Spelende dichter
Welk spel speel jij dichter,
We gaan terug in de tijd toen alles zonder zorgen leek en mijn hoofd een stuk lichter.
Even terug naar hoe het was om buiten te spelen,
Samen in de zandbak een schep en emmer delen.
Even zo zorgeloos jong te kunnen zijn,
Spelend op het klimrek midden op het plein.
Bloemetjes plukken om vervolgens aan mevrouw Adema te geven,
Voor een zakje snoep ik was toen zes of misschien wel zeven.
De straat vertelde ons verhalen,
Verstoppertje spelen in het donker met lantaarnpalen.
Soms een klein beetje ondeugend was ik wel,
zomaar bij mensen eens trekken aan hun bel.
Snel wegrennen zodat niemand je betrapt,
Maar er was er altijd één die iedereen er weer bijlapt.
Zullen we straks nog even gaan hinkelen,
Of doen we nog een potje knikkeren.
Helaas is die tijd weer voorbij we gaan weer terug naar het nu,
Waar het leven geen spelletjes meer is maar gewoon cru.
Ik ben dan nu geen buiten spelende dichter meer,
Maar één die met woorden speelt keer op keer.