Zoeken

van binnen naar buiten

Jij kan niets veranderen aan jou. Tenminste, dat zou zo moeten zijn. Voor dit stukje tekst - dat in een soort van oprechtheid zich ingewikkeld heeft - had ik muziek nodig. Voor jou draait het erom jezelf voorop te plaatsen, en ik die jou meemaak: eindelijk maak ik iets mee dat volstrekt normaal is. 'The soundtrack to my life' horen.  Je bent pas zinvol omwille van een ellendige ervaring zoals verlies, maar wat verlies je?; zoals pijn, maar wie is degene die nog pijn heeft? De wereld is op een vreemde manier gestopt met op iets te lijken en laat een verveelde indruk na. Ik kan nog zo mijn best doen, maar niets schijnt maakbaar te zijn dus verdwijnt het momentum altijd wel ergens.  Ik zweer af dat liefde draait om delen, en laat het me vervolgens op gebruiken. Ik doe alles altijd bewust, ook al weet ik dat dat nefast is. Autisme doet je nadenken, zonder dat je iets weet.Je ogen staren me aan maar later zou nog duidelijk worden dat dat mijn eigen blik was die terugstaart naar wat er nu nog van mij overblijft. Ik doe wat moet of eindelijk kan, niet na (gelukkig zijn); ik doe het omgekeerde maar dan op een overtuigende manier (oncontroleerbaar zijn). Ik doe het niet graag, maar maak het wel telkens mee. Ik heb een totaal volmaakt verlangen naar het exterieur van Dries. En dit verdomd stukje tekst dat op een gedicht wil lijken. Een geparafraseerd gedicht is geen gedicht maar een analyse.  Laten we ophouden bij genoeg.  Zorgeloosheid tot iets logisch maken, het zal nooit lukken zonder waanzin.  Vind me terug, zodat ik het niet zelf hoef te doen.

Dries Verhaegen
90 0

Een lyrische omschrijving van het ongemak dat ik tracht te ontleden en af te schudden

In het witte maanlicht gaan de dennen door hun knieën. Rolluiken rammelen, vette druppels kletteren. De woeligheid achter het dunne glas is van dezelfde aard als die onder mijn huid. Welke houding ik ook aanneem, ik blijf twintig centimeter boven het bed zweven. Het landen en zinken lukt niet. Ik reken op een kuip warm zout water als anker. De obstructie in mijn keel roert zich even en haakt dan weer in. De rechthoek in mijn maag zit gebeiteld. Geknield herzie ik de koers. Een afgebakend verlangen naar rust richt ik tot symbolen van grootsheid waarin ik mezelf even niet zie. Reeds als kind wist ik dat ik mijn woorden kon planten. De scheppingen van vandaag zijn mijn smeekbedes van gisteren. Ik huis in de inzichten die ik wilskrachtig bijeen heb geschraapt. Een fort bewaakt door een schare engelen. Ware verandering, de soort die verzacht, ontvouwt zich na begrip. En zo loop ik continu, om niets te missen, wagenwijd open. Met als gevolg dat er veel onrust binnen dwarrelt. Ik struikel ook steeds vaker over de langgerekte kreun die tussen de façades hangt. Sommigen proberen deze te overstemmen door luid te zingen. Maar dat gaat ongewild snel over in geschreeuw. Ik graai naar de voorbij glijdende stilstand en tracht de schemering te bottelen. Het einde van alle dingen zit in mijn ooghoeken. Alles wordt verpakt met limieten, cadeautjes aan mezelf. De sorry’s veeg ik van mijn lippen terwijl ik mezelf toesta om verkrampt mens te zijn.   https://www.karoliendeman.com/blog/2021/11/7/onrust‘Wired Up’ - zelfportret met acrylverf - 122 x 92 cm

KarolienDeman
11 0

Delphine ik Xiu graag komen

Ik streel mezelf niet langer in slaapmaar dagdroom liever over traumatiserende reizen naar Bosniëof een oplossing vinden voor dementie & die dan niet te vergetenHet was weer zo'n zondag die opvallend veel weg had van een maandagalleen stonden de straten te blank voor effectief maandag te zijn& die halfbezopen Marokkaanse junk liep weer over onze tuintegelssoms vrees ik dat mijn banden plat gaan staan zolang ik geen telenetrekeningen betaalBinnenkort is al het hout weer bevrozen dan weet ik dat kerst naderthet feest bij uitstek om te wenen over teenkanker onherkende zonen of dochters of de Belgische arbeidsmarktdie anno 2021 veel weg heeft van de Sovjet-uniewat water voor bij Gorbatjsovs wijnvlekhet eindejaar voor ons er aan te herinneren dat er ook aan dit jaar een einde komt & niemand die ik ken heeft tot nog toe de echte Waldo gevondenbehalve dat meisje met de staarten in het haarKon ik maar dat boos huis kopen aan de Brusselpoort dan kon ik op mijn beide oren slapen door de bekakte winkelketen dat daar in de buurt is& de kappers zijn er opvallend goedkoop & opvallend buitenlandsdan was ik ineens van die strontvervelende smalltalk & moeilijk vermijdbare gesprekken af van waarom ik mijn haar niet met zeep wasEen zondag waar geen torenpoepers neergehamerd werdenof gigantische ego's van de eerste vlieger van Thailand terug kwamende stad mag gerust slapen vanavond is de Sint-Romboutstoren nog steeds de grootstede weltschmerz die uit de cafés kruipt houdt het weekend interessant& vanavond strelen anderen elkaar in slaap vanavond raken vuilbakken vol sperma & vanavond blaffen er geen keeshondjes op fietsterroristen met vierkante rugzakkenvanavond mag iedereen non-binair zijn want er is geen man of vrouw die kraait op maandag& morgen is het maandagDe realiteit ligt op mijn kussensloop & ik mis de maanden waarop iedereen nog een eiland was dan diende ik me niet alleen te voelenik kus de meisjes van Jehova voor de deur & bijt de duivel in zijn reetjoden waren hier ook ooit hoor maar blijkbaar toen kregen ego's al voorrangalleen werden ze niet naar Thailand gestuurd voor cursussen elektronische poëzie te geven aan kleine Thaise jongetjes & meisjesVanavond streel ik mezelf in slaapstraks woon ik in het boze huis& morgen huis ik in de boosheidwant maandag kraait

