Zoeken

Gebroken lint

Je schreef elke dag naar me. Honderden briefjes heb ik bijgehouden. Stukken papier met gekke droedels, schattige tekeningen en lieve boodschappen. Die eerste jaren ook geile boodschappen, maar eigenlijk niet zo vaak.  We waren jong en de wereld lag aan onze voeten. Alles, echt alles, was nog mogelijk. Muziek spreekt meer dan woorden. Daarom wisselden we cassettes uit. K7 in het Frans. In deze tijd van smartphones kan je je dat amper noch voorstellen. Het is toch allemaal zo veel simpeler geworden! Net als de jongeren van nu maakten we zelf onze muziekmix. Het verschil met anno 2014 is dat je dit in de jaren '80 echt uren duurde. Het was een ambacht. Want als je het goed wou doen, moest je precies afmeten hoelang een nummer duurde. Het vergde echt wel wat vaardigheden om de juiste songs mét de juiste lengte te zoeken, deze dan op een platenspeler afspelen, meteen het goede nummer vinden (en de naald op de juiste plaats weten te plaatsen én er weer afhalen als het liedje gedaan was), op REC duwen en dan weer op PAUSE. En dan weer opnieuw op REC. En dan terug PAUSE. Het moeilijkste zat 'm in de staart. Je had K7tjes van verschillende lengtes. De meest gangbare waren die van 60 of 90 minuten. Ik had een voorkeur voor de langere. Van het merk Maxwell. Goudkleurig. Zo cool. Je had twee kanten op die plastic dingen: een A-kant en ja, ook een B-kant dus. Ieder 45 minuten. Begin maar eens liedjes te kiezen die allemaal samen precies 45 minuten duren! Onmogelijk. Dus werd de laatste song vaak spontaan geaborteerd. Of hij ging gewoon lustig verder op kant B. Ik ben altijd nogal lui geweest. En ik werd er zowaar slecht gehumeurd van. Maar dat was nog helemaal niks vergeleken met een cassette die in de speler bleef steken. Oh helse brij van lint! Je moest dan een potlood of een pen zoeken die precies in één van die 2 gaatjes van de cassette paste om dat lint terug in de muziekdrager op te rollen. En vanaf dan wist je ook pertinent zeker dat je met een verzwakt exemplaar te maken had. Het kon ook nog erger: dat was als er een stuk lint helemaal verkreukt was. Dan werd het stuk totaal onbruikbaar. Dan kwam er papier en plakband aan te pas. Je moest het slecht stuk eruit knippen en vervolgens zeer netjes, om te vermijden dat het lint terug bleef steken, de twee uiteinden aan elkaar plakken. Ja ja ja, dat waren nog eens tijden! Jij en ik wisselden vaak zulke cassettes uit. We hadden zo ongeveer dezelfde smaak. Vaak hadden we trouwens dezelfde nummers. Er was immers nog geen overvloed van muziek beshcikbaar zoals dat nu, in de 21ste Eeuw wél het geval is. De videoclip was pas uitgevonden. Het kostte toen een fortuin om een clip te maken.  We waren aangewezen op hippe Britse bladen zoasl de NME om op de hoogte te blijven van goede muziek. Of van het Hollandse 'OOR". Een Belgisch alternatief was er niet. We ontdekten groepen via festival zoals het fameuze Seaside Festival in De Panne of via hippe nachtclubs in Leuven of Brussel. Iemand nog bekend met de Beau Bruxelles of met de Atelier in Leuven? De inhoud van de cassetjes schreven we op die mini papiertjes die erbij staken. Ik heb er zo eentje bijgehouden. Daar stonden o.a. volgende songs op: -Angie (The Rolling Stones) -The Tide is High (Blondie) - Our lips are sealed (The Gogos) -You better you bet (The Who) - Your kiss is on my list (Hall&Oates) -Rescue (Echo and the Bunnymen) - Spend the night with me (The Kids) Je had heel subtiel (nou ja...) "Spend the night with me" onderlijnd. En ik had de boodschap begrpen. Ik heb die nacht niet met je doorgebracht. Maar wel de volgende. Je maakt geen cassetjes meer voor me. Veel van de muziek die we toen beluisterden heeft de tand des tijds niet doorstaan. Ik luister nu nog meer naar jazz dan ik toen deed. Zo krijg ik bijvoorbeeld niet genoeg van Chet Baker's versie van The Thrill is gone. Uit elke noot stroomt een verlangen naar dat wat voorbij is. Een verlangen naar het verlangen. Naar de eerste van die vele nachten. Maar we zijn 30 jaar verder. En meer dan 9000 nachten. De wereld ligt niet meer aan onze voeten. En niet al onze dromen zijn in vervulling gegaan. Zou het niet leuk zijn, moest ik vanavond een briefje onder je hoofdkussen leggen?

