Zoeken

Mary Lou

    Het bloed zit aan de binnenkant, op die muur die zelfs de ochtendzon verdragen blijft.   Perfect symmetrisch, was het gebouw. Zeven openingen aan de oostkant en zeven deuren die naar het westen zouden staren. Veertien zouden er komen, hokken voor verwende dieren, dacht ik ooit. Doch het gutste en grote spatten zitten er nu, tussen de tweede en de derde deuropening, tellende vanaf de zuidelijke gevel.   Ze beginnen gans onderaan en gaan zo omhoog, tot boven de blik van kinderen. Het rood is nu bruin en ziet diep in de porïen van het beton. Holle blokken grijs geen bakstenen en ook geen pannen. Golfplaten, Eternit ligt op de gordingen. De rest is als zo veel onafgewerkt gebleven, hamerslagen uitgesteld, niet allemaal.   Het is een open kot geworden voor een handjevol dolende kippen, met ook barbaries, de meeste heel chaotisch ingekleurd. Zwart. Wit. Knobbelig rood rond de ogen. Rust en evenwicht. Dat kende onze perelaar, die elke zomer weer zijn jefkes droeg, niets vermoedend, en tegen de stam stond eens per jaar de ladder, met een karkas, van een varken; Achiel was de man die altijd weer het slachten deed.   Diana. Ze kwam dat ene jaar wat koteletten halen en de vadergek, hij had haar kunnen overtuigen. Topless naast het zwijn, de tepels stijf vooruit. “Kunstfoto’s”, dat wist hij zeker, “rauwe schoonheid wordt weer vastgelegd”.   Moeder, good by heart, ze raspte. Nootmuskaat en snel, de dunne darmen moesten nog worden gespoeld, voor de braadworst terwijl ik wat in de emmer, door het rood had zitten roeren. Beuling ook. Die zouden we op donderdag al proeven, appelmoes erbij.    Diana zwaaide toen ze wegging, al het vlees strak in de broek, de koteletten in twee diepvrieszakjes. Moeder had de maand er netjes op vermeld. Enfin, volgende keer gewoon een keertje zonder varken, met een pasgeschoren poedel zonder kop. Niet dat ik zelf zoiets bedacht of dat ik glorieuze, glazende gleufportretten verzamelde. Stoere praat, gewoon wat kutfoto’s die vader maar eens van haar nemen moest.   Maar niet op de poney! Dat was uitgesloten. Mary Lou dat was haar naam, Loulou het veulen dat ze kreeg. Loulou was stukken groter, vuisten hoger, Ome Willem en waarom? Een lumineus idee was er ontsproten, op een donkere nacht, uit het brein van mijn verwekker.   Die hengst, hij kon gewoon rusten, op zijn voorpoten staan toen hij erop gedreven was. Als een tank op stelten, de loop aan de onderkant, het doel te klein om kwaad te doen. Wat moest moest, ook later op de dag des onheils, toen moeder riep, dat ik niet helpen ging, dat er slachthuizen waren.   Mary Lou was kreupel, de gedachten van mijn verwekker, geheel bij hondenvoer, Achiel al vroeg ter plaatse en we trokken in de richting van het kot, van het grijze batiment zonder deuren.   Met de varkenshamer. Veel te klein, besefte Achiel, die goed wist dat ogen zelden zo lang tollen en wie ging er nu de sporen wissen? Poriënbeton, fotografie, de kleefkracht van de beelden.    Het was mij bijgebracht. Ik zie, ik hoor het vaak, door een deuropening, door een barst in een stille gevel, maar vraag me niet luidop te zeggen wat het is.   Het zijn die mokerslagen. Het zijn die doffe slagen. Het zijn die beelden, die niet sterven willen.         uit de reeks  'Roeland De Roover''

