Zoeken

werktekst toneel voor Kaat

Onze vader was ons dierbaar en de hem geschonken aanbetrouwde kinderen, -wij dus- waren hem dierbaarder als zijn eigen. Hij zag zijn zoon, de kassier, vluchten met alle gelden, welke de goedgelovige oudere dochters hem toevertrouwd hadden. “Goed waar prijst zichzelf aan” zei de zoon, en hij weette de dochters zo netjes aan te preken dat men wel moest in dienst van zijn overtuiging alles van hebben en huizen en houden afstaan. Het was zijn stem, zijn gave huid, zijn ongeschonden tanden, zijn filantropie, eigenlijk was alles zo idealistisch en sexy, de dochters waren trots op hun broer. “Ik beveel u mijn huis aan” zei de oudste dochter, “ik heb hier jarenlang geleefd in warmte en geluk en mijn kinderen houden van uw aanbiddenswaardige wijsheid, de opgaande zon en al wat in dit huis gevierd is van het schoone, ook ik was eens een gevierde schoone die tal van aanbidders had. Niemand heeft God ooit aanschouwd, maar nu sta ik sprakeloos mijn broer, een krijgsheld aan te schouwen en aanschouwen is dichterlijk, en wordt daarom alleen gebezigd van voorwerpen van verhevener aard, het is gemeenzaam bezien, sterker als wat men aanzien noemt ten gevolge van een onweerstaanbaar gevoel van verwondering of begeerte. Ik zeg u ik begeer mijn broer niet maar was hij mijn broer niet geweest ik had meer dan aan een schrijn aanbeden. Een vriendin trof me en iemand treffen is sterker dan iemand iets aandoen, ze zei: een domme menigte dicht hen die als hervormers der maatschappij optreden altijd zelfzuchtige bedoelingen toe, wat ge uw broer ook ten laste legt, het is zeker geen gierigheid, het is angst. En angst is sterker dan kracht want het moordt, het doodt, het roept schande, het zaait twist en rukt elke band los, het geeft een kick. Ik geloofde haar niet, hij was ontastbaar. Dat kon niet anders. De tweede oudste dochter zei: Ik ben niet helemaal naar dit vaak over het hoofd geziene land gereisd om namaak gsm’s, plastieken sandalen en gekopieerde dvd’s te kopen. ik ben hier voor u gekomen. Ze kwam van Amerika, het beloofde land, dat haar grootvader had geknecht en haar grootmoeder had verkocht, waarvan haar zucht naar schoonheid bevestigd werd in Kenneth Cole en Cole Haan. Ze was als enigste gebleven want luxe was in haar ogen zachter leven.   - Ik wist dat ge een fetisheur waart, broer. Ge sist als ge uw geloof verkoopt en die roestige schalen vol rottende kadavers van kikkers en kraaien naast half gescalpeerde koppen van knaagdieren, apen vol maden en hompen nijlpaard; de ingrediënten voor uw offers bedwelmen mij meer van de ontbinding dan van de vroomheid. Alle mensen zijn zondaars, maar goddelozen zijn gelukkig een uitzondering. Ge leest in de tanden van slaven den blauwdruk van wat ge gedaan hebt met uw volk en wat ge kunt doen met een volk. Onze voorvaderen werden verscheept omdat ze zaten op de schedels van hun eigen volk en zo’n volk dat moet overwonnen worden en het bloed dat vloeit moet gemengd worden want zo’n gruwelijk ras, dat moet vermenigvuldigen. onze oudste zus heeft het bloed vermengd met leem en er een huis van gebouwd,  ik niet ik maak niet graag de dingen zelf, ik spendeer mijn tijd daar niet aan. Ik hou niet van tijd verspillen. Als ge aan mij vraagt wat komt ge hier dan doen. Ewel hetgeen waar ik goed in ben: shoppen, relativeren en uitgaan en van mijn sociale contacten genieten. A jaa, en ook wat genieten van mijn broer, want ja, ge hebt een plan en ik ben wel benieuwd. En zo geschiedde: hij schoot de duiven van de oudste uit de oksels van haar dak, hij gooide zaad en trok voren in het stukje land dat rond haar huis lag, zo werd haar voedsel schaarster en haar huis was een baken. ze kon nergens naartoe want waar zij ging en de aarde bewerkte, smoorde hij de planten met biodynamische compost om zijn duurzame tirannie uit te bouwen       de zweter   america is a business, china is a factory and europe is den brilsmurf ik zit op den tram ‘s morgens en ‘s avonds en ‘s vrijdags zuip ik mij lam bij nen boomstam als ge hem omlegt ziet ge aan de ringen hoe oud hem is bij mij ziet ge aan mijn zweetringen van mijn kostuum hoe lang dat ik al ambtenaar ben ambetantenaar riep er ooit enen op den tram dat zweet geeft mij altijd ruimte als ik mij was dan is’t om zeep   de gevoelloze   ‘t is om zeep, après moi le déluge, kapt diene beton vol solventen, maakt de weereld manisch depressief, in bali bestaat dat niet, misschien enkel wat tsunami tussen de loverboys en kinderhoeren, en al dat ecologisch gewauwel, ik kap liever diesel in mijn tank, ik heb op alles al gezeten behalven op den tram loopt er maar onder   de gelovige . een laken een lijkwade met het gezicht van den heiligste een fleske gewijd water van Lourdes, ne paternoster, vier kristallen en de juiste tarotkaart, de gehangene, dat ben ik altijd ondersteboven, mijne kop zwaar als ne watermeloen maar licht van de schone gedachten over karma en den hemel, over planeten vol liefde en goden die mij opnemen in hun heilige tempels ik stap nooit met mijn rechtervoet eerst uit bed want dan gebeuren er slechte dingen die dag, maar als ik dan met solfer mijn kamer reinig dan kan ik naar buiten dan zien de engelen mij weer, ik ben dan zo blij dat mijnen bewaarengel gloria zingt als ik vijf weesgegroeten prevel, den dag is goed