Schrikkentist
0 0

Het aangeprate schuldgevoel

Universele of goddelijke liefde oordeelt niet, maakt geen onderscheid tussen goed en slecht. Werkelijk alles mag in al zijn glorie bestaan, ook datgene dat wij vanuit menselijk perspectief werkelijk verwerpelijk vinden, en dat getuigt van onvoorwaardelijke liefde in zijn puurste vorm. De oneindigheid ervan gaat ons menselijk inbeeldingsvermogen te boven. Het woord God wordt als vanzelfsprekend geassocieerd met de bullebak die het Christendom beenhard heeft neergezet. Eentje die een oordeel velt over zijn creatie en straffen uitdeelt. Al ettelijke generaties lang vertelt men hoe wij uit zijn gratie kunnen vallen. Dat wij in feite zondaars zijn die dienen vergeven te worden. Zulke consequente negatieve inprenting, vaak al beginnend in de kindertijd, kan niet anders dan sporen nalaten op het (collectieve) zelfbeeld. Ook wie beweert niet gelovig te zijn, blijft niet gevrijwaard van de invloed die religie uitoefent op zijn of haar overtuigingen. Zo gaat het verwerpen van het bestaan van God helaas vaak gepaard met het uitsluiten van een spirituele en ruimere betekenis van het woord. Door het woord God volledig uit het vocabularium te schrappen, wordt het kind met het badwater weggegooid. De oorzaak ligt natuurlijk niet enkel bij de diepe inprenting van het Christelijke verhaal, maar het is wel zo dat wij collectief met een minderwaardigheidscomplex kampen. Veel mensen worstelen, al dan niet aan de oppervlakte en vaak ook onbewust, met een gevoel van niet te voldoen. Met een onderhuidse overtuiging niet te deugen. Dit uit zich op ontelbaar veel manieren en kleurt het leven donkerder. Een gebrek aan eigenliefde kan in principe de bron van alle ellende genoemd worden. Net daarom vind ik het zo belangrijk om hierover te schrijven. Ik ervaar zelf ook hoe het maken van keuzes die gestoeld zijn op eigenliefde, ook al zijn deze niet altijd voor de hand liggend, deuren opent en vreugde schept. En ik voel ook nog steeds hoe zelftwijfel en strengheid jegens mezelf kwalen en uitputtende situaties uitlokt. Nu religie in ons hedendaags westers bestaan zo goed als van het toneel verdwenen is, neemt de wetenschap de megalomane rol van een alwetende entiteit op zich. Nu is het de wetenschap die zegt dat wij niet deugen. Dat we onze planeet onder grote druk zetten en een parasiterende plaag zijn. Dat elke droogte en watersnood onze eigen schuld is. Dat we moeten boeten en betalen. En de kans is groot dat we dat dan ook massaal gewillig doen. Omdat we systematisch, op subliminale wijze, onszelf hebben leren verwerpen. Het verhaal rond covid heeft dezelfde uitwerking. De wetenschap zegt dat we besmettelijk kunnen zijn en daarmee anderen in gevaar brengen. En dat ons lichaam zwak is en mogelijk niet kan overleven zonder een tussenkomst van de wetenschap. Elke mening die anders luidt zou van onwetendheid, egoïsme en slechte wil getuigen. De ongevaccineerden zijn de zondaars van vandaag. Los van religie en wetenschap, wordt er ook nog een schuld- of minderwaardigheidsgevoel omtrent de culturele achtergrond aangepraat. Zo heeft wie blank en geprivilegieerd is, geen recht tot klagen. Te midden van zoveel welvaart en comfort moet er niet flauw gedaan worden, met een nieuwe vorm van zelfkastijding tot gevolg. We branden onszelf op, omdat we denken beter en meer te kunnen zijn dan we zijn. Het schuldgevoel sijpelt door in verschillende lagen. Als het niet iemand anders is die het ons probeert aan te smeren, dan wentelen we onszelf er wel in. Ik schrijf deze tekst specifiek om u, lieve lezer, eraan te herinneren dat je een volmaakte creatie bent. Dat je niets hoeft te doen, noch iets verkeerd kan doen, om onvoorwaardelijk geliefd te zijn. Goddelijke liefde maakt geen onderscheid, sluit niets uit. Indien ze dat wel zou doen, zou ze zich tegen zichzelf keren, daar alles wat is uit haar voortkomt. We kunnen het ons als mens haast niet voorstellen wat het is om zelfs de diepste duisternis te omarmen. We hebben geleerd om onszelf in te binden en te twijfelen aan onze goedheid en schoonheid. En dat maakt ons ziek en ongelukkig. Het leven zou een pak lichter aanvoelen indien we milder zouden zijn tegenover onszelf en anderen. Schuldgevoelens en zelftwijfel trekken de collectieve vibratie naar beneden. Hoe meer we onszelf eren, des te mooier onze samenleving wordt. Ik wou dat we het collectief konden injecteren met zelfvertrouwen en eigenliefde in plaats van met chemische substanties.