Bernd Vanderbilt
1 0

pagina 778

Vijf paar schoenen heb ik al versleten. Zestien wijven heb ik afgebeld. Ze wisten niet waar ze het hadden, huppelden met hun vetkwabben de Noordzee in. De strandwachter zong het themalied van Mega Mindy alvorens hij op zijn toeter blies. Ik wou ook eens op zijn toeter blazen, maar kon de benodigde diploma's niet voorleggen. Hoog van de toren was hij wel. Kortgeschoren hoofdhaar, tanden die blonken in de wind. Zijn speeksel smaakte naar tomate crevette. Ik geef je mijn hele arm, maar je neemt enkel mijn vinger. Hij past precies in je poepegaatje, dat weet ik zeker. Ik fluister in je oor dat ik het zeker weet. Een zweetdruppel leidt de weg via je ruggengraat tot in je bilspleet. Ik moet denken aan die avond in Zeveneken, toen we samen de kerktoren beklommen. Na anderhalve meter vielen we op de grond, net naast het graf van August Spermalie. Gust voor de vrienden. Pas na twee weken verdwenen de blauwe plekken op onze billen. Het zeventiende meisje dat ik afbelde nam niet op. Net als alle zestien voor haar. Mijn leven heeft dringend nood aan een telefoonboek, dacht ik bij mezelf. Ik nam me voor om de volgende dag eerst en vooral naar de Hubo te fietsen om een koevoet te kopen. Daarmee zou ik de deur van mijn kelder wel open krijgen. Ergens heel ver en heel diep, onder stapels dag- en weekbladen, lag nog een telefoonboek uit 1996. Ik wist zeker dat het er lag. Ik zou het vinden en vol spanning naar pagina 778 bladeren. Daar, op de voorlaatste regel, zou het staan. Het telefoonnummer van mijn eerste lief. Zij zou mij nooit vergeten. Dat zei ze zelf.

Maarten Verhelst
0 0

Deus ex vagina

    een krullenman verkoopt vergulde hangertjes verderop vindt men het omgekeerde kruis waaraan een wezen hangt van een vreemde planeet allicht de blik is zo oneindig leeg een roze rug met ruige strepen chot misschien voelt het zich beter dacht men thuis als alles op zijn kop staat zwaartekracht het lood weer uit zijn poten krijgt vooralsnog was het voor deze wereld ongeschikt verklaard   geslagen onverslagen heel verkeerd gereden legotreintjes liggen gans de dag aan diggelen de doos is veel te groot de kleuren flets geworden door de interesse van de zon en ooit heb ik getracht een kleine guillotine na te maken veel te bot jouw brieven kreeg ik niets eens doorgeknipt bewaard zijn ze gebleven door het toedoen van dit waardeloze tuig   twee mensheden later toen alles mooi verdwenen leek zag het land weer een armada soortgelijke strijders soldiers of sorrow krekels mieren karren vol beladen met veel wierook bier met handboeken over het maken van een godenkind de aarde hield het hart weer vast verstopte snel de souvenirs van vroeger hangers kruisjes lego rare brieven beefde licht ze schrokken amper en de blauwe bol hij zag het al gebeuren hoorde hen met grote woorden spreken over kloven in de zee het vrome vuur   nog één verhaaltje wachten wist hij en dan komt er weer een redder een verlosser deze keer misschien gewoon verwerkt door Jan de Mosselman herhaalde steeds dat liedje van   “samen vullen we  een heilig kutje   dat zo heerlijk  kreunen kan”         uit de reeks  'Hormonoloog'