lucia Rozenkin
8 0

we are based on deception kaat arnaert en rosalie vw 11-11-2011

bienvenue, wilkommen welkom welcome   I start first in english because you know they won the war, and as you see this exposition is about world war I   (nu komt dus een stukje Prince mijne all time favoriete) my name is katinka arnardo. i am an art critic Rosalie asked me to be here. and talk to you, and reflect with you about here work. so, Dearly beloved I think We are gathered here today to get through this thing called life   Electric word life It means forever and that's a mighty long time But I'm here to tell you There's something else The afterworld lady’s and gentleman, there is A world of never ending happiness You can always see the sun, day or night   So when call up your doctor in Brussels Instead of asking him how much of your time is left Ask him how much of your mind, baby.   Cause in this life Things are much harder than in the afterworld In this life You're on your own and I am not gonna talk anymore in english   ik ben Katinka Arnardo, kunstkritikus van het weekblad kut kult kunst in english kiss cult art   u ziet aan mijn haar dat ik mijn werk zeer serieus neem. ik pas mij namelijk aan aan het werk van de kunstenaar en ik heb hier geluk want ik mocht hier mijn lievelings kleur gebruiken. ( Kaat met elektriekblauwe pruik) toen ik twee weken geleden een lezing hield over Luc Tuymans dan had ik een bijvoorbeeld grijze pruik. Ik vond het belangrijk om helemaal mee in zijn werk te vervagen. ik vind het belangrijk dat je merkt dat ik de kunstenaar helemaal snap het gaat hier zeer duidelijk om het gebruik van kleur: voor mij is kleur primordiaal in kunst. kleur is “sesam open u”, kleur is vibratie, kleur glinstert. kleuren geven me informatie over mijzelf en anderen. ik wordt daar echt lyrisch over: wanneer ik me in een blauwe kamer bevind, mijn lievelingskleur, en een soort lichamelijke gewaarwording voel, weet ik dat er voor mij in die kleur informatie verborgen ligt. Het is alsof blauw met mij in contact probeert te komen, mijne plexus solaris trekt dan samen en iedereen ziet aan mij dat ik in contact ben met de ruimte, met de schilderijen, ik zweef en voel wat de kunstenaar heeft bedoeld. ik doorleef dat, ziet ge ik wordt dan kunst, één met enfin, een installatie of ne gekapte steen, het doet er niet toe, maar hier dus op deze tentoonstelling, kan ik me vereenzelvigen met dat kanaal, want ja het is een lied, een taal, een geheugen van iets van een verleden in kleur gezet, ik wordt daar zo gelukkig van maar bon radeloze Rosalie heeft een hele expositie bij elkaar geverfd een hele zaal met rood en groen en recht en rond en gevoelig gekweld bezeten. En daar wij van het leven van Rosalie weten dat het een kosmische strijd om de kleur en de vorm en de toets en de verfhuid de blabla de bloblo de blauwblauw is, dat ieder stilleven een snauw van wanhoop, ieder portret een sterfhuis van smart is, een kreet en een aanklacht, zijn wij voordat er museale aandacht komt, voor de kunstenaar zijn vragen, en voor de pers hier lucht van krijgt komen kijken, of zij nu nog leeft en haar beide oren heeft, en ja hoor Rosalie wilt zoals elke kunstenaar het betaamt als klassiek opgenomen worden in de heldengeschiedenis van kunst en cultuur maar rozalie Waarom, waarom die wapenstilstand. Het is nochthans nooit wapenstilstand in je hoofd. eh rozalie Daarop beste gepriviligeerde uitgenodigden heb ik Katinka Arnardo hoofdredacteur en kunstcriticus van het befaamde blad Kut Kult Kunst een antwoord.   de wereld is een verhaaltje, en wie dat het beste kan vertellen mag de verteller zijn.. en voor alle duidelijkheid.. dat ben ik.. de wereld is een vliegmachine en een vliegmachine dat heeft een piloot... de wereld is een hond en een hond heeft vlooien, de wereld is een cadeau, en cadeaus dat koestert ge hoe lelijk dat het ook is. wereld is pikant schijt... niet naast kijken en zonder grip, de wereld  is een wemelend zoemend bijke en een bij prikt u àls ge uw plek niet kent mensen die altijd weglopen van bijen... zit gewoon stil.. laat em gerust.. de wereld is druipende honing.. en honing plakt en maakt u dik als het niet juist gebruikt de wereld is een herfsteblaadje en als ik dat zie vliegen dan wordt ik gelukkig de wereld is dartel, gul en vrijgevig. de wereld is goud en golden is silence but my heart can't stop beating this loud loud rythm of glitter and love glitter and love, love and love, pounding in my body, pumping in my brain gold gold gold, it is driving us insane en gij meneer, gij ziet er  een beetje geel uit dat is een kleur waar ge niet op of onder kunt, zijt gij nu gelijk stuifmeel of zand? of is het u lever of uw gal. dat is ok,meneer,  sommige mensen vinden geel schoon.. vraag bijvoorbeeld aan een schildpad wat schoonheid is en hij zal zeggen dat dat zijn wijfje is.. haar twee uitpuilende ogen die bijna uit haar kop springen vraag het aan een boer en hij zal misschien twijfelen tussen de kont van zijn koe of die van zijn vrouw.. vraag het aan mij en ik zeg zeg blauw, blauw zo flauw dat ge het bijna groen zou noemen,  het blauw van een koekoek dat den nacht streelt het is een blauw dat afscheid neemt omdat het lichter wordt het is blauw dat gelijk rood is.. daar graaft ik in innig wilt zijn, dat riekt naar welkomen, het  doet mij doet zoeken naar de tetten die ik nooit heb gehad, snap ge? het rood van een man die met zijne schuurpapieren baard lichaam belijdt... of ik die in mijne rode soutien op ‘t zijne rijd. puntje puntje ijt ijt ijt.. mijn vader zou zeggen: rood dat plak aan mijn kakpapier als ik te veel en te te vol, te graag en met spijt … rood gelijk een ruwe kaak van’t gefrot van de winter die bijt, niet het rood van boerebollekeszakdoeken rood, van schaamte, terechte schaamte voor’t paniek van’t vreemde... bang van de dood met het bloed.. en ge wordt blauw,  en blauw dat is het onmetelijk kille gevoel dat ge er bij krijgt... als ‘t er een soldaat op u rijdt zonder spijt... buktje wuvetje kgo je nar us duwn! hahahaa dat wil’t zeggen buigt uw vrouwken, kga u naar huis duwen .. jamma... ik bent efkes kwijt... ‘t ging over de lucht... ‘tging over de lucht.. tging over de wereld.   de wereld hypnotiseert  zoals kolen gloeien, en ze houdt u warm aan de stoof. Rosalie en ik zitten graag aan het vuur, maar niet aan de haard.   