij zwijgt en ik zal hem niet vragen wat hij van ons vindt, hoe wel het onze planeet tot heden is vergaan. “2015 meldt zich, laat ons weer gewoon vaagweg het beste wensen”, zou een dwaze uitspraak zijn. Bij de kerstverlichting staan de dozen met de zwarte vaandels voor de witte leuzen, valse neuzen voor een vrolijk feest.       uit de reeks  'Over eelt en zurkelteelt'

Bernd Vanderbilt
0 0

Vegetragisch

Meestal neem ik geen blad voor de mond.Behalve dan wanneer ik eet.Dan neem ik dingen die met een blad geboren zijn.Groenten dus. En fruit. En ook granen enzo.Kortom, plantaardig voedsel.Of dat van mij dan zo plant-aardig is, kan je wel weer gaan betwisten.Je zal zien dat ik er flink mee tekeer ga. Hakken, kappen, villen, vierendelen, spiezen, pureren, stomen, levend koken, bakken, poffen. Noem maar op. Ik doe het allemaal.Ik lust ze rauw. Ook wel heel lekker trouwens! Rauw.Met een sausje erover. Nootjes erbij.Een beetje amateurkok met gevoel voor esthetiek noemt dat een “salade”. Ik eet al een aantal jaren geen vlees meer.Dat komt omdat ik plots wel heel erg ging beseffen dat we zo lijken op datzelfde vlees.Je snapt me wel… Ogen, oren, verlangens, angsten en andere leuke attributen.Dat we in die lekkere bolognaisesaus een gemalen kindje van een koe hadden zitten, dat was me plots teveel.Vlees verloor z’n anonimiteit. Maar dat is mijn gevoel.Op zich heb ik geen problemen met de kringloop van het leven.Een leeuw zal zich vast ook niet afvragen of die sappige antilope een ziel heeft en pijn voelt voor hij genadeloos toeslaat. Het is eten en gegeten worden.Alleen hebben mensen het wel zo voor elkaar dat ze de dans ontspringen wat dat laatste betreft. We hebben de balans heel erg naar onze kant laten overhellen en eten veel meer vlees dan nodig is. Dat wil zeggen dat die balans voor de natuur veel minder goed uitpakt. Dat wil ook zeggen dat we geen respect hebben voor waar we uit voortkomen…Zonder al te veel te willen uitweiden over de criminele omstandigheden waarin dieren massaal aan hun einde komen. Of de enorme belasting die de elementen lucht en water voortdurend moeten slikken.Jaja… Daar wou ik dus niet meer aan deelnemen. Dan maar vrijwillige excommunicatie. Dat ik dat besluit nam, was niet echt een verrassing.Ik was nooit wat je noemt een “die hard carnivoor”.Hield altijd al van de rijke variaties die je met groenten, fruit en granen op je bord kan toveren. Lekker zachte en harde brokjes, reepjes en bolletjes in allerlei smaken en kleuren in je mond. Feestelijk toch!Toch blijkt vegetarisme nog steeds iets “speciaal”, “complex” zo je wil, te zijn.Zo bots ik regelmatig op nieuwsgierige vragen en opgetrokken neuzen. Met m’n alienvoedsel. Hah! Tofu, stel je voor! “Straks wordt ze nog een hippie ofzo” lees ik op hun gezichten. Laatst had ik weer zo’n etentje waar ik de enige vegetariër was. Eén van mijn tafelgenoten zei langs de opgetrokken neus weg dat ik ooit toch wel weer overstag zou gaan.Dat het vlees zwak is. Grapjas.Zoals ik al zei neem ik geen blad voor de mond.Dus zei ik heel bijdehand “Ik vind vlees inderdaad zwak en ik ben tot de tanden gewapend met groenten” Rotzak.“Euh ja dat zie ik”, zei hij “je hebt er wat groens tussen zitten”. Toen werd ik rood als een tomaat. Vegetarisch van kleur. Helemaal ik.

Jasmine Tomballe
6 0

Op z'n hondjes

Omdat ik ook maar een mens van mijn tijd ben – eenzaam, mistroostig en op zoek naar een parkeerplaats voor mijn idealen – schreef ik me recent in op een datingsite. Een zegen, want wie denkt hier alleen zwartgeblakerde mensen, ternauwernood gered van het vagevuur van de liefde, te ontmoeten, is eraan voor de moeite. Het is hier integendeel een opwindend circus van hitsige jongens en meisjes, een beschermd biotoop van hoop, een plek waar de liefde herleid wordt tot zijn ware proporties: alles. Het leukste van de site zijn natuurlijk de profielen: de zelfomschrijvingen en die van de ideale partner. “Het verleden ligt achter me en is een afgesloten hoofdstuk” is altijd een leuke opener – de placenta van de wedergeboorte, geoffreerd als potgrond voor nieuw geluk. Dan zijn er de vrouwen voor wie het leven “een ontdekkingsreis” is, “een pad waarop je samen kan groeien”, de liefde een met lucht gevulde steunzool die je overal en nergens brengt. Er zijn de meer materialistische types. In datingtaal: “Ik geloof dat ambitie en veeleisendheid goede eigenschappen zijn voor een man.” Je hebt de natuurliefhebbers, de cultuurtempelhabitués, de jonge notenkrakende moeders (“een kindvriendelijke activiteit met een lach op je gezicht”) en dames die op zoek zijn naar een klusjesman (“een beetje handig”). De liefde kent dus vele gezichten. De dertigsters wiens hoogste goed de festivalweide is, de veertigsters die eindelijk verlost zijn van hun wederhelft, de vijftigsters die het graag simpel houden maar ook “poly-amorie a priori niet uitsluiten”, de twintigsters die zich sociaal, levenslustig en sportief door de dag boksen om dan ’s avonds hun wegwerphart aan elkaar te lijmen. Er is kortom voor ieder wat wils. Behalve misschien voor het gild der duivenmelkers: 21ste-eeuwse vrouwen gaan graag op reis. Reizen zijn een voorwaarde voor huiselijk geluk. Cynisme is een afknapper. Eens contact gelegd, is de paringsdans begonnen. Op zijn hondjes. Eerst snuffelen, dan knuffelen.

