Zoeken

Ik ben God deel 1

                                                                     IK   BEN GOD                                                                toneelspel door Anton Segers                                              Dramatis personae       (in volgorde van opkomst)   God                                       als een doorsnee dame van middelbare leeftijd   Ene                                        een handelende gevoelsmens   Coach Ene                           diens denker, een verstandsmens   Andere                                  andere handelende gevoelsmens   Coach Andere                     diens denker, andere verstandsmens   Vrouw                                  een vrouw               Decor     Een boksring, open aan de voorkant, met een grote gong. Aan elke kant een zitplaats voor de coach.           Eerste bedrijf   (God komt spectaculair op, geïntroduceerd met de gepaste effecten - vanuit de lucht, met rookontwikkeling en bombastische muziek, enz. - in de verrassende gedaante van een doorsnee dame van middelbare leeftijd, ze knikt iedereen glimlachend toe)                           GOD Ik ben God. Dag, mensen. U bent verrast? U had niet verwacht dat ik er zo zou uitzien? En toch, de mens is geschapen naar Gods evenbeeld... U vraagt zich af: waarom speelt God toneel? Ik kon niet anders. De schrijver schrijft: “God komt spectaculair op”. Dat kan je toch niet aan toneelmensen overlaten... Ik vroeg mij af: waarom schrijft die schrijver dat? Volgens hem: (blasé) “om dit stuk te transponeren naar een metafysisch niveau”… Volgens mij: hij dacht dat het een origineel begin was. Iets dat de aandacht trekt. Een titel die verkoopt. Wat wil je, alles is al eens gedaan, het wordt moeilijk voor een schrijver om nog op te vallen. Waarom leent God zich daartoe? Ach, God is mededogen… Makkelijk is het niet. De wereld, dat ging in 7 dagen. Theater vraagt iets meer tijd. Je gelooft nooit wat voor tekst ik moet zeggen. Hoe ging ‘t weer? (neemt brochure, bladert) Mijn geheugen is niet meer wat ‘t een paar eeuwen geleden was. Ah, hier. Zet je schrap, ‘t is zware kost. (leest)Ik ben God. Ik schiep… (terzijde) ‘schiep’?! … ik schiep het dier, ik schiep de mens. Het verschil? Het dier is één, de mens valt in lichaam en geest uiteen. Hij splitst zich uit in iemand die doet en iemand die denkt. Daarom wordt in dit stuk de pro.. de proto.. progato... nist… … (terzijde) tja, God heeft geen toneel geleerd… ..letterlijk uitgesplitst in twee protoga.. togo.. nisten… … ( geërgerd terzijde) dàt hebben ze nu wel door. De mens bekijkt zichzelf in wat hij doet en grijpt in waar nodig, om zich te verbeteren. Hij heerst als een God over zijn eigen leven. En heeft God… (terzijde) mij dus … niet meer nodig. Of toch wel...? (klapt brochure dicht) Tot zover deze lezing. De mens heeft mij niet meer nodig. Ik ben benieuwd... (ze verdwijnt op identieke wijze als ze gekomen is, de muziek maakt plaats voor supportersgejuich, uit de ene hoek komt de Ene op, een zich opwarmend bokser, op de rug van zijn badjas staat ENE, gevolgd door zijn coach – op zijn trainerspak staat COACH ENE, ze lijken een beetje op elkaar; uit de andere hoek komt de Andere op met coach, op hun rug staat ANDERE / COACH ANDERE. God weer op - zonder effecten – in een zwart-wit gestreepte scheidsrechterspak)                             GOD (beschaamd) Prachtig kostuum... (leest met tegenzin af)God presenteert: het kampioenschap Vechten Voor Idealen, een strijd voor Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid… (terzijde) hoe komt hij erop?... In de categorie Vrijheid: een gevecht tussen aan mijn rechterhand, in de witte broek: de kampioen van de schrijver, hoofdrol in dit toneelstuk: de Ene...! (terzijde) de goeie!... ( Ene groet het publiek met veel show) Aan mijn linkerhand, in de zwarte broek: de Andere...! (terzijde) de slechte!... (Andere groet het publiek, de boksers gaan naar hun hoek, de trainers coachen bij hun boksers)                           ENE Ik ga winnen. Zet de champagne maar klaar. Dat zal hier rap gedaan zijn.                           COACH ENE Pas toch maar op.                           ENE Wie gaat er mij tegenhouden? Hij daar?                           COACH ENE Kalm. Gebruik je verstand.                         ENE Vrijheid, wat is daar nu moeilijk aan? Als ik iets niet wil, zeg ik nee. Gewoon nee.   (een enigszins droeve Vrouw in badpak loopt rond met een bord waarop “Ronde 1” staat; God scheidsrechtert, doet de twee kemphanen mekaar een hand geven, slaat op de gong, plots worden de boksers hartelijke vrienden, God volgt de scène van dichtbij)                           ENE Eindelijk! Zomer!                           ANDERE We hebben het gehaald! Zijn we weg?                           ENE Yes! Ik wil de ideale vakantie! Waar gaan we naartoe?                           ANDERE Maakt me niks uit. Als we maar weg zijn. (neemt folders ter hand) Keuze genoeg.                             ENE Ik pak intussen al in. (hij maakt zijn koffer)                           ANDERE (leest folder) ‘Leven als God in Frankrijk: la Côte d’Azur!’                           ENE Nee! Drie weken strand, dan kom ik totaal afgestompt terug.                           ANDERE Laat vallen. (neemt andere folder) ’De Caraïben! De Dominicaanse Republiek!’                           ENE Ideaal? Nee, geen bananenrepubliek. Ik heb een geweten, zie je.                           ANDERE Laat vallen. (neemt andere folder) ‘La bella Italia! Ideaal!’                           ENE Als er geen Italianen woonden. Ik haat macho’s.                           ANDERE Laat vallen. ‘Thailand, het mysterieuze, exotische paradijs!’                           ENE Paradijs voor pedofielen.                           ANDERE Laat vallen. ‘Het o zo gastvrije Turkije!’                           ENE Niet zo gastvrij voor de Koerden, en de Armeniërs.                           ANDERE Laat vallen. ‘De 1000 meren van Finland!’                           ENE ‘t Noorden? Ik kom nu al 1000 uren zon tekort.                           ANDERE (raakt geërgerd)Laat vallen.‘Eviva Espana! Costa del Sol!’                           ENE Wat? Daar gaat iedereen naartoe. Daar kom ik mijn buurvrouw tegen!                           ANDERE Laat vallen. ‘De nieuwe wereld: the United States of America!’                           ENE Nieuw? Dat zie ik elke dag op T.V. (klapt zijn ingepakte koffer dicht) Ik wil iets anders, iets speciaals, ik wil een ontdekking!                           ANDERE Wil je een ontdekking? Weet je wat? Ga eens alleen! Egotripper! ( kwaad af)                           ENE ‘Egotripper’? ( erachteraan) Hé wacht! Ik wil best naar de Peloponnesus, de Dordogne, Portugal, Zuid-Afrika, Praag, Canada, Australië… (valt stil) dat is ideaal... (zijn koffer valt open, alles valt eruit, hij duikt om het op te vangen, valt zelf)                           GOD (slaat op de gong) Winnaar van de eerste ronde: de zwarte hoek!   (Andere groet zegevierend het publiek, laat zich door Coach Andere feliciteren)                           ENE Hoe? Wat gebeurt er? Ik heb toch nee gezegd!                           