Bernd Vanderbilt
2 0

De onrust van de steenbok

    Het onderricht inzake het kweken van gele snoeptomaatjes en de houdbaarheid van windeieren alsook de cursus kaasmaken van bokkemelk heb ik met glans beëindigd. Soms blijf ik me vragen stellen. Over wederkerige cirkels, waar het nut van onnodig geweld vezonnen wordt, over de blindheid van het zijn, de onbewuste wreedheid van te vele mensen. Alfred snurkt, heeft gisteren een afspraak met de eeuwigheid gemaakt, zijn scheve schaatsen laten rechten slijpen. Bij de noordpool woont een ijsmeisje, zegde hij, dat valse warmte voelen kan.   I have a dream, een bordje vol met koude frietjes en ik neem een laatste slokje limonade voor de kalmte in het suikerloze bloed. Panicum virgatum groeit hier duivels goed, verdringt de onschuld van de kleine planten, heb de zoden uitgespit en ze gekloond in 9cm-potjes om ze weg te geven aan de schrale grond van vergelegen streken. Ik denk daarbij aan jou -dat weet je- en de zon lag op mijn schouders omdat ze goed wist dat ik haar eenzaamheid verdragen kan.   Alfred draait zich om. De wende gaat wat onvoorzichtig en zijn bedje moet ik dringend met wat nieuwe schroeven sterker maken dan de drank die zwakke wezens klein gekregen heeft. Ik zorg voor hem als voor de droom, ik gooi de frietjes weg en zet de mayonaise op zijn nachtkastje. Het dekseltje ligt op zijn kop, het potje laat ik open. Het is ongeweten. Of de nacht misschien met droge lippen onze rust verstoort.   Ik geef hem nog een zoen en ja, zijn recepten zijn van goud, de harten veilig opgeborgen en de sterren schikken zich. De pool is weer het noorden kwijt.           uit de reeks  'Alfred frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
0 0