Guy Bourgeois
114 0

Post-Sintum

Als ik voor de derde keer een kop thee wil maken met behulp van mijn espressoapparaat – de koffie was op, oh verschrikking! – besluit ik de beker te vullen met gluhwein. Aangeschaft voor pakjesavond, waar iedereen massaal aan de bubbels en witte wijn ging. Zelfs de goedheiligman bliefde geen glaasje warme bisschopswijn tijdens zijn bezoek. Na een minuutje pingt de magnetron en vult mijn keuken zich met een ouderwets lekkere geur. Het toeval wil dat ik de kerstmarktbeker van vorig jaar gebruikt heb. Zo. Sint voorbij. Da-haag, Sinterklaasje. Kerst in aantocht. Vanmorgen in alle vroegte heb ik de restanten pepernoten en zacht geworden speculaasjes in de dakgoot gestrooid. De meeuwen kunnen hun geluk niet op. En de kat zit al gedurende enkele uren voor het raam te mauwen naar zijn gevleugelde vriendjes. Over de kat gesproken, als ik vanmiddag een kerstboom ga kopen, zal ik ook zeker weer voldoende onbreekbare ballen en dito versierselen moeten aanschaffen. U weet wel, van die lelijke vilten sneeuwmannetjes, klokken van stro en papieren engelen. Mijn Siberische Boskat heeft een voorliefde voor alles wat hem doet denken aan zijn roots. Als een eekhoorn beklimt hij, meerdere keren per dag, de zorgvuldig uitgekozen Nordmann. Vanaf de balk bereikt hij de piek en mauwt hij net zolang, bibberend op een dunne tak, totdat ik hem eruit haal. De bak waar de kerstboom instaat wordt dagelijks gevuld met water, opdat de boom zeker tot oud en nieuw mooi blijft. Dat de boom onderwijl een langzame, tergend pijnlijke dood sterft, lijkt niemand te deren. Bovendien blijkt de bak met water sneller leeg dan gedacht, aangezien de kat heel dankbaar is met zijn nieuwe drinkbak. En het smaakt ook zo lekker naar de natuur, naar het bos. De pokon laat ik dit jaar maar achterwege. Van catnip wordt de kat al high genoeg. Op Kerstavond is er vaak al weinig over van de boom. De versieringen zijn kapot, kwijt of anderszins niet meer in originele staat. De papieren engelen zijn onthoofd, de klokken klingelen niet meer, de plastic ballen zijn stuiterend richting alle hoeken van het huis gerold en het plastic kindeke Jezus heeft een afgekloven hoofdje. Amen. Ik weet nu al dat ik de kerstboom en andere kerstmeuk op 1 januari de deur uitdoe. Vanaf tweede kerstdag verheug ik me daar al op. Dan ben ik die hele zooi al zo zat en is er van mijn VT-wonen-idee van huis is kerstsfeer echt werkelijk waar helemaal niets meer over. Soms neem ik me dan voor om volgend jaar een keer geen kerstboom te nemen. Edoch zwicht ik er ieder jaar weer voor, onder het mom ‘het hoort erbij’, ‘het is zo gezellig’ en vooral ‘ik wil dat mijn zoontje later terugdenkt aan het huis met Kerst, zoals ik ook warme herinneringen koester aan mijn ouderlijk huis in kersttijd.’ Kortom, ook dit jaar ga ik direct na Sinterklaas weer over in de kerstmodus. De kop is er af, de eerste gluwein is gedronken. En nu óp naar de kelder, op zoek naar de lichtjes in de duisternis.     P.S.: Om mijn kat niet helemaal af te blaffen op zijn natuurlijke gedrag, laat ik hem op 1 januari, als ik onder het genot van restjes champagne en koude oliebollen, de restanten versieringen en lampjes verwijderd heb, zich een paar uur helemaal uitleven op de boom. De dagen daarna is hij druk met het wegknagen van de hars tussen zijn pluizige teentjes.    

Juliëtte Rosenkamp
0 0

Bellevue

Een mens kan er niet naast kijken, zelfs al zou hij ‘t willen. De totems van deze stad zijn de schouwen van de stinkfabriek. Als wildemannen en vrouwen sluipen en schuiven we rond haar as. Wie op rechteroever zit, moet naar linkeroever, en wie op linkeroever zit, moet naar rechteroever. Daarom dat die zinloze rondedans meestal stilligt. Mij hoort ge niet klagen. Waar ik ook woon en werk, pinten pak en boodschappen doe, bemin en ruzie maak, ik kijk uit ’t raam en ik zie de rookpluim, een boodschap van onverzettelijkheid.   'Wat er ook mag gebeuren, ik blijf hier en ik blijf staan', lijkt ge te zeggen. Fabrieken mogen dichtgegaan zijn, vertrokken naar het goedkope Oosten, afgesmeten worden om plaats te maken voor exclusieve nieuwbouwprojecten, het maakt al niet uit. Gij geeft niet af. Arbeidersrechten lang geleden afgedwongen, vandaag opnieuw verloren, ’t kan u niet schelen. Ge ademt de geur van bederf uit, van drie dagen zonder wassen, van onverluchte kleren, veel te lang gedragen. Van zattigheid en armoede. Van coral bier en sjisj kebab. Van onverzorgde baarden en doelloos door de stad slefferen.Zoals alles dat een gewoonte is geworden, ruik ik ‘t al niet meer. Uw adem is mijn zuurstof waar ik al een heel leven op teer. Hoe zou ik dan weg kunnen naar een ander stad, als gij verbonden zijt met al mijn moleculen en cellen? Ik adem deze plek. Mijn hele leven ligt in uw schaduw. Dus ik ben de wildevrouw die rond u heen cirkelt en toerkes draait op uw zotte carroussel. Die verhuisde van rechteroever naar linkeroever en terug. Tweemaal daags de brug oversteekt en u groet. Uw lucht inhaleert en vloekt op uw lelijkheid. Stilstaat op het plein aan de brug als de ochtendzon opduikt vanachter uw torens.

