Zoeken

de r van de ië

ik zal u de zin van alle letters die machinaal zijn ontworpen vertalen op de huid en maniakaal de zingeving duidelijk doen opstellen tot een zuivere vorm van communicatie in de nu-moment van toen van dan van de dan van toen in de dan van het woord de machinale drang die ik heb en die al het volle heeft de zingeving die inslaat als natuur op natuur van atmosferisch geweld tot vaste grond onder de voeten dezelfde voeten die de aarde aandachtig belopen en stropen ook zoals een huid op de huid Artaud die ik iets zei dat we allemaal wisten ik die dit nu vertaal ik klop lange dagen hiervoor en lang been ik de aarde over voor de nu van u en de jullie van wij ik klop late uren en meerdere mensen wakker ook tot bij-wezen; wezens die aanwezig zijn; ik klop ze aanwezig en frappant genoeg heb ik toen gezegd met luide stem jullie nu is tragisch verloren gegaan in jullie zijn jullie zijn dat er ook slechts nu is vrij genoeg was ik om te weten dat ik het mens zijn in mij droeg in alle letters die ik communiceren kon en overleveren ik was een mens-dom en leerde iedereen dat aan dat ook te zijn   zo leerde ik ze zichzelf te zijn in een ander moment en de weinige grauzone die ik nog beluisterde een wake up call voor het hogere commerciële aansprakelijk gemaakte goed we leerden zijgen in de reeds geklonken stiltes en weigerden in een reeds kortstondig abrupt woord en frappant genoeg zegt men steeds vaker nee zonder mee te zijn in deze ontkenning - of ontwenning - van het geleerde het gecreëerde geëerde mens-zijn god-hebben aarde-voelende, taal-voedende, aanwezig-zijnde wezen dat de cultus van alles blijft relativeren tot slag of stoot - de laatste die we nog zullen overleven en mijzelf heb ik toen geëerd gelezen en van binnen geleerd ik een verademing een aarde de basis jij de tegenpool: een zingeving die ik kende nu jij nog zou je mij willen kennen zonder het nu de aanwezigheid van het uwe aanwezige de vicieuze cultus de cultuur en de vormelijke structuren waarop gelopen wordt en die we hebben helpen opbouwen en vertrouwden tot omgeving? en de neo-fosfaten van de ontdekking die ik probeer te zien in mijn ademen die ik probeer te kennen op de schoolbanken ik die jong was en jong ben   ik die zichzelf schuw herkent en herdenkt en toedekt met taal zo leerde ik mezelf de kleine kieskeurige beginselen nieuwe wegen maar ook wezens startende atmosfeer maar ook woorden van toen want an sich is er niets mis met dat gekende van mij dat bekende hij mij de verleden ik de pratende vergetende ik en de vergeten her-bedachte ik en de geschuwde aandachtige ik; mijn lethargisch geneigde ik die in al zijn verkennen een klein zelf-hulp-wezen werd zo is ook een volk   alles is wel al aanwezig gelukkig ik hoef het maar te grijpen of te belopen alles ervan af te slijten de stappen te stuiten en opnieuw te bedenken een ritmische ik het ritme van het wezen zijn het lijkt op het samenkomen of toch ook die eenheidsvorming de vicieuze cultus des ritmes de r van ritme de allegorie van ieder isme geboren uit alles dan taal de r van de cynismen de r van de ië een verlengd zien en spreken en het inspreken van een klankengang de r van de i de i van de i de morse van alles en de tong van de zin die in de oui van het isme ieder voyeurisme ik was er op reis en nam er alles reeds meerder malen mee zo ook leerde ik mezelf en anderen hoefde ik niet meer te kennen dus kende ik ze van binnenuit morse in een alfabet gieten de buitenlander in hokjes om hem er weer uit te halen en in het nu te steken ik kijk naar de i en naar de r en weet dat het goed is ik kijk naar de buitenlander en kijk ook naar mezelf

Dries Verhaegen
0 1

Gent II

Alles kan gebeuren in één enkel geluid zo ook nu.   Alles gebeurde al wel eens maar draaide zichzelf terug de voorbije dagen in met nachten als gevolg en daarin vond ik mezelf terug, in gesprekken in andere geluiden in de dagen dat ik mezelf vond was alles als kleurrijk omschreven en ging het de dagen te buiten; wij zijn dus wel al eens omgekomen in een waanzin groter dan een wereldbeeld want slechts een beeld is het dat zich settelt in onze voeten en waarmee we de stad af stampen tot pad waarmee een oppervlak de dagen vormgeven en de structuren vormgeven en de standvastigheid vormgeeft en al het stevige vormgeeft tot een geboorte van een stedelijke kunstvorm waarin alles al eens gebeurde in één knal die een klankgedicht voor mij betekende en voorbijsuizende wegen voorbijsuizende dagen zijn monogaam hetzelfde zonder nachten die nog gevormd worden in een  groter wordend geheel de emoties in en de kleren uit I discovered a man like no other man want is het een mannelijke trek de wegen door en door te kennen, Gent massagraf van de studentenkringen waarin iedereen lesgaf en iedereen communiceerde en iedereen sprak en iedereen at en iedereen kende iedereen en bovenal zichzelf als een buitenlands toekomstbeeld.     zo heimelijk was alles er nu ook weer niet zo heimelijk dat alles al eens was zo heimelijk was het daar en niemand die erom schreeuwde buiten ik ik schreeuwde mezelf er eindelijk te buiten buiten de steegjes die ik nu kende en buiten mijn ingedoctrineerde zinnen het hoofd dus uit een toekomst in een toekomst zo heimelijk dat ik er eerst even blauw van zag you and I we had nothing left to say en dat ik er daarna van weigerde van mezelf te bekomen boven was alles al blauw in een toekomst die oogde poreuzer dan ik gedacht had maar ik had nu ideeën over de ‘of’ en de ‘en’ van de woorden die niets uitsloten ook niet de wegen waarin ik zakken kon ik deed dit uiteindelijk overtuigend en zou een figuur zijn geworden van ambivalentie die iedereen weigerde te verkennen zo heimelijk een toekomst in en ook weer uit met een lui gedachtengoed maar het was uitspreekbaar alles was doenbaar in een gekend perspectief een context die ik onder de indruk bracht   Zonder twijfels heb ik toegezegd mezelf te verkennen in een omgeving die ik natrapte.   Zo heb ik ook de andere ik vergeten. De andere ik die afkeer heeft van de stem, van de stad, van de naam want zonder dat alles zouden we gelijk kunnen zijn en daar streefde ik toen naar; terwijl er nu een boven en een onder is maar op de herkenbare manier.Mijn denken heb ik toen uitgeschakeld   uit noodzaak en al wat een automatique werd werd weer obsessief ik herleefde zo een jeugd; die ik nog niet goed kende en doch ook verkende op de bekende oude manier dus mijn zoeken was nu ook paradoxaal en fragieler dan ik had voorspeld.   Ik voorspelde een gedachtengoed doorspekt van de waarheid en van de aandacht voor het ongewone en settelde mij daarin zonder gemaar en zonder het vertwijfeld aanbrengen van vriendschap want er was alleen nog maar self consciousness die een plek betekende. Zo van die herkenbare gestes die weinig of niemand aanraken ondanks dat ik iemand raken wilde, niet pragmatisch, niet lethargisch, niet in wijzerzin maar eerder in een ver verleden waarmee ik mezelf koesterde; ik wou iemand raken zonder er gek van te worden en er een plek van te maken zoals ik al deed met het alomtegenwoordige weigeren van de spraak, die ik reeds kende.     Alles dat in een plek zichzelf al eens voorbij snelde verbaasde mij met rood en de dood op de wangen en de ‘en’ en de ‘of’ in de tong en daarom nooit overtuigend waanzinnig echt zoals ik het wel eens wou vertellen en ik kende jou als een woord.     de wij van het zij die de resistance van een taal betekenen just take my hand alles begint al met een geste die just take my hand van je roept en begrijpt Gent is in een roes die weinig betekent alles in één plek dat zichzelf voorbij liep

