Zoeken

Waanlicht

  natuurlijk heb ik ze gestreeld en gekust die vleermuizen ze hangen al zo lang  hier binnenin aan deze ribben ik heb een borstbeen dat een overval door treurnis ooit weerstond mijn neus werd kromgeslagen door twee dagen die stomdronken voor verloren dromen toch een weg dachten te vinden naar mijn hoofd schat, ik heb altijd beloofd in ongesproken woorden dat het mos wordt klaargelegd voor het weke vogelkind dat uit zijn nestje valt gisteren, in die onnozele winkel met zijn donker atelier, ze zaten daar melancholie en somberheid, ze waanden zich zelfs lief en vlochten mandjes voor het blinde kuiken heb vertrouwen in de chaos die zich bij dit maanlicht graag beminnen laat door een gevoel dat bijna kotsen moet genade en die halve regenwormen, zie ze weer gevechten voeren tegen leven dat zich liever eindig waant wat rest, mijn liefste, is dit vel, het zijn mijn vingers die de onrust vingen en haar aan een wasdraad wilden hangen ik heb geluk, de dageraad zoog al mijn huiveringen leeg en hovelingen van een droeve burcht, zij hebben mij zo hartelijk ontvangen nog éên nacht en dan, mijn schat, zal ik proberen braaf terug te keren naar het strand waar rebellie en opstand in de branding stierven bederf het dan niet meer, probeer met één bedreven hand mijn ziel te aaien alle vleermuizen zullen je zeggen dat ik zacht gebleven ben  dat ik je met mijn huid omarmen kan wees maar gerust natuurlijk wil ik jou en alle mist in duisternis beleven     uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'  

Bernd Vanderbilt
3 0

Het vet van mager zijn

  Narcissen zij moeten altijd lijden, wachten op een zot die met de scharen van een kreeft hen eindelijk bevrijden komt. Alle bollen in de grond zitten bovendien te vol met wrede drang om kleuren vast te leggen in een bloem. Behalve kluizenaars die dolgraag eenzaamheid verkrachten, weet echt iedereen hoe het fijn is een vriend te hebben die een vreemde geest kan lezen, voelen laat dat zelfs in duisternis twee vuurvliegjes alles samen kunnen zien. En toch, zegt Ignace, is alles slechts verzonnen. Tweelingen. Vissen. Zij kunnen niet eens vrijuit zwemmen door dat eindeloos heelal. Ik knik en wij drinken opnieuw, urenlang en zonder zonde, glazen vol met Mort Subite. Wij zijn redelijk gerust. Onze binnenkandse vluchten zullen nimmer crashen met een zwarte Black Hawk helikopter. Bovendien, vriend Bernd, zo zegt Ignace, de winter hoeft niet zomaar vrezen dat een lente hem weer komt vermoorden. Twijfel met frieten en Andalosersaus. Twee porties zijn besteld en ik hoef dat ook niet te bevestigen aan Ignace dat zekerheid mij echt niet kwelt. Ja, en geloof mij maar wanneer ik zeg dat zelfs Descartes een paranoïde geest had die best lelijk ijlde.  Net zoals volwassen die hier komen en aanvankelijk nog twijfelen of Alfred Frietkabouter deze frituur werkelijk al jaren openhoudt, zo moest ook Descartes eerst aarzelen en aannemen dat hij misschien niet eens bestond. Het is enkel een gek die deze vraag dan met de ogen dicht beantwoordt en gelooft dat wat hij denkt niet slechts gedroomd wordt door een zeemeermin diep in de oceaan. Zout. Maar niet veel. Frieten willen droge lippen niet ontmoeten omdat tranen omgeleid zijn naar de Dode Zee. Wij hebben echt geluk. Ignace en ik. Dat wij toch gewoon bestaan. Dat wij ware vrienden zijn die symbiose helemaal begrijpen. Samen houden van. Wij kunnen dat. Een kabouterfrietkot bezoeken bijna elke dag. Wij doen dat. Trouwens. Hier is het papier enorm groot. Groot genoeg voor olifantenporties. Het is papier dat balpennen over het bestaan vertelt. Hier geloven wij. In aardappelen. In aarde. Hier kunnen wij voelen. Hoe het is. Om tijdelijk gedompeld te worden. In het vet van mager zijn.     uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
5 0