Liesbeth Vanderbeke
0 0

We Zien Wel

Vandaag ben ik heel erg vrij want het is een Belgische feestdag. Wapenstilstandsdag.Dan vieren we het einde van de Eerste Wereldoorlog.Ik heb niets met wapens.Wel met stilstand en dan vooral de horizontale variant.Dus zeg maar dat ik gewoon een vrije dag vier.En wel eentje met onfatsoenlijk veel zon voor november.Opwarming van de wat?Met al mijn feestvreugde besluit ik er op uit te trekken.Beetje casual door de stad dwalen.Ik trek m’n stoute sneakers aan, stift m’n lippen rood en hop.Eerst ga ik maar eens wat chlorofyl snuiven in het stadspark.Dat valt tegen want het meeste groen is nu wel vergaan en je kan het overigens niet snuiven.Niettemin een mooie plek om even te reflecteren over de stinkende vijver en het florissante zwerfafval.Al snel zet ik mijn dooltocht verder.Na de parade van gesloten winkels en ontredderde toeristen kom ik aan bij de Schelde.Hier maak ik rechtsomkeert want ik kan niet over water lopen. Op de terugweg ga ik een straat in die ik zo goed ken dat we elkaar bij de voornaam aanspreken.Er is wat veranderd.“Is het je haar? Nieuwe bril? Ben je vermagerd?” vraag ik.“Nee” fluistert het asfalt “het is die koffiebar op nummer 12”.Nu je’t zegt, ja!Die ga ik checken want ik ben niet vies van het zwarte goud en het past in mijn ongeplande plan.De bar ziet er gezellig en hipstervriendelijk uit.Op het vrolijk beletterde raam lees ik “pop up koffiebar”.Zucht. Zeitgeist ook.Op het begin was het nog “Pop up? Ken ik niet? Vertel me meer over dat magische woord…”Nu geeuw ik “Uhu, ga maar in de pop up rij staan, ‘t is toch maar voor even”.Pop up hotels, pop up restaurants, pop up galerijen, pop up winkels, pop up relaties, pop up levens, pop up realiteit.AL-LES is tegenwoordig pop up. #wezienwel.Maar…niets is voor eeuwig.Dat wisten we toch al?Hoezo heeft tijdelijkheid plots zo’n stompzinnige naam nodig?Alsof bindingsangst een bedrijf is geworden.Nog zo’n buzzword.IE-DE-REEN heeft tegenwoordig bindingsangst. #ba.Zo van; “Heb jij al bindingsangst?”“Nee, ik weet nog niet of ik er al aan toe ben om het toe te laten” Ook ik lijd er aan, hoor.Ik heb moeite met veters en vind maïzena huiveringwekkend.Terwijl ik de menukaart bekijk, komt een oude bekende binnenwaaien.Het is Joost. Met Joost had ik ooit een hele leuke tijd tot hij zijn geheime wapen bovenhaalde.Je raadt het al. Bindingsangst.Hij ziet mij en m’n rode lippen ook en komt casual naar me toe gelopen.Hij neemt heel casual plaats tegenover me en we voeren een casual gesprek om te bewijzen hoe vrij we in het leven staan.Dan stelt hij de vraag.“Weet jij wat hier de wi-fi code is?”Ik zeg dat Joost het mag weten.“Oh haha..ik ga het even vragen dan. Ik ben liefst altijd verbonden”.Bindingsangst en verbindingsobsessie. #generatiedingetje.

Jasmine Tomballe
0 0

Het rijk voor mij alleen!

Hier heb ik echt naar uitgekeken: heerlijk de hele avond het rijk voor mij alleen! Hoe zal ik dat eens gaan vullen... Zou zoveel willen doen, dat ik wel een weekje voor mezelf kan gebruiken. Met  een hapje en drankje voor de buis of aan de schrijf, bezig met de website of gewoon lekker lezen? Telefoon en tablet aan de kant. Druk even de tv aan, languit op de bank met een kopje thee...   Als ik verkleumd wakker word in het donker, is er inmiddels op tv een dame allerlei telefoonnummers aan het aanprijzen en is mijn thee koud. Langzaam wordt de rest van mij wakker en besef ik waar ik ben en dat mijn avondje voorbij is. Want zo te voelen is de verwarming al even uit. Dat is lekker dan! Voordat ik er van ga balen, knip ik een lampje aan. Twee uur! Dan dringt het tot me door: waarom is hij nog niet thuis? Hij zou het toch niet laat maken? Ach het is vast gezellig en zo heel laat is het ook nog niet.   Ik verhuis naar mijn bed en verwacht eigenlijk ieder moment dat hij thuis komt.  Pfff verwachten duurt lang! Zeker weer de tijd vergeten of misschien wel een lekke band? Moet hij zijn telefoon maar mee nemen. Waarom heb ik nu uitgerekend de laatste man zonder horloge en zonder whatsapp? Wat als er wel wat gebeurt?   Zo kan ik toch niet slapen,  dus maar weer naar beneden. Thee herkansing. Zinloos kijk ik uit het raam of hij er al aan komt, alsof het dan sneller gaat. Wat als er echt iets gebeurd is en hij ergens op straat ligt.  Gevallen of in elkaar geslagen? Wie moet ik nou bellen als hij helemaal niet thuis komt? Volgende keer moet hij echt z'n telefoon mee nemen. Straks belt het ziekenhuis... Wat moeten de kinderen zonder vader? En ik zonder mijn man? Krijg er een knoop van in mijn buik.   Dan hoor ik de sleutel in het slot en  "Hé, ben je nog wakker?". "Ja ik kon niet slapen,  heb je het leuk gehad?"   Langzaam verdwijnt de knoop weer. Het is kwart over twee,  ik ga slapen...

Liselotte Schippers
12 0

Hoe vaak keert hun brand weer terug?