KarolienDeman
7 0

Jezelf durven zijn zonder handleiding

De enige ankerpunten waaraan ik mijn identiteit kan koppelen, zijn genetische factoren, mijn omgeving, mijn ervaringen en mijn authentieke persoonlijkheid. Deze elementen vormen het fundament van mijn persoon. Daarnaast is er (gelukkig) geen handleiding die zegt wie ik ben en waarmee ik mijn kostbare levenstijd dien in te vullen. Ik ben dankbaar voor die vrijheid, maar er is anderzijds ook geen houvast. Het laat ruimte voor twijfels. Met een niet al te destructieve, maar wel irriterende, regelmaat word ik overmand door twijfels over mijn keuzes en overtuigingen. Die twijfels worden veelal opgewekt door het beeld van mezelf gezien door de ogen van een ander. Ik lijk wel eens te vergeten dat anderen evenmin over een handleiding beschikken. En dat de platgelopen weg van de meerderheid niet perse de mijne hoeft te zijn. Mij afvragen of ik ‘goed bezig’ ben, is niets anders dan een gezonde reflex. Het mag alleen geen inwendig vretend zelfverwijt worden. Er zijn ook momenten waarop ik echt trots ben op mezelf. Op hoe mijn leven eruit ziet en waarmee ik bezig ben. Dan sta ik sterk in mijn schoenen, volledig en schaamteloos opgaand in mijn authenticiteit. Want ik weet verdomd goed dat het verloochenen van mijn gevoelskompas resulteert in niets dan ellende. Dat het leven te kort en te waardevol is om krampachtig aan verwachtingen te voldoen. En dat ik sowieso met afkeuring zal geconfronteerd worden, ongeacht welke keuzes ik ook maak. Ik wil mijn inzichten en overtuigingen niet telkens opnieuw tegen de vlakte gooien wanneer de twijfels binnen sluipen. Ik wil kunnen voortbouwen zonder dat de boel aan het wankelen gaat.   Onverstoord door het leven gaan, is een vet onderstreept aandachtspunt in mijn ontwikkelingsproces. Rotsvast in mijn kern blijven staan, ongeacht de turbulentie van emoties en de al dan niet uitgesproken weerstand van anderen. Ik zal altijd open blijven staan voor het advies en de meningen die mij toekomen, maar dan zonder de slopende reflex om mezelf neer te halen. Sociaal contact is de ultieme, doch soms confronterende, spiegel om aan zelfreflectie te doen. Uiteraard ben ik, in het belang van zowel mijn mentale als fysieke gezondheid, hierin selectief. Om in te schatten of een relatie gezond is voor mij, vraag ik me af in welke mate iemand mijn authentieke ‘ik’ aanmoedigt. Sommige contacten bleken mij helemaal geen deugd te doen en triggerden zelftwijfel. Elke ontmoeting is een reflectie van een deel van mijn interne wereld. Van mijn zelfbeeld. Vind ik mezelf, bewust of onbewust, niet goed genoeg, dan zal ik ook geconfronteerd worden met personen die dit gevoel bij mij opwekken. Vibrationeel of energetisch gezien ben ik dan ook een match voor zulke ontmoetingen. Sterker nog, het kan zelfs zijn dat ik mij aangetrokken voel tot die personen. Of zij zich tot mij. Want de uitgezonden vibratie werkt magnetisch op de ‘passende’ vibratie van iemand anders. Ze willen elkaar bevestigen. Naarmate mijn vibratie verandert, zie ik ook dat mijn sociale contacten veranderen. Change the vibe, and your surrounding will follow. Dit is de reden waarom veel gevoelige en onzekere mensen zich aangetrokken voelen tot narcisten. Ze vormen als het ware een ‘vibrationele match’ en bevestigen elkaars zelfbeeld. Het is een fenomeen dat ik aan de levende lijve ondervonden heb, alsook regelmatig in mijn omgeving constateer. Relaties eindigen op het moment dat één van de twee partijen zijn/haar vibratie verandert. De vibratie die ik uitzend is rechtstreeks gelinkt aan mijn zelfbeeld. Daarmee komen we terug bij de aanzet van dit schrijven, namelijk de vaststelling dat niemand anders dan ikzelf kan bepalen tot waar mijn identiteit reikt. Voluit authentiek handelen vraagt om lef waarmee je dwars door alle oordeel heen boort. Ongegeneerd jezelf durven zijn, geleid door je unieke innerlijk kompas, is vaak een kwestie van durven. Ondanks het gebrek aan richtlijnen en verwarrende sociale structuren probeer ik mijn uniciteit volledig te ontplooien en aanvaarden. En dat gaat met periodes van knagende twijfel, opflakkerende rebellie, maar ook berusting en vertrouwen. https://www.karoliendeman.com/blog/2021/9/26/zonder-handleiding-jezelf-durven-zijn

KarolienDeman
6 1

Berichten uit de psychiatrie: Nadine

Nadine*en het belang van knuffels We kennen elkaar nog maar net. Twee, misschien drie weken. Al meteen bij onze eerste ontmoeting vraagt ze mijn naam. Sindsdien, telkens we praten zegt ze om de twee zinnen mijn naam. Haar geheugen werkt beter dan het mijne, ik moet geregeld naar haar naam vragen. Zij, wat gezet, niet meteen met het hoogste IQ gezegend, maar met fonkelende ogen en een ontwapenende glimlach. Ik, met een gemiddeld IQ dat mij tot op heden niet bijster veel heeft opgeleverd. Soms heeft ze wijze woorden die ze achteloos rondstrooit, als 'tussen de soep en de patatten', woorden die impact hebben, meer dan ze beseft. Die mij aan het denken zetten. Een vrijdag, we nemen samen de bus. Ik vraag haar waar ze heen gaat. ’Naar mijn vriend, in het ziekenhuis.’‘Niets ergs, hoop ik?’‘Een longontsteking.’‘oei.’ Stilte. We zijn samen alleen in onze gedachten, ik bij mijn vriendin, zij bij haar vriend. Maandag.Vreselijk nieuws. Onverwacht is haar vriend overleden. Ik weet niet wat gezegd, vind geen woorden. Zij lijkt het niet te begrijpen. Onwezenlijk. Hij is er niet meer.Nooit meer. Hij is weg. ‘da’s echt ‘beuh’ hoor, filip.’‘waar denkt ge dat hij is , filip?’‘hij is niet gelukkig ,zenne , waar hij is. Dat voel ik, filip.’‘Wanneer wordt hij begraven?’‘Hoeveel kost zo’n kist? Kan je dat eens opzoeken, filip? En wie gaat dat betalen, filip?’ Het vragen stopt niet, en ik heb geen antwoorden. Ik denk aan Jean Gabin -je sais qu’on ne sait jamais- en tracht te troosten. Ik vraag de volgende dagen regelmatig of ze wat kan slapen, of het gaat.‘Moeilijk, ik moet altijd aan hem denken.’‘Het is ni gemakkelijk hoor, filip, het is moeilijk.’‘Ja, want dat doet echt pijn hoor filip, altijd. Pijn!’ Ik vertel haar dat dat normaal is, en dat het verdriet en de pijn nog een hele tijd zullen duren. Dat het betert, na verloop van tijd, maar dat het nooit echt weggaat. Dat ze de mooie momenten moet koesteren. Ik praat niet verder, op zo’n momenten zijn woorden maar woorden. Ik streel over haar schouder. We zwijgen even. Dan volgt een spervuur aan vragen. ‘Dat moet toch niet tof zijn, zo in ne put, met grond over u, he filip?’‘Hoe diep is dat eigenlijk, zo’n put, filip?’ Ik weet het niet, ik weet niet wat te antwoorden, ik ben agnost, wat kan ik doen om te troosten? Symboliek? -‘Als hij ergens is, dan zal hij wel gelukkig zijn.’ -‘maar waar is hij dan? Onder de grond?’ -‘Neen, zijn lichaam wel, maar zijn geest niet.’ -’is dat zo?’ -… ‘is dat zo?’ ‘…misschien, ik weet het niet, maar je kan aan hem denken, en hij aan jou, misschien kijkt hij naar jou.’ -je sais que je ne sait pas- In de living hangt een kadertje met typisch zweverig Boeddhistische afbeeldingen. Kaarsjes, warme kleuren, links onder een klein zwevend Boeddha-beeldje, rechts boven een Boeddha in zijaanzicht. In het beeldje ziet ze haar vriend, en ze ziet dat hij niet gelukkig is. Verhalen helpen ons mensen, dus ik probeer: -‘Misschien wacht hij gewoon, waar hij is, tot jij afscheid neemt, waarna hij verder kan, misschien wel naar de hemel. Of misschien wordt hij een ster, kijkt hij naar je, en is hij altijd bij jou, in je hart.’ -‘die hemel, bestaat dat dan? En waar is dat dan, filip?’ -… -On ne sait jamais le bruit ni la couleur des choses-  Tussen de lijnen door had ik al gelezen; veel sociaal contact heeft ze niet, ze heeft een zus, en hier en daar waarschijnlijk nog wat mensen, maar weinig. -‘Als je wil kom mee naar de begrafenis, om je te steunen?’ Begrafenis. Eenvoudige, serene dienst. Mooie woorden. De psycholoog, een van de zorgverleners, en iemand van het mobiele team -die haar goed kent- tekenen present. Ik ook. Ik heb de man -haar vriend- nooit gekend, maar hij heeft, naar ik vermoed, niet meteen een foutloos parcours gereden. Ik wil, kan en mag niet oordelen, in de dood zijn we allen gelijk. Het is hier, in het mortuarium, verstopt onder of achter de parking van het ziekenhuis (wat kunnen e dat toch zo goed, de dood verstoppen) dat ik de eerste tranen zie. Ik hou me wat op de achtergrond, maar groet haar bij het buitengaan, we geven elkaar een knuffel. Daar en dan gebeurt het meest menselijke, het mooiste; het gevoel verbonden te zijn. ‘af en toe een knuffel, dat hebben we nodig’, zeg ik. Ze huilt, ze knikt, ze lacht.We weten, we hebben gelijk.En weer denk ik aan Jean Gabin. -On oublie tant de soirs de tristesse Mais jamais un matin de tendresse!- *De gebruikte naam is om privacyredenen gefingeerd.