wij zijn soldaten en ge heb het nog niet in de gaten de uren gaan lang duren uw deurklinkers gaan verzuren buren zullen u haten muren tegen u praten principes, en kaders en wapens en iets op ijven zullen altijd onmacht blijven het is tijd. tijd voor rare dingen, tijd om het niet te willen vatten om te stoppen want wat als de electriciteit uitvalt. hooba hooba hooba shakkaa .. hooba hooba ok,  stel u voor we zitten in een kunstgallerij en het is zeer warm en de zaalwachter snurkt zachtjes. En ik werp een blik langs de muren en ik zie handen en ogen en hier en daar verdwijnt een gezicht onder een vlek licht. Als ik mij naar een portret van Rosalie keer dan houdt iets me terug. Van het doek werpt een soldaat een heldere blik naar mij, hij staat rechtop, heeft het hoofd licht achterover geheld, in zijner handen, tegen zijn kopergroene pantalon houdt hij zijn fallische telescoop gericht en ik kan mij niet aan een zekere bewondering onttrekken niets dat aanleiding geeft tot kritiek. Grote voeten, smalle handen, brede worstelaarsschouders, een glimmende Hercule Poirotsnor en een helm en een zweem van fantasie. Een bescheiden elegantie Hij biedt jullie op hoffelijke wijze de gladheid van zijn rimpelloze geweer en gelaat, de schaduw van zijn glimlach zweeft zelf over zijn lippen. Maar zijn zwarte ogen glimlachen niet. Hij ziet er vijftig jaar oud uit maar dat is door al die miserie, hij is nog zo jong en fris vijventwintig of dertig. Hij is schoon, ik zie er van af naar tekortkomingen in hem te zoeken maar hij laat mij niet los. Ik lees in zijn ogen een rustig en onverbiddelijk oordeel en ik begrijp alles wat ons scheid. Het raakt hem niet hoe ik over hem denk, Zijn oordeel gaat als een zwaard door mij heen. En het trekt mijn recht tot bestaan in twijfel. En het is waar, ik heb er mij altijd rekenschap van gegeven dat ik niet het recht bezit om te bestaan. Ik ben bij toeval verscheen, ik besta als een steen, als een plant, een microbe, mijn leven zet zich lukraak voort in alle opzichten, het geeft me soms vage tekens en andere keren voel ik niks anders dan een gemurmel zonder gevolg. Maar voor die soldaat thans dood, is het anders geweest. De slagen van zijn hart en de gedempte geluiden van zijn organen waren voor hem kleine zuivere en plotseling optredende rechten, gedurende de oorlog had hij zonder in gebreke te blijven gebruik gemaakt van zijn rechten om te leven, om te blijven bestaan. Wat een prachtige zwarte ogen, er gaat niet de minste twijfel door. Hij had steeds zijn plicht gedaan, zijn gehele plicht als zoon, als echtgenoot, als vader, als hoofd van zijn bedrijf. Hij had ook zonder zwakheid zijn rechten opgeeist: als kind het recht om goed opgevoed te worden in een eensgezinde familie, het recht op de erfenis van de vlekkeloze naam, als echtgenoot het recht om goed verzorgd te worden, het recht om omringd te worden door tedere genegenheid, als vader het recht om vereerd te worden en als officier het recht om zonder gemopper gehoorzaam te  worden. Want recht is nooit anders dan de andere kant van een plicht. plicht, plicht,  plicht is vullend en met een hele lange nasmaak. hmm.. misschien gelijk gal, ‘tlaatste stukse, tlaatste... en ‘ t begin van ‘als ge niks meer te kotsen hebt’ en groen jaaaaa die fosforbommen jong........ zeer bevreemdend allemaal.. ik heb vanalles gelezen en ge zocht naar vanalles om het te begrijpen. maar vanalles dat zwijnestront en zwijnestront dat stinkt. en geuren das voor een andere keer. rosalie houd van bevreemding.. de bevreemding zit in haar kleuren... het roos en het is oranje en het  is groen en het is oneetbaar, gelijk electriek, ‘t is lawaai en het blijft tuten gelijk een bom ietske verder van uw bed, het is een even universeel geluid als een geluid van een dampkap. het flitst door ons kop maar het zit niet in ons lijf... of niet meer... groen is wat de mensen van dromen maar meestal missen. groen is natuur, en natuur is waar goed en kwaad geen naam meer hebben en  waar de mens verdwijnt. voor natuur is een mens zijn kop daar te klein voor.. een mens probeert giftig maar ons gif dat zit alleen maar in’t kopke en we blazen dat uit gelijk koue lucht en de aardbol die die vangt het op en de wilde woeste blaast het weg en de marie louise gaat op en neer. De Marie-Louise danst op en neer Ze gaat dwars door de woeste orkaan En de huilende wind gaat weer wild tekeer Maar de Marie-Louise zal nooit vergaan Lalala.... Maar de Marie-Louise zal nooit vergaan   als je in het midden van een verhaal zit is het eigenlijk helemaal geen verhaal. maar alleen maar een verwarring, een donker gebrul, een blindheid,een puinhoop van gebroken glas en houten splinters. een huis in een wervel wind of een gezonken marie louise door een ijsberg waar iedereen op dat schip roept en schreeuwt.. stop het stop het. het is alleen achteraf dat het zoiets als een verhaal wordt. wanneer ge het vertelt tegen u zelf of tegen iemand anders   ik heb een bruin vermoeden dat we allemaal het leven proberen te pakken door elkaar te pakken, we are all soldiers serving time op een planeet een bruin vermoeden, dames en heren, dat is een  kleur die lijkt op grijs. het is een kleur die triestig is. het zegt me dat er  dan misschien niks zal worden van de menselijkheid en van de liefdadigheid en van de bescheidenheid en van de matigheid, en van de wijsheid en in het zwartst als een half pond lood van op zestighonderd passen afstand wordt afgevuurd, en ik heb van horen zeggen dat als er een half pond lood het lichaam uiteenrijt en sterft in een onbeschrijfelijk lijden.. en als ogen worden uitgebrand en  als het ‘t laatste geluid de oergeluiden zijn van vrouwen en kinderen die onder het puin liggen... dan zijn de kleuren zijn weg! en dat allemaal om  de gril van een paar mensen   en dat is’t.   de vuile handen en het schoon geweten staakt makkers staakt het vuren helpt kinderen helpt buren voedt moeders voedt de monden heelt vrienden heelt de wonden sloopt mensen sloopt de muren staakt makkers staakt het vuren   we zitten in elkaars plek? nemen een ander zijn stek? en wat blijft er over? van een mens gemaakt op een plek die ontploft?   tis kapott kop op een schammel krukske een kleine parasiet.. een klein brokstukske met een stukske brok in de keel in het gat in het bloedvat in het hart in het haar onder denagels tussen de tanden in het snot uit z’n strot want der was weer een aan't sterven der is gemot op een muil stuk tand der is geschoten een put tis geen toneel tis slecht toneel tis een slecht stuk stuk in uw kloten tzie geel die blauwe plek 't etterd   kleur kleur kleur   Rothko schilderde eerst kleur en stillekes vervaagden zijn kleuren tot grijs, tot zwart, tot hij zelfmoord pleegde op 67jarige leeftijd. Zijn kleuren waren weg en dan ging hij. Niks is zo definitief als de dood, dat is niet erg. dat is onze enige zekerheid.   het is goud waard en goud is stilte en stilte dat geeft toegang en toegang laat u binnen   en binnen laat u buiten en buiten kunt ge uw neus snuiten goed lieve mensen dear beloved   Rosalie wilt leven en iconen en kleuren terug, ze ontdekte haar imaginair kleurenpalet en ze wapende zich met fantasie, met fictie, met een penseel, met een dansje, met muziek, dat kan ook de midlifecrisis zijn maar omdat ik haar werk begrijp en hier liever sta met een blauwe pruik in plaats van een grijze, moedig ik jullie aan: dans met ons mee! en als ge twijfelt dat ge niet durft dansen bijvoorbeeld: twijfel is goed, twijfel kan angst zijn maar angst ook hoop. En hoop dat is nen berg waar ge over moet klimmen en achter u laten.. en van klimmen krijgt ge dorst, zullen we ene drinken en klinken op het leven? en het succes. eigenlijk is hetgeen hier verteld wordt op de vernissage even interessant als de portretten. Dat is pas kus kult en kunst, dus laat u gaan, ik schrijf wel een zeer beklijvend stuk aan één stuk, stuk, kut, kus kult kunst, kukulekuuu! Time to wake up and smell the vodka Santé op wapenstilstand Skoll Nasdrovie campai cheers EINDE X