GOD Ja, maar hij ook.                           ENE Hij doet wat hij wil. Wat kan ik daar aan doen?                           GOD Een goeie vraag. Denk eens na. Je hebt een coach, gebruik hem.   (Vrouw loopt rond met bord “2”; Coaches duwen boksers op krukjes, peppen ze op)                           COACH ENE Twee seconden nadenken. Nieuwe taktiek. Minder ‘boef! baf! ’                           ENE Minder ‘boef! baf! ’                           COACH ENE We laten hem komen, we gaan mee.                           ENE We gaan mee.                           COACH ENE En pas als hij je vertrouwt, dàn...                           ENE ‘Boef! baf! ’                           COACH ENE Nee, diplomatisch, geduldig. De vrijheid wordt tactisch gewonnen.                            ENE Diplomatisch, geduldig. (God slaat op de gong, boksers komen op mekaar af) Wat een mooi kunstwerk hebt u hier, meneer.                         ANDERE Ja?                           ENE Als ik zo een schilderij zie, besef ik wat schoonheid waard is...                           ANDERE Hier zit méér dan 30 jaar hard werk in, jongen, in dit huis.                           ENE (bewonderend) Alsjeblief...                           ANDERE En, jongen, wie weet wordt dat allemaal ooit van jou.                           ENE Dank u...                           ANDERE Mijn dochter krijg je nu al, voor de rest zal je hard moeten werken.                           ENE Och meneer, weet u, ik en materieel bezit..                           ANDERE Je bent diplomatisch, dat waardeer ik… Besef jij dat: er zit muziek in WC-buizen.                           ENE Wablief?                           ANDERE Ik dank alles aan WC-buizen. Wie hard wil werken baant snel zijn weg in WC-buizen. Stel je jezelf voor na 30 jaar in WC-buizen - waar je dan zit!                           ENE (wordt er niet goed van) Alsjeblief...                           COACH ENE Laat je niet inpakken.                           GOD (fluit) Stilte in de witte hoek!                           ANDERE 8 jaar in afvoerpijpen, 13 jaar in rioleringen, 10 in beerputten. Wat een toekomst.                           ENE (idem) Dank u...                           COACH ENE Doe iets. Je raakt ingesloten.                           GOD (fluit streng) Laatste verwittiging!                           ENE Het is niet dat ik daar op neerkijk, maar eigenlijk liggen mijn ambities elders.                           ANDERE Meer in labowerk? Proeven op de urinebestendigheid van WC-buizen, ..microscopisch uitwerpselonderzoek, het verrottingsproces….                           ENE Dat is allemaal machtig interessant, maar mijn passie ligt in..                           ANDERE Schimmelinfecties, ik wist het! Geen probleem, je krijgt de job die je wil.                           ENE Dank u, maar ik wil liever helemaal..                           ANDERE ..helemaal onderaan beginnen en je langzaam opwerken in WC-buizen. Je bent geduldig. Dat waardeer ik.                           COACH ENE Aanvallen! ‘Boef! baf! ’                           GOD (fluit snerpend) Strafpunt voor de witte hoek! (Coach Andere juicht meer en meer)                           ANDERE Echt de ideale schoonzoon. Diplomatisch en geduldig!                           ENE Dank u, maar ik vrees dat ik u moet teleurstellen..                           ANDERE Alleen artiesten of wereldverbeteraars, die kunnen mij teleurstellen.                           ENE Nu u het zegt, het is vervelend, maar ik ben toevallig wel..                           ANDERE Die schoften blijven met hun fikken van mijn dochter af!                           ENE (incasseert, wankelt) Ah…veralgemeent u misschien niet een klein beetje..                           ANDERE Mijn dochter verdient het beste, een goed leven, volgens aloude traditie.                           ENE Maar ik hou van uw dochter, meneer..                           ANDERE Vroeg opstaan, WC-buizen, half zes aan tafel, WC-buizen, vroeg gaan slapen, WC-buizen, kinderen kweken, WC-buizen, zondag familiebezoek, WC-buizen, én...als uiteindelijke beloning, het toppunt van het jaar: 14 dagen aan de Costa del Sol!                           ENE Wat?Daar gaat iedereen naartoe, daar kom ik mijn buurvrouw tegen!                           ANDERE Ja, gezellig hè! (klopt hem lachend op de rug) ’Boef!’ (Ene valt neer) ‘Baf!’ (Andere lacht) Jij bent gebuisd!                           ENE ‘Gebuisd’?!                           GOD (slaat op de gong) Winnaar van de tweede ronde: de zwarte hoek!   (de hoek van de Andere zegeviert uitbundig)                           COACH ENE Wij protesteren! De situatie was anders. De tegenstrever was anders.                           GOD Dat is het leven: altijd anders.                           COACH ENE Dat is niet eerlijk. Als dat zo zit, spelen wij ook niet meer eerlijk!                           ENE (krabbelt recht) Ons hebben ze niet meer!   (Vrouw loopt rond met bord “3”; Coaches zetten boksers op krukjes, lappen ze op)                           COACH ENE Derde en laatste ronde. Vanaf nu is alles toegelaten.                           ENE Alles!                           COACH ENE Het enige dat telt is dat we hem volop raken.                         ENE ‘Boef! baf! ’                           COACH ENE Nee, onder de gordel!                         ENE Onder de gordel!                           COACH ENE Maak hem af! Vrij of dood!                           ENE Ik vrij! Hij dood!   (God slaat op de gong: de boksers drinken op een receptie, zien mekaar plots)                           ANDERE (zeer blij) Nee! Zeg dat het niet waar is!                           ENE (zeer geërgerd) Ja alsjeblief, zeg dat het niet waar is.                           ANDERE Dat ik jou hier tegen het lijf moet lopen!                           ENE Ik dacht net hetzelfde.                           ANDERE Mijn allerbeste vriend! Ik droom!                           ENE Een nachtmerrie overdag.                           ANDERE Veel te lang geleden!                           ENE Niet lang genoeg, lang niet lang genoeg.   (Andere lacht maar zuur; God telt hem uit (telt luidop af op haar vingers): “Eén..”)                          ENE Oeieoei, wat ben jij ouder geworden! Dat gaat snel bij jou... (God: “..Twee..”)                           ANDERE (lacht zuur) Boh, een paar jaar maar.                           ENE Niet dat je er ooit deugdelijk hebt uitgezien, maar het is nog een pak erger geworden,                         je houdt het niet voor mogelijk. (God: “..Drie..”) Wat heb jij al die jaren gedaan?                           ANDERE Boh, een mens doet wat hij kan...                         ENE Dat is dan niet veel... (God: “..vier..”)                           ANDERE En wat heb jij al die jaren gedaan?                            ENE Geprobeerd je te ontlopen. Tevergeefs. (God: “..vijf..” - Andere incasseert steeds) En? Nog getrouwd geraakt?                           ANDERE Boh… Dat euh…is niet gelukt. Helaas.                           