Zoeken

Alleen maar lichaam

Gisteren stond ik voor de derde bloedende man. Op enkele maanden tijd. Er was er een in een voortuin, een op straat, een aan de kassa in de Carrefour.Het is altijd de arm, zelf zien ze het niet. Ik moet hen zeggen: je bloedt. En nee, ze hoeven geen papieren zakdoekje, geen pleister, ze zijn flink. Ik wou even alleen maar lichaam zijn en legde het op mijn spijkermat. Weerloos.Iemand snerpte door me heen. Nee, dacht ik, ik loop hier niet zomaar rond. Mensen willen altijd dat ik geruisloos leef, maar luid kan ik ook. Oké dan! riep het in mij. Oké dan, als dit is hoe het moet zijn. Ik brak in twee in het holst van mijn rug. Ik wandelde (aan de linkerkant) naast de tweede vriendin met een defect rechteroor. Op twee dagen tijd. Over hetzelfde pad door hetzelfde bos. Zelf hoor ik alles. Vooral wat niet wordt uitgesproken.Een vriendin zegt: je was handig voor me, vroeger. Maar ik ook voor jou.Een vriendin vraagt: kom je morgen zwemmen? Ik zeg dat ik geen badpak heb. Je kan er een van me lenen. Ik las over een vrouw die zich alleen thuis voelt in bodemloos water. En in een kale schedel.Ze gaf haar bezorgde zwemvrienden de toestemming / de opdracht haar nièt te redden, mocht dat ooit nodig zijn. In dezelfde week was ik twee keer een mevrouw voor iemand. De eerste keer was onder een parasol  na een brunch, naast een wei vol wilde bloemen (en naast een man, dichterbij). Vanuit de keuken, door het grote openstaande raam, over het gebrom van de slowjuicer heen, hoorde ik: rechts, de cappuccino voor de mevrouw. Ik keek de man / de meneer aan, glimlachend maar een beetje bevreemd, omdat iemand me net had opgesplitst.De tweede keer riep een man in lycra pak tegen zijn drie volgende fietsvrienden: opgepast voor de mooie mevrouw! terwijl ik de tunnel uit kwam gestapt, die zij wilden inrijden. Deze keer glimlachte ik het toevoegsel wat weg, maar toch voelde ik me nog altijd eerder mooi dan een mevrouw. Langs achter was ik warm, langs voor koud. Mijn rug voelde elk pinnetje afzonderlijk. Ik zag een wereld waarin ik niet meer was. De bomen, de huizen. De duinen, de eksters, de theebuiltjes in de kast.