Dries Verhaegen
9 1

Paradise lost – kroniek van een draaidag

In 1978 wedijverden twee televisieprogramma’s op de Belgische zenders om de gunst van filmliefhebbers. Langs Franstalige kant was er ‘Le Caroussel aux Images’ gepresenteerd door Selim Sasson en langs Nederlandstalige kant presenteerde Jo Röpke zijn ‘Première’. De Vlaamse regisseurs en hun films beleefden hun hoogdagen en de Nederlandse Willeke Van Ammelrooy was hun geliefde actrice. Vreemd genoeg was het Selim Sasson die in zijn uitzending een oproep deed voor figuranten in een Vlaamse film. De geroemde en soms verguisde cineast Harry Kümel  draaide zijn ‘Het verloren Paradijs’ ergens in een zompige weide bij een kasteel in hartje Pajottenland.  Hij zocht een allegaartje die als dorpsbewoners in opstand kwamen tegen de kasteelheer. De prestatie noch de verplaatsing werden vergoed. Voor de buitenopnamen werd gekozen om te draaien rond eind oktober.  Ik vermoed dat het licht en de herfstkleuren dan ideaal  waren. Toen ik vernam dat de hoofdrol aan bovengenoemd Willeke zou te beurt vallen, twijfelde ik geen ogenblik. Haar wou ik wel eens in levende lijve aan het werk zien. Ik volgde de aanbevelingen van Selim, stopte mijn jeans in mijn rubberen laarzen, trok boven een warme trui mijn versleten korte regenjas aan en nam een roestige spade uit het tuinhuisje. Op de set werd al snel duidelijk dat het gelukt was om een allegaartje op te trommelen.  Het werd een ware volkstoeloop. Gelukkig hadden de meeste begrepen dat ze inwoners van een boerendorp moesten spelen. Bij de welkomkoffie werd uitgelegd wat er van de figuranten verwacht werd. Naargelang het al of niet goede verloop van de opnames werd er rond het middaguur een pauze voorzien met drank en broodjes.  Door het vroege invallen van de avond werd voorzien om rond zeventien uur te stoppen. Iedereen was onder de indruk bij het zien van de gebruikte filmapparatuur.  Naast de enorme lichtspots  was er een heuse travelling met een enorme mobiele camera opgesteld onderaan de heuvel die naar het kasteel leidde.  Daar werden de opnames gemaakt voor de bestorming van het kasteel door de boerenmeute. Wij dachten aan Frank Aendenboom in ‘De Leeuw van Vlaanderen’ als we de heuvel opliepen, gewapend met rieken, spades en knuppels. Tijdens de middagpauze zagen wij Frank’s moeder, de gevierde actrice Gella Allaert, die een rol had in de film. Toen we haar vroegen naar Van Ammelrooy,  zei ze op haar uiterst beminnelijke manier dat Willeke nu geen draaidagen had en dat wij het dus met haar moesten stellen. Dan merkten wij dat de oproep van Selim Sasson ook tot hartje Wallonië was doorgedrongen. Uit het verre Charleroi waren met de trein een moeder met haar twintigjarige en wat sullige zoon afgezakt.  Mama droeg een feloranje broekpak met brede pijpen en hoge hakken. Voor zoonlief had ze een broodzak vol met sandwiches meegebracht. Die kon ze sparen voor de terugreis, nu  de filmproducer voor de hele bende belegde broodjes had laten aanrukken. Om de haverklap stiftte ze haar lippen. Met broekspijpen die al snel onder het slijk zaten en haar hakken die in de modder bleven steken liep ze achter haar zoon aan en duwde hem telkens in beeld van zodra er een camera in de buurt was. Ze moest en zou hem als filmacteur lanceren! Naast een aantal Pajottenlanders uit de buurt die voor hun ‘typische koppen’ werden uitgekozen mochten enkele figuranten die vrij waren de volgende dag weerkeren voor een reeks binnenopnames.  Daarbij bestond de mogelijkheid dat er een kleine onkostenvergoeding zou betaald worden.  Met de hoofdrolspeelster in mijn achterhoofd gaf ik mijn naam op. Tijdens de tweede draaidag werd in het kasteel gefilmd. Bovenaan een draaitrap snauwde Kümel de boeren en boerinnen toe dat ze grimmig en dreigend moesten kijken als ze naar boven stormden.  De scene moest verschillende keren herhaald worden. Bij de derde take riep de cineast een knap meisje toe dat ze weg moest.  Tot driemaal toe had ze met een brede glimlach in de lens gekeken en daardoor de boel verknoeid. In tranen verliet ze de set, haar prille filmcarrière gefnuikt. Uiteindelijk kwam alles goed en keerden de trotse figuranten huiswaarts. Nu begon het lange wachten tot de film zou worden gereleaset. Toen ik het haast vergeten was kwam  er een postcheque toe  voor het niet onaardige bedrag van 500 Belgische Franken .  Nu is dat amper 12,50 € maar destijds kon men er een aantal filmtickets mee kopen. Ik weet zeker dat ik het talon van mijn postcheque met de titel van de film op zolder bewaard heb.  Tenslotte is het  een ultiem bewijs dat ik ooit met Willeke samen in een film gespeeld heb.  