filip couck
4 0

Vrijheid, blijheid

Het aantal campers op de weg begon op te vallen. Diep nadenkend over die toegenomen populariteit, daarbij reflecterend over mijn eigen behoeftes, kon ik niet anders dan vaststellen dat een vakantie met de camper beslist zijn charmes had. ‘De vrijheid die je dan hebt’, betoogde ik gloedvol tegen mijn man, ‘snel even de weerapp raadplegen, vertrekken, gewoon de zon achterna. Lang leve het buitenleven, daar houd jij toch zo van? En je hebt altijd alles bij je. Kleren, eten, bed, bad en toilet.’ Ik werd al blij van de gedachte alleen. Mijn man aarzelde, ging toch vrij snel overstag en voor mijn verjaardag huurden wij een camper.  Op weg naar Frankrijk kijk ik genietend om me heen. Stralend weer, goed onderhouden wegen, uren muziek via Spotify, wat kan het leven mooi zijn. ´s Avonds zit het wel een beetje tegen: de aanbevolen camperplaats in Metz is volzet. Gelukkig vinden we nog een plekje op de gewone parking dichtbij. Geen water, geen elektriciteit, maar kom, besluiten we, voor één nachtje is dat geen probleem. De tweede avond, in Charmes, parkeert mijn man het gevaarte keurig tussen twee andere campers. Op een heel idyllische plek, met zicht op de rivier. Alleen een beetje jammer dat het stroom- en waterpaaltje het niet doet en dat er ´s morgens hondenpoep voor onze deur ligt. En dat hij daar in trapt.Vastbesloten er toch een leuke vakantie van te maken stelt hij voor een paar dagen op een échte camping te gaan staan. ‘Daar heb je toch grotere plaatsen en ruimere sanitaire voorzieningen. En als we wegrijden, hoeven we niet meteen alles in te pakken. Dan kunnen we ons tafeltje en stoelen buiten laten staan.’  Wanneer we terugkomen van een stadsbezoek staat er een grote caravan op ons plekje en hebben de buren rechts onze meubeltjes ingepalmd. Als ik dan ook nog eens bedenk hoe we dat laddertje weer op moeten om in die alkoof te gaan slapen, zinkt de moed me in de schoenen. En dat chemisch toilet… Ineens bevalt me het hele idee niet meer. Het idee dat je altijd alles bij je hebt.