Katrin Van de Velde
8 0

Dapper

Zaterdagavond.Ik ben doodop van een ganse dag ontspannen. Zo diep ontspannen dat het ijsbad op het einde een koud kunstje was.“Verbaast me niets!”, app je me.“Hoezo?”“Omdat ik je ken. Jij bent stoer en onverschrokken. En dapper.” Ik lach je woorden weg en zet koers naar mijn schoonouders.Ik koester de lange autorit, ook al ben ik geen held achter het stuur.Ik wil eigenlijk niemand zien. Laat me gewoon even zijn.Maar ik word verwacht voor het avondeten. We vieren meteen ook de verjaardag van mijn zoontje.Ik ben knullig in het organiseren van feestjes.Dit jaar valt zijn verjaardag bovendien tijdens onze zomerreis, dus ik heb het initiatief aan mijn schoonmoeder gelaten. En daar zit ik dan. Moe. Afweziger dan ik zelf fatsoenlijk acht.“Of het boeiend was, die opleiding?”Ik knik.Voor de vorm heb ik mezelf een dag op ‘opleiding’ gestuurd. Ik kijk rond. We zitten voor het eerst in de vernieuwde woonkamer.Wit en beige. Decoratie die ik niet snap.Het ziet er duur uit, maar de ruimte spreekt me niet aan.En ik hoor mezelf zeggen:“Het… mist wat karakter voor mij.” “Of ik de schildertechniek niet bijzonder vind?”Mijn man springt zijn ouders bij.Ik raak niet verder dan: “Njah.” Even later stuur ik jou:“Ik ben toch stoer. Net aan mijn schoonmoeder gezegd dat ik haar interieur niet mooi vind.”En ik voeg eraan toe:“Ik moest wel. Ze snapt de poëzie van het leven niet.” Dat was niet eerlijk.Natuurlijk beleeft ze op haar manier de poëzie — in de bodemloze liefde voor haar kleinzoon. Ze leeft voor hem.Maar dat bedoelde ik niet.Ik doelde op de verheerlijking van het functionele, door de mensen die mij omringen.Alles moet nuttig zijn. “Voor de vooruit.”En je mag natuurlijk niet vergeten ook eens 'leute' te maken.Het mag plezant zijn. Maar poëzie? Poëzie is iets voor op een kaartje bij speciale gelegenheden.Ze beleven ze niet, die schoonheid van geraakt worden —door een landschap, een sfeer, een blik, een woord. Ik leef voor die ontmoeting.Voor de schoonheid van het alledaagse. Vergis je niet, ik kom je niet vertellen dat ik me beter voel dan hen. Wel anders. Pijnlijk anders. Het doet me vrezen dat ik tekortschiet én te veel ruimte inneem.“Verrader! Ondankbaar wicht! Luilak!" Ik incasseer de snoeiharde zelfkritiek.“Wie denk je wel dat je bent?”Ik zet me schrap voor wanneer de woorden straks ook buiten mij zullen klinken. En dan herinner ik me:Jij bent onverschrokken. En dapper.Ik hou zo ontzettend veel van het leven! Ik richt me op, schraap alle liefde in mij samen en kijk mijn criticus zacht aan. “Denk er gerust het jouwe van, maar ik leef.” 