Vic de Bourg
40 0

Jeanne

Wanneer ik in de zetel wil gaan zitten met een boek, vang ik door het grote voorraam een glimp op van de overbuurvrouw die, gehuld in een lichtblauw trainingspak, op handen en knieën in haar voortuin zit. Ik denk: knap hoe zij op haar vergevorderde leeftijd, en méér nog: zich steeds langzaam voortbewegend met twee wandelstokken (vaak een wandelstok en een paraplu), toch nog dat beetje onkruid wil uittrekken. Ik zag haar dat immers al een paar keer eerder doen. Dat gaat erg traag dan, en met veel moeite en geworstel met haar twee stokken, maar ze doet het toch maar.Ik ga zitten, open mijn boek en begin te lezen. Maar vrijwel meteen gaat er een alarmbelletje af in mijn hoofd. Kroop ze nu niet èrg onhandig over haar gazon? Ze zal toch wel oké zijn? Ik sluit mijn boek weer en ga naast de zetel staan, waar ik een goed zicht op haar heb. Ze kruipt nog steeds over het gras, dat toch wel nat moet zijn na de felle regen van vanmorgen. Ik zie haar onder een struik reiken, ze gaat er bijna helemaal bij liggen, en vervolgens een beetje rechtkomen in wat ik uit de yogalessen ken als de sfinxhouding. Haar bovenlichaam probeert ze op te richten, steunend op twee korte stokjes, haar benen liggen languit op de grond. Een van de stokken valt.Ik snel naar mijn schoenen, ga naar buiten en loop naar de overkant. Daar staat haar man inmiddels naast haar, hij probeert haar rechtop te trekken. Wat nog niet een beetje lukt, want ook hij is erg oud, erg mager (in tegenstelling tot zijn vrouw), en ook hij beweegt zich doorgaans voort met behulp van twee stokken. (Als je hen van ver op hun kleine wandelingetje door de omringende straten ziet, zou je denken dat het langlaufers zijn.) Ik open het poortje dat hun tuin afscheidt van de straat, en dat gelukkig niet op slot is, en rep me naar mijn buren. ‘Gaat het niet? Ben je gevallen?’ De vrouw is erg hardhorend en begrijpt me duidelijk niet; de man mompelt wat en ik begrijp hem niet. Ik ga achter mijn buurvrouw staan, steek mijn handen onder haar oksels, en trek. Ze komt nauwelijks een centimeter van de grond. En de vraag is of, eens ik haar rechtop zou hebben gekregen, ze wel op haar benen kan staan. Dus vraag ik haar of dat zal lukken. Ze glimlacht wat, heeft me niet begrepen.Ik besluit om hulp te halen, want in mijn eentje kan ik dit niet. Ik roep: ik ga hulp zoeken bij de buren, maar ik weet niet of ze me hebben gehoord of begrepen, en kan maar hopen dat ze niet denken dat ik wegloop en hen aan hun lot overlaat.Ik bel aan bij het huis links naast het hunne. Ik heb dat echtpaar een uur eerder zien thuiskomen, samen met hun zoontje dat ze, vermoed ik, van school hadden gehaald. Hun beide auto’s staan nog op de oprit, dus ze zijn zeker thuis. Maar niemand doet open. Ik bel een tweede keer, ook nu geen reactie.Dan maar de woning ernaast, maar ook daar heb ik geen succes. Ik probeer het huis aan de andere kant van het oude paar. Die mensen ken ik, ze zijn erg vriendelijk en behulpzaam, en er is een sterke man in huis. Als hij thuis is, waar ik voor vrees. Gelukkig wordt hier wel opengedaan, maar de man is niet thuis. Ik moet het doen met de lieve M en haar volwassen dochter, die daar toevallig is. We haasten ons met ons drieën naar de oude vrouw, die nog steeds op het natte gras ligt te glimlachen. Naast haar ligt een doormidden gebroken houten wandelstok.Ik roep of ze pijn heeft, M roept of ze draaierig is. ‘Nu nog niet’, glimlacht ze. Haar man heeft inmiddels, voetje voor voetje, een keukenstoel gehaald uit hun garage, en die achter zijn vrouw op het gras gezet. De dochter van M en ik steken elk onze handen onder een oksel, en zo krijgen we haar op de stoel, die M moeizaam zo ver mogelijk onder haar achterste schuift. Het is een log gewicht, dat in niets meewerkt. Ik sta tegen een struik, heb weinig bewegingsvrijheid, en voel hoe het vocht van de bladeren in de stof van mijn rok dringt.De buurvrouw is er veel erger aan toe. Ik heb geen idee hoelang ze op het beregende gras heeft gelegen, maar haar trainingspak is donkerblauw op knieën, onderbenen, rug en buik. ‘Ik red me wel nu, bedankt’, lacht ze. ‘Laat mij hier maar zitten.’ Maar nee, Jeanne, protesteert M. Het is de eerste keer dat ik de naam van mijn overbuurvrouw hoor; tot hiertoe hadden wij een relatie van vriendelijk naar elkaar wuiven, telkens wij elkaar zagen. Ik riep wel eens goeiemorgen of hallo, maar daarop kwam alleen een wuifje als reactie.M wil een dokter bellen, maar daar wil Jeanne niet van weten. Dan maar de kinderen opgebeld, het rijtje (dat in M’s telefoon blijkt te zitten) afgegaan, want Jeanne moet toch droge kleren aan. Een van de dochters belooft dadelijk langs te komen.Ondertussen dragen wij Jeanne weer haar huis in, ondanks haar protest omdat ze niet tot last wil zijn. Het is een split level woning, wat betekent: veel trappen. Ik snap niet hoe Jeanne en haar man dat volhouden, om hier dagelijks met al hun stokken te leven. Vanuit de garage is er een doorgang, smal als een mollengang, naar de keuken, met een zestal treden. Jeanne hijst zich moedig naar boven, zich vastklampend aan de trapleuning, onder de vrije elleboog ondersteund door M. Ik neem de stoel mee naar binnen. We komen terecht in een kleine bedompte keuken. Jeanne schuifelt verder naar de al even donkere woonkamer, waar ze zich met haar natte kleren in de zetel laat zakken. Tegen haar zin, ze moet van M. ‘Vroeger vertelden de ouderen de jongeren wat ze moesten doen, en nu is het omgekeerd’, merkt ze vinnig op, nog steeds met de glimlach op het gezicht.Ik blijf, samen met M’s dochter, achter in de keuken. Zo leren ook wij elkaar kennen. Ze is al even hartelijk als haar ouders. Ze vertelt me dat ze tijdelijk weer bij hen is ingetrokken, omdat haar huis wordt gerenoveerd.Ik vermoed dat mijn hulp niet langer nodig is, maar weggaan lijkt me ook wat bot. Ik kijk een beetje rond in dit huis waar ik voor het eerst ben, waarvan ik alleen de voorgevel ken. Op de keukentafel, die vol spullen ligt, ontdek ik een aangebroken pak wafels naast een halfrotte kiwi. Omdat ik niet verder wil indringen in het leven van deze mensen die daar niet om hebben gevraagd, ga ik dan maar afscheid nemen van Jeanne en M, die er kordaat op staat toe te zien dat haar buurvrouw niet uit de zetel komt. De man van Jeanne scharrelt wat rond, lijkt niet goed te weten wat te doen nu alles hem uit handen is genomen. Handen die het toch al niet meer aankunnen allemaal. Zijn hulpeloze blik eerder, toen hij in zijn eentje zijn vrouw van het gras wou rapen, terwijl hij besefte hoe absurd dat was en dat hij niets voor haar kon doen, is me bijgebleven. M bedankt me voor de hulp, ik vermoed in de plaats van de oudjes, omdat zij dat niet meer kunnen. Ik ben blij met zo’n buurvrouw, en ook opgelucht dat zij thuis was.Wanneer ik mijn eigen huis weer ben binnengestapt, zie ik door het raam hoe aan de overkant een auto stopt. De dochter en schoonzoon zijn blijkbaar gearriveerd, en kunnen de zorg voor hun moeder nu overnemen.Enkele uren later vraag ik me af, niet voor het eerst, hoe mijn twee overburen het redden, en hoelang nog. Ze hebben blijkbaar een grote familie, en bezorgde buren, maar meestal zitten ze toch met hun tweetjes in dat huis met al die trappen, ofwel zijn ze onderweg met hun wankele stokken.Wat later komt mijn man thuis van zijn werk, hij neemt me stevig in zijn armen. We blijven met gemak overeind. Oud worden, ik vind dat toch maar niks.

Katrin Van de Velde
16 0

Wat is jouw missie?

In Amsterdam heb ik wortels. Elke vezel in mijn lichaam bevestigt dit terwijl ik langs de grachten en de trapgeveltjes slenter. Hier voel ik het verleden van mijn oma, mijn overgrootmoeder, mijn grootvader. Hier schilder ik het beeld van mijn familie uit lang vervlogen tijden.   Hier werd mijn oma geboren in 1900. Een millennium-kind. Hier heeft zij de 'roaring twenties' beleefd, haar dromen als mode ontwerpster gevolgd en liefde gekend. Op deze plek heeft zij gewonnen en verloren. De kille oorlog sneed de pas af van velen. Ook die van haar.   Op een dag was haar atelier dichtgetimmerd. Ja, haar klanten waren Joods. En die rotmoffen, zoals ze toen smalend genoemd werden, maakten alles stuk. Ook dat deel van mijn verleden. ‘Wat als…’ denk ik vaak. ‘Wat als’ ze haar bedrijf verder had kunnen uitbouwen zonder de oorlog. Wat als ze haar succes als mode ontwerpster verder had kunnen ontplooien. Grote namen als P&C, C&A, en vele anderen, waren haar vast cliënteel.   Als de oorlog niet zo wreed was geweest, was ik de kleindochter van een grote mode ontwerpster. Helaas werd die droom haar ontnomen. Meer dan eens. Soms draait het leven zo. Sommige dingen hebben we niet in de hand. Nu leven we in een tijd dat iedereen zijn of haar leven zelf in de hand neemt. In alle geuren en kleuren wordt dit luidkeels verkondigd in magazines en zelfhulpboeken.  Zelfontplooiing en je eigen leven in de hand nemen is nog nooit zo populair geweest. Als je voor de kost wc’s schoonmaakt, word je argwanend bekeken: ‘werk jij wel genoeg aan je zelfontwikkeling… Je kan vast méér dan dat’,  zijn de vragen die dan als een zwaar hangijzer in de lucht hangen. En ja, voor een groot stuk zijn we zelf verantwoordelijk voor hoe we onze talenten gebruiken. Maar wat als er weer een oorlog uitbreekt? Wat als het klimaat een loopje met ons neemt en ook in onze contreien rampen veroorzaakt? Wat als ons vaderland zoveel schulden maakt dat inflatie onvermijdelijk is? Wat dan met onze zelfhulpboeken? Misschien krijgt een wc poetsen dan weer een frisse dimensie en krijgt de schup weer een waardige plaats. Dan is er plots geen ruimte meer voor al onze foliekes over je passie of missie volgen. Nee, dan is het overleven geblazen. Misschien moeten we dan gaten graven om lijken te bergen of vechten voor een hap eten.  Dan zullen onze overlevingskwaliteiten en ons 'basic instinct' de dans bepalen...  