Varkensbaai

  Het is uitermate moeilijk. Om eenvoudig te zijn. Kijk maar naar het zwijn dat zijn tattoo laat zien met zeugenspreuken. Gisteren nam ik onze haan nog bij de nek en met een schaar heb ik die kam toen afgeknipt. Het is gelijk een punker die plots skinhead wordt, een zot die al zijn fratsen snel verbrandt. Kijk ook naar dit zwijn dat in zijn staart een knoopje heeft gelegd. Noem dan zoiets simpelweg origineel. Zoveel is er nodig om oud brood nieuw leven in te blazen. Hitte van een broodrooster, de angst voor harde korsten op een zachte ziel. Ik weet het nochtans goed. Groots zijn rampspoed en de moed die daarna nodig is. Een Duitse vriend van mij, hij lacht altijd domweg. Zijn grap vertelt dat zonder Traum een Trauma niet bestaat  Echt. Ik spaar dat allemaal. Vlinderlijken, uitspraken die het vergaten weg te vliegen. Mijn geest is zo bedrogen als een hoerenhart kan zijn. Neem nog wat hesp, zegt een witte boterham die uit een zak gekropen komt. De korsten, geesteling, die kan je sparen voor de varkens, dat mag ook. Straks smeer ik hem. Wees maar gerust. De vlucht, het brood en zwarte piet met zijn te zoete chocokop ligt lamlendig te wachten op december. Durf. Dat heb ik nog. De morgen kent mijn ochtendritueel, die wederopstanding. Elke supermarkt, iedere tegelvloer, enkel broodsnijmachine moet vandaag op zijn hoede zijn. Ja. Ik heb zoveel ellende verzameld dat het toestel met die vele messen alles mogen kelen. Camera's die normaal dieven vangen, zullen alles filmen, zien hoe alles schoon wordt verbrijzeld. Varkens zullen lopen door de gangen. Winkelkarren zullen huilen omdat niemand echt  eentonighheid begrijpt. Daarom, gij beest, gij zwijn, blijft in uw kot op deze dag waarop de hoer van al dat welzijn een dag vrijaf genomen heeft. Het strand wil immers op zo'n onverlegen dag haar blote kont, die witte billen voelen. Onschuld komt straks met de vloed en Blankenberge zal een Baai voorzien voor al dat aangespoeld verlangen. Vissersmeisjes zullen aan de graten likken, hechtingen bevrijdn van de spanning en die roze modderwroeters mogen al mijn littekens verslinden.     uit de reeks 'Over eelt en zurkeltttelt'      

Bernd Vanderbilt
2 0

De boktor is een beest

  In het vuur van een wezen daar brandt het vaak.  De maan die bij nacht hun lusten eindeloos aanschouwen moet, zij kijkt nooit weg omdat men met haar fijne licht het spel bekijken wil. Toch sluit het beest in de man zeer vaak de ogen als het denkt zich weer te hebben voortgeplant. De vrouw die op haar knieën zat om zich als een mals konijn opnieuw te laten pakken, slaapt nu op haar zijde. Met een blik die zoet leek als een wespennest dat zich verborg, had zij hem de ogen ingekeken. Zijn berusting in de zinloosheid werd nog een keertje omgebogen in verlangen.  Ze zouden het liefde kunnen noemen. Dat hadden ze ooit op een donderdag besproken om dan een vrijdag zijn genot te geven. Was de lakens proper op een zaterdag om zondag al zijn witte onschuld schoon terug te geven. Zo leven zij. Ze neuken op maandag, als dat hemellichaam weer wat licht wil geven, doen het dan opnieuw op vrijdag. Hoe zielig. Hij lijkt een luie boktor die niet elke dag het hout doorboren mag. Zij is dan weer een spons die tijdens dat gedoe zijn klein verdriet met lust vermengen mag. Intussen braakt een baby in zijn wieg en liegt het leven schaamteloos over oprecht geluk. Sprokkel dan wat hout, gij koudelingen, om de haard op kille dagen langzaam met wat tintelingen op te warmen. Het is, ocharme, lang geleden dat de schoonheid nog haar heupen echt mocht aaien. Het is gelijk een zon die nooit echt zeer dicht mag komen om de bloemen en hun pracht niet zomaar te verschroeien. Misschien bloeit in de lente nog een keer de kerselaar en valt die witte bloesem op het lichaam van een zuiver kutje dat alleen maar naar een tong verlangt.     uit de reeks 'Hormonoloog'

Bernd Vanderbilt
0 0

De dood van rood en wit

  Ik ken geen rood meer, voel enkel nog mijn hartslag, weet dat aderen die kleur verdragen. Ondanks alle wreedheid van de wereld die met vuile ijver bovenop een laag met oorlogspuin gebouwd werd, eet men daar gewoon tomaten in de tinten van verscheurd erbarmen. Wie zonnebloemen schildert die men rond een kerkhof heeft gezaaid, gebruikt een geel dat grijs een deklaag poogt te geven. Liefste, weten de flamingo's wel in welk bruin hun poten staan? Hebben eieren die kleur gestolen van een zalm die zich wat bleekjes voelde op een zieke dag? Wat mijn ogen vrede geeft wanneer de maan zich leeggezogen heeft, is zonder twijfel zwart waarin de ogen van de uil niet reflecteren durven. Ik ben gerust dat ik zelfs zonder beelden die mijn kijk verzamelde, nog dromen maken kan waarin jij weer verschijnt. Er ging genoeg vooraf. Zo denk ik soms verkeerd. Ik kon de regenbogen niet negeren toen er zonnestralen blinde druppels een toneeltje deden spelen. De oorlogen die in jouw wereld woeden, weten zonder twijfel dat het wit van vrede nooit in deze regenbogen leeft. Zelfs wolken de zijn nooit helemaal gezuiverd van de grijze tinten die een schaduw altijd in zich draagt. Vandaag is de sinaasappel niet eens verdrietig omdat het oranje plots bezoedeld werd met veel onzichtbaar rood. Daarom heb ik nog hoop, dat wegen zonder richting mij ooit vinden zullen, groene aren spreken willen tegen stemmen die om uitleg vragen over nut en reisdoelen. Wacht wel geen eeuwigheid, mijn lieveling, want de moerassen breiden zich voortdurend uit. Ze reiken haast tot aan de lippen van de moed die ik nog heb.     uit de reeks 'Waanhoop'  

Bernd Vanderbilt
0 0