ENE Wat een verrassing! Hoe kan dat? Met zo’n sex-appeal. (God: “..zes..”; Coach Ene juicht, maar Ene zelf walgt meer en meer) En die kleren. Heel trendy. Echt in de mode - in de prehistorie, bedoel ik. (God: “..zeven..”) Hoe ben jij op dit feestje binnengeraakt? Vermomd als kamerplant? (Andere wankelt; God: ”..acht...”; Ene maakt hem met tegenzin af)En je stinkt nog even erg uit je bek als toen. Een hele opluchting. Er zijn nog vaste waarden in ‘t leven. (God: “..negen..”) Zeg, moet hier niemand zijn padvindersdaad verrichten voor vandaag? Kan niemand mij verlossen van deze trieste treurwilg, deze wandelende dooie tak? (Andere zakt in mekaar op de grond)                           GOD Tien! (slaat op gong en heft de arm van ene omhoog) En de winnaar is, door knock-out in de derde ronde, in de witte hoek: de Ene!                           ENE (lusteloos) Joepie... Wat ben ik blij...                           COACH ENE (omarmt Ene juichend) We winnen! Vrijheid! Je bent vrij! Een winnaar!                           ENE Een zak. Ik ben een zak. (hij druipt af, Coach Ene er paf achteraan; Andere wordt door Coach Andere afgedragen)                           GOD Mensen. Nooit tevreden.                         VROUW Pardon mevrouw, ik heb horen zeggen - ik maak me misschien totaal belachelijk...                           GOD Vraag maar.                           VROUW Bent U echt God?                           GOD (lachend) Zie ik er uit als God?                           VROUW (lacht mee) Nee.                           GOD Ik bèn God.                           VROUW Godver... excuseer, ik bedoel 'Halleluja! - En ik sta zomaar met u te praten...                                                 GOD Zoals te verwachten en te voorzien was.                          VROUW  God, hoe wist u dat?                         GOD Simpel: de anderen hebben tijd nodig om van kostuum te veranderen, en wie beter dan God om de gaatjes te vullen. Meneer heeft even geen inspiratie.                           VROUW Meneer? Wie?                           GOD ‘t Is altijd zo geweest: God als lapmiddel, als vangnet. Ben ik niet meer waard dan dat?                           VROUW Natuurlijk mevrouw, euh...God.                           GOD De mensen hebben lef. Ze verknoeien zelf hun leven en dan zeggen ze: “Waarom laat God dat allemaal toe? Dat kàn niet. God bestaat niet.” Dat zal wel. Als God niet bestond, bestonden zij niet eens.                           VROUW Heel goed gezegd. U moet zich zo niet laten doen.                           GOD (almaar kwader) Tot ze mij eens écht nodig hebben. Dàn besta ik weer wel.                           VROUW Geef ze er maar eens goed van langs, God.                           GOD Als dat zo zit, krijgen ze van mij rap een aardbeving of twee rond hun oren. Of een meteoortje...dat slaat altijd in. Ha! Wacht maar. Ze zijn nog niet af van God.   (gejuich, de boksers komen weer op, op de ceremoniële manier, maar nu in andere kleuren)                           GOD God presenteert: blablabla...in de categorie Gelijkheid...een gevecht...ratata… aan mijn rechterhand, in de rode broek, de kampioen van de schrijver: de Ene! En aan mijn linkerhand, in de blauwe broek: de Andere!   (ze groeten het publiek; trainers peppen hun boksers op - enkel Ene en Coach Ene hoorbaar)                           COACH ENE Tweede gevecht. Wat ga je doen?                           ENE (nog even lusteloos) Vechten, zeker?                           COACH ENE Vechten! Waarvoor?                            ENE Omdat jij het zegt. (krijgt een mep van zijn coach, meteen)Voor Gelijkheid.                           COACH ENE Voor Gelijkheid! En waartegen? Tegen…?                           ENE Tegen mijn zin. ( krijgt weer een mep, meteen) Onderdrukking. Tegen Onderdrukking. Nu heb ik het.                           COACH ENE Dat is mijn jongen, zo wil ik het horen. Pak hem! (Vrouw passeert met bord “1”, God slaat op de gong, Ene springt recht)                           ANDERE (blijft zitten, net als Vrouw af wil gaan) Schat!                           VROUW Pardon?                           ANDERE Weet je dat jij dat heel goed doet?                           VROUW Wat?                           ANDERE Je hebt het of je hebt het niet, en jij schat, jij hebt het: klasse.                           VROUW (straalt) Néé!? Jàà? Dank u wel, meneer de Andere.                           ANDERE Andy, zeg maar Andy.                         ENE Zeg, wat gebeurt er hier?                           GOD Hier wordt gevochten, wat anders?                           ANDERE Schat? Ik moet vechten, en ik heb nog geen massage gehad.                           VROUW O.                         MAN Wees eens een schat, schat.                           VROUW O natuurlijk Andy. (ze masseert zijn rug)                           ENE Scheidsrechter! Wanneer begint hij nu?                           GOD Wanneer begin jij nu? De eerste ronde is halverwege, je staat flink achter.                           ENE Hè? Hoe?                           GOD Trek je ogen eens open.                           ANDERE Zalig. Jij kan meer dan je denkt. Ik zal eens een goed woordje voor je doen. Hogerop.                          VROUW Wow! Bedankt, Andy.                           COACH ENE Vooruit, doe iets!                           ANDERE Nu mijn benen. Wees eens een schat, schat. (ze doet het)                           ENE Meneer, dat meisje is uw slaafje niet.                           ANDERE Jaloers? (tegen haar) Je bent echt een schat.                           ENE Gelijkheid van de seksen: nog nooit van gehoord?                           ANDERE Gelijkheid? Kennen wij heel goed, hé schat? Jij zorgt voor mij, dan zorg ik jou... Maar om een goed woordje te kunnen doen, moet ik je beter leren kennen. Schat. Wat zou jij ervan zeggen... (fluistert grijnzend in haar oor)                           COACH ENE Hij pakt haar. Niet laten gebeuren. Pak hem verdomme!                           ENE U hebt geen enkele respect voor deze vrouw. Ik verbied u..                           ANDERE Ken jij haar? (tegen haar) Ken jij hem?                           VROUW Nee.                         ANDERE Waar bemoei jij je mee?                           ENE ‘t Gaat om 't principe. Ik kom in opstand als ik een macho een vrouw zie misbruiken.                           ANDERE Wat ga je eraan doen? Op mijn gezicht slaan? -Doe rustig voort, schat.                           ENE Fysiek geweld is beneden mijn waardigheid.                           ANDERE Je bedoelt, boven je vaardigheid...? (tegen vrouw) Schat, je doet me goed. Ik voorspel je een grote toekomst.                           ENE Dit is echt het laagste van het laagste.                           ANDERE (kreunt van genoegen)Ja, nog lager... Ja, daar...                           ENE (zet zich in bokshouding) Ik daag u uit. Een gevecht. Van man tot man. Nu.                           