Zoeken

Uitgeverij Ka-Ching!

Je pleegt al eens een gedicht of stukje proza. Je bent op schrijfcursus gegaan. Je stuurt werk naar literaire tijdschriften en zag, wie weet, al iets geplaatst: dat was een goeie dag. Tussendoor werk je aan een bundel of roman. Maar jezelf schrijver noemen? Dat durf je niet. Niet als iemand het hoort.Een schrijver ligt in de handel, liefst met meerdere boeken. Eéntje, dat geen mens of blinde hond heeft gelezen? Sorry, een minimum aan succes is vereist. Bekendheid. Tot dan ben je hooguit ‘amateur’. En dus jagen wij allen op uitgevers — een soort, op uitsterven na dood. De verkoop slinkt, jaarbudgetten krimpen. Uitgaven worden schaars, tegelijk groeit de stapel manuscripten. Antwoord klinkt ongeveer zo: Helaas past uw werk niet bij ons. Maar laat u door deze afwijzing vooral niet ontmoedigen: andere uitgevers hanteren mogelijk andere criteria. De betaaluitgeverij dan maar, laatste strohalm van miskend talent? Dat leek me altijd al de kortste weg naar de afgrond: geen uitgever die je daarna nog serieus neemt. Of is het toch ook een piep, piepklein achterpoortje dat iemands liefdesbaby — droom verder — naar boekhandels of boekenbeurs zou kunnen leiden?Afijn: met tegenzin ga ik op verkenning. Dan toch. Laat ik het met een sollicitatie vergelijken. Voor fietsenverkoper, lukraak gekozen. Jij (ik dus) naar die winkel. Je kijkt je ogen uit en denkt: deze job is iets voor mij. Tot de kat op de koord en de condities op het bagagerekje komen. Dus over het loon zijn we het eens? Dan is er enkel nog de kwestie van het … uhm … riskmanagement. Het is wel de bedoeling dat jij vanaf nu de nieuwe fietsen gaat betalen.Pardon?!Jáááá, maar aan inkoopprijs, hoor. En dat geld krijg je gewoon terug, telkens je een fiets verkoopt.Maar … maar … dat is toch een smak geld?Je zou een campagne kunnen starten. Zie je dat zitten, crowdfunding? Ouders, buren, vrienden?Oei … zo rond gaan schooien, dat ligt niet in mijn karakter. Ik wil niemand lastigvallen, al zeker niet voor geld.Oké, dan toch maar uit eigen zak betalen? Een leninkje? Je verdient het wel terug hoor!(Verbouwereerde stilte.)Ook niet? Oei. Maar … als je zelf al niet in je kwaliteiten gelooft, waarom zouden wij dat dan doen? En daar, met die zin, werd ik schaakmat gezet. Ik voelde me … aangerand. Moest even onder de douche. Maar kijk: het is een verdienmodel dat duidelijk werkt voor die uitgever — en misschien werkt het ook wel voor jou. Ikzelf? Ik probeer het toch nog een keer bij een echte uitgeverij.