Toen ik nog klein was hebben we een keer schoorsteenbrand gehad. Wat ik me er van kan herinneren is dat we vanuit het slaapkamerraam van mijn vaders tante, die bij ons in de straat woonde, toekeken hoe de verschillende brandweer- en politieauto's in de straat verschenen. We zagen hoe de hele buurt zich verzamelde en dat zíj wél konden zien wat er bij ons thuis gebeurde. Een buurjongen stond er nog bij te lachen ook! Het was echt niet grappig! Zelf heb ik maar één klein steekvlammetje mogen zien, toen werden we direct naar mijn vaders tante, tante Cor, geloosd.   Gevolgen waren enorm: oud en nieuw werd nu niet bij ons thuis gevierd, maar bij Tante An. En op mijn slaapkamer was de brandweer, zo lomp in mijn kinderogen, zonder pardon over rood crêpepapier gelopen. Het was van de kerstversiering voor mijn ramen. Dat ik het zelf had laten slingeren telde niet mee. Het was mijn kamer. Met vanaf toen voor altijd rode vlekken in mijn blauwe vloerbedekking.   Natuurlijk belangrijker, waren we allemaal ongedeerd en is ons huis niet tot op de grond afgebrand. Brand effectief geblust! Mijn moeder probeerde het eerst met een washandje, maar de brandweer bluste uiteindelijk toch beter. Behalve dan dat ze geen rekening hielden met het rode crêpepapier...   Uiteraard heb ik hier niets aan overgehouden. Behalve elke keer als ik bewust een brandweer hoor. Dan ben ik even thuis. Rijdt hij naar mijn huis? Is er iemand thuis? Dan gaat de gedachte weer en hobbel ik gewoon verder in het ritme van de dag.   Als ik dan denk aan al die 'écht' getraumatiseerde mensen, door wat dan ook en waar dan ook. Waar het veel verder gaat dan alleen maar rood crêpepapier. Hoe vaak keert hun brand weer terug? Kunnen zij gewoon weer verder hobbelen in het ritme van de dag?   Niet dat je kan kiezen, maar dan ben ik blij met en dankbaar voor mijn rode vlekken in mijn blauwe vloerbedekking!  

Liselotte Schippers
0 0

'Dankjewel' zeggen kost niets

Toen ik studeerde had ik een bijbaantje. Voordat ik bij het rijkscomputercentrum kon werken moest ik een verklaring van goed gedrag inleveren en kreeg ik een pasje. Bovendien kreeg ik zelfs een heuse cursus met een echt diploma. Ik voelde me heel wat!   Mijn werk als schoonmaakster heb ik dan ook niet als onplezierig ervaren. Samenwerken met veel Turkse meisjes leverde me ook wat op. Ik leerde wat Turkse woorden (nee geen vieze) en werd soms uitgenodigd om lekker te komen eten. Van de Turkse gastvrijheid kunnen we nog wat leren! Het werk zelf was niet zo heel enerverend. Elke dag twee uur lang de zelfde kantoren, dezelfde vloeren, dezelfde bureaus. Afstoffen, wissen, moppen.   Op de vierde verdieping helemaal achteraan in het laatste kantoortje zat altijd nog iemand tot laat over te werken.  Meneer Treur. Iedere keer als ik zijn kantoor had schoon gemaakt, keek hij op van zijn werk en zei "dankjewel" en ik "graag gedaan". Als je elkaar zo iedere dag tegenkomt schept dat toch een band. Vooral meneer Treur maakte graag een praatje met mij. Na verloop van tijd werd het oppervlakkige 'weer' praatje steeds meer een klaagzang over zijn thuissituatie. Zijn onhandelbare dochter en zijn machteloosheid hierin. Dat deze dochter van mijn leeftijd was vergat hij kennelijk in deze gesprekjes. Hij voelde zich ellendig en deed zijn naam eer aan. Zijn wanhoop was voelbaar en ik kon daarin natuurlijk niets voor hem betekenen dan alleen maar even, de vijf minuutjes die ik er was, luisteren. Toch bleef hij me consequent iedere keer bedanken.   Af en toe voegde hij daar aan toe: "Dankjewel zeggen kost niets toch?". Deze zin is altijd bij me blijven hangen. Het kost inderdaad niets, maar is wel waardevol. Als schoonmaakster vond ik het prettig om bedankt te worden voor mijn werk, want het is zwaar werk. Een groet, een glimlach, dankjewel zeggen, een luisterend oor bieden of een praatje maken. Het kost me allemaal niets en kan zo belangrijk zijn. Een draai aan mijn dag geven of aan die van een ander, door het te geven of door het te ontvangen.   Soms zie ik hem nog wel eens fietsen, meneer Treur, dan vraag ik me af hoe het gaat met zijn dochter. Ik zou hem willen bedanken, want het kost niets. Maar hij herkent mij niet en ik zeg niets..

Liselotte Schippers
17 0

Waar ging het nu eigenlijk helemaal over?