Nathalie
0 0

gewoon achterdoor (lotgevallen van een buschauffeur) 11.11.2010

gewoon achterdoor     Ha, ik vernam via mijn geheime bronnen dat U allen dacht dat een buschauffeur de idiote vragen, de naïeve buien en/of verdwaasde opmerkingen van de klanten nooit beu wordt? Had dan maar wat anders gedacht! Mij persoonlijk beginnen de verscheidene opsporingsberichten door de centrale dispatching me behoorlijk de strot uit te komen. Kindjes die verloren lopen of op een verkeerde tram/bus zitten, dat is begrijpelijk. Kindjes die achteloos achtergelaten worden door hun verdwaasde moeders in de grote stinkende stad, dat is begrijpelijk. Daar willen wij uiteraard meteen een duit voor in het zakje doen met onze fantastisch opgeleide en getrainde speurneuzen. Maar bandieten vangen? Nee, sorry, dat is de politie z’n werk! Donderdag 4 november, 5u45. Ter hoogte van het Klein Seminarie in de would-be stad Hoogstraten, onderweg naar de Zundertseweg in Meer (nog steeds zonder eco-toilet!) voor de aanvang van mijn schoolvakantiedienst, weerklinkt plots in de donkere, herfstige ochtend de stem van de dispatching door onze radio. Een bazige stem deze keer. Of ene die slecht gezind is. Of ene die gisteravond niet gemogen heeft. “Oproep aan alle chauffeurs die van Sint Job naar Schoten rijden. Willen jullie allemaal eens goed opletten!” Bij zo’n bazige toon keert m’n maag al om. Maar ik ging wel attenter luisteren want later zou ik daar inderdaad passeren. “Er is een inbreker ontsnapt. Die neemt mogelijk de bus richting Antwerpen. Voldoet aan volgende beschrijving: Iraniër van afkomst, tussen de 20 en 30 jaar, tussen 1 meter 60 en 1 meter 70, dus eerder aan de kleine kant!” Die laatste zin deed me opstandig opveren uit mijn chauffeurszetel die nochtans al een hele tijd kwaadwillig niet meer veert. Aha, mijn 1 meter 68 behoort volgens de mijnheer van de dispatching dus ook ‘eerder aan de kleine kant’??? Zeg dan verdomme ineens dat het om een Iraanse trol gaat! “Hij draagt een zwarte lederen jas en heeft mogelijk een breekijzer bij zich. Als ge die man opmerkt of op uw bus hebt, gelieve dan onmiddellijk de dispatching te verwittigen!” Het schuim kwam me haast letterlijk op de lippen staan. Het is genoeg geweest! Het moet gedaan zijn met die belachelijke opdrachten aan ons adres! Dus, ik druk op de radioknop en roep de dispatching op. Blijkbaar dezelfde norse man aan de andere kant. “Lijn 600. Wagen 102104. Chauffeur Hoefkens. Wij luisteren?” “Een vraagske mijnheer. In verband met dat opsporingsbericht van daarnet. Wat brengt dat op?” “Hoe? Wat bedoelt u chauffeur Hoefkens?” “Wel, wat brengt mij dat op? Krijgen wij daar extra loon voor? Of een premie?” “Ah… bah… nee! Wij vragen gewoon eens uit uw doppen te kijken onderweg, dat hoort bij uw job…” “Sorry, dat dacht ik niet! Ik ben chauffeur. Ik moet klanten van de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn van punt A naar punt B vervoeren, allereerst op de meest veilige wijze, binnen de kortst mogelijke tijd, alsook met de meest maximaal mogelijke service en kwaliteit. Daar heb ik al genoeg mijn handen én ogen mee vol. Criminelen pakken of losgebroken inbrekers opsporen hoort daar echt niet bij hoor!” “Ja… maar chauffeur Hoefkens, wat wilt ge nu eigenlijk zeggen? Hebt gij die kerel dan misschien al gezien, of wat?” “Tja… misschien. Ik ga u dat echter nu nog niet aan uw oren hangen. Ik wil eerst zekerheid of wij daar extra voor betaald worden, begrijpt u? Ik ga geen bandieten opsporen en op mijn bus vasthouden tot jullie of de politie er zijn als ik daar geen extra loon voor krijg, snapt u? Mag ik u misschien mijn rekeningnummer reeds doorgeven om in voorkomend geval te storten, of hoe gaan we dat regelen?” Oftewel was mijn spreektijd op, ofwel hadden ze zich aan de andere kant in de stinkende stad van miserie opgehangen… maar de radio viel uit en ik vernam urenlang geen kik meer uit dat ding. Inmiddels arriveerde ik aan mijn starthalte in de Zundertseweg in Meer, zonder eco-huisje. Van evenveel miserie ben ik dan maar bij de buren achter de treurwilg naast de gevel gaan zitten kakken… Enkele dagen en enige ritten later. Halte aan het Bouckenbergpark (Oude Bareellei) ter hoogte van de soeks van Marrakech. Een juffra met olijk doch truttig gezichtje vraagt: “Chauffeur, komt u aan de Inno?” “De Inno juffrouw? Waar mag dat wel wezen?” “Awel chauffeur, gewoon achterdoor!” “Nee juffrouw, ik rijd abnormaal rechtdoor vandaag!” Deuren dicht en wegwezen hier! Horden dwaze mensen lopen er weer rond in deze late herfst. Koppijnpilleke innemen! Najaarsdipje. Gewoon eronderdoor…

Jürgen Hoefkens
7 0

de brug (lotgevallen van een buschauffeur) 01.11.2010

de brug       Elke nacht beleef ik het opnieuw. Een weerzinwekkende nachtmerrie is het. De man in het zwart staat met z’n fiets boven op de brug. Hij duwt zich af op de leuning van de afrastering. Hij tuimelt voorover en valt. Met een smak op het asfalt, net naast de dikke witte lijn van de pechstrook… en niemand die de gevarendriehoek reglementair op 100 meter zet !?   In de ‚Campuskrant‘ van de KU Leuven las ik begin dit jaar in de reeks ‚Leven na Leuven‘ straffe praat van journaliste Annemie Struyf: “Ik betreur mijn lange professionele zoektocht niet, want die had zijn nut... Wie zegt dat de studententijd de mooiste van je leven is, heeft ongelijk. Mijn mooiste jaren beleef ik nu, tussen mijn veertigste en vijftigste. Veertig worden vond ik verschrikkelijk maar mijn leven wordt steeds interessanter en leuker. Ik doe mijn job zo graag dat ik nog geen enkele ochtend tegen mijn zin ben opgestaan.”   Frappant hoe ik mezelf hierin herken. Inderdaad, ik haat het gestaag ouder worden want ik denk, ik spreek en ik schrijf jong, ik ben revolutionairder ingesteld dan ooit. Maar mijn leven wordt wel steeds interessanter. En sinds ik buschauffeur ben geworden, ben ik nog geen enkele morgen tegen mijn goesting opgestaan, uitgezonderd de keren dat ik eerst nog wat goesting had… Ik val in herhaling, ik weet het, maar hoe frappant allemaal toch!   Doch, woensdagnamiddag 27 oktober veranderde er mogelijk ietwat in mijn anders nauwelijks te verstoren leventje. Het was om en nabij 16u10. Ik reed met mijn lege bus in de richting van het kleine, vieze, stinkende provinciestadje Antwerpen, over de autosnelweg E34. Ik floot een vrolijk Pavarotti-deuntje en stak ‘en passant’ een al wat ouder vrouwtje in een grijs wagentje voorbij dat blijkbaar een begrenzer had steken op 75 km/u. Daar kon ik natuurlijk niet op blijven toezien daar ik om 16u40 mijn rit moet aanvangen op de Rooseveltplaats, welke men overigens spoedig zal omdopen tot ‘Het chaotische plein der volstrekt dwaze reizigers’. En toen, plots, kreeg ik de brug over de snelweg van Zandhoven naar Halle in mijn tank-op-wielen vizier. Uiterst links, boven de andere rijrichting, stond een persoon en die sprong roerloos naar beneden. Hij viel met het aangezicht op het wegdek en keek met de ongehavende helft in mijn richting terwijl ik met opengesperde ogen en mond van verbazing met mijn voorbijrazend gevaarte een laatste eresaluut leek te brengen. Een mottige ervaring! Niet licht te vergeten. ’s Anderendaags pas vertelde iemand - die het van een schoonbroer bij de brandweer kon weten - dat de man van 45 op slag dood was. Voor de rest niets meer over vernomen. Niets in de kranten, niets op internet, geen geruchten of roemrijke verhalen, geen tongen van roddeltantes, niets meer. Dat doet me pijn. Niet dat ik had kunnen voorkomen of helpen, maar ik wil dan bij zulke gelegenheden wél weten wie die man was, wat dreef hem, wat voor tegenslag maakte hem ziek, wat heeft hij in 45 jaar hier op deze planeet uitgevreten, wie maakte het hem moeilijk, wie hield van deze man??? Want hoe je het ook draait of keert: ‘Alles is liefde’! En dat is trouwens – tot nader bericht – de véél betere, originele versie van de Antwerpse flutfilm ‘Vies van A!’. Het jaarlijks aantal zelfdodingen in Vlaanderen is het tweede hoogste in de ganse Europese Unie dames en heren. En wat trachten onze politici daaraan te verhelpen dacht je. Niets. Nada. Volledig in de lijn van wat ze de afgelopen maanden hebben gedaan. Niets. Nada. Uitgezonderd de federale regering van lopende zaken. Die soupeert de resterende budgetten nu in sneltempo op aan reisjes allerhande naar nietszeggende en nutteloze internationale klimaat- en biodiversiteitsconferenties. Maar denkt u dat ze bruggen bouwen? Een brug naar de andere taalgemeenschappen in dit land? Een brug in Antwerpen? Niets. Nada.Eén ding beginnen mijn medeburgers stilaan te snappen en staat als een brugpaal boven water: politici leren niet uit hun fouten, nooit. Ze blijven liegen, sluiks opereren en de waarheid achterhouden.   De woensdag vóór Allerheiligen sprong een man van een brug. Naar de dood toe. Té vroeg. Met één enkele smak. Weinig smaakvol. Té vreselijk. Ik heb de dood zien toeslaan. Ik heb ‘hem’ met eigen ogen zien intreden. Maar heb ik ‘m zelf gezien? Trouwens, is de dood mannelijk of vrouwelijk? Heb ik een flits waargenomen? Een zielslichtje? Nee. De man met de zwarte kap en met de zeis? Negatief. Iets anders raars opgemerkt? Nada. Rien du knots. Is er nog iets voor die onfortuinlijke man na zijn dood? Ligt er nog een paradijselijke rit – begeleid door blote engeltjes - vol plezier in ’t verschiet voor deze heer? We weten het godverdomme niet. Het énige wat ik op dat moment wist, was dat ik wél nog een rit voor de boeg had. Onder andere met de 620-lijn door Schoten. Langsheen de kakmadammen die altijd zeurend op mijn bus stappen in plaats van er eens voor of onder te springen. Gedaan dus met het plezier! Dát wist ik zeker.