ANDERE Ben je gek, dit is veel lekkerder. Vecht maar op je eentje. Hmm schat... (Coach Andere juicht, de Ene staat paf, laat zijn armen zakken)                           GOD (slaat op de gong) Winnaar van de eerste ronde: de blauwe hoek! (Andere groet zegevierend het publiek, laat zich door Coach Andere feliciteren en verzorgen)                           ENE Maar dat is niet eerlijk! Hij wil niet vechten!                           COACH ENE (trekt hem neer, coacht) Zo kan je hem nooit verslaan.                           ENE Twee seconden nadenken?                           COACH ENE (ziet hoe Vrouw met bordje “2”passeert)Nieuwe tactiek. Negeer hèm. Gebruik hààr.                           ENE Hè? Hoe?                           COACH ENE Zij kan hem makkelijker raken dan jij.                           ENE Ze kan hem toch niet neerslaan.                           COACH ENE Als je de tiran niet kan overwinnen, breng dan de slaven tot opstand. Werk op haar in. (God slaat op de gong)                         ENE (net als Vrouw af wil) Juffrouw!                           VROUW Pardon? Wilt u ook een massage?                           ENE Nee, ik wil alleen maar zeggen dat u meer waard bent dan wat mannen u laten doen.                           VROUW  Ah, u wil ook een goed woordje voor mij doen, hogerop?                         ENE Nee, ik help u niet. U zal voor uzelf moeten zorgen.                           VROUW O. Oei.                         ENE Uzelf verdedigen. In opstand komen. Tegen mannen die u misbruiken, zoals hij daar. Zie je dat niet, hij wil iets van u.                           VROUW Nee!                           ENE Als u hem gelooft, wordt u uiteindelijk niets anders dan zijn hoertje.                           VROUW Hoertje?                           ENE  De waarheid kwetst, ik ben eerlijk.                         ANDERE Hij, eerlijk?                           ENE Ik wil niets van u. Hij wel. Dat zijn de feiten.                           ANDERE Dit is een wedstrijd, hij wil winnen. Dàt zijn de feiten.                           ENE U moet er iets aan doen. U moét vechten.                           ANDERE Dat zal wel. Als jij tegen mij vecht, dan wint hij. Hij wil dat jij voor hem wint.                           VROUW Is dat waar?                           ENE Als u tegen hem vecht dan win ik, ja, maar als ik win wint ù ook. Als hij wint, dan wint u niet, want hij vecht tégen u, maar ik niet. Ik vecht voor u. Dat is het verschil. Begrijpt u?                           VROUW Ik begrijp het: alle mannen willen iets van me.                           ENE Maar nee!                           ANDERE Maar ja. En ik kom er tenminste voor uit. Dàt is het verschil. Bij mij weet je het.                           ENE Wat ik wil, is voor uw bestwil! Ik wil gewoon dat u...                           ANDERE ...dat jij de klappen krijgt in zijn plaats. Dàt wil hij. Zie je het?                           VROUW Ik zie het.                           ENE Wilt u dan heel uw leven ongelukkig blijven? Dat is dom!                           VROUW Ik wil niet vechten voor u. Waar moeit u zich mee? ‘t Ging best voor u ertussen kwam. Niemand kafferde mij uit. Nu ben ik een hoertje, dom. Laat me gerust! (loopt snikkend af, duwt Ene opzij, hij valt neer)                           GOD (slaat op de gong)Winnaar van de tweede ronde: de blauwe hoek!   (de Anderen vieren feest - Ene ligt er verwezen bij)                           COACH ENE Je moet tegen hem vechten, niet tegen haar!                           ANDERE (grinnikt) Ik moet zeggen: je hebt haar echt voor je gewonnen.                           GOD Laat mijn meisje gerust. Straks kan God nog zelf met dat bord rondgaan.                           COACH ENE Ik weet het even niet meer. Nieuwe tactiek…euh…                           ENE Ik wil toch niet meer vechten.                           COACH ENE Daarnet lag je ook achter. Je kan nog winnen.                           ENE Ik wil niet meer winnen, denk ik.                           COACH ENE Jij doet - ik denk.                           ENE Heb je haar niet zien wenen? Heb jij geen gevoel?                           COACH ENE Gevoel? Ik dènk.                           ENE Dus jij denkt - ik doe?                           COACH ENE  Dat is het.                         ENE Ik doe… ik doe... mijn handschoenen uit. (en gaat achter de Vrouw aan)                           ANDERE Aha. Hij geeft op?                         COACH ENE Zie jij een witte handdoek? Hij komt terug. (en gaat achter Ene aan)                           GOD Hij heeft nog 15 seconden. (en loopt dan maar zelf met het bordje “3” rond)   (Vrouw betraand op -Ene achter haar aan, Coach Ene achter hém aan)                           VROUW Het spijt me. (neemt het bordje van God over, doet haar ronde)                           ENE Het spijt mij. Je had gelijk. Om hem te raken, wou ik u raken.                         VROUW Mannen zeggen zoveel. Ga maar lekker vechten. Het is tijd.                         ENE Ik kan niet meer. Ik heb zo te zien niet het karakter dat nodig is om te winnen.                           ANDERE Pathetisch.                         VROUW Wat zit daar achter? Wat wilt u nu weer van mij?                           ENE (tracht zijn handschoenen los te krijgen) Hulp. Ik krijg mijn handschoenen niet uit.                           VROUW U stopt? Echt?                           COACH ENE Maar nee.                           ENE Maar ja.                           ANDERE God, mag ik mij dan ook gaan omkleden?                           GOD Zie jij een witte handdoek? Vechten!                           ANDERE Tegen wie?                           VROUW U stopt...voor mij?                           COACH ENE Ik zeg nee.                           ENE Ik zeg ja. Op één voorwaarde. Als u dan een ietsje minder ongelukkig bent. Ik kan daar niet goed tegen. Als dat zou kunnen heb ik genoeg gewonnen.                           VROUW Maar dàt is lief...                           ANDERE Is die komedie nu nog niet gedaan?                           VROUW Dit is geen komedie. Opgeven bewijst dat je gevoelens hebt, wat meer is dan ik tot nog toe van jou gezien heb.                           ANDERE Wat krijgen we nu?                         VROUW (doet handschoenen van Ene uit) U hebt gewonnen. Ik ben een ietsje minder ongelukkig.                           ENE Dan voel ik mij ook een ietsje minder ongelukkig. Dank je.                           ANDERE Ik moet kotsen.                           ENE Een vrouw als u die een man nodig heeft om zich goed te voelen, om te weten wat ze waard is. ’t Zou niet mogen. (hij wil afgaan)                           VROUW (houdt hem tegen) Ga zo niet weg.                           ANDERE Laten gaan, schat. Je bent beter af met mij.                           VROUW Ja? Jij zou nooit gestopt zijn voor mij. In geen honderd jaar.                           ANDERE Waarom zou ik stoppen? Ik ben gewonnen.                           VROUW Ja? Mij ben je verloren. (tegen Ene) Ik stop ook. Ik hoef dit niet te doen. Ik ga iets doen dat ik echt graag doe.                           