Opgestaan met een positief gevoel ben ik vastbesloten dat vast te houden. Met weliswaar nèt te weinig tijd en nèt teveel te doen, stap ik fluitend op de fiets om nog snel even boodschappen te doen. En snert, begint het natuurlijk te regenen. Eenmaal bij de winkels aangekomen ben ik drijfnat. Je weet wel, dat het niet goed te onderscheiden is wat zweet is en wat regenwater. Maar zo makkelijk is mijn positieve gevoel niet te verslaan! Dus geniet ik van de koele regendruppels op mijn gezicht en laat ik in mijn hoofd gezellige liedjes voorbij komen: "I'm singing in the rain..." en "het regent dat het giet en ik word niet nat...". De laatste klopt dan niet helemaal, want ondertussen soppen zelfs ook mijn sokken in mijn schoenen. Helemaal voorbereid (want hoe vaak moet ik eerst gaan wisselen) stop ik een muntje in het winkelwagentje en zoef met mijn lijstje door de supermarkt. Dat gaat soepel en al vlot sta ik met alle boodschappen bij de kassa. O -piep- ik ben broodjes voor de lunch vergeten en mijn boodschappen liggen al op de band. Dat zullen ze me thuis niet in dank afnemen. Er staan nog twee mensen voor me, met redelijk wat boodschappen, dus ik schat mijn kansen goed in om op tijd weer terug te zijn. Snel haal ik de broodjes op. Als ik terug kom bij de kassa, staat de vrouw achter mijn winkelwagentje in de rij, tot mijn stomme verbazing haar boodschappen voor de mijne te zetten. En ik ben nog helemaal niet aan de beurt!   Overmant door 'het onrecht' en opgejaagd door de tijd roep ik: "NEEE!!" Deze boodschap is kennelijk duidelijk genoeg, want geschrokken, maar ook met een boos gezicht, pakt ze haar boodschappen weer op. Wel verrast en trots op mijn eigen assertiviteit, klopt van spanning en de adrenaline mijn hart in mijn keel. Even denk ik weer aan mijn positieve gevoel. Misschien heb ik toch wel wat fel gereageerd dus ik probeer wat onhandig te zeggen dat ik nog niet aan de beurt was... En om een medestander te zoeken kijk ik vragend naar de mevrouw verderop in de rij. Zij reageert wel, maar zegt: "Tja het had ook langer kunnen duren...". Wat krijgen we nou!!! Nu begin ik toch aan mezelf te twijfelen. Zijn de sociale regels van het in de rij staan bij de kassa misschien veranderd en hebben ze mij vergeten in te lichten??? Ik houd mijn mond maar verder dicht, net als de hele rij en de kassière. Maar langzaam sijpelt het positieve gevoel weg en bekruipt me een onbehaaglijk gevoel. Natuurlijk heeft 'dat mens' haar fiets precies naast de mijne geparkeerd en staan we nog even stilzwijgend onze fiets in te laden. Met het laatste sprankeltje positieve gevoel knijp ik er nog uit: "Fijne dag toch nog!" Maar het komt niet over en ik krijg een onverstaanbare brommende sneer terug. Dan fiets ik maar weg, nog steeds in de regen, nu met een onbehaaglijke gevoel en geen: "I'm singing in the rain". Nog een tijdje ben ik zinloos, echt heel vervelend, aan het piekeren over de 'nieuwe' sociale regels. Thuis weer in een droge outfit gestoken, komen de broodjes op tafel. "Aan tafel, eten!" Door de lekkere broodjes verwacht ik een snelle opkomst en ja hoor, van alle kanten wordt er naar de zak met broodjes gegraaid. Hu ho stop! Even op je beurt wachten!" Ik hoor het mezelf zeggen, daarmee komt het positieve gevoel weer terug.  Kan een glimlach niet onderdrukken. Pfff waar ging het nu eigenlijk helemaal over?

Liselotte Schippers
0 0

Duizend stukjes

Een gewaarschuwd man is er twee waard: ik kon douchen, we hebben een handdoek voor je, maar breng je eigen zeep mee. De verwachting dat ik zou zweten had niks te maken met het takenpakket dat ik normaal voor mijn bezorgde werkgever uitvoer, wel met het afnemen van een inspanningstest van het hart. Dat wordt verondersteld ongestoord en onverstoorbaar het ritme aan te houden, en geen slag over te slaan - tenzij het getroffen wordt door een bliksemschicht, uiteraard. Thuis, vanuit een zetel waarin sinds twee uur vakantie heerst, komt een andere ritmestoornis me tegemoet. 'Ik verveel me'. De puber heeft last van de gapende leegte die komt na een tijd van geconcentreerd, monomaan werken. 'Maak een puzzel', suggereer ik, maar het vooruitzicht eerst duizend stukjes te moeten omdraaien en de kantjes eruit te vissen, is hem te vermoeiend. Er ligt nochtans nog een mooie in de kelder. Bloemen, een bergdorpje, stralende hemel met wat schapenwolkjes. Het bericht kwam op zaterdagavond, als een donderslag bij heldere hemel. Of ik maandag wat eerder op het werk kon zijn? De baas wou me even apart spreken, nog voor onze directievergadering. Het was rotweer, de files lang en het gesprek kort. Dat was ook de werkdag, de werkweek en de werkmaand. En mijn carrière bij die werkgever. Wat doe je wanneer je op een maandagochtend om kwart na negen terug thuis bent, terwijl je nog het hele weekend op je cijfers hebt zitten wroeten? Je bent kwaad, je belt een reeks mensen, zoekt een advocaat, maakt afspraken, maar zo ergens in de vroege namiddag besef je al: er is teveel tijd om in één keer in te kunnen vullen. Een puzzel. Die gaat je helpen om je gedachten op orde te krijgen. Een shortcut naar zen: bloemen, bergdorpje, stralende hemel met wat schapenwolkjes. Tegelijkertijd verdiep je je in het vrouwentornooi van Roland-Garros en tel je de uren af tot je je zoontje van school kan halen - dezelfde die zich nu puberaal verveelt. Je wringt je tussen de huishoudelijke taken, en misschien, heel misschien, ga je een kamer in huis schilderen. Niets doen is moeilijker dan het lijkt. Eerst is er rusteloosheid, maar verveling zet snel in. De tijd voor je wordt een vormeloze, kleverige brij, en wat je je ooit ook had voorgenomen om te doen als je maar de tijd zou hebben - een roman schrijven, een marathon lopen, een blog beginnen desnoods - daar lijk je in de eindeloosheid van de meeste dagen maar niet aan te kunnen beginnen. En ook de vierde muur van die kamer wacht nog steeds. Hoe kostbaar is tijd echt? We nemen als vanzelfsprekend aan dat het leven sneller gaat dan ooit tevoren, dat vooruitgang en beschaving in ons een hoogtepunt vinden. Te snel gaat het zelfs. Maar het nieuwe doel, slow food, slow seks, slow travel, gooien we nagelbijtend overboord in onze voort schuifelende auto's en stilstaande treinen. Voor ons moet het toch vooral vooruit gaan. Behalve misschien dan voor dat ene meisje, een paar plaatsen van je vandaan in de trein. Zij kijkt de hele reis zo maar een beetje voor zich uit. Zich volledig onbewust van de omgeving, en al zeker van mijn bijkleurende blik, geeft haar gezicht afwisselend uitdrukking aan alle mogelijk emoties. Ik zie angst, bewondering, woede, verlangen, onzekerheid, genot en ongeduld passeren. En dan durf ik niet eens het hele half uur kijken. Bliksemschicht. Als er al verveling bij is, dan is het een sierlijke vorm. Niet veroorzaakt door het tot stilstand komen van het ritme van het dagelijkse werk of door het tegengestelde daarvan, het eindeloos doorgaan van steeds hetzelfde. Zij lijkt de leegte van de treinrit te omhelzen met een ritme dat steeds wisselt, vol met leven en ver van de gelijkmoedigheid, die zo makkelijk te verwarren is met onthechting. De val van verveling ligt misschien net daar, tussen de rust van de oneindigheid, en de berusting in de ketenen van het hart en de geest. 'Misschien moet je gewoon iets geks doen', zeg ik tegen mijn puber. 'Iets wat je nog nooit heb gedaan, iets waar je nog nooit aan gedacht hebt om te doen. Wedden dat je dan als Zeus bliksemschichten kan rondstrooien en meisjesharten in duizend stukjes laten breken?' Hij kijkt me meewarig aan. 'Morgen misschien', mompelt hij. En sloft naar een herhaling van een Top Gear aflevering, waarin snelheid als enige god wordt aanbeden. Met mijn hart is overigens niks mis, op die paar barsten na, die komen met de leeftijd. Dirk Van Boxem meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Dirk Van Boxem
0 0