lucia Rozenkin
17 0

half bewust hermetisch dit was voor Ilse

  Het was avond, hij leek indigo, of kobalt, of koningsblauw, zo was de hemel. Bomen tekenden zich af, inktzwarte contouren, schaduwspel tegen licht van miljarden sterren. Een maan was er niet. De vrouw zei: Als origami heb ik mij gevouwen tot een basilisk. Een slang geboren uit zaad van zijn verlangen. Hoe duister kon het in onze zielen zijn als het op dat brandpunt lag van lust. Kunt ge die eeuwige lussen als het nummer acht voelen, uitwisseling, sluiers vol kosmos, vol vuurwerk, kometen, de sterren. Ik weef patronen tussen mijn gedachten, ik klos ze als kant. Een web, een spin. Alles wemelt. Dwarrelende asse van ons vuur, kleine haardschilfers, licht dat verpulvert bij aanraking. Ik gooi er mijn dossieren in, mijn wetten, mijn boeken, papieren, alles in ban van brand, van dat hypnotisch vuur, lust. Zo is alles wat schoon is. Het is schoon op dat moment maar je kan het niet bewaren. Enkel wat ge erbij gevoeld hebt is eeuwig, vergeet dat niet. Uw hart bewaart het. Belemmer ik uw zicht? Uw verdriet? Uw geweld? Ik draag oogkleppen, ik kijk te graag naar het schone. Wie oogkleppen draagt moet een geseling kunnen verdragen. Maar als ge dan niets anders dan een pad zijt waar karrewielen beken hebben uitgegraven. Alleen en door en vooruit, de modder in, het gezicht gegroefd en getekend als dat pad, wel dan mist ge het geheel. Misschien waart ge dan wel ambitieus en hebt ge hard gewerkt, ‘t is een andere kijk maar ik mis dan mijn geheel. Gij zijt mijn geheel. Mijn heel.   De engel des doods zat op de buik van haar man en vroeg: -het is tijd, wilt ge gaan? Uw lichaam zal blank worden als arabische lelies, koud als albast, glad als ivoor. Uw vrouw zal u beminnen als een totem in een grot, vol stalagtieten. Al het werkelijke, de trossen zwarte druiven, de nacht zonder maan, niets zal zo zwart zijn als uw hart en het hare. Ge kunt gaan. Zij zal de mantilla dragen, het verdriet zal haar bewustzijn wezen en liefde, zei de engel. -De liefde siddert niet voor mij. Liefde is purper als een koningsbeeld, het is ossebloed, het is het rode sap van frambozen dat uit haar mond druipt. Voelt ge nu angst, nu ik hier op je zit? -Ik heb geen angst om te gaan antwoordde de man. Ik heb vooral angst van achter te laten. -Kniel dan bij de oever en schreeuw haar naam, buig dan voor haar en kus haar voeten opdat ze je vergeven kan -Ik denk er niet aan zei de man. Het enige wat men mij kan verwijten is dat ik heb geleefd. -En hoe, zei de engel, mensen oordelen maar kijk naar de zon, de zon geeft leven maar is dood begrijp je dat? Woorden zijn naalden in een park vol dennen, kleef ze niet op je huid, loop er niet met blote voeten door. -Wat hoor ik? zei de man, de reusachtige vleugels ruisden -de wind is daar, zei de engel, de warme wind, brengt tranen mee,stortvlagen tot het deken van wolken open geknipt wordt om bogen te vormen vol indigo tot smaragd, dat is die dode zon. Alles moet sterven hier in dit bewustzijn anders bestaat er niets. Je beenderen worden pioenen, viooltjes, kalebassen. Het loslaten, het verpulveren, het oplossen is vruchtbaar worden. Ik hoor hoe vasthoudend je bent. Ik zie stappen naar verlossing maar je laat je gaan. Laat de sterren nu maar op je vallen als onrijpe vijgen, koningen zullen sidderen, rozen worden vuur, dan pas zal je ademhalen. Het vuur heeft je zuurstof nodig. -Ik wil voor je sterven zei de man, hoor je dat? Vertelde je dat aan mijn vrouw? Ze verhinderde mij steeds van hier te komen, ik was al dagen bereid van los te komen, maar loskomen betekent verliezen. Ik zag het zo: er liepen witte pauwen door een tuin van mirte en thijm wij waren onschuldig en zuiver en liepen door de kruiden je vertelt over liefde, je bezingt het in alle talen je vertelt over schoonheid, over witte pauwenveren die je lichaam tooien even en mensen komen rondom je wonen klagen om het geluid van het paradijs gij denkt: Adam en Eva zijn eruit verbannen, verstoten omdat ze elkaar liefhadden de slang het dierlijke, de lust die begeerte vertaalde. Het was niet anders dan het eeuwige lied van samensmelten iedereen kent die partituur. verstoten door anderen die de schoonheid van de lust niet konden verdragen de witte pauwen werden in kooien gestopt de grond werd verkaveld voor legbatterijen en slachterijen “Paradise Lost” wat bleef over van geluid het zwaard van de beul de doffe val van de guillotine een nooit dovende tuut na de zoveelste ontploffing wat honden overlaten van kadavers de wereld de wereld is wreed   de vrouw vertelt: je was een tuin vol witte duiven, arabische lelies je was een paradijs dat ik zo beminde je stem als een wierookvat ik hoorde het gefluister van geheimen tussen opfladderende vlinders in de spiegel van je oogwit Waarom heb je niet naar mij gekeken? de man zei: je legde een blinddoek over de ogen van de engel des doods had ik naar jou gekeken dan was ik versteend dan was ik niet heengegaan maar wat moest ik doen vloedgolven, weiden vol opwinding konden mijn honger naar gaan niet stillen het is wat het is en het ging verloren “Paradise lost” ik ben gegaan om terug te keren naar het mysterie van de liefde de liefde is groter dan het mysterie van de dood pas als iemand sterft kan je de liefde bevatten ik ben geen goddelijk monster dat de sterren verbergt de maan dooft, de zon blust alles is eeuwig het is maar hoe je het voelt enkel wat materie is vergaat een oud koekje verpulvert, lost op, de smaak is weg denk ik -mmm nee: zei de man -nee, het smaakt misschien naar liefde (de vrouw) -ze zeggen dat liefde bitter smaakt (de engel) -En wat dan nog? (de man) Ik heb je ooit gekust en altijd zal ik trachten naar wat geweest is dat is alles  de engel nam zijn ziel mee   waarom mag ik niet mee? vroeg de vrouw   de engel zei: het is te vroeg en kijk het wordt licht.  