ingridvdk
0 1

The swimming pool

‘Mevrouw, waar zijn hier de lockers?’ Ellen schrikt op van de plotse vraag naast haar. Groene ogen met een jong mannenlijf staren naar haar decolleté. Ze heeft net haar bikini aan, moedig op weg voor een frisse duik na acht uren werken aan de laptop. Het is hoog tijd om te bewegen. Eindelijk buiten, eindelijk in de zon en de zwemvijver lonkt.   ‘In dat gebouw, daar links vind je kleedkamers en lockers,’ wijst ze vriendelijk.  ‘Dank je wel,’ antwoordt hij tegen haar borsten. Had ze toch niet beter haar sportieve badpak aangetrokken? Is deze bikini te open en bloot? Ach de puber had nog niets gezien. Ze trekt haar badhanddoek een beetje verder naar voren vooraleer ze verder naar het water stapt.  ‘Zalig he zo een frisse duik nemen na de werkdag!’ Ellen glimlacht naar een andere zwemster. Ze lijkt van haar leeftijd, slank, sportief en met zwembrilletje maar blijkbaar zonder zin in socializen. Na een knikje springt de sportieve het water in. Misschien moet ze snel terug thuis zijn om te koken voor een vervelende dominante man. Daar heeft Ellen geen last van. Vrij als een vogel kan ze kiezen waar of wat ze eten zal straks. Niemand wacht meer op haar sinds de kinderen het huis uit zijn. De drukte van haar job vult veel leegte op. Met flinke stappen en een kleine duik is ze vertrokken. Onder haar zwemmen de goudvissen in de zwemvijver. Met haar hoofd onder water hoort ze de gillende kinderen niet meer. Een andere wereld opent zich.    ‘Waar zwem je heen?’ De groene ogen kijken haar lachend aan. Ellen kijkt verbaasd op.  ‘Uhm, naar de andere kant en terug, en jij?’ Vlug zwemt ze weg zonder zijn antwoord af te wachten. Ze heeft rust aan haar hoofd nodig nu. Groenoog is blijkbaar verdwenen. In de verte zwemt de vrouw met de dominante man. Aan de rand zet Ellen zich af, ze dobbert verder op haar rug, in volle zon. Een vakantiegevoel overspoelt haar. De hoge beuken rond de vijver ademen de zomeravond in. Mini schapenwolkjes zweven boven haar en kleuren het blauw nog strakker, een belofte voor een laatste zomerdeal.  Ellen voelt zich vrij.   Toen ze daarstraks de laptop dichtklapte had ze maar nipt haar acht uren gezeten, zo noemt ze het vaak in zichzelf. Ik moet daar weer gaan zitten zegt ze dan luidop in haar appartement op weg naar haar werkplek. Het was ooit de slaapkamer van haar zoon.  Ze  had vandaag weer de ene video call na de andere. Haar leidinggevende had weer een nieuw systeem opgezet, weer een andere werkwijze, nog meer Excel overzichten en PowerPoints.   Ellen draait zich om en met een stevige slag duikt ze diep onder water. Ze zwemt met volle kracht om de werkdag weg te spoelen. Elke armslag, elk visje, elke zonnestraal brengen haar terug de energie die ze zo goed kent. De energie die ze gebruikt om plannen te smeden met de vriendinnen, om nieuwe leuke activiteiten op te starten, wandeltochten te ondernemen en haar eigen weg verder te zetten.   ‘Dag juffrouw,’ klinkt een zware stem naast haar. Grijze haren en rimpels sieren een gebruind gezicht en de sterke glimlach net boven het wateroppervlak trekt haar aandacht. ‘Hallo, heerlijk zwemmen hier he,’ lacht Ellen terug.  ‘Ja nu zeker, nu ik naast jou mag zwemmen.’ Daar was die donkere stem weer. ‘Zwem je hier vaak?’ ‘Ja ik woon hier vlakbij en ik kom al eens na het werk ontstressen hier. En straks kan ik op mijn terras thuis in het zonnetje verder nagenieten.’ ‘Dat moet daar heerlijk zijn op jouw terras…’ zijn glimlach was veelbetekenend.  ‘Ah ja, dat is zo’. Ellen is even uit haar lood geslagen.  ‘Heb je daar veel privacy op je terras?’ ‘Het is er rustig maar er zijn ook andere terrassen.’ ‘Dus je kan niet naakt zonnen?’ Die heeft lef zeg .... ‘Ah gaan we die tour op?’ Ellen is wat van haar stuk gebracht. Ze zwemt rustig verder, nieuwsgierig waar deze conversatie naartoe zal gaan. Maar het grijze haar zwemt naar de kant en kijkt niet meer om. Ze ziet hem met trage, stevige stappen het water uitgaan. Naar zijn felrode badhanddoek. Hij zet zich op de houten rand in de zon met een blik op oneindig. Groenoog was blijkbaar al terug naar de kleedkamers. Misschien vraagt hij nu de weg aan een andere decolleté. Als ze nu het water zou verlaten en beide heren spraken haar aan, dat zou complex worden.  Ellen voelt de koude van het water in haar voeten sijpelen en de zon lonkt. Ze wandelt het water uit, voorbij de redderspost en zet zich op het warme hout in de zon, als een waterschildpad onder de warme lamp. De grijze man zit wat verderop. Lekker rustig zo. Ze strekt haar benen, trekt haar buik in en leunt op haar ellenbogen achterover met de zon frontaal. Lekker drogen voor ik terug naar huis fiets denkt ze en ze sluit haar ogen.   ‘Neen ik zit niet meer op datingsites maar op Instagram volg ik nu een foodie en die post zo van die superlekkere gerechten. Dus ik dacht ik zal die foto liken en ik stuurde zo van jij kan precies lekker koken? Was dat een goeie vraag denk je?’ Ellen luistert mee en kijkt even op. Twee meisjes analyseren een chatsessie.  ‘Hij vroeg of ik single was. Zou ik daaruit kunnen afleiden dat hij interesse heeft?’  Ze staan op  en wandelen babbelend naar het water. Ellen hoort nog een verre ‘Ja natuurlijk!’ vooraleer ze met veel gilletjes en gelach het koude water ingaan. Rust.   Tijd om zich om te draaien en haar rug te laten genieten van de zonnewarmte. Ze kijkt recht op de rug van de grijze man. De zon is wat gedraaid en hij heeft zich dichter bij haar gezet. Hij lijkt een beetje sportief gebouwd maar niet extreem. Hij kijkt over zijn schouder en met een handige draai zit hij in één beweging frontaal voor haar. Hij kijkt haar recht in haar ogen. De gegroefde bruine huid heeft veel zon gezien. Hij is wat jaren ouder dan haar. Zijn aanpassende zwarte zwembroek lijkt net iets te klein. Of is dat enkel nu?  ‘Dag juffrouw, ik heb weer de eer in je aangename gezelschap te vertoeven. Ik heet Alex.’ ‘Ja hier ben ik weer, ik heet Ellen. Ben je van in de buurt?’ Ellen glimlacht vriendelijk.  ‘Neen, ik kom uit Brasschaat, ik kom speciaal naar hier om in openlucht te kunnen zwemmen. Vroeger deed ik dat in het zwembad daar maar dat is al vele jaren gesloten. Ik tref het weer vandaag, weer mooi gezelschap.’ Hij glimlacht breed en kijkt haar onbevreesd aan.  ‘Ah dus je spreekt hier vaker dames aan tijdens het zwemmen?’ antwoordt ze nieuwsgierig. ‘Ik vind het leuk zo eens een praatje te maken, ja.’ Zijn zware stem blijft vriendelijk en rustig. Doordringend. Ellen kijkt wat verward rond. In de verte strijken 2 eenden kwakend neer op het water. Er zijn bijna geen zwemmers meer. De redders hangen rustig aan de kant. De avond zet zich in. Een bries waait over de zwemvijver en Ellen huivert lichtjes.  ‘Het wordt frisjes nu he? Heb je zin om nog iets te gaan drinken in de taverne vlakbij?’ vraagt Alex. Ellens gedachten flitsen warrig door haar hoofd. Zou hij dat elke keer met een dame doen? Zouden ze hem daar al kennen? Ben ik dan de zoveelste in het rijtje? Maar ach, wat verder babbelen lijkt wel leuk. Straks zou ze toch alleen thuis zitten. En wat zou ze eten?   ‘Ja dat is goed. Ik heb wel zin in een warme thee, ik ga me omkleden en zie je aan de brug, OK?’ ‘Dat is een mooi vooruitzicht’ antwoordt Alex met zijn diepe stem. Ellen neemt haar handdoek en is blij dat ze even uit zijn vizier is. Mooi vooruitzicht zei hij. Als hij maar niet denkt dat dit verder gaat dan een drankje samen. Ellen bedenkt haar strategie voor zo dadelijk. Ze zou luchtig en vriendelijk, beleefd een theetje met hem drinken en dan naar huis fietsen. Ze had nog wel wat in de koelkast of diepvries. Ze maakt vaak het eten klaar waarvoor ze de ingrediënten in huis heeft. Ze is geen foodie.  Het is voor haar alleen en als het een beetje gezond is, lekker en snel gereed dan was het al OK. Niemand stelt verwachtingen aan haar avondeten. Niemand die op een stipt uur een warm bord verwacht. Een beetje verder ziet ze groenoog op zijn fiets stappen. Hij merkt haar niet op. Daar is ze al vanaf. De twee vriendinnen wandelen babbelend langs haar naar de ligweide. Ze gaan de allerlaatste zonnestralen oppikken. Haar handdoekburen zullen kunnen verder genieten van de datingverhalen. Ellen heeft nu haar eigen verhaal.   