Zijden Draadje

Het is een vrijdag net voor valavond in oktober.Ik hang op de bank en kijk uit het raam want dat kan ik goed.Ze zeggen altijd dat je je talenten moet ontplooien.Dat lig ik uitgeplooid te doen.Ik vind dat je je bezigheden tot kunst moet verheffen, dus het is niet gewoon hangen en kijken.Flexibel als menselijke origami probeer ik de beperkte oppervlakte van de bank te benutten en dit met aandacht voor mijn ergonomisch welzijn.Bij het kijken probeer ik ook vooral te “zien”.Ik bedoel dat ik niet alleen ga registreren, maar ook ga nadenken over waar ik naar kijk. Fileuseufeere. De traag drijvende wolken en het tanende daglicht zijn weer eens een bron van mijmerij.Ik slaak bij deze gemoedelijkheid een interne “aah” en eet gezellig een knapperige appel.Zo’n Santana appel waar ik niet van ga overgeven en jeuken met m’n verrekte appelallergie.Wat een sfeervol herfsttafereel.Ik wou dat ik ook een open haard had zodat ik kon vertellen hoe het vuur knisperde.Gewoon omdat ik knisperen een tof woord vind.Terwijl ik me bezin over de eventuele aankoop en besef dat ook een goedkope kaars kan knisperen, valt me wat op. Een spin wappert voor mijn raam.Wapperen vind ik geen tof woord, dus ik ga zeker geen vlag kopen.Maar ik gebruik het toch, want zo geschiedt nu eenmaal.Het web dat het beestje heeft gemaakt, wordt geplayed door een knullig oktoberwindje en zorgt zo dat Spinnemans af en aan in mijn vizier komt.Ik ontvouw uit mijn origamische positie en sta op om hem van naderbij te bekijken.Hij hangt ondersteboven te chillen. Dat noem ik nog eens een webmaster.Deze is niet te omvangrijk.Ik denk terug aan het specimen dat laatst over de voorruit van de auto trippelde terwijl ik over de snelweg reed.Zo groot dat ie makkelijk een dodelijk verkeersongeval had kunnen veroorzaken.Hij had maar toevallig mijn been moeten bekruipen. Iets anders bekruipt me.Het macabere besef dat ik toen net zo makkelijk die spin had kunnen mollen.Hoe je gewoon een leven kan uitvagen door ervoor te kiezen.Denk maar aan elke mug en vlieg die je bewust doodde. Zo triviaal en willekeurig.Je zal verontschuldigend zeggen “ach, zo’n klein dier”.Maar een leven drukt zich niet uit in afmeting of gewicht.Het is de “one size fits all” van al wat bestaat. Is of is niet.Er zit evenveel leven in een olifant als in die vervelende fruitvlieg die op mijn Santana appel aast. Ik denk aan hoe ik ooit heel overtuigd een ander wezen zijn dood koos.Het was zomer en ik was vier ofzo.Ik speelde in het zwembadje in de tuin en een schattig lieveheersbeestje daalde neer op mijn arm.Het liet er een gelig spoor achter dat naar mijn inschatting plas of bloed moest zijn.Dat wakkerde mijn killer instinct aan en ik verdronk het arme dier.Niet eens in het zwembadje. Nee, onder een stromende kraan. Met deze godswaan indachtig kijk ik weer naar Spinnemans.Het is herfst en ik ben negenentwintig ofzo.Ik kies om hem lekker te laten leven.Wapperend op zijn zijden draadje.Het enige dat ik vanavond afmaak is mijn column.