ANDERE Aha, ik heb zo een idee wat dat kan zijn... (hij wil haar omarmen)                                 VROUW Wees eens een schat, schat? (duwt hem van zich af, hij valt neer, Staat op en gaat kwaad af, Coach Andere gooit witte handdoek en volgt)                                 GOD (slaat op gong) En de winnaar is, door opgave, in de rode hoek: de Ene! (heft zijn arm hoog)                           COACH ENE (omhelst juichend zijn bokser) Wij winnen! Yes! Gelijkheid!                                 ENE Ben je gek? Ik kàn niet winnen. Ik heb al lang opgegeven.                           COACH ENE Maar ik niet!                           GOD Zoiets kan alleen in toneel: de goeie wint altijd.                           COACH ENE Geniale nieuwe tactiek! Ik wist dat niet: jij kan denken!                           ENE Als dat waar is, heb ik jou niet meer nodig. Je bent ontslagen.                           COACH ENE Wat…?! Dat is zo typisch. Als een man verliefd is, schakelt hij meteen zijn verstand uit.                           ENE Ik ben niet verliefd.                           COACH ENE Typisch, hij wéét niet eens dat hij verliefd is. De vrouw regeert, de driften dicteren.                           VROUW Hé! Ho!                           ENE Uit mijn ogen, mislukte trainer. Vanaf nu wordt er over mijn leven niet meer nagedacht. Dat brengt alleen maar ellende, dat is nu wel bewezen.                           COACH ENE Ik ben al weg. Ik ga iets drinken. Met zo’n eigenwijs ventje kan ik niet werken.                           ENE Je bent niet meer nodig. Vanaf nu ga ik alleen op het gevoel af.                           COACH ENE Altijd dat verdomde gevoel. Ik verwittig je, zonder je verstand zal je niet ver raken.                          ENE Ik wil nergens raken. Hier wordt niet meer gevochten, gewonnen of verloren.                           GOD (gaat met Coach de zaal in)Oef, dan kan ik eindelijk die scène af. Dat stomme pak uitdoen.                           COACH ENE (in deur zaaluitgang) Zie je nu!. Zonder God zal je niet ver geraken. (gaat kwaad af)                         GOD (in deur zaaluitgang) Ach, wie weet... Ik ben benieuwd... Pauze. Tot seffens. (gaat glimlachend af - donkerslag - eventuele pauze)

Hazelof
0 0

Wat zazen de wanzen zo zalig vooruit (14/08/2013)

Man staat op het podium op een groot bed van klavertjes 4. Hij zoekt hiertussen het enige klavertje 3 die daar verborgen zit. Eerst door subtiel rond te kijken naar beneden. Later kruipt hij al hurkend door het veldje. Nog later op handen en voeten. Hierna legt hij zich tussen de klavers. Een vrouw komt binnen en net als de man ongeduldig begint te krabben in de aarde, begint zij te slaan op een tafel die niemand kan zien, maar die wel degelijk daar op het podium staat. Na enkele minuten serieus doorslaan op tafel, begint de man te slaan op zijn klaverveld. Ze slaan nu tegelijkertijd. De man en de vrouw beginnen samen te schreeuwen, heel furieus, heel luid. Het geschreeuw begint te wisselen van toon en begint na een tijd een rustige melodie te vormen. De vrouw begint te neurieën. De man zingt: -Katharina Met je lange haren van rood Breng morgen je kind naar de schoot van het land die zonodig je aanroept die stil met je praat Op het plein met de bomen die zich vluchten die staan naar het straatlicht die roepen je naam Katharina laat me gaan laat me gaan laat me gaan De vrouw neemt een pot rode verf en loopt hiermee naar de man. De man staat recht. Ze begint hem geheel onder te verven; met uitzondering van zijn handen. De man streelt met zijn handen de wangen van de vrouw. De man spreekt: -Van dorpen en huizen zie ik vaak enkel de gevelAls ze me nu eens aanspraken en me konden vertellen wat ze hebben rommelen in hun grote buiken Hoe vaak de hond uitgelaten werd? Of de poes wel te eten kreeg? Hoe vaak de apen met elkaar vreeën? hoe vaak die vrijpartijen gemeend waren? Of ze gelukkig zijn Of ze leven Of ze zich doden De vrouw antwoordt: -Geen vrees in mij zit geen een man die geen vrees heeft wees niet bang Enkel de muizen zijn bang maar in de kamer van het hol van de witte muis die in mij leeft zijn er kleine kinderen ze roepen naar hun moeder ze krabben en bijten elkanders oren afze zijn zich aan het hoeden voor de waarheid voo de rede dat hun moeder hen verlaten heeft voor de pijn dat ze weg is voor... De man schreeuwt: -GENOEG! en knijpt de keel dicht van de vrouw die dood valt. De man kijkt naar zijn handen en ziet het bloed stromen dat onzichtbaar is voor de kijker. De man neemt groene verf, ontkleedt de dame en tekent een grote klaver 3 op de haar buik, waarvan twee blaadjes haar borsten zijn. De man verlaat het podium licht valt uit Doek valt in 1 seconde naar beneden luid geschreeuw -fin-

Alexander Vrijdewei
0 0

werktekst 2 toneelstuk Kaat

don’t leave me in the steek de stakes are high steek in mijn zij, steek onder water you drop a lot of steken maar dat is niet erg steekt een steksken aan voor    de maagd er is een plexiglas tussen mij en de anderen, ik hoor gedempt hun stemmen, weet ge als ge maagd zijt is dat uw gevoel, zij horen elkaar zuiver en weten waarover het gaat, ik zie wat ze doen maar ik kan alleen maar raden wat de echte betekenis is als ik de daad daadwerkelijk heb ervaren. Ik schaam mij en toch ergens ben ik trots voor bij dat clubke te horen, mijn ouders zijn trots en god waarschijnlijk ook. Ontmaagd worden is ontwijd worden, het cadeau is dan uitgepakt, de nieuwsgierigheid en de spanning ook, hoe langer ik wacht, hoe groter het cadeau, maar het is niet gemakkelijk om zoiets dan nog uit te pakken, snapt ge? laaik a veurgen, touch touch touch touch touch me for the very first taaaim   de vechter wat een klotemuziek, yihaa, knots mot, woesjjjj, banzai, bruce lee   het kind mamaaaaaaaaa ik wil naar huis, ik wil niet meer naar marcelle, marcelle stinkt naar pipi en ik lust haar snoepjes niet,  k krijg ze niet uit het papierke dan ziet ze dat dan zuigt ze dat los geeft ze die snoep en moet ik hem opeten en haar adem riekt naar het kanaal of het putteke van de wc van het café die bol smaakt dan naar overgeef, ik wil naar huis!   de weduwe ik stap naar huis waar ik weer in een koud bed kruip, waar mijne man naast mij is koudgeworden, het verdriet het staarde in zijn ogen die ingezakt waren, dat is het eerste dat op valt aan nen dode, als ne gast op den tram naast mij zit te dommelen en zijn ogen sluit, dan kijk ik naar dat leven dat er nog inzit, dat vocht en dat warm pulserend bloed. Die warmte mis ik. wil tegen zo’n lijf liggen waar het bloed nog stroomt en het hart nog kan galopperen en met die gloed ben ik terug in hem en met hem en door hem en is niks weg. Zou diene gast mij willen? Mijn koud bed is te akelig en het ruikt nog naar afscheid.    