Jürgen Hoefkens
4 0

Love is a story that never ends

Ergens voel ik terughoudendheid te schrijven over hoe groot de impact is van het verlies van mijn lief negen jaar geleden. Bij mij van binnen het idee dat als ik erover schrijf, het een teken is dat het verdriet nog geen plek gekregen heeft. ’Je hebt het nog niet verwerkt’ zijn woorden die soms als een echo van binnen weerklinken. Woorden die me raken. Woorden die ik herhaal en onzekerheid brengen. Ondanks dat ik denk het verlies verwerkt te hebben, brengen deze woorden mij uit mijn evenwicht. En vragen telkens weer om zelfreflectie. Rouwen is een zoektocht naar een nieuw leven zonder fysieke aanwezigheid van mijn lief. Ik denk dat ik het nieuwe leven vorm gegeven heb en het verdriet de juiste plaats. Maar ook al is mijn lief er niet meer, altijd zal hij onderdeel zijn van mijn leven, al is het maar omdat mijn kinderen ook zijn kinderen zijn en iedere dag het levende bewijs van zijn bestaan. En daarom vind ik het niet gek dat er levendige herinneringen zijn, hij niet onbesproken blijft en mijn leven direct en indirect nog steeds beïnvloed wordt door de jaren die ik met hem samen ben geweest. Net zo goed als dat gevoelens van verdriet en ontroering dichtbij het verlies liggen en ik opeens geraakt kan zijn door een herinnering, beleving of door muziek. Ondanks de terughoudendheid erover te beginnen ervaar ik ook de behoefte om deze gevoelens te delen omdat ik de indruk heb dat we in een wereld leven die te weinig ruimte laat voor gevoelens van verdriet. Het is de bedoeling rouwwerk snel af te handelen. Als je na enige tijd nog benoemt dat je het moeilijk hebt, heeft een deel van de wereld zijn interesse al verloren nog te willen luisteren. En vindt ook dat het de hoogste tijd is dat je verder gaat. Kom op! 'schouders eronder en doorgaan' is het advies. Of krijg je soms de vraag of je daar nog steeds mee bezig bent. Ik denk dat mensen steeds vaker een masker opzetten en hun werkelijke gevoelens niet meer tonen. Terwijl uiten van gevoelens een beweging op gang brengt waardoor verwerking ontstaat. Als tegenreactie zijn er mensen die verdriet koesteren. Zij baden in het verdriet liever op het randje van verdrinking dan mee willen gaan in de tendens van deze tijd. Deze mensen laten naar mijn idee ook niet zien wat er werkelijk speelt. Zij nemen bezit van het verdriet en hebben het daardoor net zo moeilijk als degene die het masker hebben opgezet. Rouwen is afzien. Rouwen is doorgaan. Rouwen is de uitdaging authentiek verder te gaan. Hoe dichter je bij jezelf komt, hoe meer kleur het leven krijgt. Ik geloof dat je verlies mee kan dragen op een positieve manier zonder het te maskeren of te koesteren. En dat je vanuit een diep verdriet het leven terug op kan pakken. Dat je kan leven met plezier in het hier en nu, verwachtingsvol naar de toekomst kan kijken en gelijkertijd ook stil kan staan bij wat er is gebeurd in het verleden. Gevoelens kennen geen tijd. Dit erkennen en hier ruimte voor laten is waardoor mijn leven terug betekenis heeft.

Jolie Le Fay
0 0

het kanaal

Weer geen enkele vis gevangen vandaag. Zal toch een ander plekje moeten zoeken. Het kanaal is niet meer wat het ooit geweest is. Vroeger ving ik snoeken, baarzen, karpers, meervallen en brasems bij de vleet. Het hele dorp keek naar mij op. Ik won de ene prijs na de andere. Ik leerde mijn vrouw kennen op de jaarlijkse visvierdaagse van Oosteeklo. Ik stond op het hoogste schavot, nam een daverend applaus in ontvangst, zag haar staan bij de frigo's. De manier waarop ze naar de diepgevroren kabeljauw keek, raakte mij diep. Ik stapte op haar af en begon over de verraderlijke stromingen bij hoogtij. Twee uur later lagen we uitgeput in bed. Zou een nieuwe hengel soelaas bieden? Een meer gesofisticeerd ophaalsysteem? Genetisch gemanipuleerde wormen met extra vitaminen en mineralen? Ik weet het niet. Vroeger wist ik alles, twijfelde ik nooit. Nu durf ik met moeite een zebrapad over te steken. Auto's vertragen, chauffeurs geven vriendelijk voorrang, maar nog sta ik te drentelen als een klein kind. Wanneer ik dan toch een been verzet, is de verkeersstroom al lang weer ingezet en keer ik terug van waar ik kom, meestal Café de Smos in de Kerrestraat. Mijn vrouw geloofde al lang niet meer in mij. De eerste jaren was ik haar held, niets kon ik misdoen. Ik reisde de wereld rond, gaf demonstraties, lezingen, workshops. Ik werd gevraagd voor debatten, parlementaire commissies, radioprogramma's. Vanaf het woord vis viel, kwam ik op de proppen. Maar plots kwam de kentering en verloor ik mijn mojo. Jaar na jaar ging het bergaf. De top was zo hoog dat de val tergend lang duurde. Pas vorige week bereikte ik het dieptepunt: mijn vrouw verliet mij voor Jan de Mosselman. Ik gaf bijna over van verdriet. Van frustratie. Van zelfmedelijden. Ik nam mijn hengel en fietste naar mijn plekje aan het kanaal. Daarna leek Café de Smos mij een goede optie.