Marc Terreur
39 2

EEN WOLLEN WERKELIJKHEID

Vanmorgen besloot ik de radio aan te zetten uit nostalgie. Aan de ontbijttafel in mijn ouderlijk huis op ‘t Zuid pleegde mijn vader dat elke ochtend te doen. Met een slaapkop kwam ik toen beneden, ik had net genoeg energie om een portie Smacks of Rice Crispies en melk in mijn kom te gieten. Ik ben nooit een ochtendmens geweest. Ook wanneer we de auto in kropen, stond StuBru te draaien. De stemmen van Jan Hautekiet en Tomas De Soete vormden een zachte bedding waarop ik wakker kon worden, zeker in de winter. Terwijl mijn vader de aangevroren ruiten afkrabde, zaten wij met drie op de achterbank. Het was ijskoud in de paarse Ford Mondeo Clipper, maar met de radio aan was het iets warmer, alsof de presentatoren die eindeloos doorgingen over files in Stroombeek, Jette en Vilvoorde ook aanwezig waren en met hun radiostem de auto verwarmden. Nostalgie is soms echter een venijnige vriend. Het is nooit zoals je je herinnert. In plaats van warmte surfte er iets heel anders op de radiogolven: verdriet, slecht nieuws, stress, oorlog. Zoals elke ochtend warmde ik havermout op voor vrouw en kind (mijn zoon eet liever boterhammen) en wachtte op het verhoopte gevoel van troost van weleer. Maar het ging alleen maar over ingestorte gebouwen en doden in Gaza, de spanningen tussen Noord-Korea en hun zuiderburen, hoe Amerika knuppels blijft gooien in het Chinese hoenderhok, de mobilisatie van Rusland en de verliezen van Oekraïne. Zelfs de verkeersinformatie werd snel en amechtig afgehaspeld, met een irritant muziekje eronder. Toen al die gruwel gepasseerd was – ik had op verschillende momenten de radio bijna het zwijgen opgelegd – volgde er een soort nieuws special. Eindelijk, dacht ik, misschien een positievere noot. De hap hete havermout bleef echter steken in mijn keelgat toen ik de schoten hoorde galmen die vorig jaar werden afgevuurd in Brussel, tijdens de wedstrijd tussen Zweden en België. De special was een ‘herdenking’. Is het echt nodig om die schoten te laten horen? Bij een herdenking denk ik eerder aan een moment van stilte of eerbied. Het is pure paniekzaaierij. Mijn kinderen hadden het uiteraard ook gehoord. ‘Was dat een echt geweer papa?’ Ik herinner me dat ik als kind ook nieuws hoorde over oorlog in Joegoslavië en Kosovo, maar het werd altijd met respect behandeld. Ook al speelde het zich af in de achtertuin van Europa, de nadruk lag op de sereniteit van het nieuws. Er was een zekere afstand, bijna een geborgenheid. Natuurlijk voelde ik als kleine jongen dat het een serieuze situatie was en dat er mensen vochten en sneuvelden, maar nooit werd het zo plastisch als nu in onze strot geramd. Zijn je kinderjaren echt gehuld in een wolk van onschuld? Of is alles scherper, harder en sneller geworden – en dat in een wereld van woke.

Lennart Vanstaen
12 3

Het muurtje

De radio zegt dat er actie gevoerd wordt tegen eenzaamheid. Of dat een goede zaak is? Natuurlijk. Of ik het ken? Ik ben er alleszins de persoon niet naar om zomaar en voortdurend bij iedereen binnen te vallen. Als kind al niet. Bij ons achter stond een muurtje en als ik daar op klom, kon ik tot bij een vriend van twee huizen verder kijken. Het klimmen ging gemakkelijk want het was een muurtje met ruitvormige gaten. Je zag ze in die dagen overal. Dan wachtte ik op dat muurtje tot hij buiten kwam en dan riep ik. Het was wel ooit lang wachten. Een keer zat ik er een tijdje en toen hij eindelijk buiten kwam waren mijn benen aan het slapen. Met die slapende benen en van blijdschap omdat hij buiten was viel ik van het muurtje. Met als gevolg een verzwikte enkel waarmee niet te spelen viel.  Of als ik naar het voetbalveld fietste in de hoop daar iemand aan te treffen om mee te voetballen. Daar trof ik enkel de voorzitter aan die het gras maaide. “Je zal thuis moeten voetballen”, zei hij. “Tegen een muurtje shotten of zo.” Dan moest ik onverrichter zake naar huis met mijn voetbal die nog niet onder de snelbinder van mijn fiets was geraakt. Al ging shotten tegen dat muurtje met die ruitvormige gaten niet zoals het moest. De bal sprong alle kanten op. Er was wel een vlakke muur maar daar stond een raam in en dat hadden we al eens ingetrapt.  De vraag is natuurlijk of dat gevoel van vroeger hetzelfde was als eenzaamheid. Tja, het was wellicht een combinatie van verveling en ietwat eenzaamheid. En de volgende dag was het gras gemaaid en waren er wel vrienden om mee te voetballen.  Maar het muurtje, dat werkte wel.  

