Zoeken

Lang leven

blije monden  trekken mochi aan stukken - winter ozōni *   Ozōni: Meer dan een Nieuwjaarssoep Ozōni is een traditionele Japanse soep met mochi (kleefrijstcake), die tijdens Nieuwjaar wordt gegeten. Dit gerecht is niet alleen een culinaire traditie, maar ook een symbool van geluk, voorspoed en familiebanden. De soep varieert per regio: in Kanto gebruikt men meestal een heldere dashi-bouillon met sojasaus, terwijl in Kansai een witte miso-basis populair is. Naast mochi bevat ozōni vaak ingrediënten zoals kip, vis, daikon, wortel en komatsuna, afhankelijk van de streek en familietradities. Mochi, het belangrijkste ingrediënt , staat symbool voor kracht, doorzettingsvermogen en een lang leven. Omdat het plakkerig en rekbaar is, wordt het gezien als een teken van een langdurig en voorspoedig leven. Het samen eten van ozōni op Nieuwjaarsdag versterkt de familiebanden en markeert het begin van een nieuw jaar vol goede wensen. Daarnaast weerspiegelt het gerecht de waardering voor de natuur en de oogst, omdat veel ingrediënten afkomstig zijn uit de regio waarin de soep wordt bereid. Oorspronkelijk werd ozōni zelfs beschouwd als een offermaal aan de goden, waarbij de eerste hap een spirituele betekenis had. De geschiedenis van ozōni gaat terug tot de Muromachi-periode (14e-16e eeuw), toen samoerai het aten als een voedzame maaltijd tijdens veldslagen. Later werd het een feestelijk gerecht voor de adel en uiteindelijk een vast onderdeel van de Japanse Nieuwjaarstradities. Tegenwoordig is ozōni een gerecht vol symboliek, dat niet alleen de regionale diversiteit van Japan weerspiegelt, maar ook de waarden van het land: respect voor traditie, familie en de natuur.    

Margaretha Juta
0 0

Brieven aan Layla (6)

  Een roodborstje valt echt nooit zomaar uit de lucht. Neen. Dat gebeurt alleen met vliegtuigen waarvan de bouten veel te moe werden, verborgen bergen te laat zagen. Liefste Layla, het is moedig van klimop. De boomtop is bijna bereikt maar verder zal hij niet geraken. Alle takken onderweg hebben nochtans uitleg willen geven over onnut en de blinde tocht. Zelf praat ik zelden nog. Mijn stembanden vergaten hoe de klanken zich verloren en de woorden werden tekens op een holle wand, de rots weet niet waarom. Onrust twijfel uitwegen, zij hadden mij gevonden. Stadsgeluiden konden mij verjagen omdat zieke torenwachters dag en nacht het orgel bleven geselen. Je bent me niet gevolgd, mijn schat, de vader van het grijze welzijn sloot je op in rijke kamers. Mussen zonder armen tikten op het raam. Het glas brak niet, er stak geen wegbeschrijving in de brievenbus, sterren zonder pijlen hielden slechts de wacht hoog in de zwarte lucht. Ik staar nog wel, mijn ogen lopen over alle bloemen, dove vruchten zuchten als ik niet echt bijten durf. Het roodborstje geeft mij nog hoop op warmte in mijn hart. Hij is alleen, laat zich probleemloos tellen. Ondertussen vliegen witte wolken schoon voorbij. Blijdschap stralingen, de zon probeert het nog om iets te doen, wil duisternissen onderbreken, wekenlang mijn huid een zomerkleurtje geven, wat ik lankmoedig laat gebeuren. Er is hoop, mijn lieveling, want in de gangen van de mol wordt er gefluistert over tederheid, de zachte pels van bange uren, jaren, in de tussentijd zal ik je zien, je huid eens mogen kussen, schoenen kousen voeten vinden die mij zullen brengen, dichterbij.     uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'      