Maarten Verhelst
0 0

schoendoos

Ik stond op de dansvloer, nog niet zat genoeg om zonder schaamte mijn heupen te bewegen. Ik voelde dat iedereen mij aankeek: de vrouwen, de mannen, Jani Kazaltzis. Deze laatste stapte op mij toe en zei dat ik dringend wat meer zelfvertrouwen moest kweken. Ik zei dat het wel snor zat met mijn zelfvertrouwen, behalve dan op een dansvloer met te weinig alcohol in mijn bloed. Hij draaide zijn ogen tot ver boven de ironiegrens en wees al lachend naar mijn kleren. Ik gaf hem een dreun op zijn neus en verliet onder luid gejuich de parochiezaal van Scheldewindeke. De volgende dag wist ik geen blijf met mezelf. Zou ik naar de slager gaan? Naar de grasmachinewinkel? Of zou ik de hele dag op zolder foto's bekijken van ex-lieven in erotische houdingen? Ja, dat kon nog eens leuk worden. Ik opende het zolderluik, ik knipte het licht aan, ik nam de vijfendertig schoendozen met foto's. Beneden werd er aan de deur geklopt. Ik kroop weer door het zolderluik, stapte de trap af, opende de voordeur. Een vrouw vroeg of ik drie balpennen wou kopen ten voordele van het kinderkankerfonds in Bulgarije. Het kostte maar 15 euro. Ik vroeg of ze kon bewijzen dat het geld effectief naar het kinderkankerfonds van Bulgarije zou gaan. Dat kon ze niet. Ik lachte minzaam, zoals steeds. Terug binnen had ik plots zin om de was op te hangen. Helaas was er geen was om op te hangen. Ik ging naar de buren en vroeg of zij geen was hadden die opgehangen moest worden. Ja, dat hadden ze. Ze hadden zelfs aardbeien die dringend opgegeten moesten worden. Dat ging mij toch een stap te ver. Minzaam lachend keerde ik huiswaarts. Mijn vrouw en kinderen waren ondertussen daar. Ik omhelsde hen innig. Naast mijn vijfendertig schoendozen waren zij tenslotte mijn enige reden van bestaan.

Maarten Verhelst
0 2

L'incontournable

Makkelijk zat om na een overlijden niks dan goeds neer te pennen over de betreurde. Makkelijk zat ook om clichés te vervallen. De daden op te lijsten en de mens te negeren. De echecs in de verf te zetten en de realisaties plots niet zo indrukwekkend meer te vinden. Jean-Luc Dehaene verdient beter, mijn gedacht. Ik mocht Dehaene wel en neen, kom me nu niet zeggen dat ik dan op een goedkope manier dweep met de tsjeven. Want dat doe ik niet. Dehaene was een begrip en een meer dan respectabel politicus. Aan onze eettafel werd medio jaren negentig consequent gepraat over ‘den Oane’. De haan. Dat was niet om lacherig te doen of om de mens te karikaturiseren. Hij was gewoon: Dehaene. Een blok van een vent, een man van brede kennis, scoutsleider met een uitgesproken mening. Dat enigszins cassante, dat onverzettelijke, dat briesende bij momenten. Dehaene was de man met het plan. Met uitzondering van een paar voetnoten was hij niet snel geneigd om dat plan bij te schaven. Hij deed wat er volgens hem gedaan moest worden, ook al hield de goegemeente er een andere mening op na. Dehaene, de premier, de ‘eerste’ die het land leidde. Het begrip incontournable leek bijna voor hem uitgevonden. Gek hoeveel in mijn eigen geheugen intussen vervaagd is, sinds Dehaene van het federale schouwtoneel verdween. Waarschijnlijk omdat ik medio jaren negentig beschamend weinig politieke berichtgeving volgde en nog minder beleidslijnen analyseerde. Ik was ‘jong’ maar herinner me bij Dehaene vooral kernwoorden: saneringen. Begrotingstekort. Drieprocentnorm. Eurozone. Sint-Michielsakkoord. Hij mocht een niet onaardig aantal realisaties op zijn conto schrijven. Hij was de loodgieter die buizen fitte als geen ander. “Den bulldozer” noemde ons vader hem zelfs glimlachend. Dehaene groef, verzette bergen maar streefde zelden naar elegantie. Hij was zijn brute en ontwapenende zelf, in alle omstandigheden. Dat laatste werd hem niet altijd in dank afgenomen. Begrijpelijk en terecht, in zekere zin. Volgens critici bespaarde hij het land deels kapot en blies hij tegenstand ongegeneerd van de baan. Geen stijl, verklaarde de tegenpartij, in welke politieke hoek die ook zat. Geen gezever, counterde Dehaene. En vooral: geen commentaar. Ook wanneer zijn beroemde/beruchte economische ingrepen bij tijd en wijle onder vuur genomen werden. Als Dehaene er geen zin in had, beantwoordde hij er geen vragen over en zou de kritiek hem worst wezen. Als de Wetstraatverslaggevers hem te zeer voor de voeten liepen, trapte hij ze bijna letterlijk plat. Let the beast go. En hij vertrok naar de volgende match van blauw-zwart. Net dat is in zekere zin poëzie, zij het: brute poëzie. Dat Dehaene ondanks zijn politieke gedrevenheid en niet onaanzienlijke positie weinig inzat met zijn imago. Hij deed wat hij graag deed, op zijn manier, en draaide de knop om wanneer hij het nodig achtte. De cameraploegen waren dan ook welkom wanneer het gezin Dehaene voetbal keek en daarenboven ongegeneerd door het lint ging: meer vlees en bloed kan er in een toppoliticus niet zitten. De band liep ook terwijl Dehaene op een zonnige dag, in aanloop naar vermoedelijk alweer een verkiezingsuitslag, eens in zijn moestuin wroette. Hijgend, met een veel te hard spannend hemd, met het zweet druipend overal. Het kon hem geen moer schelen. Hij was op dat moment een doodgewone mens. Hij beheerste de perfecte tweedeling om de politieke gekheid een leven lang vol te houden. Alleen dat soort mensen verschijnt met een short en sandalen in een nieuwsstudio. Wat jammer is: de smet op zijn blazoen. Zoals het veel mannen van de macht overkomt, en cours de route. Dehaene heeft in de herfst van zijn carrière – naar mijn gevoel – breed gegraaid, in allerhande bestuursfuncties. Dat pikt een deel van de bevolking niet, als diezelfde persoon eerder verkondigde ‘dat kindergeld verhoogd zal worden, maar de dertiende en veertiende maand niet meer uitgekeerd’. Daarna vlot poen scheppen tast je eigen (geloof)waardigheid aan. Het laat een wrange nasmaak bij de kiezers. Zelfs als je omwille van je gedegen kennis als oud-premier nog de eer krijgt om een bank te proberen redden. Daar kon de ervaren loodgieter zijn expertise niet meer ten volle valideren. Maar anderzijds: wie had het wel gekund? Dehaene is niet meer, onverwacht gestorven, en ook weer niet. We hadden het einde niet zo direct verwacht. Het beetje ‘extra time’ – om het in voetbaltermen te zeggen – was hem ondanks zijn ziekte best gegund. Als een populaire politieke voorman na Dehaenes heengaan dan toch durft stellen ‘dat hij hoopt dat CD&V uit diens overlijden geen munt zal slaan’, keert mijn maag spontaan en keihard om. As if, BDW. Een overlijden is geen marketingstunt. Het is geen pandapakje aantrekken en jolig doen. Het is het leven en hoe het eindigt. Voor Dehaene gebeurde dat Quimper, in Bretagne, niet zo gek ver van de Atlantische Oceaan. Een klein paradijs voor stille genieters. Daar hoor je het ruisen van de verre zee bijna tussen de vakwerkhuizen. Daar is een plat fruits de mer degusteren het hoogste goed. Daar smaakt de wijn altijd beter. Daar tikt de tijd trager. Daar heeft het leven kleine geheimen. Daar kun je ze ook rustig achterlaten, en het tijdelijke voor het eeuwige ruilen. (Jean-Luc Dehaene, 7 augustus 1940 – 15 mei 2014)