Rudi Lavreysen
19 1

FIETSEN MET WOEDE

Uit pure frustratie trap je tegen het kleine rekje dat je voor een habbekrats kocht in de Action – een winkel waar je normaal niets koopt maar die de specifieke producten die je nodig had tijdens de eerste weken van de verbouwing als enige in voorraad bleek te hebben. Het ding rolt enkele meters verder en verliest onderweg een wieltje. Je frustratie is daarmee niet verdwenen, integendeel, nu maak je je druk over de povere kwaliteit van de producten van voorgenoemde winkel. Je bent eigenlijk niet iemand die tegen dingen aantrapt. Ook die gedachte maakt je woedend. Wanneer je dochter zo huilt, voel je je machteloos. Je was zelf geen kei in rekenen op school, maar je herinnert je niet dat het je zo boos en droevig maakte. Je wilt het aan haar uitleggen, maar de hysterie maakt dat onmogelijk. Dan probeer je haar te troosten, maar gillend duwt ze je van zich af. Al haar kracht gebruikt ze ervoor, alsof het laatste wat ze wil haar vader is. Het zijn echte tranen. Terwijl je je aftocht blaast, maak je het gevoel van afwijzing telkens groter. Elke trede van de trap naar beneden is een afgang. Tot het verdriet zich in woede omzet. En je weet niet wat je daarmee moet. Je weet nooit wat je met woede moet. Als zij je bezoekt, en dat gebeurt niet zo vaak, schud je haar meestal snel van je af. Woede glijdt van je af als een zijden jas. Soms vier je haar bot op je Xbox of luister je naar droevige muziek, tot je beseft dat de woede vermomd verdriet was. Nu is daar geen tijd en ruimte voor, dus moet je de ongebluste woede wel meedragen. Zij wordt ontegensprekelijk je compagnon de route op weg naar je werk. Je schiet je jas aan, nadat je twijfelt tussen een lichte regenjas en een warmere winterjas. De niet gekozen jas hang je normaal keurig terug aan de kapstok, nu gooi je hem zo hard mogelijk op de grond. De handeling heeft niet het verhoopte bevredigend effect, want een jas kan maar zo hard neerkomen. Bij het buitengaan kust de herfstzon je gezicht. Een kortstondige gelukzaligheid. Maar je merkt dat je de voordeur hard dicht gooit, iets waar je zelf vaak commentaar op geeft wanneer anderen dat doen. Vaak ontvalt je dan de retorische vraag moet die deur soms kapot? maar nu denk je: dat ze maar kapot gaat. Even blijf je staan en je kijkt achterom. Je kijkt je voordeur aan met een verontschuldigende blik, maar de kwaadheid draait zich meteen om in je binnenste en knabbelt aan je maag, terwijl je haar tevergeefs probeert uit te zuchten. Onderweg neemt ze allerlei vormen aan, alsof je de woede over jezelf hebt uitgeroepen. Alsof je ‘sla me neer, Heer!’ hebt gebruld. Een man op een brommer rijdt je bijna van de baan, terwijl de wind vervaarlijk tegen de zijkant van de logge bakfiets blaast. Het universum wil je omverkegelen, maar je houdt de controle. Als vanouds hou je je adem in wanneer je in de richting van Park Spoor Noord door het kleine tunneltje fietst, waar duiven en zatlappen een deal hebben gesloten over wie waar zijn gevoeg doet. Een graatmagere man met ingevallen wangen en zwarte tanden probeert zijn miserie in je ogen te kijken, maar je ontwijkt zijn blik. Een duif mikt haar witte klodder op je hoofd, maar mist op een haar na. Witte spetters op het dak van de regenkap van de fiets. Je komt aan bij je werk en merkt dat je boosheid vervaagd is. Je bent licht buiten adem en je hart klopt, niet van de inspanning – je rijdt tegenwoordig elektrisch als een bejaarde – maar van de adrenaline. Ergens mag je de Heer dankbaar zijn dat je ongehavend en onbesmeurd bent aangekomen. Je beseft dat je onderweg telkens geluk hebt gehad. Geluk, in zijn meest meetbare, zichtbare vorm.