Bernd Vanderbilt
0 0

Varken op vrijdag

Ik kom hier niet meer. De muren zijn wit, de kust is gebetoneerd. De draaideuren kennen maar één richting en de receptioniste zegt dat ik echt niet op de wanden schrijven mag. Bovendien is dokter Olaf Valckenburgh een valsaard. Het varkenshart dat ik kreeg, heeft wel gevoelens. Mijn blik is roze geworden en hij zegt dat zoiets niet kan. Het broze ijs dat in de nacht mijn voorruit vond, het is niet meer. Met dergelijke verliezen moet ik elke dag leven. Hoe moet dit verder, wilde het glas gisteren weten. Ik zat in een kroeg met vroege mensen die koffie dronken terwijl het binnen warm genoeg was. Ik las op mijn gemak de brief die ik bij het ontslag kreeg. De receptioniste had fijn uiteengezet hoe ik littekens best behandel, dat ik beter niet te ver wandel als de zon me niet verleidt naar bloemenperken. Het is winter, schat, heb ik gedacht. Ik zoek echt niet wat niet wil zijn, in mijn gedachten bloeit er wel een kerselaar soms ongestoord, dat hoort gewoon, dat mag. Ik voel aan het papier dat ze de brief zelfs heeft gekust. Intussen streelt een nimfenhand mijn oogleden. Die rust wordt mij gegund omdat zij alles weet. Het spijt mij niet dat ik mijn hart verkocht heb aan een lome droom die stilaan stierf. In die kliniek heeft eerst een apparaat mij snel gered, het ding is dom. Terwijl ik het niet wist, kreeg ik toen dit zwijnenhart. Dat is genoeg voor de paar jaren die mij resten, sprak dokter Valckenburgh. Kom vrijdag weer terug!   uit de reeks 'Ignace Somers'

Bernd Vanderbilt
3 0

Stil lawaai

Zijn ogen gaan langzaam open Het licht dendert langs de kieren van het raam De zon staat al hoog te paraderen, zijn ogen kunnen het niet aan Snel gaan ze nog even dicht, nog even niet, nu nog niet Straks zal het beter gaan, straks zal het beter voelen Toch nog weer in slaap gevallen Haastig opent hij zijn ogen Met een bonkend hart, denkend aan de tijd De tijd die voorbij gevlogen zal zijn maar voelt als een minuutje Niet op de klok kijken, niet op de klok kijken   Straks is nu geworden, het gaan en voelen is niet verbeterd Toch eruit en kleren aan Ellendeling, misbaksel, ongegrond stuk wortel Verkwister van tijd, verloedering van kwaliteit, van menselijkheid Af leiding nemen over hetgeen, moeilijk vooruit te komen Naar beneden kijken, hoofd gebogen, diep beschaamd Zoveel lawaai in zoveel stilte   Ogen weten niet waar ze heen moeten, welke gruwel is waarlijk te zien Oren klepperen in de oorverdovende stilte, weten niet meer wat ze horen Neus ruikt niets, geen geur van bloemen, warme thee of een zoetig broodje Mond houdt zich stil, omdat het niet meer weet wat te zeggen Zoekend naar moed, lef en zingeving bewegen ze door de ruimte De ruimte die zo immens groot is en tegelijk zich op nog geen vierkante meter afspeelt Plots heeft de avond hem ingehaald, het donker klampt zich aan hem vast Eindelijk bevrijd van de dagelijkse strijd De wereld om hem heen beweegt zich nu op zijn tempo, richting het einde   Zijn ogen gaan langzaam sluiten Het donker verwelkomt hem als een oude vriend Snel gaan ze nog even open, nog even niet, nu nog niet Straks is het weer ochtend, dan is er weer een dag gemist Toch nog wakker blijven Haastig sluit hij zijn ogen Met een bonkend hart, denkend aan de tijd De tijd die vliegensvlug voorbij is gegaan, al kroop het overdag Morgen zal het anders zijn

JosLuchtenburg
4 1