lucia Rozenkin
0 1
Tip

Dokschildpad

Een vrouw met heel veel boterhammen en spek en eieren.   Iemand nen boterham met kaas? Hesp? Spek en eieren? Dat was altijd ’t populairste bij de dokwerkers: spek en eieren. Sommigen hadden de chance dat hun vrouwke dat nog voor hun wilde bakken, en de rest kwam naar mij 80 jaar horeca ervaring in de haven heb ik! Wie van jullie kan dat zeggen? Ge moet wel rekenen dat één jaar toog telt voor tien.   ‘k Zou olle geire nen tekst voorlezen die ik samen met de Patrick heb geschreven. ‘k Heb pas laat ontdekt dat dieje Patrick heette. Wij noemde dieje ‘de schildpad’, omdat die zo voorzichtig was. Voorzichtig is nie het juist woord, hij kreeg altijd ’t lichste werk aan de dokken, en ik heb lang gedacht dat dat was omdat het zo’ne voorzichtige was. Later heeft mijn zuster mij verteld dat dat was omdat hij aan den drank zat. Ge ziet dat er nie aan eh. Iemand die dag in en dag uit zuipt, ge hebt nie door dat die constant zat zijn onder uw ogen. Die lijken normaal, nuchter. Alleen zijn goei vrienden wisten dat ge die man geen verantwoordelijkheid mocht geven, of een job waar ge goe bij de pinken voor moest zijn. Maar de rest van den dok dacht gewoon dat hij wat trager was, ne voorzichtige, dus de Patrick was de schildpad.   Wij waren goei maten. Ik vind dat iedere vrouw op een bepaald moment in haar leven achter nen toog moet hebben gestaan. Zoals de mannen vroeger naar ’t leger moesten, awel, zo zouden ze vrouwen verplichte ‘toogdienst’ moeten geven. Alleen zo kan een vrouw ‘de man’ leren kennen. En begrijpen. En leren mee omgaan, dat vooral. Neemt nu de vrouw van de Schildpad. Die kon echt het bloed van onder die zijn nagels halen. Dan ging ze staan dansen op de tafels in hare string! Kom zeg! Ik zou dat nooit doen. Natuurlijk stond ik de tafel daarnaast mee te dansen, maar ik hield mijn kleren aan. Ge moet ne man nie uitdagen. Zij was nie gelukkig bij de Schildpad. Uren kon ze zagen tegen mijne man over haar slecht huwelijk, totdat ik haar op den duur moest gaan vragen: “Wat is’t maske, komt ge mijne man opvrijen?” ’t Is toch waar? Als ’t nie gaat met uwe man, moet ge scheien.   Dezen tekst heb ik samen met de schilpad geschreven. Wij hadden met ons zatte botten ergens nen bik en een papier gevonden, en we waren wa gefrustreerd over de politiek. We vonden dat al die politiekers maar wat uit hunne nek lulden. En we vonden dat er nood was aan een tegenreactie. Dus wij hebben ne speech geschreven. Alé, diejen avond vonden we toch dat da ne speech was. We hebben efkes overwogen om het een “filosofisch betoog” te noemen, maar dat is hem niet geworden.   Ode aan de alcohol heet het:   ‘Dat moment, dat ge voelt dat uw gedachten trager gaan, Dat moment, dat de muziek die ge daarvoor nie echt had opgemerkt, u plots heroïsch in de oren klinkt, dat moment dat ge denkt: ik heb juist het woord “heroïsch” gedacht. dat moment dat iedere muzikant de waarheid verwoord, dat moment dat ge niet weet of ge nu wilt schreeuwen om al uw miserie die ge eindelijk onverbloemd en in zijn volle ondraaglijk grote omvang onder ogen ziet, of juist heel hard wilt lachen omdat ge eindelijk ten volle de relativiteit van uw kleine zorgskes ziet, dat moment dat ge wilt vrijen, omdat ge eindelijk beseft dat lichamelijke liefde het enige van waarde is, dat moment dat ge al uw problemen gaat oplossen, dat moment dat ge al uw emoties gaat tonen, dat moment dat ge eindelijk niet meer met uw kloten gaat laten spelen, dat moment dat ge hem eindelijk ga vertellen dat hij den enigste is, de ware, dat moment dat de wereld onstabiel wordt, dat moment dat ge voelt dat ge eindelijk uw hoofd op de vloer kunt leggen en uw voeten in de lucht, dat moment van bevlogenheid, van heldere inzichten, van gelukzaligheid, van diepe droefenis. dat moment dat ge enkel nog voor u uit kunt staren, naar dat klein stukske toog voor u dat moment dat ge beseft: da stukske hout, die tien vierkante centimeter, eik, het marmer van de bomen, dat stukske hout, met al die nerfkes, en die vlekskes en die druppels bier nog nat, dat is ware kunst.     Rondom u nog een paar nuchtere dwazen, verblind door de speed in hun leven. Gij voelt de echte snelheid: trage waardigheid. verzacht, verdoofd, wankel en scheef. Gij zijt bevrijd van die allesbepalende controle die de hele dag lang een rem is op uw daden. Waarom zoud ge constant freinend van den berg af rijden, als ‘t verdoemme wind tegen was en hard trappen om den berg op te geraken?   Wat zouden wij, arme mensen, zijn, zonder die momenten dat wij eindelijk onszelf eens kunnen overstijgen, dat onze ware gevoeligheid naar boven komt, dat onze ontkende genialiteit ter sprake komt, dat onze haarscherpe visies omtrent de wereldproblematiek, en onze eigen problematieken in het bijzonder, eens uit onze mond komen in plaats van heel den dag in onze kop toerekes te draaien.   Alcohol, gij god van de haven, gij god van Antwerpen, gij god van Vlaanderen, gij god van België. gij enige god die nog nie verboden is onze tempels. Ik aanbid u.   Helder Verstand, gij duivel van alledag, gij demon van de 52-uren week, gij gruwel van de paritaire commissies, van de CAO’s en van de vakbondsverdragen, gij draak van de VDAB, het OCMW en de zogezegde rechtvaardigheid, Laat mij met rust, slaagt me nie rond mijn oren met termen als verslaving en probleem, verveelt me nie met uw bedenkingen, uw nuchtere analyses, uw alwetendheid.   