Heidi Schoefs
24 0

Sandman

Ik keek naar een documentaire over Morphine, een alternatieve rockband waar ik al vele jaren grote fan van ben. De groep bestaat al twintig jaar niet meer, omdat de zanger, Mark Sandman, overleed.Dat deed hij op een podium in het Italiaanse Palestrina, waar hij halfweg een openluchtconcert een hartaanval kreeg.In de documentaire vertellen zijn medemuzikanten over het voorval. Hij was moe geweest die dag, raakte buiten adem op de talrijke trappen waaruit het pittoreske Palestrina bestaat. Het was er warm ook, midden zomer, en bij de soundcheck ‘s middags was Mark bijna flauwgevallen. Maar ‘s avonds stond hij er, zoals altijd, en hij zong en speelde de zweetdruppels op zijn gezicht.Plots hoorde de saxofonist hoe Mark een beetje een afwijkende versie maakte van het lied dat hij op dat moment zong, iets wat hij nooit eerder had gedaan. En toen begon hij ook nog eens vals te spelen op zijn tweesnarige basgitaar. Waarna hij achterover struikelde en op een versterker viel. De muzikanten stopten met spelen, het publiek verstomde. Alles werd doodstil. Ook Mark.Hij werd nog naar een ziekenhuis gebracht, waar zijn kompanen, die buiten voor het gebouw angstig stonden te wachten, door een raam konden zien hoe er een laken over Sandmans gezicht werd gelegd. Ik vroeg me af wanneer Mark Sandman precies was begonnen met sterven. Of dat niet al zou zijn geweest op het moment dat hij het lied veranderde. Of toen hij begon vals te spelen. Of misschien overleed hij al een beetje tijdens het beklimmen van de trappen van Palestrina, eerder die dag. Doodgaan op een moment waarop we ons amuseren, velen idealiseren het, lijken te denken dat het een romantische bedoening is. Maar iets wat je graag doet, daar wil je toch niet mee ophouden?Net zoals ik denk dat sterven makkelijker is als men oud en versleten is, en de geliefden en pleziertjes beetje bij beetje rond zich heeft zien wegvallen, ga ik er ook van uit dat ik niet wil verdwijnen wanneer het leuk is en ik me gelukkig voel.Ik herinner me hoe ik na mijn scheiding langzaam uit het dal kroop en weer begon uit te gaan, en op een avond geheel onverwacht verliefd werd op een man met wie ik had staan praten. Bij het afscheid gaf hij me een zoen op de wang. Toen de kennis met wie ik op stap was die avond me even later naar huis bracht met zijn wagen, werd hij plots erg boos op me en begon roekeloos te rijden. Zijn jaloezie had ik niet zien aankomen. Ik zat daar gevangen in die auto en was bang, en al wat ik kon denken was: laat me nu niets overkomen. Niet nu. Nu niet meer.

Katrin Van de Velde
23 0

WE ZIJN WEG VAN JOU

Moesten jullie ook zo glimlachen toen in de krant stond dat de doventolkers ineens het gebaar voor het woordje ‘Jood’ moesten aanpassen? Tot hiertoe beelden die dovenvertalers dit woordje uit door met hun wijsvinger tegen hun  neus in een haakhoek te plooien. Dit blijkt een negatieve bijbetekenis en mag dus niet meer. Dit is plots na eeuwen gebarentaal racistisch.  De Joodse gemeenschap stelt zelf een tekentje van een baard voor. Maar met welk gebarenteken gaat men dan een hipster aanduiden ? Ik heb eventjes mee mijn hersenen gepijnigd om een nieuw gebaar te vinden. Wat dachten jullie van een rechtse dikke duim vooruit, waarbij je dan met de linker wijsvinger een snijgebaar over het topje maakt. De vraag is natuurlijk of de dove dan nog onderscheid weet te maken tussen het woordje ‘jood’ of ‘moslim’? Eindelijk hebben Greta, Anuna en ik een nacht kunnen doorslapen, zonder donkere gedachten of doemdromen. De alarmerende studie van de nog sneller opwarmende oceanen werd geschrapt. Oeps de klimaatwetenschappers maakten een foutje.  Gênant niet? Op welke manier vertellen deze onderzoekers dan aan die angstige milieutypetjes, aan die Pipi Langkous en aan die schoolspijbelaars, na zo’n onrustwekkende flater dat ze een onjuist statistiekje getekend hadden? Het oceaanwater zal niet sneller aan onze lippen staan, maar ondertussen donderen er stukken van gletsjers naar beneden en zal de Mont Blanc binnen geruime tijd wel de Mont Noir genoemd worden. En terwijl er overal klimaatdoemdenkers in allerlei panels ons een schuldgevoel proberen aan te kwekken, vinden zij het blijkbaar nog steeds oké dat er overal ter wereld Grand Prix koersen gehouden worden, er bolides met veel CO2 uitstoot door Afrikaanse en Zuid Amerikaanse natuurgebieden racen en dat iedere nitwit met geld de aarde rondvliegt met zijn privéjet. Maar de klimaatverandering hoeft niet voor iedereen zo’n negatief gegeven te zijn. Voor de Vlaamse Wegen en Verkeer blijkt de klimaatopwarming een regelrechte meevaller. Het zou volgens de nieuwe wetenschappelijke statistieken in ieder geval in Vlaanderen niet meer sneeuwen, ijzelen en vriezen! Kerstbomen zullen langzaamaan vervangen kunnen worden door palmbomen.  Van de door droogte verdwijnende Franse wijnstokken, zullen binnen enkele jaren op onze heuveltjes de eerste wijnen geoogst kunnen worden. Dit wil zeggen dat onze dienst Wegen en Verkeer geen strooizout meer moet inslaan en dat ze daar op het einde van het jaar een flinke geldreserve aan overhouden. In het strooimagazijn vind je geen korrel zout meer, hoogstens een snuifje om je tomaten mee op te pimpen. Dat ze daar bij de Vlaamse wegen en verkeer een financiële mazzel hadden gehad, konden wij zelf zien toen we na onze Zuid Franse vakantie terug over de Vlaamse snelwegen naar huis reden. We waren het bord ‘Vlaanderen’ nog niet gepasseerd of er stonden ineens overal van die megagrote affiches langs de weg. Er stond een foto op van twee helmdragende genderneutrale wegenwerkers en die hielden elk aan een kant een hart vast en daarin stond: “WIJ ZIJN WEG VAN JOU”. De rest van de tekst was zo klein, dat als je aan 100 km per uur voorbij zoefde nauwelijks begreep waarom die man en die vrouw, zo weg waren van ons. Wie in godsnaam strooide er zo kwistig met ons belastinggeld in het rond? Wie bedacht zo’n onleesbaar concept? Waar gaat dit over? Over wegenwerkers, wegenwerken of over slechtleerse snelheidsduivels? Bedenkt het hoofd van dat agentschap plots dat ze dringend met hun strooizoutbankoverschot iets moeten realiseren voordat de nieuwe subsidies binnenkomen? Wil hij kost wat kost zijn dommelambtenaren aan het werk houden? Komt daar een bainstormvergadering aan te pas? Zitten daar creatieve medewerkers die zelfstandig zulke affiches verzinnen of wordt zo’n opdracht aan een externe dienst uitbesteed? Moeten de resultaten verder onder een lunchke of drie besproken worden of vergadert men liever, nu het saldo het toelaat, met luxe dinertjes met de nodige glaasjes dure wijn? Wordt er tijdens het dessert en de café gourment slinks afgetast of er ergens een donkergrijs bonusje onder tafel geschoven kan worden? En als die affiches er dan uiteindelijk hangen, vraagt dat agentschapsambtenaartje  zich dan soms ook wel eens af of de tekst wel degelijk al rijdend leesbaar is en of de bewustmaking wel bij de voorbij bollende automobilist binnen zal komen. Moeten de chauffeurs niet op de rem gaan staan, met een mogelijke kettingbotsing tot gevolg, om uiteindelijk de onleesbare puzzel op te lossen. Wegenenverkeer.be maar de rest van de letters is nog steeds één grote mistige blubber. Blijkbaar wordt dit nooit door de desbetreffende artistieke creatievelingen uitgetest. Affiche af, geld opgesoupeerd en op naar de volgende absurde belastinggeldverspilling! Sim,  Edegem 29 september 2019