AnneliesPattyn
8 1

Stilvallen

We maakten van de feestdag gebruik om een dag vroeger op reis te vertrekken. Dit jaar zou onze vakantie beginnen zodra we in de wagen stapten. Geen haastig kilometers vreten, wel overnachten in het Château de la Bouchatte en onderweg de Puy-de-Dôme ontdekken. Alle stress achterlaten nog voor we goed en wel vertrokken waren. Stilvallen deden we. Om zes uur ’s avonds, op drie kilometer van onze voorziene tussenstop. Een pak abrupter dan gepland. Terwijl Arno in een kramp schiet, verbaas ik me erover hoe weinig informatief het dashboard vol lampjes is. Nog niet bereid de controle uit handen te geven, stel ik voor het knopje te zoeken om de motorkap te openen. Bij de aanblik van zoveel complexiteit moet ik lachen. Dapper ga ik op zoek naar het oliekannetje. Controleert niet elke zichzelf respecterende automobilist met pech het oliepeil? Een behulpzame buurman lijkt dezelfde mening toegedaan en voegt meteen de daad bij het woord. Hij wil er zelfs olie bij kappen, maar die blijkt helaas niet compatibel. Er komt een tweede buurman bij. Intussen bespeurt mijn zoontje een veel groter probleemgeval: met de buren komen ook katten mee… zwarte dan nog. Gefronste wenkbrauwen, gekrab achter de oren. En ook ChatGPT krijgt de motor niet aan de praat. Het begint me te dagen dat we dit niet zelf gaan verhelpen. Koppig kalm stop ik mijn man het nummer van de pechverhelping toe. Ze komen eraan — ten vroegste over anderhalf uur. De buurman biedt aan om Elias en mij alvast naar het kasteel te brengen. Arno blijft bij de wagen. De knoop in mijn maag trekt strakker aan; mijn buik weet dat we niet meer aan het stuur zitten. Ik doe mijn uiterste best die boodschap te negeren. Met een glimlach leg ik in verroest school-Frans uit waarom mijn man pas later zal aansluiten. Niet getreurd: we kregen een upgrade en mochten onze intrek nemen in de suite. Terwijl ik de specificaties van de massagestoel krijg toegelicht, verdiept Arno zich langs de kant van de weg in de beginselen van automechanica en verzekeringen — met de hulp van trouwe metgezel ChatGPT. En Elias? Die wil maar één ding: de spin in de hoek moet weg. Tegen elven maakt Arno niet onopgemerkt zijn entree. Je rijdt niet elke dag mee met een takelwagen. Uit het donker verschijnen overal helpende handen. Ik geneer me over onze rommelige bagage. In een recordtijd is de auto uitgeladen. Met elke koffer wordt mijn gemoed een beetje zwaarder. Alle info past op één enkel visitekaartje van de garage. De zorgvuldig bewaarde moeilleux au chocolat brengt weinig verandering in Arno’s zorgelijke gezicht. Ik kan je vertellen: een twijfelaar leent zich niet tot met twee liggen woelen. Bij het ochtendgloren ontsnap ik naar de tuin. Ik laat mijn ogen rusten op het vredige landschap. Blootsvoets hervind ik houvast in het verdroogde gras. Ik vul mijn longen met verse lucht. De zonnegloed ontspant mijn lijf als een warm bad. Langzaam lost de hoofdpijn op. De ochtendglans vervaagt wanneer Elias en ik ons ongemakkelijk installeren buiten op de stenen trap, wakend over de bagage. Meer dan anders struikel ik over mijn woorden, en mijn gevoel voor drama is ondermaats. Vier verhaaltjes van Panda en Eekhoorn later, nog steeds geen nieuws van Arno. “Er is geen auto!” De ontreddering in Arno’s stem laat geen twijfel bestaan. Hij maakt geen flauwe grap. Ik wil meer uitleg. Hij moest gewoon de geregelde vervangwagen ophalen. Wat kon er mislopen? Al te goedgelovig zijn dus. “Een reservatie door uw dossierbeheerder? Wij vinden niets terug, mijnheer. In deze periode een huurauto te pakken krijgen? Haast onmogelijk, mijnheer. Veel succes nog.” Blijven was geen optie. Alle kamers waren bezet voor het weekend. Bovendien voldeed het negentiende-eeuwse gebouw allerminst aan Elias’ ridderlijk concept van een kasteel. Hij wilde daar weg. We slenteren toch maar weer naar binnen om onze netelige situatie uit de doeken te doen. Heel even lijkt een lokale vertegenwoordiger wél iets gedaan te krijgen. Maar ons gebrek aan Franse bankcheques doet ons de das om. We grijpen opnieuw naast de wagen. De reisbijstand heeft een kamer in het Première Classe-hotel in de aanbieding. De recensies laten weinig aan de verbeelding over: vies, geen verse lakens, sauna, de deur gaat niet op slot. Dat wordt dus voor onbepaalde tijd kamperen op onze bagage — als we die überhaupt in die tien vierkante meter gepropt krijgen. Geen ridderlijk vooruitzicht voor Elias. Het getik van een antieke klok accentueert de ijzige stilte in de zitkamer. Arno’s lege blik verraadt een overvol hoofd. Ook bij mij dreigen de zorgen de spitsvondige ideeën te verstikken. Elias heeft zich overgegeven en ligt op mijn schoot te slapen. “Zou u geholpen zijn mochten we drie matrassen leggen in onze feestzaal?” We laten de tranen van opluchting stromen. Even later zijn we majestueus geïnstalleerd in onze ruimste logeerkamer ooit. Onze magen gevuld met een door onze gastheer geïmproviseerde lunch. Frikadellen met bonen uit blik. En dan rest ons niets dan voor de tweede keer stilvallen. Plots hebben we werkelijk niets meer om handen. Geen telefoontjes, nergens heen. Stilte. Terwijl Arno verbeten mogelijke scenario’s blijft uitdenken en Elias opgaat in zijn Lego-bouwwerk, rol ik mijn yogamat uit. Met de spanning laat ik ook mijn zelfmedelijden los. Tegenslag hoort bij het leven, dus ook bij dat van ons. Zeker lastig, maar niks persoonlijks. Bovendien zijn zowel mijn reisgezelschap als deze plek best charmant. Ik neem er vrede mee. Maandagochtend. Ik rol nog één keer mijn yogamat uit. Arno ijsbeert tussen zijn scherm en het toilet. Ik glimlach bij de gedachte dat we ons voorbereiden op de strijd met onze reis-‘bijstand’. Een nieuwe contactpersoon aan de lijn, uiteraard. “Uw wagen werd gesleept naar een garage waar ze er niet aan kunnen of willen aan werken… Een vervangwagen is budgettair niet mogelijk, mevrouw… Een oplossing, nee, die heb ik nog niet. Daarvoor bel ik u later terug… Blijft u vooral rustig, mevrouw, we zijn er om u te helpen.” Zijn communicatietrucjes werken als een rode lap op een stier. We schakelen alle hulpbronnen van het thuisfront in om de druk op te voeren. Iets na de middag zetten we koers naar onze vakantiebestemming, met een vervangwagen. Onze eigen wagen gaat alvast terug naar België. Onze vakantie kan beginnen. En nu pas voel ik het gewicht — van het verdriet. Ik mis iemand om bij thuis te komen met mijn verhaal.  De echo van eenzaamheid klinkt onverwacht luid. Ik weet dat zo voortaan scherper zal blijven horen.  Ik verstar. Ik herinner. Ademen volstaat. Ik probeer zachtjes te bewegen — met mijn pen over het papier.