Ja, ge hebt gelijk, gij Helder Verstand. Natuurlijk hebt ge gelijk. Heelder dagen en heelder weken hebt gij gelijk.   Gij, goed brein, dat nooit de doffe troosteloze roes van echte ellende hebt gevoeld, dat nooit de giftige gespletenheid van tormenterende twijfel hebt gevoeld. dat nooit die witten bom van verbijstering, shock en ongeloof over onaanvaardbaar onrecht hebt voelen ontploffen in uzelf, Gij hebt gelijk, ik ben nog maar half mens, nu mijn benen nie meer doen wat ik vraag, nu mijn handen niet meer vastpakken wat ik wil, wie ik wil nu mijn schaamlippen niet meer stijf worden van verlangen, ik ben maar half wie ik zijn kan, maar hoe heerlijk is dat, onmachtig te zijn de plicht te vervullen mijzelf te moeten zijn, mijn slimme, op overleving gerichte zelf.   ’t Kan me  niet schelen dat ik zwak ben nu! ’t Kan me nie schelen dat morgen mijn neus zal bloeden van ’t slaag dat ik krijg omdat ik die trut naast mij eindelijk is zeg waar het op sta: ’t is een jaloerse teef , een arrogane slet, een trut van den bureau, ’t kan me nie schelen dat ik nu een sireen van nen bevriende polies voor mij nodig heb en een sireen van een andere maat bij de polies achter mij om mij veilig en wel in escorte naar ’t café te voeren waar ik de rest van den avond verder zal doorbrengen, om nog zatter te worden, ’t Kan me nie schelen dat ik morgen 25000 frank boete zal moeten betalen omdat ik dat wit autooke voor mij in de prak rijd, ’t Kan me nie schelen dat dat manneke, met zijn lichtblauw hemmeke en zijne roze mottige kop in da wit autooke, morgen een rijkswachterke zal blijken te zijn. Weet ge wat ik hem zal zeggen morgen, slim brein: dat het nie slim is om iemand die zo zat is als ‘k ik klem te rijden op een brug!   Ja, ge hoort dat goed, Helder Verstand: Ik ben trots! Trots op mijn zattigheid! Trots dat ik mij nog kan veranderen in een inefficiënt, latent, parasitair wezen. Trots dat ik mijneigen genoeg kan relativeren om mijn motorische capaciteiten af en toe te reduceren tot die van ne gehandicapte luiaard. Trots dat ik mij kan overgeven aan de complete afhankelijkheid. Trots dat ik kan zeggen: kust mijn klote gij Gezond Verstand! Kust mijn klote, regelneven, regelnichten, klote regelmaatschappij, verziekte regelneukerij, ik ben zat, en ik ben bereid ervoor te boeten! Dank god dat ik een zondig wezen ben.   Mijn psycholoog zegt dat ik problemen heb met intimiteit en vertrouwen, maar zie naar mij, psychozeikerd: ik geef mijn labiele lichaam in handen van al wie rond mij aan den toog hangt. Denk maar niet dat ik zelf nog thuis geraak in deze staat! Denk maar niet dat ik nog verantwoordelijk ben voor wat ik zeg. Ik hang volledig af van wie er rond mij zit, als da geen schoon staaltje van vertrouwen is! En wat is er intiemer dan de kots op te kuisen van uw beste maatje dat tussen uw benen heeft gespouwd.   Psychovrienden hier al bijeen: ik neem jullie in vertrouwen. Ja, mijn vader sloeg mij. Ja, mijn broer sloeg mij. Nee, die littekens op mijne rug zijn nie van mijne vorige ploegbaas, hahaha, nee, die kerf in mijn knie is nie van een ongeval in de dokken.   Psychobroeders, vrienden van den alcohol, nee, ik bedrieg mijne man nie, ja, ik slaag hem, en moest hij een vrouw zijn, hij had al lang bij mij weggeweest, maar hij is de man, en hij kan mij de baas, en hij verdraagt mijn slagen, hij noemt mij een hysterisch wijf, hij sluit mij op in de kelder, en de volgenden dag heb ik ne kater en zijn wij terug gelukkig met twee. Nee, soms kan ik het leven nie aan, maar wat moet ik doen? ’t Schijnt dat ‘zijn’ het enigste is dat er ‘is’.   Vrienden van den alchohol, da zijn geen tranen in mijn ogen, dat is verdampte mout, gegist gerst, gerijpt graan.   Vrienden van den alcool, ik zien olle gere. Ik krijg dat overdag nie gezegd Dan lachen wolle me mekaar, Dan zwanzen we ‘n pak, We draaien mekaar om ’t er iejerst ne kloejet af, maar ’t is gelak ‘k ik het zeg: olle gehavende handen, olle havenloze gezichten, ik zien da gere, ik hoor da gere: olle haperende woorden, olle hachelijke levens. Wolle zijn gelaaik, broeders van den alcool, wolle rede ons hachske, en liever dan gefrustreerd, zijn wolle frivool.   Wolle weten allemoal, vriende van den alcool, d’ er is maar iejen woord dat er écht toe doe in ’t leive, d’ er is maar iejene woare zin van ’t bestoan, Vriende van den alcohol:     Een jaar later is de Patrick gestorven. Hij heeft zijn eigen kapot gezopen. Ne normale mens die voelt dat aan zijn lever, dat het te veel is geweest. Maar de Patrick was zo bij elkaar geslagen door zijn vader en zijn broer vroeger, dat die zijn pijngrens ontzettend hoog laag. Hij heeft een begrafenis van ’t ocmw gekregen. Alleen zijn zus wist dat hij dood was. Maar hij zou dat niet erg gevonden hebben. Zo was de Patrick: “Ik ben content op mijneigen. Ze moeten mij gewoon met rust laten.”   ‘k Vond sunt dat ik het zelf nie wist. ‘K had er gestaan, op zijn koffietafel, met mijn boterhammen. ‘k Had spek met eieren gebakken voor iedereen. Ne mens moet toch afscheid kunnen nemen? Mijne man zei mij: ‘Spaart u spek met eieren maar voor op mijn begrafenis.’   Mensen, pakt weg eh, laat mij hier nie zitten met al die boterhammen. Merci voor ’t luisteren, en in naam van de Patrick: ‘Schol!’  

