Zoeken

Slaapniegoenie

Halfdrie 's nachts probeer je nog eens de andere kant van het kussen uit. Dat voelt al evenveel als slapeloosheid aan. Sinds je om elf uur het bed in kroop zag je middernacht en kwart voor twee ook al flikkeren. Of je alles daartussen hebt geslapen is niet duidelijk, wel dat dit zeer vervelend is. Voor slaapproblemen geldt zowel figuurlijk als letterlijk: je gaat ermee slapen en je staat ermee op. Wekker Wees maar zeker dat je nét goed bent ingedommeld wanneer de wekker rond halfzeven afloopt. Iedereen maakt het eens mee en zelfs twintig procent van de bevolking sukkelt met de nachtrust. Het getokkel van regen op je raam wiegt je deze keer niet zachtjes in slaap. De viervoeterige huisgenootjes laten er hun slaap niet voor. Je hoort de ondeugende pootjes van je kat de trap aflopen en luistert aandachtig naar wat haar volgende activiteit wordt. De rest van de wereld slaapt en creëert een stilte waarin je zelfs hoort hoe lieve Zazou twee verdiepingen lager een plaatsje zoekt in haar kattenbak. Vervolgens hoor je het geknetter van haar korreltjes terwijl ze van een midnight snack geniet. Mijn kattin eet dus rond vier uur 's nachts. Dat weten we ook alweer. Chronische slapeloosheid was het resultaat van een zeer betrouwbare online-test. Dokter Google heeft alle antwoorden. Daarom slaap je sommige nachten slechts twee uur. Daarom is het geluid van je wekker de eerste en zwaarste marteling van de rest van je dag. Daarom zegt je polshorloge 's ochtends dat het geen idee heeft of je überhaupt wel sliep. Daarom telt je werkdag evenveel geeuwtjes als open geklikte e-mails. Daarom kijk je al je hele romantische leven met haatdragende ogen naar dat vriendinnetje van jou dat al slaapt nog voor al haar haartjes de matras raken. What now? Het gevoel constant moe te zijn behoort al sinds mijn puberteit tot mijn realiteit. De blauwe ringen onder mijn ogen zijn wellicht permanent in de huid getatoeëerd. De nachtelijke uurtjes MSN hebben destijds natuurlijk niet geholpen. De eerste zoektochtjes naar oplossingen leidden tot antwoorden van het wereldwijde web. Niet te laat eten, vermijd schermpjes voor het slapengaan of toestelletjes in de slaapkamer en ga op een regelmatig tijdstip slapen. Sindsdien eet ik op bejaarde tijdstippen en werd de slaapkamer verboden terrein voor de TV. Het gewenste effect bleef uit. What now, Google?  Probeer eens wat te lezen zei de ene. Lezen is te prikkelend, zei een ander. Nog wat scrollen dus. Blijf niet te lang liggen als je de slaap niet vat, leek me nog een goed idee. Eventjes naar de keuken om daar de vaatwasmachine leeg te maken. Wanneer je jezelf in de weerspiegeling van het raam ook nog eens aardappelen ziet schillen, is een welgemeende WTF niet zo verrassend. Ik wil geen nachtraaf worden die 's nachts bijklust en overdag als een zombie gaat werken. Thanks you, next. De volgende oplossing moest de medische wereld me maar aanreiken. Tic Tac  Slaappillen boezemen me angst in, afhankelijkheidsangst. Slapen is één ding, gewoon niet meer wakker worden is iets anders. Sedistress Sleep is een natuurlijk hulpmiddel en bijgevolg niet verslavend. Na twee weken werken die tabletjes nog niet. "Je moet ze lang genoeg nemen", luidt het dan. Dat zal wel kloppen. Als ik de rest van mijn leven elke dag zo'n Tic Tac met een teug water inneem, zal er wel eens een goeie nacht tussen zitten. Tegen beter weten in begon ik onlangs een nieuwe kuur. De tweede week kende een gemiddelde van vijf uur per nacht. Als weken drie en vier van hetzelfde niveau zijn bied ik ze te koop aan. Of zou ik er nog een nachtje over slapen? Probeer je fysiek eens uit te putten is nog zo'n devies. Dat klinkt best wel logisch, maar mijn bouwvallig tuinhuisje van een lichaam heeft soms lak aan dergelijke logica. Na een nacht van vijf uur slaap en een looptochtje van 25 kilometer zou je toch veronderstellen als een baby te slapen? Negentig minuten schapen tellen en een schamele zes uur maffen was het tegenvallende resultaat. Daar herstellen die spiertjes ook niet van.. En een slaapmutsje dan? Niet de letterlijke lap stof dat je hoofd warm moet houden, wel een borreltje alcohol. Drinken voor de gezondheid? Dat moest ik ook wel eens proberen! Doch andermaal niet met het gewenste effect. Drank maakt me eerder goedgemutst dan slaapgemutst. Podcast Mijn naam is Julian en ik ga je begeleiden bij deze slaapmeditatie, om in een diepe slaap te komen door middel van een vertraagde ademhaling. 't Zijn de eerste woorden van een zestienminuten-durende podcast van Somnox op Spotify. Toegegeven; ik heb het einde van zijn geratel niet altijd gehaald. Toch heb ik andere ambities dan die traagsprekende man elke nacht in mijn slaapkamer te horen. Jules zou misschien in een vrouwelijke collega kunnen investeren. Of liggen zij daar niet wakker van? Toen ik het vooral met Faithless kon meezingen was Insomnia nog een van mijn lievelingsliedjes. Sinds ik het meemaak klinkt "I can't get no sleep" vooral als zurige zelfspot. Wanneer slaaptekort bij leefteveel hoort, voelt dat aanvaardbaar en minder pijnlijk aan. Nu het een solocarrière uitbouwt vind ik de nieuwste hit Slaapniegoenie minder goed klinken. Poging elvendertig om dit aan te pakken wordt de slaapkliniek, na doorverwijzing van mevrouw doktoor. Mag ik nu dan op twee oren slapen?