Sim
5 0

Geheel gesloten trapten zij in mij rond (B. Schierbeek - De andere namen)

Onderweg waren er de wegen, de omkadering van een landschap dat in mij rond trapte en de gedachten des heden verdwenen kort in mijn maag die zich settelde in dit lichaam: de gedachte ‘eindelijk’ keerde zich nog eens licht om en verdween daarna voor goed. Het was zomer, het zou winter kunnen geweest zijn en de nachten waren warmer dan de dagen die weinig verrassends met zich meebrachten en doch, telkens ik wakker werd, werd alles als nieuw: de abstracties die me aanstaarden uit de muren nieuw, de mensen rondom mij telkens nieuw, de handen waarmee ik greep… een wakker worden dat wel eens nee zei… een gedachte? Eerder een toezegging voor de onwetenden, ik stelde daarmee de nieuwe dogma’s, maar dan ongeschreven.   Geheel gesloten zullen ze wel in mij rondtrappen maar de maat wordt gezet met een toon die geheel gesloten verloren is in zichzelf en alleen op zichzelf bestaat dus en mij de oren toe krijgt zonder geforceerd een ontkenning van het blije te blijken; ik ben een aardmens en ken mijn toebehoren van buiten en de mensen die me dragen ken ik van binnen en geheel gesloten verachten zij mij soms maar ook dat ligt in mijn aard die de rijken aanstaart en de blinden aanstaart omdat ik meer weet van het niet-zien dan zij en de zieken aanstaart omdat ik meer weet van volledig zijn dan zij, zij kunnen volledig zijn maar ik ben een volledig onder- wezen dat altijd onder zal blijven: onder de maat van het leven dat ook wel zwaar is verdwe- nen onder de straal van het zicht dat iedereen heeft op elkaar en de dingen die zingen en de mensen die woekeren in de muren die ik betast met nieuwe handen… slechts een gedachte zou er tussen mij en de ontwaking, een symbiose met het leven waarvan er slechts één écht organisch de verdwenen tijd bezingt. De tijd, van wie ik lethargisch wil zijn zoals Bert al zei, ik die lethargisch de tijd vrijt, die passief de rij mensen bedwing zonder gek te worden zoals iedereen aldoor gek is geworden en de tijd spastisch bedwing zodat ik nieuwe dogma’s schrijf voor een eigen leven dat leeft in arrogantie maar IK BEN VRIJ en dat zingt me goed   AT LAST I AM FREE I CAN HARDLY SEE IN FRONT OF ME   Twijfelt de wanhoop me toe maar ze zit me goed in mijn ruggenwervel die mijn baken van mens-zijn zou kunnen zijn maar het niet is, eerder de bele- ving van het organische dat samenleeft, van het onder-zijn, van de regels die nog geschreven moeten worden maar waar ik al naar leef, de fata morgana die de tijd verspreid over la mélodie du bonheur want alleen in klank slaag ik er nog in te denken.   alles dat verdwijnt dat verdwijnt sprak hij en ver zat hij er niet naast toch zou ik nog enkele keren willen horen naar zijn gedachten in klank een gedachte? nee eerder een uiteenzetting over het zweverige het aangetaste die ik met mijn bloedeigen handen verwerk tot kamer waar ik in huis de muren zijn blauw ik ben blauw de vrienden zijn koud en tijdelijk ik ben vooralsnog voor altijd   Het laat weinig aan de verbeelding over, deze 4x4 die me plooit tot ontkenning van mezelf. Ik laat alles toen buiten mezelf die zichzelf kan zijn in het ijle van de tijd en de kamer plooit zich dubbel op een zucht van mij maar ik heb niet veel nodig om hét te voelen en daarmee bedoel ik dat ik meer volledig ben dan zij dat meer zie in het viriele dan zij dat ik meer een onderwezen zal blijven dan zij en de staat zal blijven geloven in tegenstelling tot zij omdat het accepteren ervan is als een vrolijke bevrijding die ik alleen in dat aanvaarden terugvind. Aanvaarding. Aanvaring. Ontkennen om uiteindelijk te verpletteren onder de blik. De blik die alles aanpast naar zijn ongeschreven formules die het 2D een 3D verkopen op een lens die alles toelaat maar ook de kritiek die meer ziet dan het ongeziene die de politiek ontzet verlaat voor een andere veldslag om dan terug te keren hahaha die het geweld alleen maar wilt maar niet krijgt en de über aanslag is de aanslag op het geweld.     Het geweld buiten deze vier muren is een afval dat altijd buiten zal blijven die altijd buiten zal vrijen die altijd buiten zal steigeren in zijn successen maar ook in zijn afvaart die altijd buiten zal bedreigen maar dus nooit hier binnen die altijd de klank zal blijven van de wereld.   Soms ook ik die de situatie met geweld bespeelt en geheel gesloten mijzelf van binnenuit gewelddadig kapot trapte en de ogen uit krabde tot ideeën van een zicht die geheel buiten zichzelf van binnenuit bestonden en I have decided to take off my eyes from the pain die dus niet van tevoren maar pas achteraf de situatie als fetisj act bestempelde want alles - ook geweld - bestaat uit een obsessief trachten de situatie te veranderen als een perfomance die een act is - niets dan een act - die steeds in herhaling valt maar omdat we het telkens als nieuws zien worden we niets van dat geweld beu en heb ik mezelf achteraf nadat ik mezelf had getrapt en opengekrabt, mijn hart uit gesmeten over de straat en achtergelaten zodat al wie er nu nog liep in de horror van mijn liefde verzonk. Alweer in een fictief zicht dus.