Jasmine Tomballe
12 1

Rij Tuig

Vorige week ging ik weer eens op date met M. M.is een goedgemutste, rood gelipte blondine die het beste voorheeft met de wereld. Ultravegetarisch, open minded, luisterend oor, geduldig, kortweg ‘een lieve meid’. Zet haar echter niet op een fiets. Exit lieve M. Het fietstochtje dat we maakten naar het restaurant werd dan ook een klein slagveld. M. maakte korte metten met iedereen die haar pad kruiste. Juist. Háár pad en niet dat van een ander.   Weet je nog Mozes? En hoe die de rode zee splitste? Zo ging zij dus een drukke baan met tweerichtingsverkeer wel even regelen. Ik was de talmende Joodse achterban. M.‘zes gebaarde me over te steken en keek al die bange auto’s aan alsof ze ’t met hun leven zouden bekopen als ze zich durfden te verroeren. Zwakke weggebruiker, ammehoela.   Een beetje verder kwamen we vast te zitten achter een lijzige bakfiets. Wie niet bakfietst, heeft een godgloeiende rothekel aan die dingen. Wegens te lomp, te hippe-nieuwerwetse-ouder en vooral te traag. Ik had het nooit iemand zo demonstratief horen doen, maar M. zuchtte die bak, die fiets, die hippe moeder en haar Oililykroost gewoon even van de baan af. Wie zucht, die wint.   Bijna op onze bestemming bevond een achteloze pakjesbezorger zich op het fietspad met de rechterdeur van z’n vrachtwagen open. Dat deed de deur dicht. M. ging aan minstens 16km/u door het lint. Haar arme fietsbel, een vrolijk vrouwelijk exemplaar met kleurrijke bloempjes, werd genadeloos verkracht. RINGE- LINGE- FUCKING- LINGGGGGG ! En dan de gevleugelde woorden ; “GAST, JE DEUR!” Ook hem trakteerde ze op een legendarische death stare. Zo, weer iemand een verkeerstrauma bezorgd. Ik kon wel lachen om M’s fietsfurie en illustreerde dat met een grapje van eigen makelij ; “Hee, ik dacht dat jij een pacifietst was?!”. Dit werd gevolgd door de gebruikelijke “haha” van de tegenpartij.   Terwijl ik verder trapte, dacht ik  “Jasmine, steek ook eens de hand in eigen boezem” Dat deed ik. Maar niet letterlijk want dat fietst onhandig . Ik kwam tot introspectie. Verkeer brengt ook mij wel eens op het verkeerde pad, besefte ik. Doorgaans denk ik dat ik best een beschaafde burger ben (met burger bedoel ik lid van de bevolking, niet broodje vlees). Menslievend, voor rechtvaardigheid en gelijkheid, in touch met de natuur enzovoort. Tot ik een autosleutel vastheb. “Tsjiep tsjiep” : transformatie. In de auto voel ik me Koning van de jungle. Ik zeg bewust Koning, want ik word er nogal testosteronnig van. Bijna voel ik dan teelballen indalen. Ik ga stoer kijken, onderuit zakken in de stoel, arm nonchalant op het stuur, veel te vlot en zelfvoldaan m’n rijmoves maken en dan mensen bij hun naam noemen. Of ja meer een soort totemnaam toegekend aan hun specifiek rijgedrag. De meest voorkomende zijn Fucking Idioot, Modder Fokker, Lamme Tak en Jezus Lul. Sommigen krijgen ook nog eens de éénvingerige groet. Of hysterisch getoeter. Echt rij tuig ben ik ook. Met een ruk werd ik weer uit mijn overpeinzingen de realiteit ingeslingerd. M. en ik lagen plots beiden op de grond. Getackeld door Mevrouw Bakfiets die een kortere weg kende.    

Jasmine Tomballe
0 0

Brussel

Ik weet het. Het hoort niet. Ik woon in Antwerpen, zonder enige twijfel de boeiendste stad van België en omstreken. De mooiste straten van de wereld zijn er kriskras uitgestrooid, als diamanten in het landschap. Daar woon ik dus, in dat bijna volmaakte Antwerpen. En toch. Toch oefent Brussel al sinds lang een grote aantrekkingskracht op me uit. Het is een beetje pervers. In mijn jonge jaren was Brussel onbereikbaar ver, men sprak er vreemde talen, en er geraken was een heel avontuur: de stations waren gevaarlijke plekken en met de auto was het al helemaal een ondoordringbare wildernis. Gps bestond nog niet. Brussel was alles wat het leven beloofde te zijn, maar dan voorbij de horizon van het voorstelbare. Opwinding. Gevaar. Later, toen ik er studeerde, viel het allemaal best mee. Zelfs met de auto rijden bleek een plezier, zeker met het witte golfje van mijn ouders. Een onbeduidende auto, maar wel uitgerust met een nummerplaat die wonderen deed: BXL-065. Het was pas toen iemand me vroeg of ik inderdaad bij de stad werkte, of mijn vader misschien, dat het me duidelijk werd waarom er altijd plaats voor me was op de openbare weg. Sinds die tijd is veel veranderd. Zowel in het leven, als in Brussel. Gaandeweg leer je de beloften en de angsten in je leven te vriend te houden. Soms is het verstandig om ze te respecteren, die angsten, en op tijd een omtrekkende beweging te maken of te vluchten. Maar vaker doe je er goed aan ze uit te lachen in hun gezicht. En de beloftes, die bleven toch meestal wat ze waren - beloftes. Brussel is veel steden. Er is de stad van de inwoners, die inderdaad vaak vreemde talen spreken. Er is die van de forenzen, die gehaast doorstappen, en zich 's middags in broodjeszaken nestelen. Er is een stad van politici, van commentatoren, van betweters, van Vlamingen en van Walen. Een mening heeft iedereen. Ook de Brusselaars. Het is een kakafonie van goed en minder goed bedoelde adviezen, geblaas van arrogante therapeuten en het smachten van door liefde verblinde stadsminnaars. Al die steden leven vaker op en door elkaar dan naast elkaar, slechts hier en daar zitten ze elkaar in de weg. In de Koninklijke Sint-Hubertus galerijen, hartje Brussel, vind je ze allemaal. De galerij ligt vaak op mijn weg tussen kantoren, en is één van mijn favoriete Brusselse plekken. Niet in het minst omdat we er, toen er nog plaats was voor gesofisticeerde dromerijen, in het kleine winkeltje van Kaat Tilley een trouwjurk kochten. Vandaag deel ik die galerij ook met het Brussel van de toeristen, die er samentroepen voor de etalages van de juweliers, en zich verdringen in de chocoladewinkels - de coffeeshops van Brussel zijn dat, allemaal vanaf de opening al tientallen jaren oud, met authenticiteit als ultiem verkoopsargument. De chocolade die je er koopt is zoet, de bitterheid die ook in de stad leeft versmacht in een brij van suiker. Zo'n verzoeting van het leven is vals, ongezond. Een chocolade versie van Manneke Pis, door toeristen koel gehouden in de minibar van een hotelkamer, pist niet. Sinds een jaar dwaal ik zelf ook regelmatig door de stad. Op een manier die ik in Antwerpen nooit doe, ademend, snuivend, kijkend. Vaak zonder doel en buiten de regels van de tijd om, soms ook op zoek naar een café of restaurant waar een afspraak op me wacht, swipend en tikkend op een smartphone of - ook dat komt nog voor - lezend in een boek. Ik ben altijd te laat. Noem het de angst voor de eenzaamheid van de grootstad, want die is gebleven. Of misschien ben ik gewoon te traag. Het is geen mooie stad, Brussel. Het is er vuil, en bouwpromotoren hebben de kans om lelijke dingen te doen niet laten liggen. Er zijn plekken waar je beter niet komt, en hoe je best te gedragen is vaak ook onduidelijk. Er is geweld, klein en groot, zinvol en zinloos, dronken daklozen palmen de stations in. Aan de regelmatig oplopende polemiek over de leefbaarheid van Brussel heb ik niets zinnigs toe te voegen. Maar de stad straalt energie uit, is onaf en voortdurend in beweging, ambitieus hier en daar. Soms is ze oprecht, soms heeft ze veel te verbergen, en vaak spreekt dat elkaar niet tegen. Door zo'n stad is het goed wandelen. Over de stoepen en straten, door angsten en beloftes. Zoals door het leven, eigenlijk. Dirk Van Boxem meer op www.bijgekleurd.wordpress.com

