Verwondering
Het lijkt alsof in het huis van oude mensen de tijd blijft stilstaan, zorgvuldig bewaard in weckpotten met rubberen elastiek. ‘Die moeten er ook uit.’ De weckpotten wordt dan bedoeld, uit het huizeke van Oma. Sinds mensen frigo’s hebben staan zulke dingen stof te vergaren.
Stof dat onder mijn en m’n vaders schoenen vastklemde, om zich nadien kamikazegewijs af te werpen beneden in de hal. ‘Godverdomme’ riep José, mijn oma. ‘Oei, ik mag eigenlijk niet vloeken, maar dat flapt er tegenwoordig vaker uit’.
Ik durfde te wedden dat ze geloofde, dat in de keuken het beeldeke aant kruis net iets schever keek. Doch, we konden dit niet controleren. Bovendien stond zijn kop sowieso een pittig bitteke scheef… in zwierige contraposthouding van je: ‘Whippie, ik hang vastgenageld!’ .
Dus, de weckpotten. Ik stond er nog steeds mee in m’n pollen. Soms verlies ik mijn concentratie, en vind die dan verdeeld terug in de verste hoeken des kamers. Paar minuten later zat de koffer van de auto goed vol, met nog andere stofvergaarders uit de zolder.
Het werd tijd om de hond eens buiten te laten, mijn uitrdukking voor naar ’t wc. Of was het de uitdrukking van mijn kameraad David? Hij zal het zowiezo ook wel van iemand gejapt hebben, dus is het van iedereen. Ik vond het gewoon een tè geniale uitdrukking om in dit verhaal links te laten liggen. Je hebt op deze manier immers niets te verduidelijken over het tijdsbestek van je toiletbezoek. Een stijlvollere gelijkenis bestaat niet, of moet nog uitgevonden worden… met veel denkwerk.
Nu zult ge dit misschien onnodig en vulgair vinden en protesteren: ‘zoiets zeg je toch niet in een tekst? Nog nooit voorgekomen, de idioten van dada erbuiten gelaten. En dan prik jij hèt taboe, hèt maagdevlies van de serieuze literatuur nodeloos lek? Barbaar!’
Ik zal dan zenuwachtig met schuifelend rode kaken van repliek dienen: ‘Wel ja, maar niet nodeloos…’
Toen de hond terug binnen was, en ik in de spiegel keek tijdens het handenwassen, merkte ik iets eigenaardig op. ‘Waar blijft die snor?’ Het is zo lang geleden dat ik hem had gezien, als een broer die lang op reis was. 2,5 week. Een tijd terug groeide m’n halfslachtige gezichtsbeharing nog als kool.
Misschien kwam het door het huis, omwille van de reden die ik in het begin van het verhaal vermeldde. Mogelijks kroop een walm mijn neus in- nog steeds hetzelfde merk zeep-… van pannekoeken eten op de keuketafel, bedekt met een kleed van alle ridderorden in Malta. Daardoor staakten de poriën hun werk in m’n verjongde huid.
Of komt het door de winter, en groeit haar gelijk jaarringen in nen boom? Jep, we hebben em, natuurlijk is het gene vette… kijk wat een schijtweer in België. Dan liever naar Malta, of ergens anders waar het warm is.
Wanneer is een verhaal klaar? Moeilijk te zeggen… sommige schrijvers laten hun vrouw dan ‘enz. enz.’ op hun laatste blad kliederen. Schuilt ergens nog wel een waarheid achter: Het leven kronkelt zich verder. Schrijvers kappen het verhaal af op het moment dat het oninteressant wordt. Maar dat ga ik dus allemaal niet doen. Ik presenteer u het met de lach van een trots babysmoeleke. Strik er rond en c’est ca.