Lennart Vanstaen
15 0

Pepe en zijn kleinzoon

Zijn gewrichten kraken en kneuren bij elke beweging om van het zonlicht te proeven. Het is donderdagmiddag en in de fraaie rusthuistuin zit de herfst nog in de wachtzaal. Nu is hij een drieënnegentigjarige beuk maar ooit was hij kwiek en onkwetsbaar. Altijd werken, zwoegen en ploegen. Een eeuwige anekdotefabriek die onversneden hard heeft geleefd, zonder virtueel of artificieel. De kolenschoppen in de aarde, rond de spade of rond het geribbeld glas.  Nu vangt hij uiltjes naast zijn kleinzoon. Hij is moe, niet van activiteit maar van zijn CV en een knoert van een rusthuismaaltijd. De stilte biedt ruimte voor dankbaarheid en verlangen naar vroeger. Toen een fietsroute uitkiezen een levensvraag leek en na school meteen opgehaald worden omdat hij het WK in Frankrijk wilde zien, een groot probleem. Herinnert hij zich die keer dat ik hem in alle vroegte voerde om op de foto te mogen met de spelers van Essevee Waregem? Of beseft hij dat we als zeventienjarigen onironisch uitkeken om met hem op vrijdag de bierindustrie te steunen in café ‘t Salonske op de Grote Markt?  Plots schrikt hij op en laat hij een uiltje ontsnappen om zijn verontwaardiging te uiten over mijn keuze voor spuitwater. Sommige dingen veranderen niet. Water is voor de cliënten. Zo is dat bij oudgedienden van de Waterleiding. Er wordt verder niet gesproken. Anders doen we toch toertjes rond dezelfde gesprekken. Mijn slabakkende carrière, de onveiligheid van mijn woonst in Brussel, waarom mijn vriendin niet mee is of hoe ze heet, vetes met verpleegster of het verdere afglijden van den Essevee: Stuk voor stuk dienen ze ter geruststelling en afleiding. Allemaal doen ze af van de diepe onuitgesproken band tussen pepe en zijn kleinzoon.  Misschien zou het beter hier stoppen. Dat uiltjes vangen een voltijdse betrekking wordt en hij zijn vast contract straks laat ingaan. Ik wil hem niet weg maar ik ben bang voor de achteruitgang. Als levensgenieter opgesloten zitten in een opgebruikt lijf is een triest lot en dat besef hangt in de lucht. Het stoel- en bedgekluister doet af van de warme herinneringen van hoe pepe echt is.  Maar net als het gemoed richting melancholie schuift, ontdoet hij zich van zijn slaap en maken we connectie. Gewoon even lachen en laten weten dat het goed is. We wisselen een paar woorden en een achterkleinzoonvermelding doet zijn belegen staarders fonkelen. Straks kan die kleine wandelen en heeft de beuk een nieuwe tak om levensvreugde aan op te hangen.  We zien elkaar volgende week opnieuw. Hopelijk blijf je niet te lang meer, maar vooral goed.   

GinDin
10 0

Wo sind die Stühle?

Een zonnige nazomerdag in het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. In de ontvangsthal vroeg ik aan mijn vrouw of ze eerst de bovenverdieping wilde bezoeken, of de tijdelijke expo beneden, toen een mevrouw me aansprak. Ze stond vlak voor me. “Wo sind die Stühle?”, vroeg ze vrij abrupt. En dus in het Duits. Nu moet u weten dat ik de Duitse taal niet vaak in de mond neem. Het is zelden nodig. Daarom wist ik niet meteen wat zeggen. Bovendien had ik keine Ahnung waar het op sloeg. Welke stoelen? “Euh, dat weiß ich niet“, stamelde ik in het Duitsnederlands. „Die Stühle“, herhaalde ze, maar nu een stuk luider. Een andere mevrouw trok aan haar mouw en zei iets als “Er is nicht …“ en het overige ging verloren in het geroezemoes van de groep museumbezoekers. “Ze denkt wellicht dat je hun gids bent”, zei mijn vrouw. “Misschien lijk je wel op hem”? De gids? “Tja, de tocht is moeilijk, de gids ervaren”, zei ik, een oude politieke slogan citerend.  In het museum botsten we nog een paar keer op de groep. Enkelen zaten inderdaad op een soortement van klapstoel. “Da sind die Stühle”, wees ik telkens naar de groep met hun stoelen. Ik vond hun gids niet meteen op mij gelijken, maar kijk, misschien zie ik er wel gidsachtig uit.  Na het geslaagde museumbezoek trakteerden we onszelf op een terrasje in de herfstzon. Net omwille van die aangename zonnestralen was het er stikdruk. Ik kon niet meteen een vrijstaande tafel ontdekken. “Wo sind die Stühle?”, zei ik tegen mijn vrouw, iets luider dan ik het zelf bedoelde. Aan een tafeltje waar nog één stoel vrij was en waar twee ietwat oudere mannen zaten, plaatste de ene man zijn rugzak op de lege stoel. “Duitsers”, zei hij tegen de andere.