AnneliesPattyn
4 0

Al 17 jaar

Mama, ik mis u verdomme zo hard. Ik wil u zoveel vertellen. Ik wil u voorstellen aan mijn kindjes, en kunnen zeggen 'dit is de lieve mama waarover ik jullie vertel. Ja, die met de broodjeszaak met al die snoepen'.Ik wil u mijn lief tonen, en vragen of ge hem ok vindt (oma is heel enthousiast, dat zegt veel).Ik wil u vragen wie er nu het meest op mij lijkt als kind, Chloé of Maurice. Van uw eigen kinderen ziet ge dat niet.Ik wil nog eens klein kunnen zijn bij u, zodat ge mij kunt troosten als het even niet gaat.Ik wil niet zo hard moeten nadenken om mij uw stem te herinneren.Ik wil u nog eens onder uw voeten geven omdat ge er weer een maand naast zit voor mijn verjaardag.Ik wil nog eens naast u in de auto zitten met de muziek zo luid dat we onszelf niet horen meezingen met de muziek (doe ik nog altijd).Ik wil nog eens strijden met u over wie het kruiswoordraadsel in de krant mag invullen, om het dan - met de kan koffie tussen ons in - samen te doen (doe ik ook nog altijd, maar zonder strijd is de fun er toch wat af).   Ik wil nog eens met u aan zee op de dijk op terras zitten en de voorbijgangers gade slaan.Ik wil nog eens met u tv kijken 's avonds en zien wie er het eerst in slaap valt in de zetel.Ik wil nog eens koken met u, en op mijn beurt onder mijn voeten krijgen omdat uw keuken een puinhoop is.Ik wil u nog een keer bellen vanuit de auto op weg naar het werk, als ik 's avonds naar huis rij, op weg naar de winkel, op weg naar u of als ik net ben vertrokken. Enfin, elke keer als ik in de auto zit, want dat deden wij.Ik wil u nog een keer horen zeggen dat ge trots zijt op mij, en dat alles altijd goed komt, want niemand kon mij ooit zo geruststellen als gij. Mama, ik mis u verdomme zo hard. Al 17 jaar.