Een aap en zijn bananen aka Cafépraat

“Je kunt een hongerige aap zijn bananen niet zomaar afpakken.”Ik zette mijn pint terug op de toog en keek mijn beste vriend Mark niet begrijpend aan. Had ik iets gemist in onze conversatie? Waar en wanneer zijn we over apen begonnen? Schrap die vraag en vervang het door een belangrijker raadsel: wanneer zijn we over bananen begonnen?Nu, ter mijner eigen verdediging... ik was op dat ene cruciale punt van iedere gezellige avond aanbeland waar ik een beetje moeite had om een gesprek te volgen.“Hoe bedoel je?” Vroeg ik, zo nonchalant mogelijk en in de hoop dat ik niet liet merken hoezeer ik de draad kwijt was.“Awel, uw eten laat je je niet zomaar afpakken. En ge moet stapelzot zijn om zo'n aap te ambeteren. Die beesten zijn ijzersterk en hun hoektanden zijn scherper dan die van gelijk welke vleeseter.”Ondanks een zeker alcoholpercentage dat door mijn lijf gutste, begon er in mijn hoofd een uiteenzetting over Darwinisme vorm te krijgen. Ik stond op het punt om aan mijn betoog te beginnen toen ik merkte dat ik een schoolbord en gekleurde krijtjes nodig had. Ongecontroleerd ging ik van: “Euh...”Dat was het teken dat Mark nodig had om verder te gaan met zijn verhandeling.“Duiven daarentegen zijn helemaal anders. Die eten totdat ze ontploffen. Ofwel eten ze teveel, hun maag scheurt en de duif zegt splut. Ofwel eten ze iets dat ze niet kunnen verteren, dat blijft in de maag zitten die daardoor scheurt en de duif zegt...”“...Splut?”“Heel juist, wat moet je nog drinken?”“Een groene cola...” Stamelde ik. “Maar weet je dat een duif zijn calorieën...”Voordat ik mijn uiteenzetting kon afwerken kreeg ik mijn groene cola en moest er geklonken worden. De cola smaakte me niet, maar ik had nu eenmaal het besluit genomen om naar huis te stappen in plaats van te strompelen. Ik dronk de cola snel op en bestelde me een tweede.“Een olifant kun je niet voor je kar spannen.” Verklaarde Mark.Mijn tweede cola besloot op dat moment om een bezoekje te brengen aan mijn sinussen.“Pardon?” Terwijl ik de cola uit mijn neusgaten probeerde te snuiten.“Ten eerste is dat een wild beest en wilde beesten kun je, of beter gemompeld, mag je niet temmen. Ten tweede vreet zo'n beest de oren van je lijf. Het zou beter zijn als dat beest zijn eigen oren opvrat...”Hilariteit alom en we lachten zo hard dat de drank moeite had om in het glas te blijven. Mark hikte nog na terwijl hij verder vertelde.“En ten laatste, je kunt een walrus geen harnas omdoen.”Ik was de weg weer eens kwijt. Niet voor het eerst deze avond en, Algemeen Gesproken, ook niet voor het laatst.“Hadden we het niet over olifanten?”“Olifanten, walrussen, walvissen en dolfijnen. Allemaal dezelfde beestjes! Ze zijn allemaal...” Mark had/deed (schrappen wat niet past) heel veel moeite om zijn vingers te verstrengelen.“... interwinnend.”“Ah ja, DNA.” Ondanks zijn gebrekkig Engels wist ik wat Mark bedoelde.“Neen, neen. Het gaat veel dieper dan dat.”Terwijl ik weemoedig mijn cola verder opdronk, beschouwde ik de religieuze toer die deze discussie onherroepelijk opging.“Alles is met alles verbonden: de planten en de dieren.”“Fauna en Flora?” Hielp ik Mark.“Ja, die ook. Ik zie dat ge mee zijt.”Ik begon aan mijn derde groene cola terwijl ik dacht dat deze conversatie misschien beter te volgen kon zijn mocht ik laveloos, stomdronken en/of poepeloere zat zou zijn. Dat zou echter zonde zijn van die cola, nu ik die toch had. Vol vuur ging Mark verder met zijn redevoering.“Ja, ge moet weten dat diep van binnen alles met elkaar verbonden is door een mysterieuze, bijna goddelijke kracht.”“Bijna goddelijk? Ruimtewezens misschien?”Mark negeerde mijn laatste opmerking, omdat hij niet meer wist van welke parochie hij was.“Neeje, biochemie!” Gilde hij zacht.“Ah...” Was het enigste dat ik kon uitbrengen. Het besef groeide dat niet ik, maar Mark de draad volledig kwijt was.“Ja! Ge weet wel... met zuren en carboniet.”Nu was ik het zeker! Mark was niet alleen zijn draad, maar ook zijn bobijn kwijt. Mijn blijvend stilzwijgen was de enigste aanmoediging die hij nodig had om verder te orakelen.“De mensen snappen niet dat alles is verbonden met elkaar. Het holistische wereldbeeld is verketterd en vergruisd. Het verband tussen probleem A en probleem B is weggecijferd. Als je A oplost vergroot probleem B en krijg je een nieuw probleem C. En weet je wat het grootste probleem van al is? Weet je wat het ergste is dat ons kan overkomen?”Ik schudde mijn hoofd. Ik wist gewoonweg niet meer welke kant dit gesprek uiteindelijk uitging.“Na de letter Z zijn de letters op en dan is het gedaan...”Ondanks alle rumoer, werd het stil tussen Mark en mij. We lieten de laatste woorden tussen ons in hangen. Ik zocht naar de verborgen, diepere betekenis van wat Mark net had gezegd. Hij was geschrokken van zijn eigen woorden. Ik bestelde voor ons beiden een verse pint en terwijl ik zijn leeg glas voor een vol omwisselde, keek ik Mark aan en zei:“Je kunt een hongerige aap zijn bananen niet zomaar afpakken.”