Bene Van Eeghem
0 0

de tandarts

In deze seculiere tijden zijn er nog maar weinig functies of beroepen die ons ontzag inboezemen. Gelukig troont er nog altijd 1 figuur bovenuit - god en duivel verenigd in 1 persoon: de tandarts. De geneeskrachtige, verlossende eigenschappen die wij, stervelingen met tandpijn, hem of haar toedichten zijn van een bovenaardsheid die zelfs het opgetelde bevattingsvermogen van god, boeddha, allah en thor overstijgt. Die klinisch witte schort, die futuristische toestellen, die diploma's aan de muur, die astronomische facturen: bij zoveel bovenmenselijkheid rest ons alleen onderdanigheid en een schietgebedje. Hier leer je weer de overgave, je legt je lot in de mijnwerkershanden of spichtige vingertjes van krachten die je verstand te boven gaan - gaatjes heten hier cariës, de hondsdolheid loert achter het behang.  Wanneer ze erop los ratelen kijk ik diep in hun ogen - zowat het enige object in mijn blikveld. Terwijl de tovenaar zich met pikhouweel, beitel en hogedrukreiniger een weg wroet naar de zingevende zenuw van mijn bestaan, hoop ik een reflectie van de schepper te kunnen opvangen in de iris van zijn aardse vertegenwoordiger. Hoe dieper hij boort, hoe groter het mysterie en de factuur. Ik heb maar weinig geluk gekend bij deze intieme handelaars in mondhygiëne. Eens de verdovende middelen zijn uitgewerkt, volgt de ontnuchtering. Het witte licht aan het eind van de tunnel bleek niet meer dan de verblindende tandarts-lamp. Bij mijn vorige bezoek kwam ik terug met een tranend lodderoog en een neus die op springen stond. Die daarvoor zadelde me op met een ontsteking waar die andere witte schort, apotheker genaamd en doorgaans een wandelende reclamezuil voor antidepressiva, zowaar vrolijk van werd. Maar ik weet dat deze beproevingen slechts dienen om mijn geloof te testen, en versagen doe ik niet. Mijn laatste tandartsbezoek is dan ook een vervolgverhaal. Zij ziet haar hele wereldbeeld gekanteld. Of de zenuw is zeer levendig en verstopt zich, of de zenuw is daarentegen zeer doods en afgestorven. Of de wortelkanalen zijn verkalkt, of ik speel met haar voeten. In elk geval, het komt erop neer dat ze bloed wil zien en dat mijn tanden haar dit genot onthouden. Het gezag is ontsteld, de woede kanaliseert zich in haar kloppende halsslagader. Bij het weggaan hoor ik een orgastische, wellustige kreet, als van een jakhals met tandpijn. Ik werp een blik in de wachtkamer en knik steungevend naar de volgende, berouwvolle gelovige. Op de gang wijk ik uit voor de vijfliterflessen javel. Een beetje tandarts verwelkomt je met een bebloede schort.

Guy Bourgeois
43 1

Kleine broer

Ik luister naar jazz. Jazz op de radio. De lichten langs de verlaten autosnelweg gaan schuil in de duisternis en de wagen is mijn boot die zeilt over het asfalt. Na een fijne avond, rij ik weg van ’t stad richting rand van de wereld. Hij woont met zijn lief in het bovenste appartement van een residentie gebouwd in de schone jaren stille. We zitten aan tafel bij het grote raam. De straat gaat verscholen onder het breed bladerdak van een rij stoere bomen. We eten boterhammen met kaas. We lachen. Praten over nieuwtjes en vroeger. Zijn lief zit bij ons aan tafel, maar eet niet mee. Hij is zo aardig geweest om dinerplannen buitenshuis te maken zodat wij zonder aarzelen kunnen keuvelen. Ik zit tegenover hem aan tafel en luister aandachtig naar zijn verhalen over studie en werk. Over dromen en de liefde. Ik bewonder hem, om zijn discipline en kracht. We kiezen voor gemberthee en terwijl het water kookt, vertelt hij over de plannen die ze hebben met het appartement. Hij gesticuleert groots waar de wasplaats komt en hoe de keuken eruit zal zien. Mijn gebrek aan ruimtelijk inzicht volgt zijn verbeelding niet, maar ik ben er zeker van dat het prachtig zal zijn. In gebreid goed nestelen we ons op het kleine terras achteraan. We lachen. Met twee handen hou ik mijn kopje thee vast en turen we naar de gebouwen. De stilte die over de daken sluimert, verrast me. We troosten. Wanneer een tweede rondje thee trekt, klimmen we via de brandtrap naar het dak. We zijn getuige van een Miami Sunset en voor heel even ligt de wereld aan onze voeten. Alles is mogelijk. Ik zou in zijn hand willen knijpen van geluk, om het zijne en het mijne. Zijn lief vindt ons in het donker bij een kaarsje. We drinken ons laatste kopje van de avond. Ik zou nog even willen blijven, te midden van hun warme liefde. Bij het afscheid geef ik hem een knuffel. Ik knijp even in zijn armen en wens dat hij er voor altijd zal zijn. Zoals een jongere broer die onlosmakelijk met je verbonden is. Mijn courageuse vriend, ook gij zijt een schoon mens. (Foto: Emanuel Smedbøl)

Katrien Meermans
0 0
Tip

Overstuur

Gent, 45. Konden die ruitenwissers maar grote kuis houden in mijn kop. Even sproeien en alle stront weg, gewis. Er zouden hier en daar wel wat sporen achterblijven maar daar zou ik kunnen doorkijken. Nu zie ik niet hoe ik verder moet. Gent, 41. Radio 1 en volume zes gaan ’s avonds laat goed samen. Ze sturen me door de donkerte, netjes tussen de lijntjes maar met een blik op oneindig veel mogelijkheden. De angst zit er nog in maar de dwang bolt eruit. Hij zal me nooit meer liggen hebben. Hij, met zijn harteloze stem en zijn directief gedoe. Hij, die aan niemand zijn ware gelaat durft te tonen. Hij kan vertrekken, ik kom er wel op eigen kracht. Gent, 34. Gent, 33. Een witte Twix in een tankstation. Meer heeft een mens niet nodig om zich compleet en alleen te voelen. Twee repen, dat zijn twee minuten stilte die wegsmelten met zicht op de volgende oprit. Dit gaat lukken, ik proef het tussen mijn tanden. De sleutel glijdt te soepel in het slot, de motor start te strak – ik ben niet stuurloos, wat hij ook beweert. Gent 28, 27. ‘Ip min knieën!’ Wannes Cappelle slingert zijn ziel door de boxen. Mijn mond zingt mee maar ik meen het niet. Mij krijgen ze niet meer klein. Jarenlang heeft hij mijn doen en laten beheerst. Ik volgde hem blindelings, vol vertrouwen, zonder reden. De vanzelfsprekendheid in zijn stem schakelde keer op keer mijn doen en denken uit. Monddood was ik. Maar die tijd is voorbij. Voortaan voer ik het hoge woord en kies ik de keerpunten. Van dat ene leven ben je maar beter de chauffeur dan de passagier. Gent, 23. Die voor mij haalt alles uit haar neus wat erin zit. Ik haal links in en weersta de drang om opzij te kijken. Ik wil vooruit, met deze geit en met mijn leven. Niet blijven plakken aan neuskeutels die toch van geen wijken willen weten. Omwegen, binnenbanen, stroken vol kinderkopkes: alles wil ik pakken, zolang hij zich er maar niet mee bemoeit. Gent, 19. Gent, 18. Wie niet weg is, is gezien door flikken en flitspalen. De herinneringen aan onze reizen samen razen voorbij, maar met 122 kilometer per uur en mijn handen aan het stuur kunnen ze me niets maken. Nog even en alles is van de baan. Gent 15, 14, 13. Zou hij mij missen? Ik ben zomaar vertrokken, heb hem botweg laten liggen. Waarschijnlijk heeft hij nooit echt beseft dat ik bestond. Wellicht heeft hij er nooit bij stilgestaan dat ik een mens ben met een mening. Hij en ik, dat was een straatje zonder einde. Zijn monotone monologen hingen altijd in de lucht. Hij verstoorde elk gesprek zonder zichzelf of zijn timing ook maar een moment in vraag te stellen. Zwijgzaam volgen, verder ben ik nooit geraakt. Maar nu ben ik weg, op weg naar mezelf. Gent, 9. We zijn er bijna. Ik ben nog niet helemaal bekomen, maar hoe meer torens ik zie, hoe minder ik twijfel. Het is voorbij. Wég, strop! Wég, wijzer! Ik zoek het zelf wel uit! En als ze me vragen ‘woar goade noartoe’, zeg ik gewoon dat ik een toerke doe. Wie weet waar mijn buik en mijn botten mij morgen brengen. Joost mag het weten, hij moet het me niet vertellen. Ik zoek tot ik vind wat ik mét hem nooit had gevonden. Gent, 5. Gent, 4. Ik chauffeer door de straten, op mijn gemak, met het centrum van voren, de wind vanachter en overdreven veel goesting in mijne frak. Hoe ik ook draai of keer, ik kom altijd weer bij mezelf uit. Alle wegen leiden me precies naar daar waar ik moet zijn. Wat heb ik eigenlijk ooit in hem gezien? Hij was mijn rem. Nu is het tijd om gas te geven. 3, 2, 1, Gent. Ik ben thuis – zónder gps. Hij kan me gestolen worden.