Dirk Van Boxem
0 0

Gewoon

Tien paar fel opgemaakte kijkers keuren me van kop tot teen. Op hoge stelten, met de borsten vooruit in J.Lo korte jurkjes eisen zij het beoordelingsrecht op. Ik verstop me tussen mijn lief en een goede vriend en staar een beetje naar mijn All Stars. De uitnodiging vermeldde nochtans expliciet casual, zonder chic. Ik heb ze gepast, de jurkjes en de pumps. Voor de spiegel toverde ik de ene na de andere versie van mezelf te voorschijn. Om vervolgens ieder paar weer netjes op te bergen in de bijhorende schoenendoos, ieder jurkje weer netjes in rij. Gelukkig toont mijn jumpsuit subtiel een stukje blote rug, maar of dit bijzonder genoeg is, betwijfel ik. Nerveus neem ik het gratis welkomstdrankje gretig aan, om de zenuwen te temperen. Bij de eerste – grote – slok verslik ik me in de hoeveelheid rum, terwijl het suikerniveau voor een opstoot aan hoofdpijn zorgt. Paniek overvalt me. Tien minuten. Tipsy en underdressed, tijd om naar huis te gaan. Mijn lief bestelt twee glaasjes water voor me en kijkt me met een dwingende blik aan. Zonder woorden gebiedt hij me mij te gedragen als een vrouw die niet geeft om de mening van een ander. Een vrouw die haar goed in haar vel voelt, ongeacht haar outfit. Maar het kwaad is al geschied. Ik voel me een meisje, zonder veel zin om mee te spelen. Het lukt me niet om kleine conversaties met vreemden aan te gaan. Een talent waar ik anderen soms om benijd. Mijn gedachten blokkeren in de wanhoop en stilzwijgend knik ik instemmend. Gewenningstijd. Geef mij tijd om aan jou te wennen en alles komt goed. Witte wijn. Dank u (mijn)heer. Ik omklem het glas als houvast voor de avond. Voorzichtig kijk ik de zaal nog eens in, zelfs geen vleugje normcore bij de fashionista’s. Ik zucht diep in mezelf en mijmer over thuis, waar casual simpelweg gewoon betekent. (Foto: Erik Wåhlström)

Katrien Meermans
0 0

Cool

“Maar ik wil echt ooit wel eens bij de coole mensen horen.” Ik ken haar niet goed genoeg om te weten of ze het meent en haar lidmaatschap van de cool kids gang over het hoofd ziet. Ik kijk naar hun pingpong spel met slagen van 140 karakters, maar durf zelf niet meespelen. Ik lees haar woorden zwart op wit in magazinebladen en ben een van de meer dan 1500 mensen die wekelijks door haar foto’s scrolt. Blijkbaar is lid zijn van het ene groepje geen garantie voor aanvaarding in een ander groepje. En zijn die groepjes dan geordend volgens een piramidesysteem? Of in een stijgende lijn? Liggen zij her en der verspreid op een horizontale vlak? Iedereen gelijk, maar ook weer niet echt? We zitten aan tafel in zijn appartement en kijken naar de afdrukken van zijn laatste foto’s. De autodidact fotografeert analoog. Ik kijk naar een foto waarop ik met gefronste wenkbrauwen naar de lens kijk. De foto is een beetje onscherp, net zoals de herinnering. Hij vraagt of ik nog fotografeer, waarop ik excuses mompel en eindig met “neen, niet echt”. Mijn gestuntel met mijn oud analoog fototoestel (veel te zwaar!) en mijn onbevangen plezier met vele wegwerpcamera’s zetten hem aan tot fotograferen. Ik deed maar wat. Legde vooral herinneringen vast om te bewaren in een doos. Nooit stond ik erbij stil dat ik misschien wel iemand inspireerde. Sinds jaar en dag bewonder ik hem. Als een rots in de woeste zee van het leven houdt hij stand. Soms kopje onder, maar des te sterker als hij zich weer opricht. Wederzijds respect. Een clubje van twee. Iedereen wil zo graag ergens bij horen dat we soms onszelf als voorbeeld vergeten. Lid van het clubje of niet: “Be strong. You never know who you are inspiring”. (Foto: Katrin Swartenbroux)

Katrien Meermans
0 0