Leen De Graeve
20 0

Een lift

  Een lift. In de lift drie jonge meisjes. Twee van de meisjes zijn erg slank. Ze dragen iets wat op een schooluniform lijkt. Hun rokje is hoog opgetrokken en een logo is duidelijk zichtbaar op hun rokje en op hun kniesokken. Het derde meisje is corpulent. Ze heeft kortgeschoren grijs haar. Ze draagt witte sportschoenen, een trainingsbroek en een smoezelige witte tanktop. Ze heeft een tattoo van een pin-upmodel op haar rechterschouder. Haar zelfgerolde sigaret zit uitgedoofd te wachten achter haar oor. Zij houdt een krant vast.     Sylvie:             Dag meisjes.   Sylvie:             (rolt haar ogen, fluistert duidelijk hoorbaar) Omygod, die denkt écht dat ze Sylvie is ofwa?   Sylvie:             ‘Mai, ik weet dat ik zo keigeflatteerd moet zijn omdat iedereen míj wilt zijn. En ik was da in ’t begin wel ofzo. Allé ja, ik vond da wel bangelijk ofzo, maar ook wel grelleg, alléja, weette?   Sylvie:             Ik vind da echt grellig aan het worden ze. Gisteren in de toiletten was iedereen mij aan het nadoen, keiráár. Die waren zelfs aan het kijken welke lippenstift dakik gebruik. Ja, ik had da natuurlijk nie op voorhand gepost. En ik vind da wel bangelijk enal dak ik zevenhonderd followers heb. Maar weette, da is toch nie mijn schuld dat die allé ja Korte stilte.                         Sylvie wille zijn ofzo?   Sylvie:             Écht è? En de die (knikt richting Sylvie) is zó fake. Die ziet er nie eens uit gelijk ik. Zot dakik een Pumabroek gaan aandoen zeker? Dat had ik zelfs in het derde niet meer aan, FAIL!   Sylvie doet alsof ze dit gesprek niet hoort. Ze bestudeert aandachtig de sportpagina’s.   Sylvie:             Omygod, gisteren stuurde Robin (stemvolume naar beneden, kijkt vanuit   ooghoeken naar Sylvie) ‘So hot…NOT’, me ne foto van geweetwel.   Sylvie giechelt achter haar hand De lift komt aan op de verdieping waar Sylvie moet uitstappen   Sylvie en Sylvie: (vriendelijk en opgewekt) Ciao Sylvie!   Sylvie:             (kalm, met nadruk) Het is Michel meisjes, Michel. Ik heb u dat toch al gezegd? En jullie heten Lauren en Anouk. Er is geen Sylvie. Sylvie bestaat nie. Stop hier toch eens mee. Moet ik het weer aan de mama gaan vertellen misschien?   Sylvie draait zich om en wandelt naar haar appartement. Sylvie en Sylvie blijven minachtend naar Sylvie kijken. De deuren van de lift sluiten terug.   Sylvie:             Wa een bitch, man. Zo’n air! Sylvie:             Écht è? Nepsylvie. Sylvie:             Écht è? Écht è? Écht è? (houdt vuisten gefrustreerd gebald en slaat op haar dij). Die slet kan er gewoon weer nie tegen dakik meer followers heb.