Dries Verhaegen
16 0

ROCCO EN DE AIRCO

We staan nu ongeveer iets meer dan 3 weekjes met bijna allemaal dezelfde buren op  de camping. Komt daar eergisteren ineens een mega caravan achter onze haag opgedraaid. Nog voor de Nederlanders goed en wel geïnstalleerd zijn, wordt de airco opgezet. Niets mis mee. Het is warm en als je zo’n luxeding bezit, dan mag je dat ook gebruiken om wat koelte in de rijdende monstervilla te creëren. Zelfs als de kampeerders zelf niet aanwezig zijn, zoemt en bromt dat pleureding de ganse namiddag. Af,  en een paar minuten later terug aan. Af en aan. Leuk is anders, maar ja je begrijpt ergens andermans luxe. Ergerlijk wordt het als je wil slapen en die airco tot half twee ’s nachts door ronkt. En om zeven uur ’s morgens springt dat kreng terug aan. Het is eind september en ’s nachts al behoorlijk afgekoeld, zo’n 10 a 14 graden slaaptemperatuur. Ik begrijp niet waarom die Nederlander ’s morgens met ijspegels op zijn snor wil wakker worden. Misschien zijn het passanten, denk ik, en na een slapeloze nacht zal ik de zaak nog even aanzien. Maar als ze dan een luifeltje doorrijgen en die airco opnieuw continu een ganse dag opzetten, wil ik vermijden dat er nog meer slapeloze nachten gaan volgen.  Ik stap met een glimlach op ze toe. “Hallo buurtjes, mag ik jullie eventjes iets vragen, kunnen jullie de airco misschien ’s avonds en ’s nachts afzetten, want het geronk houdt ons wakker?” “Nou mevrouw, hoe komt U erbij dat het onze airco is?” “Ja omdat wij hier al geruime tijd met allemaal dezelfde kampeerders staan en er niemand airco heeft, of lawaai maakte, en omdat wij bij jullie caravan kwamen kijken en konden vaststellen dat het gezoem en gereutel bij jullie vandaan kwam!” Wel, dit is niet mogelijk hoor, hé Djon”? Djon schudt overtuigend nee. “Jij zette onze airco toch rond zo’n uur of zeven uit, niet Djon?”  Djon knikt krachtig ja. “Nou wij waren het niet hoor en dan zegt die troela ineens:” MISSCHIEN KOMT DAT GEZOEM GEWOON UIT UW HOOFD?” Ik voel hoe mijn, ‘ik kom in vrede act’ onmiddellijk naar een ijstijdniveau zakt. Terwijl ik de neiging onderdruk om met mijn vuist haar vooruitspringende Hollande duimzuigtanden eventjes in haar mond te corrigeren, glimlach ik en kijk haar heel doordringend aan. “Ik hoop dat U een grapje maakt?” Eventjes is de toetebel van slag. Ze loert naar Djon: “Ja hoor een geintje gewoon om te lachen, hé Djon, maar wij waren het zeker niet!” “Ach” zeg ik, “ dan was het misschien wel nachtlawaai van die viscentrale langs de rivier, hier zo’n dikke kilometer vandaan. Dat ga ik dan deze nacht controleren en dan vinden jullie mij morgenvroeg, met een geel hesje aan, demonstrerend aan hun ingang”. Of denk ik bij mezelf, dan trek ik vannacht jullie elektrische kabel uit het stopcontact.  Als die mensen nu gewoon hadden gereageerd met, ho, sorry wij waren ons niet bewust dat onze airco ’s nachts zoveel lawaai maakte, we houden er rekening mee...Maar zoveel trammelant en ontkenning. We zijn duidelijk in tijdperk van respectloosheid en egoïsme beland. Plots alsof ze beseft dat ze het plot verliest, verklaart de haaientandengeit, dat ze de airco speciaal voor hun hondje geïnstalleerd hebben en ze die misschien wel eens een ganse namiddag opgezet hadden. Als ze dan ’s morgens gaan fietsen of tochtjes met de auto gaan maken, dan sluiten ze Rocco op in de caravan en dan is het lekker koel voor hem. Er flitst iets door mijn hersenen, want er staat zoiets in het campingreglement, dat je je hond ten allen tijde aan de lijn dient te houden en nooit alleen op je kampeerplaats mag achterlaten, noch in de camper, caravan of in de auto. Het hondje is een schatje. Hij wipt rond mijn voeten, geeft likjes aan mijn tenen en springt tegen mijn benen omhoog om geaaid te worden. Ik wil de zaak dan ook niet ten top drijven. We hebben geen airco meer gehoord. Niet meer ’s nachts en ook niet meer voor hondje Rocco. ’s Anderdaags zagen we deze liegebeesten ’s morgens richting strand fietsen waar de honden nog steeds verboden zijn, dus zonder Rocco. ’s Middags vertrokken de Hollandse Pinokkioneuzen met de auto op uitstap, zonder de hond. Laat in de namiddag hoorden wij de autoportieren open en dicht gaan. “Djon, ik ga nog eventjes naar het zwembad hoor, laat jij effe de hond uit? “Ja hoor, eventjes snel, ik kom zo naar het zwembad.” De caravandeur gaat open en ik hoor Djon tegen zijn hondje zeggen. “Dag schatje, wat lijk jij blij dat je ons weerziet. Wij gaan eventjes snel een plasje maken, kom op” Daarna moet Rocco weer de caravan in, want aan het zwembad zijn de hondjes niet gewenst. En de airco mag niet meer aan van die stoute Belgische klagermevrouw hiernaast, hoor ik Djon bijna hardop denken.     Sim, al twee dagen en nachten zonder brommende airconditioning  19/9/2019 Agde  

Sim
83 0

THE KILLING FIELDS

Hoe het deze week mogelijk is weten wij niet, maar vanaf het moment dat wij borden op onze kampeertafel zetten, komt er een roedel vliegen op verkenningstocht. Een patrouille zoemt zich een rondje over onze glazen, borden en servietjes richting barbecue en terug. Manlief houdt de wacht en verdedigt het fort met een vliegenmepper. Gek dat wij onze Nederlandse overburen tijdens lunchtijd nooit met een vliegenmepper in actie zien. Maar natuurlijk, wie zou, als je zelf vlieg moest zijn, voorkeur geven aan een Royco minutesoepje met een restje baguette.  Dan zou ik ook opteren voor die Bourgondische etentjes van die Vlamingen. Wij begrijpen niet dat die vliegenbende zonder neus en aantoonbare oren, blijkbaar op een kilometer afstand kan ruiken en zien dat er iets op onze tafel gezet wordt. Nog maar net plaatsen wij een schoteltje oesters, scampi, gamba’s, gevulde inktvissen, een paëlla of een op de barbecue gegrild visje op onze tafel of de niet uitgenodigde zoemgasten proberen mee aan te schuiven. Geduldig wapperen wij met onze handen over onze borden en zetten zelfs op een meter afstand een speciaal lokbord met de graten, vellen en schelpen zodat ze daar hun feestdis ongestoord kunnen verderzetten. Tevergeefs, een mooi gedekte tafel en een gezellig gezelschap lijkt hun leuker.  Wat ze nog niet doorhebben is dat dat dikbuikige grijze mannetje, met het Dokter Spock-oortje en zijn niet weg te denken glas rode wijn, een onovertroffen seriemoordenaar blijkt te zijn. Mijn persoonlijke Pol Pot zwaait en klopt de vliegenlijven tot spijs. Hij spreekt ze zelfs in het Frans toe. Afschrikken in de eigen taal! Voilà, ils ont laissé leurs fromage, (zij hebben hun kaas gelaten) roept hij.  Encore une fois, weer één , mort comme une jetée (dood als een pier). Maar de vliegenjonkies laten zich nog niet echt afschrikken. Pats, twee bacteriebommen tegelijkertijd! Ils ont donné la pipe à Martin ( zij hebben de pijp aan Maarten gegeven). Wij ruimen de tafel af en onmiddellijk verdwijnt de meute insecten. Ons grondzeil ligt echter bezaait met lijken, ‘the Fly Killing Fields!’ Waarschijnlijk gaan de overlevenden nu, tot aan het diner, ergens op geurafstand een siësta houden . Ze zullen lang kunnen wachten, want wij gaan straks lekker uit eten. Dat ze de Nederlanders aan de overkant maar wat gaan irriteren! Sim, Agde 14 september 2019