Xrossmymind
30 1

Doorheen de verschillende lagen van het voelen

Ik ben een (over)denker. Van denken heb ik mijn specialiteit gemaakt. Ik hou ervan om dingen te analyseren, te wentelen in mijn hoofd en eventueel logica of verbanden te vinden. Het heeft me al best wat inzichten opgeleverd. Anderzijds ben ik ook een ‘gevoelsmens’. Wel ondervind ik enige weerstand tegenover dat woord. Misschien omdat ik het al vaak heb horen gebruiken zonder de ware betekenis ervan te kennen. De connotaties die ik eraan toeschrijf zijn ongetwijfeld het product van een rationele wereld die gevoel als ondergeschikt afdoet. Op school leert men kinderen hoe belangrijk het is om het denkvermogen te ontwikkelen. Maar het exploreren en hanteren van de uitgebreide gevoelswereld valt buiten het lessenpakket, ervan uitgaande dat dit wel in de privésfeer zal plaatsvinden. En dat is een gemiste kans. Het verloochenen van mijn gevoelswereld is mij duur komen te staan. Het negeren of verwaarlozen van een deel van jezelf kan nooit tot iets goed leiden. De heftige fysieke kwalen waaronder ik jarenlang gebukt ging, waren ongetwijfeld hiervan een gevolg. Als kind ging dat voelen allemaal zeer spontaan. Ik ging erin mee, speelde en creëerde in de rijke grond van mijn gevoel. Maar ergens in mijn pubertijd ging er iets verloren. Ik kroop steeds meer in mijn hoofd. Het ziektebeeld dat daardoor ontstond, heeft me gemotiveerd om het voelende kind in mezelf te herinneren en te eren. Zoals ik al vaker geconcludeerd heb, schieten woorden tekort. Wat wij collectief verstaan onder gevoel stelt niets voor in vergelijking met de weidsheid van de werkelijkheid. Een sluitende definitie die heel de lading dekt bestaat niet. Het is paradoxaal, maar de analist in mij heeft geprobeerd om de gevoelswereld onder te verdelen in categorieën of verschillende lagen. (Zie het schema in bijlage)Naar mijn mening/gevoel verwijzen we bij het algemeen gebruik van het woord gevoel vooral naar de eerste twee lagen, namelijk fysiek of emotioneel gevoel. Maar er is meer. Ik vond het niet evident om de laatste laag een naam te geven, wetende dat elk woord geoxideerd is door aangeleerde connotaties. Ik koos uiteindelijk voor het woord spiritueel, erop vertrouwend dat de lezer bereid is zich los te koppelen van eventuele vooringenomenheid tegenover dit woord. De verschillende gevoelslagen hebben invloed op elkaar, vullen elkaar aan. Zo kan een fysiek gevoel een emotie losmaken, wat vervolgens een spiritueel gevoel triggert. En ook omgekeerd. Elke laag is als het ware een perspectief van waaruit we de wereld kunnen ervaren. Tezamen vormen ze een multifunctionele toolbox waarmee we het leven en onszelf kunnen interpreteren. Gevoelens zijn het kompas dat ons steeds naar authenticiteit begeleidt, in het bijzonder de laatste laag. De eerste twee lagen kunnen gestoeld zijn op overtuigingen die, al dan niet uit zelfbescherming, beperkend werken. Zo weten we bijvoorbeeld dat het niet altijd aangeraden is om beslissingen te maken vanuit een prangende emotie. Maar het spirituele voelen daarentegen liegt nooit. De kunst is echter, zeker levend te midden van een wetenschappelijke rationele maatschappij, om je het voelen van die laatste laag meester te maken. Het is een mooie (dagelijkse) oefening om even een moment te nemen om bewust doorheen alle lagen te voelen. Beginnende met: wat voelt mijn lichaam? Welke emotie(s) herken ik? En ten slotte: welk spiritueel gevoel word ik gewaar? Heeft het een vorm of kleur? Voelt het puntig of eerder rond? Zacht of hard? Uitgestrekt of gecentreerd? De moeilijkheid ligt vooral in het feit dat het spirituele gevoel begint te vervagen wanneer je het probeert te vatten in woorden, gedachten of concrete vormen. Het vraagt om een interpretatie die geheel los staat van het denken en analyseren. Het brein zal elke ervaring altijd proberen te linken aan iets dat het reeds kent. De functie van het brein is dan ook om het leven te begrijpen. Het brein wil alles onderverdelen en klasseren. Het heeft een versnipperende werking, de neiging om alles in hokjes onder te verdelen. Op zich geen verkeerde of slechte eigenschap, anders zou ik ook niet in staat zijn om deze boodschap te communiceren. Maar het spiritueel voelen is gericht op eenheid. Het maakt geen onderscheid tussen binnen en buiten, ik en de ander, goed of slecht. Het spiritueel voelen proberen te herleiden naar een vorm of kleur is een hulpmiddel dat op een gegeven moment dient losgelaten te worden. Zoals bij zoveel dingen heb je niet meer nodig dan focus, intentie, oefening en vertrouwen om je het spiritueel voelen vloeiend eigen te maken. Om spiritueel te voelen heb je in essentie geen brein nodig. Daarom koos ik voor het woord ‘spiritueel’, omdat het geestelijkheid zonder materie impliceert. Ik weet dat het ontzettend moeilijk kan zijn om het brein even aan kant te zetten en zonder oordeel mee te gaan in de onafgebakende spirituele gevoelswereld. Zoals ik al zei, was ik er als kind erg goed in, maar heb ik het later opnieuw moeten integreren. Het enthousiasme tijdens dit leerproces heeft me ertoe aangezet om deze tekst te schrijven. De taal van het spirituele voelen is de collectieve moedertaal, de taal die elk wezen spreekt. Het gebeurt wel eens dat ik diep aan het opgaan ben in een spiritueel gevoel en dat mijn brein dan plots opdaagt met een oordeel of analyse. Wat er natuurlijk voor zorgt dat het gevoel oplost. Het is ook niet abnormaal dat spirituele gevoelens als vaag overkomen en om die reden dan ook niet serieus worden genomen. Omdat het brein geen concrete handvaten heeft, klasseert het daarom de gewaarwording als vaag en onbelangrijk. Maar wie bekend is met spiritueel voelen en het integreert in het dagelijkse leven zal beamen dat dit een prachtige eigenschap is die helaas schromelijk wordt onderschat.  Met deze tekst wil ik de schoonheid en rijkheid van het spiritueel voelen in de verf zetten. Onder de dikke laag van al het tastbare ligt de krachtige energetische motor van een spirituele gevoelswereld. Als creator, iets dat wij allemaal zijn, is het toch cruciaal om bewust te zijn van alle componenten waarmee we onze werkelijkheid kunnen scheppen.