Alex staat haar op te wachten bij de brug. ‘Helemaal klaar?’ Hij kijkt keurend naar haar zomerjurk. Ze had haar haren los nu. Het kleine sportieve staartje paste niet bij een terrasje in de avond en zo kon het makkelijker drogen. In de kleedkamer was ze blij geweest dat  ze haar deo in haar zwemtas  vond en een staaltje blush om zich wat op te maken. Ze voelt zich naakt zonder oorbellen maar om te zwemmen laat ze deze juweeltjes thuis. Ze was al eens één blauwe oorbel kwijtgeraakt toen ze aan de rand van de zwemvijver even het brilletje op haar hoofd zette. Een sportieve man was nog naar de bodem van de vijver gedoken maar tussen de algen was de kleine oorbel snel verdwenen. Ook haar favoriete groene ring die ze samen met haar tante in die kleine exclusieve zaak gekocht had, heeft ze niet om. Het geeft haar een goed gevoel die ring aan te raken en netjes gecentreerd rond haar vinger te draaien.   Ze kijkt hem wat onzeker aan. ‘Ja, wat onverwacht deze date, dus ik heb niets speciaals aan,’ antwoordt Ellen.  ‘Ha, je noemt het al een date, mooi zo!’ Alex biedt zijn arm aan. Er is geen tijd om na te denken en Ellen haakt in. Alsof ze met dit gebaar instemt met zijn intenties. Als ze al wist wat die waren. ’Het is nog een mooie avond.’ Alex ziet het precies al helemaal zitten. Op een vakantiegangetje wandelen ze naar het terrasje.  ‘Ja, prachtig die zon die ginds achter de wolken verstoppertje speelt. Hopelijk wordt het niet te fris straks.’ Alex trekt haar een beetje dichter tegen zich aan. Hij voelt warm en sterk. Ellen geniet van zijn nabijheid.  Zullen we aan dat tafeltje ginds plaatsnemen?’ Alex gidst haar naar het verste tafeltje van het terras. ‘Ja dat lijkt me een rustige plek.’ Daar val ik niet op als er bekenden zouden langskomen, denkt Ellen.  Buren maken zo snel een verhaal van een toevallige vriend of ontmoeting. Eergisteren vroeg een buurvrouw nog waarom haar auto niet verplaatst was deze week. ‘Was je ziek? Was je met vakantie? Mijn volgende auto wordt saai grijs, denkt Ellen. Dat valt minder op dan koperkleur. Wat zouden ze fantaseren als ze me nu met deze oudere man zagen? Zijn rimpels tekenen karaktervol zijn leeftijd. Zijn trendy rode broek en zomers hemd zitten hem als gegoten.   ‘Wat ga je drinken, Ellen?’ Hij spreekt haar naam traag en diep uit en kijkt haar intens aan.  Ze maakt zich los van zijn blik. Hij moest niet denken dat hij haar zou kunnen intimideren. ‘Voor jou ook cava? En bestel ik er ineens wat kaasjes en olijfjes bij?’ ‘Oh lekker. Goed idee!’ Plots bedenkt ze zich haar voornemen om thee te drinken en dan naar huis te fietsen. Te laat. Het leek leuker bij Alex op het terras dan alleen in haar flat. Haar favoriete Netflix serie was ten einde. Morgen was er nog een halve werkdag te gaan. Ja, deze cava-beslissing is onder controle, zo redeneert ze. Alex bestelt. Zijn blik blijft net iets te lang hangen op de lange jonge benen onder de korte rok. De jobstudente tikt de bestelling in. ‘Komt eraan,’ glimlacht ze vriendelijk.  Ellen voelt zich wat opgelaten. Ach mannen doen allemaal zo, verdedigt ze zijn gedrag in gedachten. Hij draait zich terug naar haar met een brede glimlach. ‘Werk jij nog?’ opent Alex de conversatie. Ze gaat met haar hand door haar haar, het voelt nog wat klam. ‘Ja, ik werk bij Astarica, op de IT-afdeling.’  ‘Ah dus als ik vast zit met mijn computer thuis dan kan jij mij komen helpen?’  ‘Neen, hardware is mijn ding zo niet. Ik doe analyses, maak de planning, test de software enzo.’  ‘Slimme dame! Maar jammer, ik wou je al uitnodigen want er hapert wat aan mijn PC...’ Hij kijkt weer diep in haar ogen. Zijn stem neemt haar mee. Zijn handen rusten gevouwen halfweg over het tafeltje. Niet zo ver van haar. ‘Ik ben met pensioen,’ vervolgt Alex, ‘dan heb ik tijd om naar mijn boot in Breskens te gaan. Vaar je graag?’ ‘Ik hou wel van water, is het zeilboot?’ ‘Een jacht met 3 kajuiten. Het is zalig slapen daar, je wordt gewiegd op het water...’ Hij kijkt haar uitnodigend aan.   De jobstudente schenkt 2 cavaglazen uit. De fles gaat in de koeler. Alex maakt plaats voor de hapjes. Zijn rechterarm ligt nu ver vooruit gestrekt op het tafeltje. Als Ellen even niet oplet zou ze hem aanraken. Hij heeft ronde, stevige handen met knoestige vingers. Hoe zou hij aanvoelen? fantaseert ze. Ellen roept zichzelf tot de orde en neemt een paar kaasjes. Ze heeft honger na het zwemmen.  ‘Proost! Ze klinken en kijken diep in elkaars ogen. ‘Anders 7 jaar slechte seks,’ lacht Alex met een bulder. Ellen lacht mee en neemt snel een flinke slok. Ze huivert. ‘Hier, ik heb nog een trui bij, hang die maar over.’ Zijn wollen camel kleurige trui landt op haar schouders. Ze ruikt zijn mannelijke aftershave. ‘Dank je wel, dit is een warme, zachte trui.’ Ze trekt de trui even tegen haar aangezicht en geniet van de strelende warmte.  ‘Ik kreeg die vorige maand cadeau voor mijn 66ste verjaardag, van mijn vriendin’. ‘Ah, je hebt een vriendin?’ Ze laat de trui terug op haar schouders vallen. ‘Ja maar we zijn uit elkaar gegroeid en leven als broer en zus.’ ‘Mooi cadeau dat je kreeg van je zus,’ antwoordt Ellen scherp, ‘wat geeft ze je nog zoal?’ Alex lacht breed. ‘Gewoon cadeautjes met de verjaardagen en met Kerst. En elk jaar maken we nog een reisje. Speciaal omdat zij dat wil. Ik ga mee om de lieve vrede te bewaren. Vorige winter maakten we een cruise langs de Noorse Fjorden. Zij wou zo graag het Noorderlicht fotograferen.’  Ellen drinkt haar cavaglas in 1 teug leeg. ‘Je hebt dorst. Zal ik bijschenken?’ Zonder haar antwoord af te wachten schenkt Alex de cava bij. Zijn rechterhand ligt terug op het tafeltje, nog dichter naar Ellens kant. Hij trommelt met zijn zware vingers op het houten tafeltje. Het klinkt als een vraag naar aanraking. Ellen wil naar de olijfjes met haar prikker maar Alex neemt haar hand en legt ze onder de zijne. Het voelt warm en sensueel. Ze kijkt naar hun handen. Hij streelt traag haar vingers. Hoe zou het zijn om met hem op cruise te gaan? Ze ziet hen al samen op het dek bij zonsondergang en nadien... ‘En dus hebben we geen seks meer met elkaar,’ vervolgt Alex zijn verhaal. Hij knijpt veelbetekend in haar hand. Ellen schrikt op en trekt haar hand terug. Dit gaat te ver. Te snel.  ‘Na dit glas fiets ik naar huis,’ zegt ze kordaat. ‘OK, bedankt voor deze fijne eerste kennismaking alvast.’ Hij leunt over de tafel, over de hapjes en plant een lange warme zoen op haar mond. Even voelt ze zijn tong. Heel even. Ellen kijkt schichtig om zich heen. Wie zag dit? Ze voelt een warme gloed naar haar wangen stijgen. Ze hoort gelach aan de tafel naast hen. Maar ze kijken naar  filmpjes op hun mobieltje, oef. ‘Mag ik je nummer? Dan kan ik zo nog eens een berichtje sturen. Ik vind je leuk gezelschap.’ Hij kijkt haar vragend aan.  Ellen drinkt haar glas leeg, neemt nog 2 kaasjes, staat op en legt snel een eurobriefje op tafel. Ze wil hem niets verschuldigd zijn. ‘Blijf nog even...’ probeert Alex.  Even twijfelt ze maar dan dicteert ze ‘0393 03 13 33.’ Een makkelijk nummer. Hij moet het maar onthouden denkt ze. Hij strekt nog even zijn arm uit en raakt licht haar arm aan als ze voorbij wandelt. Haar huid tatoeëert zijn vingertoppen in haar geheugen...  Het geroezemoes op het terras lijkt te verstommen. Maar kordaat zet ze haar voeten terug in beweging. Ze is op weg naar huis, zo spreekt ze zichzelf toe.  Met een brede glimlach en bijna huppelend snelt ze naar haar fiets. Ze kijkt niet meer om. Lichte schemering zet zich in. Kraaien krassen luid boven de bomentoppen. Hondenwandelaars vinden elkaars gezelschap in het park. Onderweg naar huis voelt ze haar mobieltje trillen. Ze fietst wat sneller. Thuis zal ze lezen. Zij zal de  vriendin wel aan de kant zetten. Zij zal de volgende zijn met wie hij op reis gaat. Zij zal zijn aandacht krijgen. Zij zal stralen. Zij draagt zijn trui.       