a little bit of soap
14 3

Balanceren

Het is opnieuw balanceren op het randje. Ik sta voor het keukenraam en kijk hoe de zon achter de brug langzaam de velden in glijdt. Een merel imponeert zijn vrouwtje en mij met zijn gezang. Een trio duiven, dicht bij elkaar genesteld op het bladerdak van de berk, sluit de ogen. De lichten van voorbijrijdende auto’s schudden me wakker. Ja, ik hou echt van deze plek. Een beetje verstopt richting rand van de wereld. De boerenbuiten en de nodige activiteiten zorgen voor de welkome verpozing na een dagje kantoor. Met mijn botten aan, wandel ik met een jongenspasje over ons kleine erf. Langs de bessenstruiken onder de fruitbomen, naar het water. Op de tippen van mijn tenen bewonder ik de overvolle serrebak. Als alle plantjes slagen in hun groei, weet ik binnenkort niet wat ik eerst moet doen. ‘Wat ben je van plan?’, vraagt mijn lief vanuit een stoeltje bij de kippenren. Met een zak potgrond geklemd tussen mijn armen en lijf sta ik met rode wangetjes naast een enorme bloempot. ‘Venkel zaaien.’ Hij schudt een beetje met zijn hoofd en denkt aan het vele hooi dat ik op mijn vork neem. Maar ik moet kunnen ontsnappen omdat het moeilijk blijft. Dat inpassen in een wereld waarin je je niet begrepen voelt omdat je niet krijgt uitgelegd hoe dat nu precies met je zit. Onwennig en bang, kom je afstandelijk en koel over. Een verlegen luisteraar die struikelt over de woorden die haar gedachten niet kunnen volgen. Nieuwe mensen, die tast je liever even af. Uit een ooghoek sla je ze gade, achter je rug volg je het gefluister. Daarnaast ben ik ook ongelooflijk traag. Pieken voor mijn dertigste, dat zal er niet meer in zitten. Ook al zegevierde mijn liefde voor het schrijven in mijn kindertijd en kon ik er mijn tienerverdriet in kwijt, de eeuwige twijfelaar in mezelf rende uiteindelijk heel hard weg voor de leeuwen.Reeds vijf jaar trek ik tijdens de gebruikelijke uren dezelfde schoenen aan en probeer ik onopvallend te passen binnen een of andere maatschappelijke verwachting. Maar als ik heel eerlijk ben, hoor ik thuis aan de schrijverstafel. Met een wand vol boeken als ruggensteun en Max Richter als toeverlaat. Er valt nog veel te leren, de groei is nog maar net begonnen. Zonder te wedijveren met anderen, maar met een beetje druk van het lief ben ik op zoek naar die zelfdiscipline van het schrijven en schrappen. Van het stoppen met angstvallig weg te lopen van ik wat ik toch zo heel graag doe. Ons huis is mijn glazen stolp, ons kleine erf een paradijs en in mijn hart is het soms een kleine hel. Angst zet, vaker dan ik zelf wil, een klem op mijn zijn en durven. Dan is het makkelijk vluchten in uitstelgedrag en opgerold als een bolletje liggen knabbelen op rampscenario’s. Zo nu en dan, staat het water van de ingebeelde ramp tot aan mijn lippen. Dan sluit ik de ogen en tel ik af naar de verdrinking. Tot hij mijn vermoeide lijf uit het water hijst en we mijn verdriet in slaap wiegen. (Foto: onbekend)