Sim
0 0

Animal Encounter

Soms beland je in een scène waarvan je weet dat je kinderen het zich nog lang zullen herinneren. Neem nu zondag één september. Het was middernacht. Moe maar voldaan kwam ik thuis van het optreden van Amenra in het OLT. Ik doe mij sneakers uit en hoor mijn vrouw fluisteren: 'Schattie, er zit een beest vast in het zolderluik.' Ze fluistert zo luid dat ze evengoed niet had kunnen fluisteren. 'Een beest?', antwoord ik, waarna ik voorzichtig de trap opwandel met mijn blik strak op het luik gericht. 'Shiiiiiiit … Wadisdavooriet!?', reageer ik op het ondefinieerbare wezen. Mijn vrouw haalt haar schouders op en zegt dat ik het moet wegdoen. Dat is nu eenmaal het lot van de man in huis. Die moet ongewenste, ondefinieerbare wezens verwijderen. Ondertussen plakt onze zoon aan haar been. Hij voelt de spanning waarin zijn ouders zich hebben gewenteld. Om mezelf uitstel te geven van deze penibele taak, zeg ik dat ik even 'grote insecten in België' ga googelen. Wie weet herken ik het beest in de afbeeldingen die Google mij voorschotelt. Kennis heeft iets geruststellends, vind ik. Terwijl ik de insecten met afschuw bekijk, hoor ik plots gegil. Het beest heeft zich losgemaakt. 'EEN VLEERMUIS!', krijst mijn vrouw. Geen insect dus, maar een zoogdier. Het diertje vliegt de kamer van mijn dochter in die haar oogjes net had geopend door de paniek in huis en plots een vleermuis boven haar ziet fladderen. Nog meer gegil. Vrouw, zoon en dochter verschansen zich in onze slaapkamer. Ik ben ondertussen naar mijn zoon zijn kamer geglipt. Van daaruit kan ik de vleermuis gadeslaan. Ik roep naar mijn vrouw: 'IK GA EVEN GOOGELEN WAT JE MOET DOEN ALS ER EEN VLEERMUIS IN HUIS ZIT.' Mijn vrouw doet hetzelfde. Oké, we weten snel wat ons te doen staat: het licht in de kamer waar de vleermuis zit, aansteken en in een donkere kamer het raam openzetten. Na mezelf moed in te spreken, schiet ik in actie. Door de spleet van de deur zie ik de vleermuis schichtig fladderen in mijn dochter haar kamer. Ik spurt naar de badkamer en smijt de deur achter me dicht. Daar open ik het raam en doe ik het licht uit. Ik spurt terug naar de veilige basis, de kamer van mijn zoon, om op adem te komen. Mijn vrouw roept dat ik niet te lang moet talmen want er zou een tweede vleermuis binnen kunnen vliegen. Als een ninja sluip ik naar de kamer des onheils. De vleermuis fladdert op ooghoogte, dus instinctief ga ik diep door de benen. Ik passeer onze slaapkamer en door de deurspleet zie ik de ogen van mijn vrouw. Zij en onze kinderen giechelen omwille van mijn rare gedrag. Ik voel me tamelijk belachelijk, dat moet gezegd. Ik slaag erin om het licht aan te steken in de vleermuiskamer en spurt naar mijn gezin. Vrouw en kinderen liggen ondertussen in een deuk. Enkele minuten later lijkt de kust veilig, maar niemand heeft de vleermuis naar buiten zien vliegen. Mijn vrouw – die ondertussen een hoofddoek heeft gemaakt van een roze sjaal ter bescherming van haar haren voor een potentieel klauwende vleermuis - en ik sluipen samen naar de vleermuiskamer. We speuren het plafond af maar er hangt niets. Ook achter deuren en kasten is geen vleermuis te vinden. Missie volbracht. Ondertussen is het kwart na één. Enkele dagen later in de klas zit mijn zoon in een kring. De juf vraagt aan de kinderen of ze deze zomer spannende dingen hebben meegemaakt. Mijn zoon vat het als volgt samen: 'Er zat een vleermuis binnen en mijn papa vluchtte naar het toilet.' Los van het feit dat dit een flagrante leugen is, vergat hij erbij te vermelden dat ik die vleermuis heb bevrijd! Eigenlijk ben ik de held van het verhaal. Ook al is het maar een pantoffelheld.  

Antony Samson
6 0

De wonderbaarlijke reis van het boek dat nog niet geschreven werd (lezen, dromen, schrijven, ...)

Ann werkt al dertig jaar in de bib, ze leest van kindsbeen af stapels boeken, en herontdekte recent dat ze nog liever schrijft dan leest… Haar droom om ooit een boek uit te geven steekt weer de kop op. Voorlopig blijft het bij wat getokkel voor haar blog ‘visvoer mummie’, ze pikt hier en daar een schrijfcursus mee, en nu komt deze wedstrijd ‘toevallig’ op haar pad… Dit jaar is ze al vaak ziek geweest, ze zocht veel hulp en vond rust in de natuur. Dankzij de gevonden stilte kan haar creativiteit weer stromen. Haar vakantieblog werd een beeldverhaal : ze combineerde haar passie voor fotograferen met die voor schrijven. Ook bij speciale gelegenheden zoals verjaardagen van zussen, overlijden van een ex-collega, … kruipt ze in haar pen. Ze beschouwt het als oefeningen om een goede schrijfster te worden. Maar komt dat boek er ooit…?   Ergens, diep in haar grijze hersencellen verborgen, leven er mooie verhalen. Op een dag zullen ze uit haar pen vloeien of haar vingers zullen de woorden op haar laptop tokkelen. Het liefst van al schrijft ze kortverhalen, ’s nachts, zoals nu, wanneer alles stil is en er geen andere prikkels haar aandacht opeisen…   Alleen haar alter ego kan ze moeilijk het zwijgen opleggen. “Een boek schrijven, kan jij dat wel? Wie zit daar nu op te wachten? Wie zal dat willen lezen? Is wat jij meemaakt interessant voor anderen? Geef het op. Je maakt je belachelijk. Een boeiend en meeslepend verhaal bedenken, dat kan jij niet. Herinner je je nog dat opstel met als opdracht een spannend verhaal schrijven? Je raakte niet verder dan een hand die uit de Moordenaarsbeek stak en je van de weg trok toen je er voorbij fietste…”   Eigenlijk zit ze aan de bron: broerlief heeft al veertig jaar, in de stallen van het ouderlijk huis, een drukkerij. Het boek dat ze nog niet schreef kan dus in eigen beheer uitgeven worden. Online promo voeren, een boekvoorstelling organiseren, … in haar fantasie ziet ze het zich al doen. Wat een mooie droom, kers op de taart van haar nu al dertigjarige carrière in de Beernemse bib, zou dat zijn! Hoe goed zou ze zich niet voelen als ze op de plek waar ze graag werkt zou kunnen staan glunderen met haar eigen boek in handen?   En plots is daar weer dat duiveltje met z’n schril, fijn en hoog stemmetje: “Heb je daar wel tijd voor? Je weet toch dat een boek zich niet zo één-twee-drie schrijft? Je leven is nu al zo druk : je vier vijfde job in de bib, de zorg voor je schoonmoeder, … Wanneer dacht je te schrijven? ’s Nacht in plaats van te slapen?”   Als bibliotheekassistente zou ze ook fier zijn dat ze het boek zelf kan invoeren en voorzien van een etiket en tag. Een eigen boek koester je als de kinderen die je ooit baarde. Ook hen schep  je verwachtingsvol en met veel liefde uit het niets, en wil je zien opgroeien en geliefd worden door anderen… Stiekem zocht ze al eens op waar in het rek in de bib haar boek een plaatsje zou krijgen. Als ze onder haar eigen familienaam een verhalenbundel of autobiografisch werk publiceert, komt ze op de plank tussen Michel Houellebecq en … Victor Hugo terecht!   De boze geest krijgt het nu echt op z’n systeem en springt van haar ene schouder op de andere en krijst treiterend : “Waan je jezelf al een groot schrijver? Vergeet het maar, daar kom je nooit terecht! Keep on dreaming, baby…”   De eerste paar maanden krijgen de nieuwe boeken een mooi plaatsje op de aanwinstentoren recht tegenover de infobalie. Stel je voor dat een lener, aangetrokken door de intrigerende cover, haar boek ter hand neemt, de achterflap leest, en zich dan verrast omdraait wanneer hij of zij haar foto ontdekt, haar herkent en glimlacht…   Misschien mag haar boek  wel mee op reis en belandt het zo verder van huis dan de huismus die ze is, ooit is geweest…   Wat eerst in haar hoofd zat, kan hopelijk verder leven in dat van vele lezers. Het kan hen misschien prikkelen om nog meer te lezen, na te denken of zelf te schrijven. Mission accomplished!

Rachel
0 0

De wonderbaarlijke reis van het boek dat nog niet geschreven werd (lezen, dromen, schrijven, ...)