KarolienDeman
7 1

Blauwe maandag

Elke ochtend komt er een moment waarop je weet dat de wekker binnen enkele minuten zal aflopen. Ook al hoop je op je veel te heldere telefoonschermpje een ander uur te zien, of voel je de adem van de ochtend nog niet in je nek. Ik weiger te kijken. Een bloot voetje, maat 28, doet herhaalde pogingen om mij uit het bed te schoppen. Er schijnt blauw licht door de kamer. Ik krijg het er benauwd van. Ik probeer te luisteren naar mijn ademhaling, iets wat ik vroeger vermeed omdat het mijn angst helemaal isoleerde. ‘Bij uw volgende angstaanval moet u zich concentreren op uw eigen ademhaling, dan ebt de paniek weg.’‘Dokter, dat is net hoe ik mijn angst beleef: alleen opgesloten zitten in de pulserende kamers van mijn longen.’ Als een dibboek kruipt het langs je benen omhoog naar je hals om zich in je gedachten te nestelen. Sinds het laatste bezoek aan een hopelijk laatste therapeut begrijp ik wat de dokter had bedoeld. Door de recent onder de knie gekregen kunst der respiratietechnieken kan ik het zwarte deken van me afwerpen nog voordat het mijn edele delen heeft bereikt. De vrees voor mijn angst is weg. Ik heb – samen met de therapeut – vakkundig een vierkant rond die cirkelredenering getrokken. Mijn ademhaling is niet de enige in de kamer. Ik probeer ze één voor één te onderscheiden. In die van mijn vrouw zit de suggestie van een snurk, in die van mijn dochter het piepend geluid zoals de ontsnappende lucht van een opblaaspomp. Die van mijn zoon kenmerkt zich door de sporadische onderbrekingen van een tikkend geluid van de tong tegen het verhemelte. Misschien leef ik in de waan van mijn eigen gedachten, maar mijn ademhaling is nauwelijks hoorbaar.In alle kamers waar ik ooit de nacht met anderen heb gespendeerd, ben ik geheid de stilste. Ik sta op als eerste. De dagen waarop dat gebeurt, kan ik op één hand tellen. Om vrouw en kinderen niet te wekken, stap ik zo voorzichtig mogelijk naar het venster. Het blauwe licht maakt me niet alleen angstig, maar ook nieuwsgierig. We hebben overal houten vloeren in huis. Dat is zeer authentiek maar ook vervelend als je je bijvoorbeeld ’s morgens heel stil wil verplaatsen. Elke plank klinkt als een knarsende kasteeldeur met piepende scharnieren. Gelukkig ken ik ondertussen mijn weg doorheen dit mijnenveld en manoeuvreer ik langs de planken die mijn voetzool al kennen. Ik schuif één gordijn open. De regen klettert oorverdovend als een machinegeweer tegen de ruiten en vertroebelt mijn zicht. Met moeite ontwaar ik drie voertuigen met zwaailichten. Het is nog te vroeg voor luide sirenes, en ik vind het haast hartverwarmend dat men daar rekening mee houdt bij de hulpdiensten.Ik voel me een wrede god, vanop een hoogte mensen in volle actie en paniek af en aan zien rennen terwijl ze roepen, schreeuwen, huilen of angstig toekijken vanuit de belendende gebouwen. En als soundtrack alleen machinegeweren. Een wirwar van menselijke emoties. Een futuristisch doek van Bruegel. Eén man speelt de hoofdrol in dit tableau. Met gestrekte armen richt hij zich jammerend naar de hemel als in een Grieks epos. Op het moment dat de draagbaar naar buiten wordt gereden, springen de straatlantaarns uit. Er heeft zich reeds een kleine file gevormd achter de ziekenwagen, die half balancerend op het trottoir een vlotte toegang tot het rondpunt voorkomt. De heer in de Audi A4, die achter de Citroën Berlingo geen blijf weet met zijn ochtendhumeur, gaat tekeer op zijn claxon alsof hij zijn eigen vrouw wil reanimeren. Hij heeft geen besef van wat er zich een aantal voertuigen voor het zijne afspeelt. Mijn straathoekbuurman is ontroostbaar en hoort niet wat de ambulancier hem zegt.Haar woorden waaien weg in de wind.Zijn verdriet gaat op in de regen.De regen en de wind proberen mijn slaapkamer en ziel binnen te dringen. Dan hoor ik wel een geluid achter me. Ze zijn wakker, de bengels. Ik verplaats mijn aandacht van de straat naar de nog niet zo wakkere ogen van mijn dochter. Terwijl ze met haar vuistjes het slaapzand eruit wrijft, weet ik wat ze gaat vragen. ‘Papa, moeten wij naar school vandaag?’ Een vraag die zij alleen stelt op een schooldag, nimmer in het weekend. Het doet me vermoeden dat zij een spelletje met me speelt wanneer ze niet weet welke dag van de week we zijn.‘Ja, het is maandag, de eerste dag van de week.’‘Mag ik ook kijken?’ Ze gaat op haar tippen staan om toch maar met haar ogen boven het vensterraam uit te komen.‘Kom, schat, we gaan onze tanden poetsen, het is al laat.’ Mijn zoon moet en zal als eerste beneden zijn. Daarom doe ik elke ochtend zo snel mogelijk mijn kleren aan. Het is de enige invloed die ik kan uitoefenen op hem. ’s Morgens doet hij maar al te graag dingen die tijdrovend zijn, zoals rondjes lopen in zijn adamskostuum, in het boek beginnen lezen waarin hij gisteren niet wilde lezen omdat het te veel tijd in beslag zou nemen of aan parkour doen met de weegschaal, de stoel en de badkamerkrukjes.‘Ik ben klaar’, laat ik hem weten, en ik toon hem mijn volledige outfit als bewijs. Hij schiet licht gepanikeerd twee versnellingen hoger en begint te worstelen met zijn broek. Ik keer terug naar de slaapkamer om de slaapgeur te verdrijven en de overige gordijnen te openen. Het lijkt zo’n dag te worden waarop kelders onderlopen. De ziekenwagen is uit het zicht verdwenen en van de rij auto’s is geen spoor meer. Twee snelheidsduivels kruisen elkaar: een man die volledig uit leder lijkt vervaardigd scheurt voorbij op een motorfiets en passeert in een splitseconde een jonge magere Marokkaan op een elektrische step, die, ondanks een stilaan ontluikende ochtendspits, geen oog heeft voor het verkeer om zich heen. Alle sporen van het accident zijn uitgewist. Nietsvermoedende fietsers, voetgangers en automobilisten bewegen zich voort over de weg en in hun gedachten. De meesten moeten ergens zijn. Liefst dringend. Sommigen willen graag snel af zijn van hun kinderen om te kunnen werken, om zich maatschappelijk verantwoord te voelen. Anderen strompelen naar de apotheker voor hun pillen of naar de bakker voor een brood. Zij hebben reeds gewerkt. Ze hebben deze nacht weer eens niet het geluk gehad te sterven in hun slaap. Ik luister opnieuw naar mijn ademhaling. Ik sluit mijn ogen en probeer het tempo te laten zakken. De regen is opgehouden en ik hoor een sirene in de verte. Ik laat mijn ademhaling zakken totdat inademen en uitademen samenvallen met de la en de re van de sirene.

Lennart Vanstaen
0 0

Beken(d) in Gent!

Een tijdje terug bezocht ik mijn goede vriend Pieter. Hij woont in Gent. We zouden daar iets doen wat menig mens heeft gedaan het afgelopen jaar: wandelen. We waren erg verheugd elkaar nog eens in volle glorie te mogen aanschouwen, en we kuierden keuvelend door de Gentse stadskern. Omdat Pieter om de haverklap verhuist, ben ik al bijna even bekend met Gent als met Antwerpen. Ik wist echter niet wat ons te wachten stond na zonsondergang… We hebben geluk met het weer. De imposante betoncentrale, die haar laatste rookpluimen al meer dan tien jaar geleden heeft uitgeblazen, baadt in het zonlicht. Het is een prachtig staaltje industriële architectuur. Het internet leert me dat men niet zo gek lang geleden rond deze mastodont nog een toekomst wilde bouwen, maar het plan om het gebouw een tweede leven te geven als bakermat van een nieuwe woonwijk, werd plots van de baan geschoven. Pieter vertelt me ook dat het gekraakt werd en nog steeds een geliefkoosd doek vormt voor vele graffitikunstenaars. Na een deugddoende wandeling van enkele uren, een meeneemkoffie en een warme maaltijd wordt het stilaan tijd dat ik huiswaarts keer. Het schemert al. Pieter vergezelt me nog even op mijn weg naar station Dampoort, kletsend over vervlogen tijden, waarin we ons nog niet hoefden te bekommeren over een avondklok. Frappant, dat woord. Er schuilt nog steeds dat beeld in van een luidende kerktoren, terwijl onze zuiderburen met couvre-feu eerder de suggestie krijgen de lichten te doven. We draaien een laatste straat in naar het station. Plots licht er een enkel zwaailicht op vlak bij ons en er stappen vier donkere figuren uit een al even donkere wagen. Ik voel mijn hartslag in mijn keel. Worden wij slachtoffers van een gewelddadige overval? Het is in ieder geval de uitgelezen plaats, zo rond tien uur ’s avonds in een duistere steeg nabij Dampoort. Een man vat post achter mij, een andere blokkeert de weg voor Pieter. Links loopt de Leie en aan de rechterkant staat de wagen. We kunnen geen kant op. Een derde man stapt op ons af en grijpt in zijn binnenzak. Hij toont zijn badge en voegt eraan toe dat hij een agent is. Iets in mij heeft er geen vertrouwen in. Ik ben namelijk al enkele keren in mijn leven belazerd door echte con men. Ik overhandig met een zekere onzekerheid mijn identiteitskaart. Pieter kribbelt zijn naam en adres neer – hij had zijn portemonnee niet bij zich. Uit mijn ooghoek merk ik dat de agent met de bril me zo streng mogelijk aankijkt. Dat lijkt me niet evident met een neusmondmasker en aangedampte brilglazen. “Wat doen jullie hier?” blaft hij. Pieter vertelt dat we op weg zijn naar het station.“Het station?”Er zit zoveel argwaan in zijn stem dat ik zelf ook begin te twijfelen aan mijn bestemming. Met de rigiditeit van een schoolprefect doet hij alsof hij ons op heterdaad heeft betrapt op een pertinente leugen.“Mannekes, het station is naar daar hé!”“Excuseer, meneer de agent, maar Dampoort is wel ginder hoor”, snijdt Pieter hem de pas af.“Ah, ja… Dampoort.”Ik zie hem denken: welke onverlaat neemt nu een trein in Dampoort? Dan volgt er een halve minuut pijnlijke stilte. “En wat doet u dan in Gent?” richt hij zich tegen mij, met de trofee in zijn hand waarop staat dat ik woonachtig ben te Antwerpen. Ik gun hem een karig antwoord.“Wandelen”. Het was niet eens gelogen.“Wándelen?” Hij had dit antwoord kennelijk niet verwacht. En nu lijkt het bij de man te dagen, hij verandert zijn toon. Zou het aan mijn zwoele stem gelegen hebben? Of misschien aan de trefzekere stijl van de één-woord-zin?“We gaan even controleren of u bekend bent met het gerecht. Dat duurt niet lang hoor, wanneer vertrekt uw trein?” Ik lieg dat ik m’n trein nog wel zal halen. Bijna laat ik me ontvallen dat ik redelijk bekend ben met het gerecht, maar dat ik absoluut nog kan bijleren. Gelukkig denk ik op tijd aan het feit dat ik een onnozelaar ben en hij een agent. Pieter en ik zoeken elkaars blik tussen muts en mondmasker. Daarin lees ik dat hij vooral bekend is met het vegetarisch gerecht. We knipogen in gedachten. De agent heeft inmiddels door met wat voor brave zielen hij hier te maken heeft. Hij voelt zich dan ook genoodzaakt wat duiding te geven bij dit alles.“Er gaat nogal wat drugs rond in deze buurt, zeker als het donker is. U moet dat begrijpen, met die mondmaskers en die mutsen… Zo zien wij het verschil niet goed hé.”Met ‘het verschil’ bekent hij zijn kleur nog voordat de radio van zijn collega ons heeft vrijgesproken. We zien er misschien uit als schimmige cocaïnedealers, we klinken helemaal anders.“Zeg, zijn er eigenlijk in Antwerpen veel controles?” wil de man van me weten. Ik haal m’n schouders op waarmee ik enerzijds bedoel dat ik het niet weet en anderzijds dat het mij niet kan bommen. Terwijl ik op mijn telefoon het uur raadpleeg, klinkt vanuit de dispatch eindelijk de bevrijding. Niet bekend met het gerecht. Ik voelde een zekere teleurstelling om niet bekend te zijn. Als zonderling in een vreemde stad verliet ik Gent. Ik was wel nog vóór het luiden van de klokken thuis.