Rudi Lavreysen
15 1

Schoon, toch?

Er wordt minder getrouwd, of alleszins veel later. In vele gevallen zijn tegenwoordig de eigen dochters en zonen de bruidsmeisjes of bruidsjonkers op het huwelijk van hun ouders. Dat maakt dat de rol van de schoonmama als officiële oma van die kinderen ook dan pas zou beginnen. Het fenomeen van de scheidingen en plusouders maakt dat kinderen in plaats van vier soms wel acht grootouders hebben. Minstens vier van die personen zijn dan moeders. “Wat is schoonmoeder in de taal van jouw vrouwtje, toch niet Bella Mamma?” vraag ik aan Sam, mijn neef die met een Italiaanse is getrouwd.“Suocera”, antwoordt hij, “maar volgens het woordenboek  betekent het woord tevens  zeurkous of bazige vrouw”, voegt hij er lachend aan toe.Als zoon van mijn schoonzus en zwager, was mijn schoonmoeder zaliger zijn grootmoeder.“Hoe was dat nog met oma als jouw schoonmoeder?” repliceert hij.Ik moet even nadenken wat ik aan Sam kwijt wil. Over de enkele keren dat  ik met haar in conflict lag, houd ik wijselijk mijn mond.“Omdat jouw opa Franstalig was werd er regelmatig Frans gesproken. Moeder in het Frans is mère, maar het homoniem mer betekent zee. Als jouw oma wat opgewonden was, zegden wij onder elkaar la mer est agitée aujourd’hui  (de zee is vandaag woelig).“Daarop haalt Sam zijn beste grap boven. Toen hij aan zijn baas zei: “Ik wil graag naar de begrafenis van mijn schoonmoeder”,  antwoordde die:  “Ja, wie wil dat nu niet graag.”Grapjes over de ‘aangetrouwde’ moeders zijn legio.“Wat vond je het grappigst aan jouw belle mère?” vraagt Sam.Ik vertel hem van die keer dat mijn schoonmama klaagde over maagkrampen. Ik had haar toen als digestief een glaasje Jägermeister ingeschonken. Het had blijkbaar geholpen want later vroeg ze mij hoe dat godendrankje weer heette.“Voor haar verjaardag heb ik haar dan een geschenkverpakking aangeboden waarin naast de fles ook twee leuke authentieke Jägermeister schnapsglaasjes zaten.”“Van al mijn schoonzonen, weet jij tenminste wat er goed is voor een mens”, had ze gezegd toen ze me bedankte en omhelsde.“Dus Sam, als je een wit voetje wil halen bij jouw suocera weet je wat je te doen staat, maar ik raad je aan het met een flesje Amaretto te proberen."