Ann werkt al dertig jaar in de bib, ze leest van kindsbeen af stapels boeken, en herontdekte recent dat ze nog liever schrijft dan leest… Haar droom om ooit een boek uit te geven steekt weer de kop op. Voorlopig blijft het bij wat getokkel voor haar blog ‘visvoer mummie’, ze pikt hier en daar een schrijfcursus mee, en nu komt deze wedstrijd ‘toevallig’ op haar pad… Dit jaar is ze al vaak ziek geweest, ze zocht veel hulp en vond rust in de natuur. Dankzij de gevonden stilte kan haar creativiteit weer stromen. Haar vakantieblog werd een beeldverhaal : ze combineerde haar passie voor fotograferen met die voor schrijven. Ook bij speciale gelegenheden zoals verjaardagen van zussen, overlijden van een ex-collega, … kruipt ze in haar pen. Ze beschouwt het als oefeningen om een goede schrijfster te worden. Maar komt dat boek er ooit…?   Ergens, diep in haar grijze hersencellen verborgen, leven er mooie verhalen. Op een dag zullen ze uit haar pen vloeien of haar vingers zullen de woorden op haar laptop tokkelen. Het liefst van al schrijft ze kortverhalen, ’s nachts, zoals nu, wanneer alles stil is en er geen andere prikkels haar aandacht opeisen…   Alleen haar alter ego kan ze moeilijk het zwijgen opleggen. “Een boek schrijven, kan jij dat wel? Wie zit daar nu op te wachten? Wie zal dat willen lezen? Is wat jij meemaakt interessant voor anderen? Geef het op. Je maakt je belachelijk. Een boeiend en meeslepend verhaal bedenken, dat kan jij niet. Herinner je je nog dat opstel met als opdracht een spannend verhaal schrijven? Je raakte niet verder dan een hand die uit de Moordenaarsbeek stak en je van de weg trok toen je er voorbij fietste…”   Eigenlijk zit ze aan de bron: broerlief heeft al veertig jaar, in de stallen van het ouderlijk huis, een drukkerij. Het boek dat ze nog niet schreef kan dus in eigen beheer uitgeven worden. Online promo voeren, een boekvoorstelling organiseren, … in haar fantasie ziet ze het zich al doen. Wat een mooie droom, kers op de taart van haar nu al dertigjarige carrière in de Beernemse bib, zou dat zijn! Hoe goed zou ze zich niet voelen als ze op de plek waar ze graag werkt zou kunnen staan glunderen met haar eigen boek in handen?   En plots is daar weer dat duiveltje met z’n schril, fijn en hoog stemmetje: “Heb je daar wel tijd voor? Je weet toch dat een boek zich niet zo één-twee-drie schrijft? Je leven is nu al zo druk : je vier vijfde job in de bib, de zorg voor je schoonmoeder, … Wanneer dacht je te schrijven? ’s Nacht in plaats van te slapen?”   Als bibliotheekassistente zou ze ook fier zijn dat ze het boek zelf kan invoeren en voorzien van een etiket en tag. Een eigen boek koester je als de kinderen die je ooit baarde. Ook hen schep  je verwachtingsvol en met veel liefde uit het niets, en wil je zien opgroeien en geliefd worden door anderen… Stiekem zocht ze al eens op waar in het rek in de bib haar boek een plaatsje zou krijgen. Als ze onder haar eigen familienaam een verhalenbundel of autobiografisch werk publiceert, komt ze op de plank tussen Michel Houellebecq en … Victor Hugo terecht!   De boze geest krijgt het nu echt op z’n systeem en springt van haar ene schouder op de andere en krijst treiterend : “Waan je jezelf al een groot schrijver? Vergeet het maar, daar kom je nooit terecht! Keep on dreaming, baby…”   De eerste paar maanden krijgen de nieuwe boeken een mooi plaatsje op de aanwinstentoren recht tegenover de infobalie. Stel je voor dat een lener, aangetrokken door de intrigerende cover, haar boek ter hand neemt, de achterflap leest, en zich dan verrast omdraait wanneer hij of zij haar foto ontdekt, haar herkent en glimlacht…   Misschien mag haar boek  wel mee op reis en belandt het zo verder van huis dan de huismus die ze is, ooit is geweest…   Wat eerst in haar hoofd zat, kan hopelijk verder leven in dat van vele lezers. Het kan hen misschien prikkelen om nog meer te lezen, na te denken of zelf te schrijven. Mission accomplished!

Rachel
0 0

De wonderbaarlijke reis van het boek dat nog niet geschreven werd

Ann werkt al dertig jaar in de bib, ze leest van kindsbeen af stapels boeken, en herontdekte recent dat ze nog liever schrijft dan leest… Haar droom om ooit een boek uit te geven steekt weer de kop op. Voorlopig blijft het bij wat getokkel voor haar blog ‘visvoer mummie’, ze pikt hier en daar een schrijfcursus mee, en nu komt deze wedstrijd ‘toevallig’ op haar pad… Dit jaar is ze al vaak ziek geweest, ze zocht veel hulp en vond rust in de natuur. Dankzij de gevonden stilte kan haar creativiteit weer stromen. Haar vakantieblog werd een beeldverhaal : ze combineerde haar passie voor fotograferen met die voor schrijven. Ook bij speciale gelegenheden zoals verjaardagen van zussen, overlijden van een ex-collega, … kruipt ze in haar pen. Ze beschouwt het als oefeningen om een goede schrijfster te worden. Maar komt dat boek er ooit…?    Ergens, diep in haar grijze hersencellen verborgen, leven er mooie verhalen. Op een dag zullen ze uit haar pen vloeien of haar vingers zullen de woorden op haar laptop tokkelen. Het liefst van al schrijft ze kortverhalen, ’s nachts, zoals nu, wanneer alles stil is en er geen andere prikkels haar aandacht opeisen… Alleen haar alter ego kan ze moeilijk het zwijgen opleggen. “Een boek schrijven, kan jij dat wel? Wie zit daar nu op te wachten? Wie zal dat willen lezen? Is wat jij meemaakt interessant voor anderen? Geef het op. Je maakt je belachelijk. De meeste mensen lezen graag een verhaal met een grote spanningsboog. Een boeiend en meeslepend verhaal bedenken, dat kan jij niet. Herinner je je nog dat opstel met als opdracht een spannend verhaal schrijven? Je raakte niet verder dan een hand die uit de Moordenaarsbeek stak en je van de weg trok toen je er voorbij fietste…” Eigenlijk zit ze aan de bron: broerlief heeft al veertig jaar, in de stallen van het ouderlijk huis, een drukkerij. Het boek dat ze nog niet schreef kan dus in eigen beheer uitgeven worden. Online promo voeren, een boekvoorstelling organiseren, … in haar fantasie ziet ze het zich al doen. Wat een mooie droom, kers op de taart van haar nu al dertigjarige carrière in de Beernemse bib, zou dat zijn! Hoe goed zou ze zich niet voelen als ze op de plek waar ze graag werkt zou kunnen staan glunderen met haar eigen boek in handen? En plots is daar weer dat duiveltje met z’n schril, fijn en hoog stemmetje: “Heb je daar wel tijd voor? Je weet toch dat een boek zich niet zo één-twee-drie schrijft? Je leven is nu al zo druk : je vier vijfde job in de bib, de zorg voor je schoonmoeder, … Wanneer dacht je te schrijven? ’s Nacht in plaats van te slapen?” Als bibliotheekassistente zou ze ook fier zijn dat ze het boek zelf in het bibliotheeksysteem kan invoeren en voorzien van een etiket en tag. Een eigen boek koester je als de kinderen die je ooit baarde. Ook hen schep  je verwachtingsvol en met veel liefde uit het niets, en wil je zien opgroeien en geliefd worden door anderen… Stiekem zocht ze al eens op waar in het rek in de bib haar boek een plaatsje zou krijgen. Als ze onder haar eigen familienaam een verhalenbundel of autobiografisch werk publiceert, komt ze op de plank tussen Michel Houellebecq en … Victor Hugo terecht! De boze geest krijgt het nu echt op z’n systeem en springt van haar ene schouder op de andere en krijst treiterend : “Waan je jezelf al een groot schrijver? Vergeet het maar, daar kom je nooit terecht! Keep on dreaming, baby…” De eerste paar maanden krijgen de nieuwe boeken een mooi plaatsje op de aanwinstentoren recht tegenover de infobalie. Stel je voor dat een lener, aangetrokken door de intrigerende cover, haar boek ter hand neemt, de achterflap leest, en zich dan verrast omdraait wanneer hij of zij haar foto ontdekt, haar herkent en glimlacht… Misschien mag haar boek  wel mee op reis en belandt het zo verder van huis dan de huismus die ze is, ooit is geweest… Wat eerst in haar hoofd zat, kan hopelijk verder leven in dat van vele lezers. Het kan hen misschien prikkelen om nog meer te lezen, na te denken of zelf te schrijven. Mission accomplished!

Rachel
0 0