Lennart Vanstaen
33 0

Het is honderd óf drie euro, wat kies je?

Mijn kinderen spelen winkeltje. Mijn dochter is de mevrouw die in de winkel komt kopen, mijn zoon is de eigenaar. Als valuta gebruiken ze wasspelden. De mevrouw krijgt bij binnenkomst meteen een keuze tussen drie onmisbare producten. Een regenboogbal – de winkelier is overduidelijk mee met de huidige maatschappelijke thema’s; één speelkaart – voor klanten die hun schoppen drie hebben kwijtgespeeld; en twee memorykaartjes – voor een héél kort spel of voor wanneer je niet tegen je verlies kan. Hij vermeldt dat alle producten honderd euro kosten. De mevrouw in de winkel telt met een bang hart de wasspelden in haar handje – het zijn er slechts drie en ze heeft schijnbaar alle moeite ze niet te laten vallen.‘Ik heb drie euro’ zegt ze, alsof ze de eigenaar van de boetiek met stelligheid wil laten aanvoelen wat échte armoede is.‘Spijtig, dan gaat ’t niet’ concludeert de eigenaar onverschillig. Totdat hij tot het besef komt dat hij daar ook niet mee is geholpen.‘Maar het is honderd óf drie euro, wat kies je?’ Het is bewonderenswaardig hoe ad rem deze winkelier is en hoe snel hij zijn verkoopstrategie weet aan te passen aan de noden van zijn cliënteel. Na de bal even te hebben geïnspecteerd overhandigt de mevrouw drie wasspelden aan de winkelier en neemt ze de bal mee. Wanneer zij aanstalten maakt het pand te verlaten en haar huisje binnen te gaan – dat zich amper dertig centimeter verder bevindt, wil de winkelier nog even alles uit de kast halen. Ook letterlijk, want hij haalt allerlei parafernalia uit de kast die blijkbaar onderdeel uitmaakt van zijn bescheiden warenhuis. Hij stalt razendsnel nog wat van deze hebbedingen uit op zijn geïmproviseerde toonbank: een jojo zonder touwtje, een rekker, een leeg rozijnendoosje en – erg opvallend – een broek voor jongens van ongeveer zes jaar. Zelf heeft de eigenaar geen broek aan, maar het lijkt me te vergezocht om hier een verband te zoeken. Waarom zou iemand zijn eigen broek verkopen, denk ik dan. Hij trekt nog snel haar aandacht: ‘Euh… wil je niet nog iets? Ik heb nog super veel dingen!’ Natuurlijk wil hij nog wat verkopen. Het zijn moeilijke tijden en de klanten zijn schaars. De mevrouw aarzelt.‘Maar ik heb toch geen centjes meer nu?’‘Ah’, beseft de eigenaar. ‘Wacht even.’ Hij neemt de wasspelden die hij zopas had ontvangen voor de bal weer uit zijn kassa en geeft ze aan de mevrouw. ‘Zo, nu kan je weer iets kopen. Wil je dit?’ Hij toont haar een autootje. De mevrouw reageert verontwaardigd: ‘Zeg! Dat is wel míjn auto hé!’Hier is een gewiekste handelaar aan het werk. Zoveel is zeker.