Lumes
120 2

3120 - De blankste gemeente van het land

1In Tremelois er altijdiets te zien op zondagsimpelwegomdat daar nooit       of te nimmerüberhaupt iets te zien is2Als je vanhet NoordoostenTremelo binnen rijdzie je op uw linkerkanteen failliette fitnesszaak& op uw rechterkant      de grootste Aldivan het gehele landzo weet je ook ineensals je er dan toch binnenrijdbij wat voor type volkje daar juist beland3Een mooi nieuwglimmend gemeentepleindat hadden we ooit        in Tremelo ookalleen na een kleine zes maandzag het er uitals de gemiddeldeParijs-Roubaix kasseistrook4Als er iets isdat je moet wetenvan hoe de mensendaar kunnen vretendan kan ik u mededelendat de situatienogal schrijnend& vrij sip iswetende dat de friet             & de kebabdaar nog steeds hip is5Woorden van een anonieme met kruk lopende Tremelonaar' Die documentaire van Pano heeft Tremelo Belachelijk             & kapot gemaaktmaar met enige chancezijn we hier uiteindelijk dan tochvan dat Marokkaans koppel afgeraakt '6Achter Tremelodaar heb je dan Baalietsje kleiner dat welmaar nog een groter schandaaléén cafédrie frituurseen blanke nachtwinkel& een kerkmet mini beiaardhet bruist er volop in het dorp         & dat het hele jaar doormaar voor enige vorm van bankautomaat te zettenal was het er maar ééntjedaar vond de Balenaarjammerlijk genoeg geen tijd voor7In de absolutehoogdagen van Baalwas er een metalplaten & cd zaakbovenop de Balenbergde ironie van het geheelis dat ze dus ineen katholieke CD&V gemeente als Baalhet duivelsgebroedniet van de bergmaar netop de berg jagen8Het absolutehoogtepunt in Baalis de jaarlijkse cyclocross         & dat op 1 JanuariDe Grote Prijs Sven NysZo weet iedereen                 te Baaldat om vier uurin de nadenoenhet laatste greintje hoop van dat jaar                                voor de Balenaardan algepasseerd is9Tremelo & baal in zijn huidige staatPater Damiaandraait zich omin zijn graf

Schrikkentist
38 0

Zandloper

Het zand brandt onder mijn badhanddoek. Ik leg mezelf als een stuk barbecuevlees op de rooster en gril mijn lijf, mijn melkflesbenen, mijn kippenbilheupen, mijn puddingbuik, mijn slagroomborsten, mijn mozzarella-armen, mijn worstenvingers. Als een sfinx lig ik op het goudgele tapijt en door die witte pensen aan mijn hand vergiet ik de korrels in andere zinloze hoopjes zand. Terwijl ik zeef, staar ik naar de verte, naar de dijk met haar grijze muur die mij scheidt van de ijskramen en frietkoten en al dat onbereikbaar lekkers dat in geuren naar me toewaait, net als de kinderkreten die nog lang niet aan september denken, het grommen van de go-carts, het schoppen tegen strandballen en het wapperen van de vliegers in de lucht. De hemel blaast haar adem tussen de parasols, frigoboxen, zandkastelen, en plastieken bloemen, waardoor hun molenwieken in cirkels rondmalen, zoals mijn gedachten deze ochtend toen ik het badpak vond dat na het einde van vorige zomer ergens onderaan in mijn kleerkast belandde, en terwijl ik dat badpak tussen mijn duimen en wijsvingers liet walsen, prikten de twijfels of de stof wel voldoende zou rekken in mijn ogen, ja, ik moest het opnieuw passen om te vermijden dat ik op het strand zou liggen in een badpak dat mijn zomerlijf naar boven duwt als een calippo-ijsje, want mijn lichaam negeert de seizoenen en houdt van winterse kost en warme hapjes gezelligheid, dus keek ik met ingehouden adem hoe mijn spiegelbeeld het zeemeerminnenkorset naar boven trok, en ik schipperde om elk kwabje in de tweede huid te vangen, en ik liet mijn borsten in de voorgevormde schelpen schommelen en ik haakte de spaghettibandjes over schouders, en ik zag hoe mijn oksels parelden alvorens de zon me had kunnen brandmerken. Ik keek naar mijn evenbeeld en even beeldde ik me in dat ik de zeste van mijn sinaasappelbillen eraf kon raspen, ik neep in mijn zijplooien in de hoop ze als stokbrood in plukken van elkaar te kunnen trekken, zo stond ik uren voor de spiegel te draaien en in mijn fantasie waaiden er mensen met scheldblikken en nastaarwoorden voorbij, die dik en ieuw en lelijk schreeuwden, of zwegen, maar in hun ogen zag ik de letters verschijnen, en wat als ik gewoon thuisblijf, jou zeg dat ik ziek ben, dat we wel een andere keer naar het strand kunnen gaan.   Het gebrul van een voetbalspelletje haalt me uit mijn verdwaalgedachten, en even komen mijn armharen recht en spitst het kippenvel de oren, ik kijk naar de spelende kinderen die nog mooi en strak en slank zijn, gevangen in een huid die met hen meegroeit, als een elastiekje dat zijn rek nog niet verloren heeft, en in windvlagen hoor ik hen roepen, ik ben bang voor hen, ik ben bang voor hun geroep, maar gelukkig tieren ze enkel pas en goal en ik sta vrij, en kunnen mijn armharen ontspannen verder zonnen. Ik draai me om en het zand knarsetandt onder mijn rug. De zon schroeit mijn ogen dicht, de zomer wordt langzaam stiller tot ik ze niet meer hoor, alles ruist voorbij, tot ik wakker schrik van natte spatjes. Ik open mijn ogen en zie hoe jouw schaduw me half bedekt. Je schudt de zee van je af. Je lokken druppelen na op mijn huid. Frissen me op. Je dept jezelf droog. Waaiert je bevlekte handdoek naast de mijne. Onze blikken kruisen. Je neemt de zonnecrème. Wrijft me in. Jouw handen. Kussen. Elke naakte centimeter.  