Melaniedr
5 1

Uitgezonderd nostalgisch verkeer

Ik wou dat er meer dagen in mijn leven waren zoals gisteren. Dagen die me volledig omarmen, verzwelgen, laten voelen dat ik besta uit reeds vele dagen, aan elkaar geregen door wonderlijke momenten en prachtige herinneringen, kleine gelukjes en innige vriendschappen. Dagen van knutselen terwijl de regen tegen het raam klettert. Dagen van sleutelen aan het beste lied of theaterstuk aller tijden. Dagen van piratenkleren aantrekken en een uitvalsbasis maken in een holle boom in het park. Dagen van elkaars zinnen afmaken en lachen tot de buikkrampen erop volgen. En dagen van in het speeltuintje hangen en je voor het eerst groot voelen.  Hoewel ik me maar al te graag wentel in de zoete pijn van nostalgie, zijn er wellicht ook dagen waarop ik daar geen zin in heb, dagen waarop ik mezelf een medicijn zou willen toedienen om niet ten prooi te vallen aan dat weke gevoel, alsof de tijd me in zijn greep heeft en me tot een vorm kneed die nergens meer in past. Gisteren was zo'n dag. Ik had me schrap gezet met alles wat ik had, maar ik ben vrijwel zeker dat er geen middel tegen nostalgie bestaat.  Eerst zette ik mijn dochter af aan het Boekenbergpark voor een yogakampje. Na een kusje en een zwaai reed ik door naar een van mijn beste vrienden, die in Kontich-Kazerne woont. Na lange tijd in Gent te hebben gewoond, vervolgens in een joert in Zwalm, dan in het Vredegerecht van Herentals dat tot antikraakpand was omgevormd én in een afgelegen woning in Langdorp, kon hij in zijn ouderlijk huis terecht — zijn ouders verhuisden naar een cohousingproject. In dat huis heb ik samen met hem enorm veel geschreven, gelachen, gemusiceerd en genoten van de reis van een jongvolwassene. Het was meer dan wat anders een plek waar de zon scheen, waar ik mijn melancholie kon omzetten in positieve energie. Zodra ik vertrok uit het park, shuffelde mijn Spotify naar Explosions in the Sky, meer bepaald naar het album met toepasselijke titel All of a sudden I miss everyone.  Omdat het meer dan tien jaar geleden was dat ik Kontich-Kazerne had bezocht, en door mijn absoluut gebrek aan oriëntatie, zette ik mijn gps aan. Hij leidde me langs het vliegveld van Antwerpen, waar ik bijna twintig jaar geleden mijn eerste appartementje huurde. Ik dacht aan mijn huisbaas, een warme eeuwige veertiger voor wie het leven uiteindelijk te zwaar werd. Ook avondjes weerwolven doken op in mijn herinneringen, en enkele relaties van vrienden die in dat appartement hun voorzichtige begin hadden meegemaakt. En natuurlijk de zetel waarin ik haar, tussen de soep en de patatten, ten huwelijk vroeg. De gps zat duidelijk mee in het complot, want hij stuurde me vervolgens langs de Spar waar ik mijn eerste verdiende centen spendeerde aan verantwoorde producten zoals waspoeder en huishoudfolie.  Zonder een zucht wind biggelden er al tranen over mijn wangen. Het universum had schijnbaar de controle overgenomen van al mijn apparaten, want Spotify selecteerde achtereenvolgens Keep the Car Running van Arcade Fire, All I Need van Radiohead en Society van Eddie Vedder, stuk voor stuk uit die periode.  Ik merkte tijdens het fietsen dat ik mijn gps niet nodig had, ik kende de weg nog — ik gebruik dit anglicisme bewust— uit het hart. Alsof het gisteren was, sloeg ik het kleine parkweggetje in, een binnenweg 'uitgezonderd nostalgisch verkeer'.  Toen hij de deur opendeed, omhelsden we elkaar. Ik zei hem dat hij nu niet meer mocht verhuizen, want zowel hij als ik waren eindelijk thuis. https://lennartvanstaen.be/uitgezonderd-nostalgisch-verkeer/

Lennart Vanstaen
12 2