Lennart Vanstaen
2 1

Traan voor mijn lekkende kraan

Een vriendin die zich recent heeft ontpopt tot mindfulnesscoach – check Fee Floralis! – schotelde mij een schrijfopdracht voor van de dichteres-kunstenaar Rupi Kaur – bekend van Milk and honey. De opdracht luidde: schrijf een ode aan iets dat je elke dag ziet. Een alledaags object dus, waar je eens met andere ogen naar kijkt. Omdat positieve dingen zo voor de hand liggend zijn (mijn warme douche, heerlijk espressoapparaat of kwaliteitsvolle hoofdtelefoon), koos ik voor iets wat mij na aan het hart ligt maar waar mijn eega de pest aan heeft: onze wellicht door mij verkeerd gemonteerde keukenkraan. Toen ik anno 2019 merkte dat het water van onze keukenkraan niet alleen uit de straalbreker kwam, maar tevens onderaan ontsnapte en vervolgens het hele keukenblad in een keukenplas veranderde, kleurde mijn vermoeden even donkerbruin als de roestplek die het water inmiddels had achtergelaten op de kraan. Het was tijd voor een nieuwe. Eerst dacht ik het zelf nog te kunnen redden. Ik demonteerde het ding en concludeerde al snel dat het rommel was. Niet mijn schuld dus, de kraan kwam bij het huis. Dat was een van de vele voordelen. Ik was als zelfgediplomeerde loodgieter best trots op mijn afbraakwerk, dat aanvoelde alsof ik een steunmuur had gesloopt. Totdat het begon te dagen dat het werk niet stopte bij het metalen gat in de spoelbak waar ik op stond te gapen. Er moest effectief een nieuwe kraan in komen. En ík moest die gaan installeren, want de (mini)macho in mezelf weerhield me ervan iemand anders lastig te vallen. Zodra ik besefte dat ik me een kraan moest aanschaffen, maakte de minimacho plaats voor mijn immer aanwezige vrouwelijke kant: ik mocht een kraan kiezen! Met een zwaai griste ik mijn smartphone van het aanrecht en surfte ik naar doe-het-zelfwinkels als Gamma, Brico en consorten. Eerst selecteren op prijs – van hoog naar laag liefst, want ik wil die poepchique kranen zien die ik niet kan of mag kopen. Ik gil naar mijn vrouw dat ik een nieuwe kraan koop en vraag wat het budget is daarvoor. Wij beheren alle budgetten samen, maar mijn vrouw is nu eenmaal beter in die dingen inschatten. Ze antwoordt dat het zéker niet meer dan honderd euro moet zijn. Mijn interpretatie is: zo dicht mogelijk bij honderd euro. Ik filter alle kranen tussen tachtig en honderd euro. Dan kies ik voor een eengreepsexemplaar. Ecologische waterstraal? Ja, alstublieft! Na enkele filters te hebben aangeklikt, krijg ik één resultaat. Mijn neurose laat het zelden toe dit soort alledaagse openbaringen van het fatum in de wind te slaan. Zeker niet als het dan nog eens een designkraan betreft. Ik voeg de kraan toe aan mijn mandje en fiets richting Gamma. Op 2 april 2021 lekt de kraan nog steeds. Hoewel ik er verschillende YouTube-filmpjes op heb nageslagen en elke stap nauwkeurig heb gevolgd – ik ben misschien geen handige harry, maar excelleer vaak in prutswerk – klopt er iets niet. De kraan doet het prima, ze biedt me warm én koud water. Echter, zij lijkt een eigen leven te leiden. Af en toe, op totaal willekeurige momenten, lost zij water. Alsof zij moet braken. Volgens mijn vrouw ligt het aan de installatie. Leuk dat je dat woord op twee manieren kan interpreteren, maar ze refereert toch wel aan de installateur in kwestie. Als je het aan de installateur vraagt, is er iets mis met de kraan zelf – een fabricagefout. Gerichte zoekpogingen op het internet staan me bij. Het is een kraan met Downsyndroom. Ik voel mee met haar. In het voorbije jaar heb ik ontdekt dat zij alleen lekt als je haar iets te gretig naar links of rechts draait.‘Je moet haar behandelen met zachtheid, zoals de kapper je hoofd draait om de andere kant van je haardos te knippen’, probeerde ik meermaals. Maar het zal niet baten. In de nabije toekomst zal ik haar moeten vervangen. Het feit dat de door mij gekozen designkraan ook een sierlijke ronding heeft in de hoogte en daardoor het keukenraam niet opengaat, zal mij niet helpen in mijn pleidooi voor de lekkende zwaan. Mijn geld krijg ik ook niet terug. Dat is zo als je het bonnetje meteen in een opruimwoede wegsmijt. Ik vind bonnetjes iets van de jaren 90, maar met die these kon de kassière van Gamma niet veel. Trouwens, ik hoef mijn geld niet terug. Ik heb genoten van mijn kraan. Ze heeft me zo vaak verwarmd bij koud weer. Ze leste mijn dorst in de zomer. Zorgde voor vertier bij het samen afwassen. En ja: ze huilt af en toe een beetje water, maar wanneer zij uiteindelijk zal worden vervangen door een kraan met een attitude van kijk-naar-mij-ik-heb-nul-fabricagefouten zal ik ook om haar een traan laten.

Lennart Vanstaen
17 0

Spektakelslakken en schriftbinddildo’s

Heb ik u gepakt met mijn ietwat provocerende titel? Dat was uiteraard de bedoeling. Toch zijn het niet mijn woorden, maar die van mijn kinderen. Ere wie ere toekomt. Zij hebben deze woorden zelf geswipet op mijn telefoon. Oftewel: slepend getypt. En we hebben ons een kriek gelachen toen ik hen de resultaten voorlas. U gelooft me niet? Of u wil zelf dat u kinderen zich eens wagen aan schriftbinddildo’s? Lees dan vooral verder. Al meer dan een jaar proberen we ons de gezelligheid van een cafégesprek te herinneren, de geur van een cinemazaal en hebben we fantoomafdrukken op onze wangen van de kussen van een vreemde. Om deze ellende te bagatelliseren, moet een mens dingen doen. In onze welvarende westerse wereld bestaan er gelukkig vele uitlaatkleppen voor. Helaas zijn die kleppen dicht. Er is geen hol te doen, zeker met kinderen is het soms afzien wanneer de scholen gesloten zijn of april meer sneeuwstormen telt dan Belgische ministers van Volksgezondheid. Wat kan je dan wél doen? Misschien eens naar het park gaan? Dát is lang geleden! Of wat dacht je van een uitstap naar een museum? Drie uur een muilkorf dragen, niets mogen eten of drinken en het feit dat we twee weken geleden moesten gereserveerd hebben even terzijde. Of toch maar een heerlijk dagje thuis, zo met de kinderen? Wat is er zaliger dan de godganse dag naar Samson en Gert luisteren – hoofdzakelijk naar de mantra van Op op alles is op – van commentaar voorzien door een gillende zus en een tierende broer? Edoch! Treur niet, beste lezer. Vaak zijn het de kleine dingen des levens die onze dag maken of kraken. Bent u in het bezit van een Android telefoon die niet uit de prehistorie stamt? Dan heb ik een gouden tip voor u. Dolle pret voor de kinderen én uzelf verzekerd. Het Gboard (het standaard toetsenbord op een Android telefoon) gebruikt een versie van het in 2009 geïntroduceerde Swype. Het laat je ‘slepend‘ typen, dus zonder de afzonderlijke toetsen in te drukken, maar de woorden als het ware te swipen. Ik gebruik dit al jaren en ‘typ’ daardoor aan een supersonisch tempo. Helemaal heerlijk wordt het als je ermee begint te experimenteren. Draai bijvoorbeeld tien cirkeltjes achter elkaar en bekijk welke gekke woorden daaruit voortkomen. En vooral: laat je kroost erop los. Ik krijg nu soms de vraag: ‘Mag ik nog eens rare woordjes schrijven aan omi?’ Ik antwoord dan: ‘Natuurlijk, jongen’, omdat ík me niet alleen rijkelijk amuseer met de wonderen van deze taalcomputer, ook mijn kinderen liggen in een deuk wanneer ik voorlees wat ze hebben geswipet. Hieronder een bloemlezing. Delphine Lecompte kan er een puntje aan zuigen. stuk venkelzalfserieus Uitwaskwis Synchroonknuffel.Schaatsclinic wist ruik winkelkarretje zij scheefgeweiwitte spektakelslak schriftbinddildoRotterdam wordt ook stedelijke studiekeuzeautorutteScheer zelf zie erg attent en scheiding tussen down een Esther Studiegids drinkenhuis diffuustaalstrijder steeds echt duurt overmatig zelfsdie s eens zorggroep Francde suggestie maison dansje vrees ersurft stel MeisjesschildDag goedkope president Scheffer reserverensheet zette work doorsnee