Frederik
4 0
Tip

Metaforensisch

En dat ik op mijn eten moet letten. De dokter zette de vensters van zijn kabinet wijd open en verwees me door naar een diëtiste die wat mij betreft de pot op kan. Maar dat was nog niet ’t ergste. Ik moest ook tien keer op neer en neer springen. In mijn onderbroek. Na twee sprongen hing mijn tong op de grond, wat wilt ge. Die dokter bekeek mij, ’t was precies of hij zag een freakshow. Een jongen van uw leeftijd moet veel sporten, zei hij. Hij zei leeftijd, maar ik weet goed genoeg wat hij bedoelde. Dokters. Ge moet ze mij niet leren kennen. Dat begon al met mijn geboorte, enfin, nog iets vroeger zelfs. Ons ma wou per sé thuis bevallen. Maar ik geraakte er niet uit. 't Gat was te klein. Of ik te dik, dat is de versie van ons ma. De vroedvrouw panikeerde. Ons ma bleef aanvankelijk nog kalm. Onze pa zat waar hij altijd zit in crisismomenten: op zijne fiets. Luchtje scheppen. Efkes afkoelen. Maar ons ma zat onder 't zweet, het parelde in haar snor, het liep door de afvoergoot van haar borsten en het plenste in het vruchtwater op de vloer. De vroedvrouw liep door de kamer met doeken te zwaaien en scharen te schermen. Ze maakte zoveel kabaal dat de buren op de muren bonkten. Ons ma lag tamelijk ongemakkelijk op de tafel in de schoon kamer. Echt schoon was die niet meer, met al dat groen water op de grond. Toen de vroedvrouw dat vuil vocht zag, begon ze te krijsen: Persen! Persen, zeg ik u! Ons ma puffen en persen, maar ik verschoof geen millimeter. Er werd serieus gevloekt, zowel door ons ma als door de vroedvrouw. Onze pa die juist kwam aanwaaien, besloot ter plekke nog maar eens een blokske om te doen. Dat waren woorden, jong, vertelt hij nu nog op elk familiefeest, daar kreeg zelfs de meest vuilgebekte dokwerker rode kaken van. Ons ma gilde moord en brand. Wij woonden toen niet ver van ’t Scheld, daar is geen enkel schip de haven in gedurfd die avond. Dat zegt onze pa toch. Ze hebben de dokter moeten bellen. De ambulance kwam er aan te pas. De broeders hadden er werk mee, ons ma liet zich niet zo gemakkelijk op die draagbaar kantelen. En toen is ’t gebeurd. Ze waren nog niet bij de deur of: KADENG! De luster die boven de tafel hing, kletterde met kristal en al naar beneden. Knal op de plek waar juist daarvoor ons ma nog had gelegen, met mij in haar buik. En zo heb ik dus ons ma haar leven gered. Waart gij zo’n mager scharminkel geweest, zegt ons ma altijd, dan was ik blijven liggen en dan waren we er geweest. Ze heeft nog ferm van haar oren gemaakt tegen de dokter. Die vond mij toen al te dik, die wou mij toen al op dieet zetten. Pas geboren! ’t Zijn altijd de anderen die problemen hebben met mijn gewicht. Dat is gewoon een kwestie van perceptie, dat zit tussen de oren. Maar dat krijg ik ze niet aan ’t verstand gebracht. ’t Ambêtante is, mijn metabolisme heeft een neveneffect. Ik verwerk veel voedsel, dat volgt een natuurlijk pad en dat vindt zijn nest. Mijn darmflora tiert welig, als ge begrijpt wat ik bedoel. En af en toe ontsnapt er mij iets. Ongewild. Onbewust zelfs. Eerst wordt ge niks gewaar, maar ineens is het daar: een walm van rotte eieren. Er zijn er die denken dat de evenaar door hun gat loopt. Bij mij is dat het riool. Dat zeggen die van mijn klas. Geestig. Als ik het lokaal binnenwandel, beginnen ze te snuiven en te schuiven. Nee, de plaats naast hen is bezet. En die hoofden die in mijn richting wijzen en dan naar mekaar toe buigen. En dat onnozel gniffelen achter mijn rug. Lacht u toch dood, jongens. ’t Is dat ze u niet kennen zoals wij, zegt ons ma. Ge moet u bloot durven geven. Maar mijn bloot, daar hebben ze in de turnles al genoeg van gezien. Ik kan niet zeggen dat het geholpen heeft. Uw ma bedoelt dat metaforensisch, zegt onze pa. ’t Gaat om het innerlijke, legt uw ziel bloot. Dan zien ze uw goed hart. Uiteindelijk heeft ons ma mij naar die dokter gestuurd. Volgens hem heb ik flaturgentie of zoiets. Pffff. ’t Zal wel. Traag eten. Goed kauwen. Pffff. Alsof dat helpt. Maar ik heb aan dat bezoek wel een vriend overgehouden. Nee, niet die sadist van een dokter. Ik kom dus uit de praktijk. Mijn hoofd dwaas van dat springen. Ik leun tegen een etalage. Kampeerwinkel. Wat zie ik daar liggen? Aksen, bijlen, hakkers met vlijmscherpe bladen. En daartussen: een eenzaam zakmes. En ’t was precies of het riep mij. Hé gij daar, ja gij. Neem mij mee. Ik heb mij over hem ontfermd, ja. Wat moest ik anders, hé Jack. Wij verstaan mekaar. (zingt/neuriet: ‘I’m a poor lonesome cowboy’ terwijl hij met het mes speelt) Helden. Daarover moest de spreekbeurt gaan, gisteren. Ik heb er lang over nagedacht. Ineens wist ik het. Het was alsof er zo'n lamp boven mij ging branden, kent ge dat? Zo'n verlicht moment? Ik begreep dat ik een kans kreeg. Een kans om mijn ware ik te tonen. En ik heb ze gegrepen. Toen het mijn beurt was, heb ik gesproken. Over de schoon kamer en ons ma op de tafel. Over het groen water en de ambulance. Maar 't einde heb ik niet kunnen vertellen. Iemand riep 'Scheetsoep!' en toen begonnen ze te lachen en door elkaar te roepen en die van Nederlands kreeg ze niet meer stil. Ik stond daar met mijn handen tegen mijn oren. Scheetsoep. Terwijl ik ons ma heb gered! Weet ge waarin ik nu goesting heb? Om Jack mee naar school te nemen. Om die bleekscheten van mijn klas op en neer te doen springen tot hun tong tegen hun tenen plakt. En dan, zegt Jack, dan zal hij ze tonen hoe dat ge een hart blootlegt.    

Ruth A
16 4