Katrien Meermans
0 0

Heden

Men leeft nooit ten volle in het heden. Mensen maken zich vaak zorgen over de toekomst of mijmeren over vervlogen tijden. Soms is men zelfs blind voor hetgeen er zich recht voor hun neuzen afspeelt. Hoe vaak zeggen mensen niet: ‘Och, kon ik de klok maar terugdraaien.’? Maar het verleden kan je niet veranderen. Je kan enkel iets doen in het heden en hopen dat het je niet zal blijven achtervolgen, dat je de juiste keuzes maakt. Maar wat je in het heden doet kan ook de toekomst veranderen. Door die keuzes. Ja of nee. Uiteindelijk wordt het heden het verleden en dingen waar je je zorgen over maakte verdwijnen, soms besef je dat die zorgen eigenlijk helemaal niet nodig waren, op andere momenten waren die zorgen terecht en ben je blij dat dat nu verleden tijd is. En de toekomst wordt het heden. Als kind vraag je je af hoe het zou zijn als je ouder bent. En als je dan ouder bent wil je weer kind zijn. Minder dilemma’s. Minder zorgen. Minder moeilijkheden. Als je ouder bent verwacht men meer van je. Het heden. Het nu. Hoe ver strekt zich dat eigenlijk uit? Wat je ’s morgens beleeft hoort eigenlijk ’s avonds al in het verleden. Want dat moment is weg. Wat je toen hebt gedaan kan je niet meer veranderen. Dat extra koekje waar je misschien spijt van hebt dat je hebt gegeten is weg. Maar je kunt dat in twijfel trekken. Een job hebben of studeren hoort ook tot het heden. Maar zie je al die jaren dat je al hebt gewerkt of al gestudeerd hebt als het verleden? Of reken je het tot 1 geheel. Iets dat nu gebeurt? Als je aan de hogeschool of de universiteit zit hoort het secundair onderwijs tot het verleden, dan mijmer je soms over die tijden, vraag je je af of je wel de juiste studierichting hebt gekozen, of het niet allemaal veel simpeler was in dat secundair onderwijs. Terwijl je waarschijnlijk toch wel heel blij was toen je eindelijk dat secundair schooldiploma in ontvangst kon nemen. Eindelijk verlost van die banden. Klaar voor een nieuw begin. Als je in het secundair onderwijs zit, behoort de lagere school tot het verleden. Een hoofdstuk dat is afgesloten. Je voelt je groot. Eindelijk naar dat secundair onderwijs. Je bent trots op jezelf. Maar als je in het derde middelbaar zit, reken je het eerste jaar dan tot het verleden of zie je je middelbare schoolcarrière als 1 geheel dat zich in het heden afspeelt? Je kan jezelf veel vragen stellen over het heden. Je kan het niet exact definiëren. Je kan het niet afbakenen. Het heden schuift voortdurend op, net zoals het verleden en de toekomst. Er komt elk jaar weer een jaar geschiedenis bij. De aarde wordt steeds ouder. Jij wordt steeds ouder. Telkens je een jaar van het ‘heden’ voorbij bent komt er bij het verleden een jaar bij en gaat er bij de toekomst een jaar af. Maar wat zie je als de toekomst? De tijd die je rest voor je doodgaat? Of fantaseer je ook over dingen die na je dood zullen plaatsvinden? Want dat is ook toekomst. Je kan eigenlijk op geen van de drie begrippen een exacte definitie plakken. Je kan ze wel beschrijven, er een vaag idee over hebben, maar het valt niet af te bakenen. Het enige dat zeker is, is dat de tijd ongenadig verder blijft tikken. Het is iets wat bij dieren niet bestaat. Wat de mensen zelf hebben gecreëerd om meer orde te krijgen in het leven. Tijd gaat voorbij. Het schuift op. Net zoals het heden. Net zoals het leven. John Green heeft ooit vanuit de ogen van zijn personage Alaska Young het leven vergeleken met een doolhof: “You spend your whole life stuck in the labyrinth, thinking about how you'll escape one day, and how awesome it will be, and imagining that future keeps you going, but you never do it. You just use the future to escape the present.” We gebruiken de toekomst om te ontsnappen aan het heden. En eigenlijk klopt dat ook. Als er iets tegen zit zeggen we vaak: “Het komt wel goed.” Als je ziek bent wensen we elkaar veel beterschap. In de toekomst zal alles wel goed komen. Men focust zich niet op het heden maar op de toekomst, want wat je in het heden doet bepaalt je toekomst. Je studeert om in de toekomst te kunnen werken. Je gaat werken om in de toekomst te kunnen overleven. Alles wat je in het heden doet, doe je om je toekomst beter te maken. Je probeert de goede keuzes te maken want goede keuzes zorgen voor een mooie toekomst. Maar iedereen maakt fouten, bewust of onbewust. Soms maak je een bewuste keuze waarvan je verwacht dat het de goede is maar uiteindelijk toch niet zo blijkt te zijn. Zo’n keuzes blijven je blij. “Kon ik de klok maar terugdraaien.” Dat is de andere kant. Soms blijven mensen hangen in het verleden en doen ze niets om hun toekomst veilig te stellen. Ze mijmeren over dingen die vroeger beter waren. Over wat er zou gebeurt zijn als ze andere keuzes hadden gemaakt. En dan heb je nog mensen die volgens ‘carpe diem’  leven. Mensen die zich geen zorgen maken over de toekomst, die niet mijmeren over het verleden maar gewoon leven. Mensen die last-minute iets beslissen en niet te ver vooruit plannen. Want plannen kunnen in het water vallen. Ze leven nu. Durven risico’s te nemen. Het zijn mensen die wel zien wat er op hen afkomt. Die zich laten verrassen. Het leven is een doolhof. Sommigen zoeken de weg terug. Proberen een afgesloten stuk weer te openen. Anderen zoeken hopeloos een uitgang, vragen zich voortdurend af wat er zich in het doolhof bevind. En nog anderen wandelen gewoon rustig rond in dat doolhof en zien wel wat er gebeurt. Maar ook mensen die volgens het ‘carpe diem’  leven moeten keuzes maken. Een doolhof gaat niet eeuwig rechtdoor. Soms je moet je kiezen tussen rechts en links. Een rustig pad of een wild pad. Een pad met obstakels of een pad zonder obstakels. Het leven is een doolhof. En je hebt drie keuzes. Op zoek gaan naar de toekomst, de uitgang zoeken en ontdekken wat er achter die uitgang verscholen zit. Je kan proberen terug te gaan, het verleden opnieuw te beleven. Of je kan leven in het heden. Het doolhof rustig verkennen. Je geen zorgen maken over de toekomst. Niet mijmeren over het verleden. Maar gewoon leven. In het nu. In het heden.

Quies
17 0

Ben ik wel een man?

“Ben ik wel een man?” Vraagt Giel zichzelf af terwijl hij zittend op het toilet zijn penis bekijkt. Het verschrompelde ding tussen zijn benen heeft meer weg van een rotte peer, of een baarmoeder die naar buiten gekeerd is na een zware bevalling. Terwijl hij voorzichtig de laatste druppels urine eruit knijpt met zijn linker hand, drukt hij met zijn rechter hand het gaatje bovenaan stevig dicht. Moeder natuur heeft hem namelijk met twee van die plasgaatjes opgezadeld. Alles behalve comfortabel wanneer je op de trein naar het toilet moet. Met beide voeten knelt Giel zich vast, toch weet een schok hem aardig te verrassen. De trein is kort en bruut tot stilstand gekomen. “Zouden we al in Brussel zijn?” In Brussel-Zuid moet hij eraf. Van daaruit vertrekt de Thalys richting Parijs. Waarom moest hij ook net nu zo dringend naar het toilet? Op de Thalys zou hij veel meer tijd hebben om zijn penis te sonderen. Na elke plasbeurt herhaalt Giel dit wansmakelijk ritueel. Met een staafje dringt hij eerst bovenaan zijn urineleider binnen om de laatste resten er eigenhandig uit te zuigen. Vervolgens herhaalt hij deze handeling via het gaatje vooraan. Het ballonnetje vult zich al aardig met vlokken. Plots volgt er nog een schok, alsof de trein zich ontkoppelt. Een scheurende pijn trekt via zijn piemel tot in Giels maag. Vooraan zit het buisje er nog in maar er werd duidelijk schade aangericht. Het opgevangen vocht kleurt volledig rood. Terwijl de ballon zich opblaast krijgt Giel een opstoot van koud zweet. Zijn lichaamsharen staan rechtop terwijl de kralen zweet via zijn rug naar beneden glijden. “Nu niet het bewustzijn verliezen” denkt Giel vlak voordat alles zwart kleurt. Plof! een zware klap. Langzaamaan komt er weer licht naar binnen, zuurstof, geluid. De deur is open. Een dame reikt hem de hand. “Hier meneer, een maandverband”.