Lennart Vanstaen
0 0

WALKZ WITH ME

Avelgem, 1 maart We stappen - we trappen - we stappen, al bijna een jaar lang. Vandaag belandden we aan de oevers van de Schelde, waar het water sterren tovert en witte vogels ons verdoven in miezer en mist. We zijn op zoek naar overstromingsgebied, dat maakt het makkelijker naar een reddingsboei te grijpen. We vinden een speelplein met een kunstwerk dat naar oorlog verwijst maar me aan voetbal doet denken. Verder alleen lieflijke snoeten in het natte zand. Een moeder somt er dinosaurusnamen op, de wetenschappelijke én de bijnamen, terwijl mijn dochter de equivalenten begraaft in het zand. Er valt niets meer aan te wijzen, alleen nog te redden van de verstikkingsdood. Gelukkig is Vader Dino brandweerman. Er is water, maar niet daar waar je het verwacht. Er is mosterd, er is kaas. Even verderop, aan de achtergevel van het plaatselijke rusthuis, zitten drie denderende figuren in een strandstoel naar het landschap te kijken. Of we wisten dat dit het rusthuis is met het mooiste uitzicht van Vlaanderen? Ik vraag me of dit een feit of een verzinsel is. Dat Hij 1 vroeger langs de Schelde naar Gent fietste, naar Doornik, naar Dendermonde. Hij 2 vult aan dat hard trappen toch zo een deugd kan doen, wind en wolken in de haren. Zij heeft het meer voor stappen. Mijn dochter voor voetballen. We komen aan een achtertuin waarvan het huis zoek lijkt. Er is een kip en een vrouw aan een picknicktafel. Ze vertelt mijn dochter, breed allitererend, dat het een ‘knuffelkip’ is. Het imponeert niet. Ze verzint bergen om contrast te creëren en opent de sluizen. Wij duiken onder een brug waar de enige kleur die van afbladderende graffiti is. Mijn dochter houdt een ei met een embryonale dino erin in haar hand geklemd.    Dadizele, 20 maart Dat Jezus aan het kruis ging eindigen, had ze niet verwacht. Mijn dochter zoekt in alle kerken al bijna vier maanden lang naar de onschuld in de kribbe. Maar zelfs hier, in een basiliek, komt ze van een kale reis terug thuis. Negenhonderd glasramen bieden niet genoeg verlichting voor haar stille verdriet. Ik neem haar gebroken hart bij de hand. We stappen, we stoppen, we stappen. In het park dat de basiliek omgeeft: hyacinten, rozen in de knop, een lege fles cognac met mos erop. Alcohol blust de pijn, maar dat weet onze dochter nog niet. Zij speelt bloemenmeisje. We wandelen langs zandpaadjes en achtertuinen. Het schemert en Jezus is nog steeds niet thuis. Tegenover de basiliek staat een huis van meer dan een miljoen euro te koop. Mijn dochter komt tot rede: “Jezus slaapt aan dat kruis denk ik, mama”. Wandel met mij. Wandel met mij. Het is al wat rest.   Sommière, 1-4 april   de grote hond, de lege school, de kleine hond, de man op de dool de verlaten bushalte, de pony’s op ‘t pad de vrouw met de bezem, de boom zonder blad   de dagen geven we sterren, de nachten kleuren we rood we eten te prille aardbeien en bakken bijna zelf brood we ontdekken een slager met nog bloed aan zijn hand een kasteel met een berg en een bos en een strand   een vrouw neemt me mee naar een rivier in het bos ze bepaalt er het noorden door de groei van het mos ze redt daar een molen van verdrinking van dood en tovert er mouwloos een gevouwen boot   nee, we kunnen niet varen, we hebben geen tijd de stilte onder water, we staan in het krijt dochter dringt aan: waarom wel waarom niet stappen is fijner we zingen ons lied   de grote hond, de lege school, de kleine hond, wij op de dool

Lene Dos
6 0

Zelfkennis is het fundament van gezonde relaties

Een persoonlijkheid bestaat uit verschillende delen. Zo is er bijvoorbeeld een deel van mij dat niets liever wil dan met rust gelaten worden en zich graag alleen terug trekt. Maar een ander deel van mij wordt enthousiast van het organiseren van evenementen. Het ene spreekt het andere tegen, maar ik probeer evenwichtig te handelen zodanig beide delen zich kunnen ontplooien. En ja, soms botst het wel eens. Dan kan het zijn dat ik overprikkeld ben omwille van de sociale activiteiten die ik op mijn programma heb gezet. Ik kies er bewust voor om elk deel van mij te accepteren. Ook al gaat het soms met vallen en opstaan, toch wil ik geen enkel deel van mezelf verwerpen, uitsluiten of zogezegd ‘afleren’. Het is trouwens onmogelijk om delen van mijn persoonlijkheid af te leren. Ik wil voor de weg van de minste weerstand kiezen. Uit ondervinding weet ik dat het onderdrukken van delen in ziekte of andere ellende resulteert. Alles dat je aandacht geeft groeit of ontwikkelt zich. En alles dat je onderdrukt ontploft op een gegeven moment in je gezicht. De relaties die we hebben met anderen, of die nu oppervlakkig, romantisch of vriendschappelijk zijn, weerspiegelen delen van onszelf. Zo is er bijvoorbeeld dat onzekere deel van mij dat zichzelf niet goed genoeg voelt. Dat deel zorgde ervoor dat ik een relatie aanging met een man die deze onzekerheid voedde. Ik liet mijn liefde vrijuit stromen, maar kreeg er weinig voor terug. Ik voelde me niet gekoesterd of gewaardeerd. Na enige tijd liet nog een ander deel van mij van zich horen: het deel dat wel vindt dat ik de moeite waard ben. Het kwam in opstand, vond dat ik beter verdiende. Dat zorgde voor conflicten. Ik bleef nog enige tijd aanmodderen, switchend tussen deze twee delen, om uiteindelijk de knoop door te hakken en de toxische relatie te beëindigen. Sommige delen zijn zelfdestructief. Er bewust van zijn dat ze er zijn, is voldoende. Ik probeer ze met mededogen bestaansrecht te geven, erop vertrouwend dat ik ze zal leren aanvaarden, doch zonder ernaar te handelen. Uiteraard ben ik wel eens kwaad op een deel van mezelf. Dan vervloek ik bijvoorbeeld mijn zachtheid die er soms voor zorgt dat ik mijn grenzen laat overschrijden. Het strenge deel van mezelf bestempelt dit als een zwakte. Van zodra ik hiervan bewust ben, probeer ik het met eigenliefde te compenseren. De gedachten waarmee ik mezelf neerhaal loslaten en mijn zachtheid accepteren is het beste dat ik voor mezelf kan doen. Het begint allemaal bij zelfobservatie. Bij het bewust worden van het zelfbeeld en hoe dit invloed uitoefent op specifieke keuzes en relaties. Leren zien hoe het zelfbeeld de realiteit kleurt. Ik was er mij ten tijde van die relatie niet geheel bewust van dat mijn aantrek tot deze man een bevestiging van mijn minderwaardigheidsgevoel betekende. In het samenzijn met hem weerspiegelde mijn zelfdestructieve kant. Gebukt gaand onder emoties leerde ik op korte tijd enorm veel over mezelf. De ervaring liet me inzien dat mijn gevoel van eigenwaarde nog een werkpunt was. Elke interactie met iemand anders, hoe kortstondig en banaal deze ook mag zijn, kan een inzicht betekenen. Door relaties aan te gaan, helpen we elkaar groeien. En dat hoeft helemaal geen pijnlijke zaak te zijn. In een gezonde relatie help je elkaar vooruit door de schoonheid van elkanders bestaan liefdevol te bevestigen. Oprechte liefde kenmerkt zich door een verruiming van het persoonlijke welzijn naar een gemeenschappelijk welzijn. Alles wat ik mezelf toewens, geef ik ook aan de ander en omgekeerd. Je kunt elkaar in alle veiligheid en vertrouwen spiegelen en helpen ontwikkelen. Ondanks de pijn en tranen ben ik dankbaar om die moeilijke relatie te hebben ervaren. Ik heb geleerd dat het belangrijk is om mezelf te eren en dat ik dit in mijn relatie weerspiegeld wil zien. Ik heb aan de levende lijve ervaren wat voor een relatie ik niet wil. Dit heeft het complementaire beeld van wat het wel moet zijn verscherpt. Haarscherp voor ogen zien wat ik wil, is uiterst belangrijk bij het bewust scheppen van mijn realiteit. Ik had er vertrouwen in dat ik ooit wel opnieuw iemand ongeremd zou liefhebben en deze keer hetzelfde zou terugkrijgen. Veel sneller dan verwacht is dit ook gebeurd. Mijn huidige partner geeft me de gelegenheid om door zijn ogen met een liefdevolle blik naar mezelf te kijken, wat mijn zelfbeeld ten goede komt. Als ik mezelf bekritiseer is hij de eerste om mijn hardheid te temperen. Er zijn geen delen van mij die in strijd zijn met elkaar omwille van deze relatie. Ik voel in mijn hele wezen dat dit gezond is en dat het mij rust brengt. Het is interessant om mij af te vragen welke delen van mezelf getriggerd worden bij bepaalde sociale interacties. Sommige mensen lijken het slechtste in mij naar boven te brengen terwijl anderen juist een heilzaam effect uitoefenen. Het hangt er allemaal van af welke delen zich aangesproken voelen en of ik daar al dan niet mee in het reine ben. En zo wil ik graag besluiten dat zelfkennis cruciaal is bij het aangaan van constructieve relaties.   https://www.karoliendeman.com/blog/2021/4/12/een-mens-bestaat-uit-delen

KarolienDeman
19 0

Den bruin.