de profeet  heb zo hard nagedacht, denk dat ik bijna een oplossing voor het wereldprobleem zie   de thuisloze ziet ge het zitten van weg te lopen van waardat ge vandaan komt? is ‘t moeilijk om terug te kijken? kunt ge tonen wie dat ge zijt als ge teruggaat of moet ge liegen? hebt ge wel al door dat ge weg zijt gegaan? en ziet ge wel waardat ge naartoe zijt gelopen? is dat nu wat ge hebt gewild, of is’t niet bewust gebeurd? deed mijn intrede door brussel zat in nen bocal keek naar de mensen en ‘t was erger dan de maskers van ensor de mensen dicht bij mij waren uitgerokken, gesmolten rubber de mensen verder waren doorschijnende gel kon door hun zien, ik zag hun zielen, van waar ze kwamen van sommigen was ik zo bang en ik verstijfde in het midden van een kruispunt Alle auto’s kwamen op mij af als speren, toeters scheldend hoongelach, dat is normaal, zei ik tegen mijn eigen, ze moeten u hebben, ge voelt de wereld echt, dit is uw kern. ‘t was ofdat ik in de matrix zat iedereen rondom mij was niet hoe hij of zij zich voordeed, en ik was één of andere Harry Potter Christus die de wereld begreep en doorzag maar het kwaad had mij door en zat achter mij aan. Na de doodangst kwam een rust groter dan dit universum k legde mij neer in het midden van dat kruispunt, ben toch al ontelbare keren gegaan, al dat kwaad is een deel van mij, ben zelf meer dan de hel,ik hoor niet bij de hemel, ben diegene die ze heeft bedacht,                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        die mezelf heeft gecodeerd en gevraagd van te splitsen om hier op straat te liggen en mijn vuiligheid in honderden mensen te steken; ge kent mij, ge wilt mij negeren maar ge ziet gewoon wat het is een stukske viezigheid kiezigheid dat is wat de wereld is          en den artiest ik heb een liedje voor jullie gemaakt, ik heb ook een gedichtje gemaakt, ‘t is eigenlijk meer ne roman, ik heb ook voor jullie iets geschilderd, ik heb ook iets gekookt, Noordzeetong Gevuld als zeetongrolletje, asperges, kwarteleitje en waterkers. In schuimende boter gebakken, asperges, tuinbonen Fluwelen soepje van kreeft met selder, tomaat en dilleen tomaat met basilicumolie Gebraden parelhoenfilet,mosterdroom met koningskrab, tomaat en dragon. Asperges en lenteknolletjes met romanescobloemkool Aardappeltaartje met asperges, pancetta, broccoli en parmezaan Aardbeien, frambozen en mangomascarponemousse en vanilleijs ik heb ook een dansje bedacht, ik heb ook gedacht aan het decor, aan een toneeltje, ik heb ook een kostuum gemaakt en rekwisieten geknutseld, we hebben niet meer zoveel tijd, zal ik dan alles in ene keer tonen, of op nen andere keer als ge u wat meer op uw gemak voelt bij mij, en ik bij u want ja dat bepaald wel veel voor het effect misschien had ik mijn ouders niet moeten uitnodigen   maar goed ik begin en ik steek een steksken aan

lucia Rozenkin
10 0

werktekst toneel voor Kaat

Onze vader was ons dierbaar en de hem geschonken aanbetrouwde kinderen, -wij dus- waren hem dierbaarder als zijn eigen. Hij zag zijn zoon, de kassier, vluchten met alle gelden, welke de goedgelovige oudere dochters hem toevertrouwd hadden. “Goed waar prijst zichzelf aan” zei de zoon, en hij weette de dochters zo netjes aan te preken dat men wel moest in dienst van zijn overtuiging alles van hebben en huizen en houden afstaan. Het was zijn stem, zijn gave huid, zijn ongeschonden tanden, zijn filantropie, eigenlijk was alles zo idealistisch en sexy, de dochters waren trots op hun broer. “Ik beveel u mijn huis aan” zei de oudste dochter, “ik heb hier jarenlang geleefd in warmte en geluk en mijn kinderen houden van uw aanbiddenswaardige wijsheid, de opgaande zon en al wat in dit huis gevierd is van het schoone, ook ik was eens een gevierde schoone die tal van aanbidders had. Niemand heeft God ooit aanschouwd, maar nu sta ik sprakeloos mijn broer, een krijgsheld aan te schouwen en aanschouwen is dichterlijk, en wordt daarom alleen gebezigd van voorwerpen van verhevener aard, het is gemeenzaam bezien, sterker als wat men aanzien noemt ten gevolge van een onweerstaanbaar gevoel van verwondering of begeerte. Ik zeg u ik begeer mijn broer niet maar was hij mijn broer niet geweest ik had meer dan aan een schrijn aanbeden. Een vriendin trof me en iemand treffen is sterker dan iemand iets aandoen, ze zei: een domme menigte dicht hen die als hervormers der maatschappij optreden altijd zelfzuchtige bedoelingen toe, wat ge uw broer ook ten laste legt, het is zeker geen gierigheid, het is angst. En angst is sterker dan kracht want het moordt, het doodt, het roept schande, het zaait twist en rukt elke band los, het geeft een kick. Ik geloofde haar niet, hij was ontastbaar. Dat kon niet anders. De tweede oudste dochter zei: Ik ben niet helemaal naar dit vaak over het hoofd geziene land gereisd om namaak gsm’s, plastieken sandalen en gekopieerde dvd’s te kopen. ik ben hier voor u gekomen. Ze kwam van Amerika, het beloofde land, dat haar grootvader had geknecht en haar grootmoeder had verkocht, waarvan haar zucht naar schoonheid bevestigd werd in Kenneth Cole en Cole Haan. Ze was als enigste gebleven want luxe was in haar ogen zachter leven.   - Ik wist dat ge een fetisheur waart, broer. Ge sist als ge uw geloof verkoopt en die roestige schalen vol rottende kadavers van kikkers en kraaien naast half gescalpeerde koppen van knaagdieren, apen vol maden en hompen nijlpaard; de ingrediënten voor uw offers bedwelmen mij meer van de ontbinding dan van de vroomheid. Alle mensen zijn zondaars, maar goddelozen zijn gelukkig een uitzondering. Ge leest in de tanden van slaven den blauwdruk van wat ge gedaan hebt met uw volk en wat ge kunt doen met een volk. Onze voorvaderen werden verscheept omdat ze zaten op de schedels van hun eigen volk en zo’n volk dat moet overwonnen worden en het bloed dat vloeit moet gemengd worden want zo’n gruwelijk ras, dat moet vermenigvuldigen. onze oudste zus heeft het bloed vermengd met leem en er een huis van gebouwd,  ik niet ik maak niet graag de dingen zelf, ik spendeer mijn tijd daar niet aan. Ik hou niet van tijd verspillen. Als ge aan mij vraagt wat komt ge hier dan doen. Ewel hetgeen waar ik goed in ben: shoppen, relativeren en uitgaan en van mijn sociale contacten genieten. A jaa, en ook wat genieten van mijn broer, want ja, ge hebt een plan en ik ben wel benieuwd. En zo geschiedde: hij schoot de duiven van de oudste uit de oksels van haar dak, hij gooide zaad en trok voren in het stukje land dat rond haar huis lag, zo werd haar voedsel schaarster en haar huis was een baken. ze kon nergens naartoe want waar zij ging en de aarde bewerkte, smoorde hij de planten met biodynamische compost om zijn duurzame tirannie uit te bouwen       de zweter   america is a business, china is a factory and europe is den brilsmurf ik zit op den tram ‘s morgens en ‘s avonds en ‘s vrijdags zuip ik mij lam bij nen boomstam als ge hem omlegt ziet ge aan de ringen hoe oud hem is bij mij ziet ge aan mijn zweetringen van mijn kostuum hoe lang dat ik al ambtenaar ben ambetantenaar riep er ooit enen op den tram dat zweet geeft mij altijd ruimte als ik mij was dan is’t om zeep   de gevoelloze   ‘t is om zeep, après moi le déluge, kapt diene beton vol solventen, maakt de weereld manisch depressief, in bali bestaat dat niet, misschien enkel wat tsunami tussen de loverboys en kinderhoeren, en al dat ecologisch gewauwel, ik kap liever diesel in mijn tank, ik heb op alles al gezeten behalven op den tram loopt er maar onder   de gelovige . een laken een lijkwade met het gezicht van den heiligste een fleske gewijd water van Lourdes, ne paternoster, vier kristallen en de juiste tarotkaart, de gehangene, dat ben ik altijd ondersteboven, mijne kop zwaar als ne watermeloen maar licht van de schone gedachten over karma en den hemel, over planeten vol liefde en goden die mij opnemen in hun heilige tempels ik stap nooit met mijn rechtervoet eerst uit bed want dan gebeuren er slechte dingen die dag, maar als ik dan met solfer mijn kamer reinig dan kan ik naar buiten dan zien de engelen mij weer, ik ben dan zo blij dat mijnen bewaarengel gloria zingt als ik vijf weesgegroeten prevel, den dag is goed