Wibboo Jozefs
19 0

het uur van de kikker

Ik heb al verschillende stenen verlegd in verschillende rivieren op aarde, maar geen enkele stroom ging een andere weg op. Tenzij natuurlijk die ene keer toen ik een betonblok loste in een derderangsbeekje in Erembodegem. Mijn vrachtwagen was te zwaar geladen, zei de rijkswacht. Het was lossen of een nachtje brommen. Bij de eerstvolgende verkiezingen werd de burgemeester zonder pardon weggestemd. Vele jaren later zag ik hem bieten planten in het park. De jaren negentig vlogen voorbij als een zwerm honingbijen boven een bloemenweide: tergend traag. In 1992 gebeurde er niet veel in mijn dorp. Ik was tien en droomde van 1993. Ik vond dat een mooi getal. Mijn lievelingsgetal was echter nul. Dat rijmde op Hull. Elk jaar ging ik met mijn ouders en zussen naar Schotland. We namen dan de ferry van Zeebrugge naar Hull. Ik hield van Hull. Het rijmde op lul. In 1996 was het eindelijk zover: mijn teddybeer stierf. Ik begroef hem tussen de brandnetels links van de mesthoop. Rechts van de mesthoop lag mijn waterpistool, zes voet onder de grond. Het was in 1994 ter ziele gegaan. Mijn grootmoeder huilde met me mee toen ze de ajuinen sneed. Ik keek haar aan en hoopte dat het snel 1995 zou worden. En inderdaad, enkele maanden later begon er een nieuw jaar. Zo ging dat in die tijd. Nu zit ik hier te mijmeren over een godvergeten decennium. Ik kan evengoed wortels schrapen. Ik doe dat graag. Naast revoluties ontketenen, gevestigde orden omverwerpen en bootvluchtelingen redden, is wortels schrapen mijn grootste hobby. U ziet het, ik heb geen kiezels in rivieren nodig om bewijs van mijn bestaan te leveren. Ik schraap wortels dus ik ben. Ik schraap ze tot het bloed uit mijn vingers gutst. Ik hou van bloed. Het rijmt op bolhoed.

Maarten Verhelst
2 0

Mike, een verhaal in twee bedrijven

Toen het nog niet zo heel erg was maar wel een beetje: De broer van Mike had een nieuwe vriendin. Vandaag had hij haar voor het eerst meegenomen naar huis en mocht ze mee-eten. De moeder van Mike leek veel vrolijker en opgewekter dan anders en ze had een schort met bloemetjes aan. Ze had nooit een schort aan. En zeker niet met bloemetjes. Mike dacht dat ze dat schort vast speciaal voor deze avond had gekocht, net als de bloemen in de vensterbank. “We eten rollade vanavond!” riep de moeder van Mike met iets meisjesachtigs in haar stem. We eten nooit rollade, dacht Mike. De broer van Mike gaf zijn vriendin een rondleiding door het huis alsof het zijn huis was en alsof hij wist hoe het in het huis werkte. De vriendin wilde alles weten. Ze vroeg of Mike echt speelde op de instrumenten in zijn slaapkamer. Mike vond het nogal logisch als je instrumenten in je slaapkamer hebt staan, dat je die dan ook gebruikt om op te spelen. De vriendin kreeg het grootste stuk van het vlees en ze smakte en hield haar vork raar vast met een soort buiging in haar pols. Mike vond dat helemaal niet nodig.  Soms werd er iets gezegd aan tafel en de vriendin lachte dan haar grote witte tanden bloot en begon te schaterlachen. Als de moeder van Mike iets vroeg antwoordde ze met volle mond terwijl ze onder de tafel haar hand op het been van de broer van Mike legde. De broer van Mike moest ook lachen om de dingen die aan tafel werden gezegd terwijl die dingen niet eens grappig waren.  De broer van Mike moest bijna nooit om dingen lachen. En zeker niet om dingen die aan tafel werden gezegd. Mike wilde ook wel een keer een meisje mee naar huis nemen zodat ze mee kon eten. Hij zou dan een meisje kiezen dat niet smakte en geen hand op zijn been legde en niet zou schaterlachen. Ze had een andere lach gehad, een zachte grinnik. Veel charmanter en eleganter dan de vriendinnen van zijn broer. Maar zulke meisjes zijn nergens te vinden. Als meisjes je vriendin worden leggen ze hun hand op je been en maken krullen in je haar. Ze kijken in je ogen en kijken niet weg tot dat jij weg kijkt of je knippert. Ze leggen hun handen in jouw handen en pikken je broer af en zijn een nep-broer met nagels en parfum. Ze vragen naar welke platen je luistert en ze vragen wat je lievelingskleur is. Ze vragen waar je aan denkt en waar je over droomt. Ze vragen je zo veel dat er niets meer overblijft. Net als met rollade. Ze aten nooit rollade. En zeker niet als Mike er om vroeg.   Toen er niets meer aan te veranderen viel: Wat hij het liefste zou willen zeggen, was iets over dat ze samen elkaars navels vergeleken, 's zomers in het gras. Dat hij hem gepest had met zijn navel omdat er zo'n bobbeltje op zat. Dat ze samen in de roeiboot naar de overkant van de sloot hadden geroeid en het dan leek alsof ze in een ander land waren terwijl hun moeder aan de overkant zwaaide en riep dat ze broodjes en soep konden halen maar ze deden alsof ze het niet hoorden. Dat hij een keer een tand door zijn lip had omdat hij achter hem had aangerend in het zwembad en toen op de grond viel. Dat hij heel hard moest huilen en werd uitgelachen maar ook werd getroost. Dat ze samen op de fiets naar het dorp gingen en ze daar met hun handen op de blote benen van meisjes hun eerste sigaret hadden gerookt. Dat ze waren verdwaald en niet bang waren geweest. Dat ze stenen gooiden op kippen en huizen maakten voor kikkers. Dat ze harten hadden gebroken en weer heel hadden gemaakt. Dat ze hadden gerend door steegjes, gepraat in de nacht en gehuild in de regen, want in de regen kun je dat niet goed zien. Dat zijn broer moest overgeven en dat eigenlijk niet grappig was en hij daarom maar zijn lach inhield. Hij had zijn broer bijna nooit uitgelachen, en zeker niet als het echt erg was. Toen hij op het podium stond en ze hem aankeken, moest hij iets zeggen over dat hij ze het beste gunde. Het gelukkige paar. Zijn broer en zijn vriendin. Man en vrouw. Iets over liefde en eeuwigheid. Bestemd zijn voor elkaar.               Maar wat hij het liefste zou willen zeggen,  was dat hij hem zou gaan missen. Maar dat had hij maar niet gezegd.  