Lezzl
5 1

Facebook voor Napoleon

Geachte heer Bonaparte, Sta me toe zo vrij te zijn, u Napoleon te noemen. Excuses voor mijn taalgebruik mocht het niet binnen de protocollen vallen. Ik ben een eenvoudige dame die het graag een beetje simpel houdt. Hoe anders kan ik u, de grote Napoleon, een futuristisch fenomeen als Facebook uitleggen? Eigenlijk kan ik Facebook het best omschrijven als een virtuele Blitzkrieg. In tegenstelling tot u trekken wij er vandaag de dag niet lijfelijk op uit om onze vijand een kopje kleiner te maken. In onze tijdsgeest hebben wij daar helaas noch de tijd, noch de ballen voor. Eigenlijk zijn we er fysiek ook helemaal niet meer toe in staat. 24u op 24u zijn we digitaal verbonden. Dit wil zeggen dat we altijd en overal bereikbaar zijn en dus ook ‘kunnen bereiken (of treffen)’. Velen van ons zitten gewoon de hele dag op een stoel achter een scherm in een bureau. Anderen steken een apparaatje op zak waarmee ze vanuit hun binnenzak kunnen communiceren. Vanuit deze strategische posities zijn we in staat om de hele wereld onderhuids te domineren. In de plaats van wapens, paarden en kanonnen gebruiken wij woorden, foto’s en videofragmenten om anderen een slecht gevoel te geven over zichzelf. We noemen onze doelwitten eerst vrienden om ze nadien stilletjes als vijand onderuit te halen. De stijl van onze berichtgeving is vergelijkbaar met uw manier van oorlog voeren: snel en agressief. Berichten verspreiden zich als een lopend vuurtje. Doormiddel van één simpele vingerklik kunnen wij wereldwijd ‘treffen’. Hoewel de pijn van onze psychische wapens soms minder snel tot mensen door dringt, is de schade vaak minstens even diepgaand. Het effect van onze acties kan jaren later nog steeds voelbaar en zelfs zichtbaar zijn. Hoewel Facebook als een droom klinkt voor iedereen die iets wil bereiken in zijn leven, kan Facebook ook net het omgekeerde effect bereiken. Alles hangt ervan af hoe flexibel de geest van de gebruiker is, hoeveel inzicht hij heeft en op welke manier hij in het leven staat. De wereld vandaag is complexer geworden. Sommigen onder ons denken teveel, en anderen denken veel te weinig. Zo zijn er mensen die zonder enige schroom al hun doen en laten op Facebook delen. Zo weet ik bijvoorbeeld wanneer mijn buurmeisje een bad neemt. Er zijn koppels die via deze virtuele verbinding discussiëren en naar een echtscheiding toeleven. Werkgevers analyseren ons profiel en controleren al onze activiteiten. Woorden en beelden blijven vereeuwigd en kunnen levenslang tegen ons gebruikt worden. We zijn in staat om andere gedaantes aan te nemen om zo te infiltreren in het leven van onbekenden. Het is een voortdurend spel van actie en reactie. Wij noemen het ‘interactie’. Het is dus niet gepermitteerd om naïef en ondoordacht te werk te gaan. Terwijl we strijden met de wereld zijn we in staat om ook onszelf in één simpele beweging in te halen en te verslaan. Een zieke of zwakke geest kan via Facebook veel verzieken. Beste Napoleon, ik zou nog eindeloos kunnen doorgaan over de min- en pluspunten van Facebook. Toch ben ik ervan overtuigd dat een kordaat man als u er liever meteen in zou vliegen mocht hij de middelen hebben. Maar onderschat zeker onze motieven niet. Stratego of schaak kan soms veel eenvoudiger zijn dan een spelletje virtueel en psychisch oorlog voeren. Onthoud vooral goed: “Een verwittigd man is er twee waard maar op Facebook heeft u duizenden vrienden.” Mocht u verdere vragen hebben, aarzel dan zeker niet om mij te ‘frienden’. Met de beste intenties, Lesley Courtois

Lezzl
0 0

Wonderschoon

Onder de bomen zitten twee grote konijnen. Met rechte rug en bewegende neusjes observeren ze de tuin. Voorzichtig wagen ze zich op open terrein en smullen stiekem van de bloemenweide. Ook de waterhoen is deze ochtend van de partij. In het vogelhuis smult hij van de grote vetbol. Zijn vrouwtje heeft de kat gestuurd. Op de nok van de wintertuin regeert een groep kauwen. Met geheven hoofden houden ze de duiven statig op een afstand. Voor de deur worstelt een roodborstje met een vers gevangen wormpje, terwijl iets verder een vogeltje zo klein bijna onopgemerkt schuifelt. Plots duikt Patrick, het kleine konijn op. Met schattige sprongetjes nadert hij ons nest tot hij zo dicht is, dat ik hem niet meer kan zien. Ik snel naar het keukenraam en niet veel later betrap ik hem tussen onze vergeet-me-nietjes. De spin aan het keukenraam deint zachtjes op het ritme van de wind. Een tweede klein konijn piept door het gat in de deur van de wintertuin. Hij twijfelt en schuifelt terug naar binnen. Even later sluipt hij dicht tegen de muren naar de plek waar binnenkort de kippen zullen kakelen. Knoppen verschijnen op de takken van de bomen. De pruimenboom pronkt zelfs al met de eerste bloesems. Het is zeven uur ’s ochtends en vol verwondering loop ik van het ene raam naar het andere. Ik denk terug aan de voorbije dagen toen tijd niet bestond en de wereld slechts een tuin groot was. Groenten rooien en zaaien. Bloemen schikken en planten. Ik voel de zon op mijn gelaat en de wind in mijn haren. Wroetend in de aarde koester ik deze kostbare eenvoud als zwart goud. Ik omarm ons nest dat als een veilige haven nabij het water ligt. Verborgen achter het hoge riet en beren van bomen. Voor het eerst sinds weken krijgt mijn verlangen naar de schrijftafel opnieuw vorm. Ik heb zowaar echt goesting om te schrijven en te schrappen. Om de ideeën, die een winter lang gebroed hebben, te zien uitkomen. Voor ik het besef, betrap ik mezelf wachtend op het onheil dat zich als een zondvloed over mij zal werpen. Zo veel geluk, is dat een mens wel gegund? Ook wij hebben ons kruisje boven de deur en een emmer historische tranen, maar wat wij vooral hebben is een thuis. En dat … is wonderschoon. (Foto: Christian Heuer)

Katrien Meermans
0 0

Dipje

Op de eerste ochtend van het jaar knijp ik mijn ogen dicht tot ik sterretjes zie. De muziek die in de straat weerklinkt, maakt krasjes op mijn ochtendhumeur. Ik open mijn ogen en staar naar mijn lief, maar hij slaapt te diep om mijn kijkers te voelen priemen. Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht als ik aan de vorige avond denk. In een sprookjesachtige kamer vierden we met veel gezelligheid de laatste avond van het jaar. Hij en zij. Wij. Eenvoudig lekker eten en vuurwerk langs alle kanten. De muziek verstoort de herinnering en dwingt me op te staan. Ontstemd graai ik wat kleren van de vloer en kleed me aan. In een slaperige haast, glijd ik bijna van de trap. Mijn hart slaat een slagje over en mokkend sta ik op blote voeten voor het huis. Mijn blik is wazig en ik kan de bron van de muziek niet duiden. Net voor de deur dicht valt, kan ik haar tegenhouden. 'Ook dat nog', mopper ik in mezelf. De stoep is te koud en snel sluip ik weer naar binnen. Gedraaid in dekentjes lig ik in de zetel. Ik staar naar de donkergrijze wolk boven de televisie. Ze volgt me nu al een tijdje en hoe harder ik haar doodzwijg des te donkerder ze kleurt. Met een grote frons daalt mijn lief de trap af om even halt te houden bij de zetel. ‘Muziek’, zegt hij met een zware en vermoeide stem. Ik open de berg dekentjes en dicht bij elkaar kijken we naar dieren in het wild. Bij zijn verschijning drijft de wolk af en lanterfant ze een beetje in een hoekje. Ze lijkt zelfs lichter van kleur en even vergeet ik haar. Maar enkele dagen later, regent het tranen in de woonkamer. Her en der zet hij emmertjes. En in de onweersbui vormen we samen een bolletje. Hij luistert en sust. Hij wiegt en aait. Hij belooft: 'Alles komt goed'. (Foto: Karin and the camera)

Katrien Meermans
0 0