lucia Rozenkin
8 0

we are based on deception kaat arnaert en rosalie vw 11-11-2011

bienvenue, wilkommen welkom welcome   I start first in english because you know they won the war, and as you see this exposition is about world war I   (nu komt dus een stukje Prince mijne all time favoriete) my name is katinka arnardo. i am an art critic Rosalie asked me to be here. and talk to you, and reflect with you about here work. so, Dearly beloved I think We are gathered here today to get through this thing called life   Electric word life It means forever and that's a mighty long time But I'm here to tell you There's something else The afterworld lady’s and gentleman, there is A world of never ending happiness You can always see the sun, day or night   So when call up your doctor in Brussels Instead of asking him how much of your time is left Ask him how much of your mind, baby.   Cause in this life Things are much harder than in the afterworld In this life You're on your own and I am not gonna talk anymore in english   ik ben Katinka Arnardo, kunstkritikus van het weekblad kut kult kunst in english kiss cult art   u ziet aan mijn haar dat ik mijn werk zeer serieus neem. ik pas mij namelijk aan aan het werk van de kunstenaar en ik heb hier geluk want ik mocht hier mijn lievelings kleur gebruiken. ( Kaat met elektriekblauwe pruik) toen ik twee weken geleden een lezing hield over Luc Tuymans dan had ik een bijvoorbeeld grijze pruik. Ik vond het belangrijk om helemaal mee in zijn werk te vervagen. ik vind het belangrijk dat je merkt dat ik de kunstenaar helemaal snap het gaat hier zeer duidelijk om het gebruik van kleur: voor mij is kleur primordiaal in kunst. kleur is “sesam open u”, kleur is vibratie, kleur glinstert. kleuren geven me informatie over mijzelf en anderen. ik wordt daar echt lyrisch over: wanneer ik me in een blauwe kamer bevind, mijn lievelingskleur, en een soort lichamelijke gewaarwording voel, weet ik dat er voor mij in die kleur informatie verborgen ligt. Het is alsof blauw met mij in contact probeert te komen, mijne plexus solaris trekt dan samen en iedereen ziet aan mij dat ik in contact ben met de ruimte, met de schilderijen, ik zweef en voel wat de kunstenaar heeft bedoeld. ik doorleef dat, ziet ge ik wordt dan kunst, één met enfin, een installatie of ne gekapte steen, het doet er niet toe, maar hier dus op deze tentoonstelling, kan ik me vereenzelvigen met dat kanaal, want ja het is een lied, een taal, een geheugen van iets van een verleden in kleur gezet, ik wordt daar zo gelukkig van maar bon radeloze Rosalie heeft een hele expositie bij elkaar geverfd een hele zaal met rood en groen en recht en rond en gevoelig gekweld bezeten. En daar wij van het leven van Rosalie weten dat het een kosmische strijd om de kleur en de vorm en de toets en de verfhuid de blabla de bloblo de blauwblauw is, dat ieder stilleven een snauw van wanhoop, ieder portret een sterfhuis van smart is, een kreet en een aanklacht, zijn wij voordat er museale aandacht komt, voor de kunstenaar zijn vragen, en voor de pers hier lucht van krijgt komen kijken, of zij nu nog leeft en haar beide oren heeft, en ja hoor Rosalie wilt zoals elke kunstenaar het betaamt als klassiek opgenomen worden in de heldengeschiedenis van kunst en cultuur maar rozalie Waarom, waarom die wapenstilstand. Het is nochthans nooit wapenstilstand in je hoofd. eh rozalie Daarop beste gepriviligeerde uitgenodigden heb ik Katinka Arnardo hoofdredacteur en kunstcriticus van het befaamde blad Kut Kult Kunst een antwoord.   de wereld is een verhaaltje, en wie dat het beste kan vertellen mag de verteller zijn.. en voor alle duidelijkheid.. dat ben ik.. de wereld is een vliegmachine en een vliegmachine dat heeft een piloot... de wereld is een hond en een hond heeft vlooien, de wereld is een cadeau, en cadeaus dat koestert ge hoe lelijk dat het ook is. wereld is pikant schijt... niet naast kijken en zonder grip, de wereld  is een wemelend zoemend bijke en een bij prikt u àls ge uw plek niet kent mensen die altijd weglopen van bijen... zit gewoon stil.. laat em gerust.. de wereld is druipende honing.. en honing plakt en maakt u dik als het niet juist gebruikt de wereld is een herfsteblaadje en als ik dat zie vliegen dan wordt ik gelukkig de wereld is dartel, gul en vrijgevig. de wereld is goud en golden is silence but my heart can't stop beating this loud loud rythm of glitter and love glitter and love, love and love, pounding in my body, pumping in my brain gold gold gold, it is driving us insane en gij meneer, gij ziet er  een beetje geel uit dat is een kleur waar ge niet op of onder kunt, zijt gij nu gelijk stuifmeel of zand? of is het u lever of uw gal. dat is ok,meneer,  sommige mensen vinden geel schoon.. vraag bijvoorbeeld aan een schildpad wat schoonheid is en hij zal zeggen dat dat zijn wijfje is.. haar twee uitpuilende ogen die bijna uit haar kop springen vraag het aan een boer en hij zal misschien twijfelen tussen de kont van zijn koe of die van zijn vrouw.. vraag het aan mij en ik zeg zeg blauw, blauw zo flauw dat ge het bijna groen zou noemen,  het blauw van een koekoek dat den nacht streelt het is een blauw dat afscheid neemt omdat het lichter wordt het is blauw dat gelijk rood is.. daar graaft ik in innig wilt zijn, dat riekt naar welkomen, het  doet mij doet zoeken naar de tetten die ik nooit heb gehad, snap ge? het rood van een man die met zijne schuurpapieren baard lichaam belijdt... of ik die in mijne rode soutien op ‘t zijne rijd. puntje puntje ijt ijt ijt.. mijn vader zou zeggen: rood dat plak aan mijn kakpapier als ik te veel en te te vol, te graag en met spijt … rood gelijk een ruwe kaak van’t gefrot van de winter die bijt, niet het rood van boerebollekeszakdoeken rood, van schaamte, terechte schaamte voor’t paniek van’t vreemde... bang van de dood met het bloed.. en ge wordt blauw,  en blauw dat is het onmetelijk kille gevoel dat ge er bij krijgt... als ‘t er een soldaat op u rijdt zonder spijt... buktje wuvetje kgo je nar us duwn! hahahaa dat wil’t zeggen buigt uw vrouwken, kga u naar huis duwen .. jamma... ik bent efkes kwijt... ‘t ging over de lucht... ‘tging over de lucht.. tging over de wereld.   de wereld hypnotiseert  zoals kolen gloeien, en ze houdt u warm aan de stoof. Rosalie en ik zitten graag aan het vuur, maar niet aan de haard.   