Julia Dobber
2 0

Typen op een Remington

Kerstmis uit mijn jeugd, wat is de eerste kerstmis uit mijn jeugd die ik mij herinner. Het is Kerstmis 1967, het eerste jaar wat ik mij herinner met een jaartal. Wij wonen net in Simpelveld en dat was al iets geweldigs, we waren verhuisd en nu kregen we met kerstmis een echt kerstdiner. We waren er al dagen druk mee aan de gang geweest want we moesten met de vier oudste de menukaarten tekenen en papa zou dan ’s avonds de gerechten erop typen. Wij zaten dan met zijn alle om hem heen en alle zes wilde we wel eens kijken hoe dat typen op de Remington ging. Reuze spannend, dat wel maar ik vond het echt wel spannender om te weten wat dat heldere rund soep met lettervermicellie nou eigen lijk was en al helemaal dat kippenpasteitje met een bladerdegenhoedje. Die Parijse aardappeltjes met haricot vers en die runderrollade met champignons. Het waren allemaal termen en gerechten waar ik nachten niet van sliep. Het toetje was overigens ijs met slagroom, De dag kwam en we zaten aan tafel en ik vond het geweldig! Heb het altijd geweldig blijven vinden en zo ook nu komende kerst. Dan toveren we het huis om voor een groep van 21 man en die gaan genieten van een zeven gangen kerstmenu. Ik ben er achter gekomen dat het koken meer een kwestie is van goed plannen en daarmee een hoop voorpret, daarnaast vind ik het voorproeven ook steeds belangrijker, dus probeer ik alles van tevoren uit. Zo ga ik morgen verse pasta maken om te kijken of ik dat al twee dagen van tevoren kan maken en als dat mijn kwaliteitsproef doorstaat doe ik er in een tussengerecht een tomatensaus van tonijn en makreel bij serveren, anders verzin ik iets anders. Dat is voor mij Kerstmis, ontstaan bij de Remington van mijn vader tijdens het typen van een menu, waar vijf anderen zaten te kwijlen om op een letter te mogen drukken, terwijl ik mijn moeder vroeg wat dat nou eigenlijk was een bladerdeeghoedje. Ze bagatelliseerde het met , dat zit in het pasteitje zij ze een beetje verveeld. Maar ik heb overigens wel de Remington geërfd, en niemand snapte waarom.

ruud
0 0