Den bruin."Waarom schrijft ge altijd over den bruin?" vroeg iemand mij onlangs. "Omdat den bruin in de verdomhoek zit," zei ik. "De allochtoon bedoelt u," zei hij. Ik zuchtte eens bij zoveel onbegrip. "Ik bedoel wel degelijk den bruin. Neem nu de witte allochtoon, de Oost-Europese allochtoon. Buiten een laag loontje - dat ernstig onze sociale zekerheid belast, want dat lage loontje is meestal zwart - wordt die man niet bespot, niet dagelijks vernederd. In tegenstelling tot mijn bruine vrienden, die dagelijks vuile, kwade blikken moeten trotseren. Neem nu een van mijn beste vrienden, in Antwerpen geboren en getogen, maar hij is bruin. Hij moet nu al heel zijn leven vernederingen ondergaan, niet alleen op school en op straat. Uit angst heeft hij zichzelf herschapen in een halve Italiaan. Weet u hoeveel geld hij betaald om er netjes uit te zien? Het ontkroesen van zijn prachtige haar kost hem maandelijks een fortuin. En dan is er nog de druk van de familie die het idee heeft dat wie de beste is niet wordt vernederd. Dus wordt hij dagelijks onder druk gezet om te presteren. Alcohol heeft hij afgezworen, daar wordt hij rapper agressief van. Zijn redding is zijn joint. Na een haaltje staat hij weer lachend en blij in de samenleving. Iedere pipo die hem agressief benadert, wordt onthaald op een lachsalvo. In die mate dat de agressor van verbazing zijn agressie staakt. Wanneer hij alcohol gebruikt, zou hij wel wat rapper niet verbaal agressief uit de hoek komen. Weet u, hij kan daar ook niet veel aan doen. Hij wordt dagelijks zo onder druk gezet dat ik het wel kan begrijpen, maar hij moet er mee ophouden. Hij doet er alleen zichzelf pijn mee. Hij wordt daarmee gestraft, niet de agressor. Als ik hem dat zeg, zucht mijn vriend, en met tranen in zijn ogen zegt hij: "Ik weet het, ik weet het, maar als er dan weer een in mijn gezicht spuwt of weer een mijn dure jasje besmeurd, en ik heb wat gedronken, dan wordt het mij te machtig. Trouwens, niks doen is voor een agressor een teken om verder te doen. Op de goegemeente hoef ik niet te rekenen. Een grote bek wanneer ik agressief uithaal, maar de blanke agressors mogen gewoon hun ding doen. Weet u, ik doe mijn uiterste best op school, ik ben bij de beste. Op een dag vierden we met mijn toenmalige klas ons eindfeest. We hadden wat gedronken en stonden aan een bushalte toen twee oudere kerels mij begonnen uit te schelden. Eerst reageerde ik er niet op, maar de doodse stilte die neerdaalde over ons zonet nog vrolijk groepje was duidelijk. Iedereen was sprakeloos. Door de grofheid ervan, en alle kwetsende woorden. Het overviel ons als een koud bad. Daardoor dachten de agressors wellicht dat we een gemakkelijke prooi waren. Ze besloten ons fysiek aan te vallen. Kan ik het helpen dat ik een getrainde atleet ben? Op school probeer ik de beste te zijn. Ik sport, en daar word ik bij de beste gerekend. Door veel te trainen sta ik zeer scherp. Toen ik uithaalde dacht ik niet aan dat onnozel jasje. Ik dacht aan de tranen van mijn moeder die straks dat jasje in ontvangst zou nemen. Ik sloeg. Ik sloeg zeer geconcentreerd twee keer. Het was zeker niet de bedoeling dat het zo erg zou aflopen. Een gebroken pols, en ook een gebroken been, niet door mijn slag, maar doordat de tweede gevallen was. Alle omstanders kozen partij voor die brave witte jongens die zaten te kermen. Alleen mijn schoolvrienden verdedigden mij. Daarna was er de politie. Uiteindelijk zei de rechter dat ik als getrainde atleet mijzelf beter moest leren controleren en dat ik een gevaar betekende. Hij stuurde mij voor een paar maanden naar een jeugdinstelling. Op dat moment zag ik weer het huilende gelaat van mijn moeder. Ik beet mijn lippen kapot om niet in huilen uit te barsten, het lukte. In de krant stond dat ik emotieloos overkwam, maar mannen huilen niet heb ik geleerd. Begrijp je nu waarom ik van alcohol overgeschakeld ben op wiet? Van alcohol word ik veel te rap agressief, het zullen de genen zijn," zei hij. De tranen stonden hem in de ogen. "Genen?" zei ik verontwaardigd. "Daar bestaat geen enkel bewijs voor. Kan het niet door de dagelijks vernederingen komen," vroeg ik. "Nee," zei hij. "Het kwam door die ogen. Ik had iedere keer het gevoel dat ik haar teleurstelde. Weet u hoeveel pijn het mij deed? En iedere keer werd de pijn erger. Het enige wat hielp was een goeie stevige joint. Daar word ik kalm van. "Ik stond sprakeloos te luisteren. "Maar geraak jij dan zo gemakkelijk aan wiet?." "Dat is wel een probleem," zei hij. "Ze hebben al verschillende keren mijn wiet in beslag genomen." "Word je dan niet kwaad?" vroeg ik. "Kwaad wel, maar agressief, nee. Voor ik de trein opstap heb ik paar flinke toeters op. Ik word heel vrolijk van wiet, en dan kan ik erom lachen. Het pijnlijke is dat als ik niet veel geld heb, ik een week niks kan roken. Ik vrees de dag dat ik me terug aan de alcohol vergrijp." "Heb je nu iets om te roken?" vroeg ik." "Nee," zei hij bedeesd. "Wel, tast toe," zei ik hem. Mijn toehoorder was eventjes sprakeloos van mijn woordenvloed. "Wat is er verder met uw bruine vriend gebeurd? " klonk het, en hij vermeed het woord allochtoon. door verf ed Mijn bruine vriend werd opgesloten in een zaal. Mijn bruine vriend moest slapen in een bed, die naast een bed stond waar een zwaar getatoeëerde man sliep. De meeste tattoo's waren hakenkruisen. De gehele nacht moest mijn bruine vriend de racistische kreten aanhoren, van een man die al 25 jaar opgesloten zat. Een bewaker zei mijn hoog intelligente bruine vriend dat teveel boeken lezen slecht is voor de hersenen. Een patiënt die in een crisis terecht kwam werd door drie HULK'S met baseball bats kalm geslagen, met een verdovend product ingespoten en naakt vastgebonden opgesloten in een kale cel. En het gebeurt nu nog in, achterlijk conservatief België. De enige arts die voor honderden patiënten beschikbaar was, werd veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn patiënten. ___________________________________________________________ FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ _________________________________________________________________________________          