Vic de Bourg
23 5

Ik zou (het niet) zeggen

Ze zijn alomtegenwoordig, de ik-zou-zeggers. Het is bijna een plaag. Het aantal groeit dagelijks, net zoals de coloradokevers op het aardappelveld van onze pa in de zomer van 1976. Toen moest vader ook maatregelen nemen. Natuurlijk heb ik het nu niet over het spuiten van biologisch gif zoals op het aardappelveld, maar een waarschuwing lijkt me aangewezen. U gelooft me niet? Een half uur tv kijken volstaat. Dan hebt u een papier vol met streepjes, telkens als er iemand de woorden ‘Ik zou zeggen’ uitspreekt. "Waar maak je je druk over?”, vroeg onze oudste onlangs. “Het klopt gewoon niet”, zei ik. Ik hoorde het mezelf al een beetje luid zeggen. Waarom het niet klopt? Die ‘zou’ wijst op de voorwaardelijke wijs van de zin. Er moet een voorwaarde aan gekoppeld zijn. Zoals in deze zin: “Indien de situatie niet zo dramatisch was, zou ik zeggen dat er alsnog vrede komt.” Maar dat gebeurt niet. Je hoort nu zaken zoals: “Ik zou zeggen, laat het smaken”. Dan heb ik goesting om naar de tv te roepen: “Je zegt het toch. Laat die ‘Ik zou zeggen’ toch weg. Gewoon ‘Laat het smaken’ is ook goed. Waarom doe je dat?” Maar het heeft geen zin om naar de tv te roepen. Eén keer heb ik streepjes gezet. Ik telde er vijftien, uitgesproken door een B&B-uitbater. Hij had zijn B&B beter ‘Bij de ik-zou-zegger’ genoemd in plaats van ‘Bij tante Loes’, want tante Loes was in geen velden of wegen te bekennen. Hij kreeg geen zin gezegd zonder die ‘ik zou zeggen’. We zijn goed op weg om er een nationaal stopzinnetje van te maken, zoals ‘Ja precies’ in Nederland of ‘Ben oui’ in het Frans. Als het niet verbetert, ga ik wel roepen. En een gewaarschuwd man is er twee waard. Of nee, want als die allebei de woorden ‘ik zou zeggen’ in de mond nemen, wordt het nog erger.

Rudi Lavreysen
46 3

Angst

  Niet  Goud   Of   Geld   Beperkt   ANGST   *************************************** **************************************** **************************************** Aleen  Informatie  en  Kennis   BEPERKT  ANGST      ****************************************************************************************** foto GALLERY  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ https://www.2dehands.be/q/verf+ed+rooie+flikkers+amsterdam%3a+montaigue+de+quercy%2c+frankrijk/ ************************************************************************************* foto VERF ED:   ***********************************************************************************   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
0 0

Het printertje

Bent u een veeltevroeger, een netoptijder of een altijdtelater? Wij behoren meestal tot de eerste categorie. In het Gare du Nord van Parijs stonden we een uur voor het vertrekuur klaar. We hadden iedereen in het station, van toerist tot treinpersoneel, al drie keer ontmoet omdat ik van het stilstaan (er was geen vrijstaande stoel te bekennen) pijn in mijn rug kreeg. Met een kleine vertraging spoorden we eindelijk huiswaarts. Ik stelde voor om de verse chaussons aux pommes - gewoon appelflappen - meteen vrolijk te verorberen. Iets over de grens met België verdween die vrolijkheid. Net zoals toen ik in het derde middelbaar met Pasen mijn punten zag: een drama. De trein stond zo stil als de Zwitserse garde bij het Vaticaan. Geen beweging. Een bericht door de luidspreker over een technische storing voorspelde niet veel goeds. Twintig minuten later kwam er eindelijk beweging. De conducteur verzekerde ons dat we de aansluiting in Antwerpen, weliswaar een uurtje later, zouden halen. Om de ‘pijn wat te verzachten’ printte hij een bonnetje uit. Het printertje hing zowaar aan zijn broek. “Hiermee kan je in de bar iets drinken”, zei hij. Maar omdat we niet zover van Antwerpen waren en ik van dat drankje misschien naar het toilet zou moeten, zagen we daar van af. De Nederlanders van drie stoelen verder deden dat niet. Net toen we onze koffer van het bagagerek hadden gehaald, stonden zij in het midden van het gangpad recht. “Jij ook een biertje Frits?”, vroeg de ene. Het was misschien niet fatsoenlijk, maar ik heb de mannen lichtjes naar hun plaats geduwd om snel aan de uitgang te zijn. We sprintten als ervaren hordelopers over de roltrappen en haalden nog net de aansluitingstrein. Daar moest ik toch aan het biertje van Frits denken. Wat zou het nu hebben gesmaakt.

Rudi Lavreysen
9 1