Fay_vk
7 0

Niet zonder natte voeten

Om zeven uur zondagochtend rinkelt de wekker mij wakker. Op een normale werkdag zou ik nog minstens twee keer snoozen maar nu spring ik opgewekt uit bed. Ik ga met mijn vader naar de grote Noordelijke waterplas, die tijdens mijn jeugd mijn thuis was. Ik huppel van de trap, zet koffie en maak mij klaar. De weersvoorspellingen zien er goed uit maar als rasechte zeemeermin, weet ik dat die niet altijd betrouwbaar zijn. Ik vul mijn rugzak alsof ik op trektocht door de Zwitserse Alpen vertrek: een trui, een regenjas, een sjaal maar ook een zonnebril, een pet en een strandlaken prop ik erin. En niet te vergeten, een extra paar sokken, want al sinds ik pas kon lopen hou ik ervan om tikkertje te spelen met de golven. De trein richting kust zit goed vol. Een jongen met kort blond haar, ik schat hem een jaar of vijf, zingt luid en stampt wild met zijn voetjes op de grond. “Zijn we er bijna, mama?”Vanbinnen voel ik mij even vurig als die kleine jommekeskop, zo zag ik er vroeger ook uit trouwens. Als tweeëndertigjarige blijf ik op mijn stoel zitten. Ik wieg mijn voeten zachtjes heen en weer. De trein vertraagt, met piepende remmen houdt hij halt aan het perron van Diksmuide. Het wiegen van mijn voeten versnelt, nog drie stops. Zee in zicht. In het station van De Panne word ik opgepikt door mijn vader. We cruisen richting strand en halen herinneringen op.Over die keer dat we samen iets voor middernacht langs de waterlijn wandelden, naar elkaar keken met een blik van: “Als jij het doet, doe ik het ook” en vijf minuten later met vuurwerkknallen boven ons hoofd in het lauwe water zwommen met de sterren als enige toeschouwers.Over die keer dat ik als achtjarige per se nog een keer het sop in wou en hij snel achter mij aan liep, zijn bril vergat uit te doen en die verloor in het water. Liever zijn bril kwijt, dan mij.Over die keer dat we samen over het strand huppelden tijdens een zandstorm, en onze ogen pijn deden van het opwaaiende zand en dat we vervolgens de zandkorrels van tussen onze tanden wegspoelden met een warme chocolademelk.Over die keer dat ik als twaalfjarige met hem meezwom naar het diepe, met mijn reddingsboei naast mij kon mij niets overkomen. Vandaag zijn we hier enkel om te wandelen. Hoe graag ik het ook wil, mijn dialysekatheter verbiedt het mij om te zwemmen. Al twee en een half jaar heb ik het zoute zeewater niet meer geproefd, de speelsheid niet meer gevoeld. Maar voor mij geen zeebezoek zonder natte voeten. We trekken onze schoenen uit en lopen in de richting van de horizon het water in. Ik gil de koude uit mijn enkels. De schelpen prikken in de onderkant van mijn voeten, net zoals het leven. Op de tippen van mijn tenen trappel ik verder. Dat ben ik gewoon. Mijn innerlijke kind dwingt me om te flirten met de grenzen van het drooghouden van mijn broek, zoals ik als dialysepatiënt ook geregeld flirt met de grenzen van mijn energie. “Allé kom!” roept mijn vader plagerig. “Waar blijf je?” Hij lijkt te vergeten dat hij met zijn lange benen meer speling heeft dan ik. Vroeger wandelde ik ook steeds in lichte looppas naast hem. Hij heeft de gave om mij met weinig woorden over mijn grenzen heen te helpen. Ik ga naast hem staan en voel hoe de opgerolde randen van mijn broek nat worden. Hij ziet het. “Je bent het nog niet verleerd” zegt hij gniffelend.We nemen een selfie. De arm die hij nu om mij heen slaat doet evenveel deugd als die warme chocolademelk. We keren terug naar het strand, ik volg hem door mijn passen in zijn voetafdrukken op het natte zand te mikken. Het vraagt enige lenigheid. Ik laat me in het zand vallen en tuur naar de opspattende golven. Ooit zwemmen we hier weer samen. Hier komen we later mijn nieuwe nier dopen, dat heb ik mezelf beloofd. De zee maakt mij zacht vanbinnen. Ik denk aan mijn moeder, die er niet meer is. Met haar woonde ik hier. Ook zij hield van de zee. Wij hielden van de zee en vooral van natte voeten.Mijn vader zit naast mij. Samen kijken we naar het eb, die de herinneringen die we vandaag hebben gemaakt, mee-ebt naar het diepe. Het water mengt ze met alle voorgaande. De zee is de lijm die voor mij alle bijzondere momenten goed samenhoudt.Een zwerm meeuwen landt op het woelige water, ze dobberen langzaam verder, op en neer, vooruit en achteruit maar steeds in de juiste richting. Net zoals ik.

Irina Schrijft
23 2