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
187 0

Knisperende lolly's in oorlogstijd

Het was donker en stilde golven glinsterden zonder geluidgeen mens op straatbehalve dat ene paar onder het zwakke lantaarnlichtals in een filmset. Hij 500 kilometer van huis, voor het werkzoon van een Joodse vader en Palestijnse moederglanzend lang zwart haar met pijpenkrullenamberkleurige grote ronde ogenlosse broek en lange zwarte jasspeelse tred. Zij 5000 kilometer van huis, op vakantiedochter van Gentse bourgeoisiestijl blond haargroene ogenzomers kleedjevoorzichtig volgend. Hij praatte er op losstak een kauwgum in haar mondomdat haar mond te vies rook om te kussen dacht zemaar hij kuste haar nietstak vervolgens kaaschips in haar monden praatte verderaf en toe een danspasje of theatraal gebaar.In haar mond vormden de kaaschips en kauwgum een vieze brijde walgelijke smaak eiste al haar aandachtzijn lieve woorden drongen niet meer doormaar nu kuste hij haar wel. Misschien rook haar mond nu zoals hij dat wouhaar deed het kokhalzeneen vreemde gewaarwording in combinatie met de opwindende kussenin een donker portiekin een lege vreemde badstadop een eerste datemet een vreemde man die recht van de catwalk leek te komen. De laatste date was heel anders... Op een vroege ochtendop de hoek van de straat wachtte hij haar opnam haar kin in zijn hand fluisterde Principessazette zijn zwarte hoed op haar hoofden kuste haar daarondernam haar dan bij de handen huppelde aan haar zijdeeen voet op en af het trottoirtot bij de snoepwinkelkocht haar daar een lolly met knispertjes wachtte vol verwondering en met kinderlijke ogentot de knispertjes in haar mond zouden ontploffenen een vreugdekreetje veroorzakenzij zag vuurwerk hij toverde hun leven tot een speleen feest.In zijn appartement haalden ze herinneringen ophij wou haar nog eens onder de douchewaste haar haren met bloemengeurstiftte haar lippen roodlegde haar op bed. Ze wandelden terug naar de bushaltehij opnieuw honderduit vertellend zij voorzichtig om het betoverend verhaal niet te doorbrekenhij terug naar zijn stad in oorlogzij terug naar haar huisen bij elk nieuwsbericht over een bomaanslag die hartverscheurende vraag"zat hij op die bus?"      

Fien SB
56 2

Waarom ik de moderne geneeskunde wantrouw

Mensen die mij kennen of volgen, weten dat ik een lange moeizame zoektocht heb afgelegd in het kader van mijn gezondheid. Ik ging gebukt onder tergende chronische kwalen en zocht als vanzelfsprekend verlossing in de medische wereld. Deze zoektocht vatte ik samen in mijn boek ‘Auto-immuun: van ziekte naar inzicht’. Vijftien jaar lang liet ik mij intensief behandelen in een universitair ziekenhuis. Gedreven door wanhoop bleef ik tegelijkertijd ook daarbuiten verder zoeken naar antwoorden. Beterschap was steeds kortstondig, de ellende bleef zich transformeren. Vaak voelde ik dat de hele resem aan onderzoeken en therapieën mij eigenlijk meer kwaad dan goed deed. En ik merkte dat er tal van hiaten in de redeneringen van de medici zaten. Ik rationaliseerde dit alles weg, ervan uit gaande dat ze wel wisten wat ze deden. Blindelings vertrouwde ik de artsen die me op het hart drukten dat dit iets was waarmee ik zou moeten leren leven. Ik stapte mee in het systeem dat ontworpen was voor chronische aandoeningen zoals de mijne en onderging elk protocol en ander noodzakelijk leed. Als gevolg slipte mijn lichaam steeds meer dicht, maar mijn ogen gingen geleidelijk aan open. Er ging heel wat frustratie mee gepaard, maar al dat lijden en zoeken heeft mij uiteindelijk cruciale inzichten bezorgd. Gaandeweg brokkelde mijn vertrouwen in de ‘wetenschap’ steeds verder af. Er werd strak vastgehouden aan symptoom-onderdrukkende technieken. Deze werden telkens heruitgevonden en gefinetuned, in naam van de vooruitgang. Van holistisch denken was er natuurlijk geen sprake. Een holistische denkwijze in de geneeskunde zou inhouden dat lichaam en geest als een geheel worden behandeld. Zo werd ik jarenlang tot een hoop ingewanden gereduceerd, daar men geen rekening hield met mijn denk- en gevoelswereld die in feite heel de boel aandreef. De link tussen psychologie en darmaandoening werd, tot mijn ontzetting, niet actief gelegd. Ja, dat stress moest vermeden worden, dat werd mij wel meermaals gezegd. Maar dat advies klonk zo hol. Wat moest ik daar concreet mee? Ook sprak men wel eens over de invloed van ‘omgevingsfactoren’. Maar daarin kon eveneens geen advies worden gegeven gezien de uniciteit van elke situatie. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk om een dieet dat voor iedereen werkt aan te prijzen. Het gehanteerde systeem doelde op uniformiteit: ze zochten naar één behandeling die voor alle patiënten met die diagnose zou aanslaan. Als ze zoiets zouden vinden, dan was hun bedje wel gespreid. Dit is echter een theorie die, in al zijn hardnekkige logheid, gefundeerd is op een ontzettend beperkte visie op wat gezondheid werkelijk is. De gewichtigheid die aan de wetenschap wordt toegeschreven, mag naar mijn mening best wat gedimd worden met nederigheid. Want er is nog zoveel meer dat we kunnen leren over/van ons lichaam. Wie chronisch ziek is in een kapitalistisch systeem, komt al snel terecht in een hermetische omgeving waarin men zich blindstaart op het zo snel mogelijk reduceren van symptomen. De oorzaak is er ondergeschikt aan de oplossing. En de patiënt afhankelijk maken van die ‘oplossing’ houdt de machinerie mooi draaiende. Versta me niet verkeerd, ik heb respect voor de artsen die mij al die jaren hebben proberen bij te staan. Ik zie dat ze ook zoekende mensen zijn met de beste intenties. En dat ze vaak zelf de dupe zijn van een zwaarlijvig systeem dat steeds verder uit zijn voegen barst. Mijn hoed af trouwens voor tal van ingenieuze operatietechnieken en andere medische vernuftigheden. Het probleem dat voortkomt uit een gebrek aan holistisch denken openbaart zich op verschillende vlakken, maar is sterk afgelijnd bij chronische aandoeningen. Vanuit intens empirisch onderzoek ben ik tot de constatatie gekomen dat de kennis waarop de moderne geneeskunde is gefundeerd enorm ontoereikend is. Dit zorgt ervoor dat ik wantrouwen heb ontwikkeld tegenover de medische wereld en haar wetenschap. Ik weet dat zij nog maar in de kinderschoenen staat, maar reeds alwetend pretendeert te zijn. Als een uit de kluiten gewassen kleuter die de baas wil zijn. Vanuit dit licht gezien, kun je misschien begrijpen waarom ik twijfels heb over de huidige maatregelen en verplichtingen omtrent Covid-19. De geneeskunde van vandaag richt zich op het bestrijden van aandoeningen. Maar wie weet gaan we niet teveel op in al dat strijden en verliezen we daardoor een groter geheel uit het oog? In plaats van iets vervelends zo snel mogelijk weg te willen hebben, met alle verdeeldheid tot gevolg, zouden we ons ook kunnen afvragen wat het ons kan leren. Op intellectueel, spiritueel en fysiek niveau. Met een open geest die altijd bereid is om overtuigingen in vraag te stellen. Wij mensen, wij zijn meer dan lichamen die al dan niet goed functioneren. Het is aan ons om te ontdekken wie we zijn. En laat deze crisis daar nu eens een interessant hulpmiddel voor zijn.

KarolienDeman
16 3