wij zijn soldaten en ge heb het nog niet in de gaten de uren gaan lang duren uw deurklinkers gaan verzuren buren zullen u haten muren tegen u praten principes, en kaders en wapens en iets op ijven zullen altijd onmacht blijven het is tijd. tijd voor rare dingen, tijd om het niet te willen vatten om te stoppen want wat als de electriciteit uitvalt. hooba hooba hooba shakkaa .. hooba hooba ok,  stel u voor we zitten in een kunstgallerij en het is zeer warm en de zaalwachter snurkt zachtjes. En ik werp een blik langs de muren en ik zie handen en ogen en hier en daar verdwijnt een gezicht onder een vlek licht. Als ik mij naar een portret van Rosalie keer dan houdt iets me terug. Van het doek werpt een soldaat een heldere blik naar mij, hij staat rechtop, heeft het hoofd licht achterover geheld, in zijner handen, tegen zijn kopergroene pantalon houdt hij zijn fallische telescoop gericht en ik kan mij niet aan een zekere bewondering onttrekken niets dat aanleiding geeft tot kritiek. Grote voeten, smalle handen, brede worstelaarsschouders, een glimmende Hercule Poirotsnor en een helm en een zweem van fantasie. Een bescheiden elegantie Hij biedt jullie op hoffelijke wijze de gladheid van zijn rimpelloze geweer en gelaat, de schaduw van zijn glimlach zweeft zelf over zijn lippen. Maar zijn zwarte ogen glimlachen niet. Hij ziet er vijftig jaar oud uit maar dat is door al die miserie, hij is nog zo jong en fris vijventwintig of dertig. Hij is schoon, ik zie er van af naar tekortkomingen in hem te zoeken maar hij laat mij niet los. Ik lees in zijn ogen een rustig en onverbiddelijk oordeel en ik begrijp alles wat ons scheid. Het raakt hem niet hoe ik over hem denk, Zijn oordeel gaat als een zwaard door mij heen. En het trekt mijn recht tot bestaan in twijfel. En het is waar, ik heb er mij altijd rekenschap van gegeven dat ik niet het recht bezit om te bestaan. Ik ben bij toeval verscheen, ik besta als een steen, als een plant, een microbe, mijn leven zet zich lukraak voort in alle opzichten, het geeft me soms vage tekens en andere keren voel ik niks anders dan een gemurmel zonder gevolg. Maar voor die soldaat thans dood, is het anders geweest. De slagen van zijn hart en de gedempte geluiden van zijn organen waren voor hem kleine zuivere en plotseling optredende rechten, gedurende de oorlog had hij zonder in gebreke te blijven gebruik gemaakt van zijn rechten om te leven, om te blijven bestaan. Wat een prachtige zwarte ogen, er gaat niet de minste twijfel door. Hij had steeds zijn plicht gedaan, zijn gehele plicht als zoon, als echtgenoot, als vader, als hoofd van zijn bedrijf. Hij had ook zonder zwakheid zijn rechten opgeeist: als kind het recht om goed opgevoed te worden in een eensgezinde familie, het recht op de erfenis van de vlekkeloze naam, als echtgenoot het recht om goed verzorgd te worden, het recht om omringd te worden door tedere genegenheid, als vader het recht om vereerd te worden en als officier het recht om zonder gemopper gehoorzaam te  worden. Want recht is nooit anders dan de andere kant van een plicht. plicht, plicht,  plicht is vullend en met een hele lange nasmaak. hmm.. misschien gelijk gal, ‘tlaatste stukse, tlaatste... en ‘ t begin van ‘als ge niks meer te kotsen hebt’ en groen jaaaaa die fosforbommen jong........ zeer bevreemdend allemaal.. ik heb vanalles gelezen en ge zocht naar vanalles om het te begrijpen. maar vanalles dat zwijnestront en zwijnestront dat stinkt. en geuren das voor een andere keer. rosalie houd van bevreemding.. de bevreemding zit in haar kleuren... het roos en het is oranje en het  is groen en het is oneetbaar, gelijk electriek, ‘t is lawaai en het blijft tuten gelijk een bom ietske verder van uw bed, het is een even universeel geluid als een geluid van een dampkap. het flitst door ons kop maar het zit niet in ons lijf... of niet meer... groen is wat de mensen van dromen maar meestal missen. groen is natuur, en natuur is waar goed en kwaad geen naam meer hebben en  waar de mens verdwijnt. voor natuur is een mens zijn kop daar te klein voor.. een mens probeert giftig maar ons gif dat zit alleen maar in’t kopke en we blazen dat uit gelijk koue lucht en de aardbol die die vangt het op en de wilde woeste blaast het weg en de marie louise gaat op en neer. De Marie-Louise danst op en neer Ze gaat dwars door de woeste orkaan En de huilende wind gaat weer wild tekeer Maar de Marie-Louise zal nooit vergaan Lalala.... Maar de Marie-Louise zal nooit vergaan   als je in het midden van een verhaal zit is het eigenlijk helemaal geen verhaal. maar alleen maar een verwarring, een donker gebrul, een blindheid,een puinhoop van gebroken glas en houten splinters. een huis in een wervel wind of een gezonken marie louise door een ijsberg waar iedereen op dat schip roept en schreeuwt.. stop het stop het. het is alleen achteraf dat het zoiets als een verhaal wordt. wanneer ge het vertelt tegen u zelf of tegen iemand anders   ik heb een bruin vermoeden dat we allemaal het leven proberen te pakken door elkaar te pakken, we are all soldiers serving time op een planeet een bruin vermoeden, dames en heren, dat is een  kleur die lijkt op grijs. het is een kleur die triestig is. het zegt me dat er  dan misschien niks zal worden van de menselijkheid en van de liefdadigheid en van de bescheidenheid en van de matigheid, en van de wijsheid en in het zwartst als een half pond lood van op zestighonderd passen afstand wordt afgevuurd, en ik heb van horen zeggen dat als er een half pond lood het lichaam uiteenrijt en sterft in een onbeschrijfelijk lijden.. en als ogen worden uitgebrand en  als het ‘t laatste geluid de oergeluiden zijn van vrouwen en kinderen die onder het puin liggen... dan zijn de kleuren zijn weg! en dat allemaal om  de gril van een paar mensen   en dat is’t.   de vuile handen en het schoon geweten staakt makkers staakt het vuren helpt kinderen helpt buren voedt moeders voedt de monden heelt vrienden heelt de wonden sloopt mensen sloopt de muren staakt makkers staakt het vuren   we zitten in elkaars plek? nemen een ander zijn stek? en wat blijft er over? van een mens gemaakt op een plek die ontploft?   tis kapott kop op een schammel krukske een kleine parasiet.. een klein brokstukske met een stukske brok in de keel in het gat in het bloedvat in het hart in het haar onder denagels tussen de tanden in het snot uit z’n strot want der was weer een aan't sterven der is gemot op een muil stuk tand der is geschoten een put tis geen toneel tis slecht toneel tis een slecht stuk stuk in uw kloten tzie geel die blauwe plek 't etterd   kleur kleur kleur   Rothko schilderde eerst kleur en stillekes vervaagden zijn kleuren tot grijs, tot zwart, tot hij zelfmoord pleegde op 67jarige leeftijd. Zijn kleuren waren weg en dan ging hij. Niks is zo definitief als de dood, dat is niet erg. dat is onze enige zekerheid.   het is goud waard en goud is stilte en stilte dat geeft toegang en toegang laat u binnen   en binnen laat u buiten en buiten kunt ge uw neus snuiten goed lieve mensen dear beloved   Rosalie wilt leven en iconen en kleuren terug, ze ontdekte haar imaginair kleurenpalet en ze wapende zich met fantasie, met fictie, met een penseel, met een dansje, met muziek, dat kan ook de midlifecrisis zijn maar omdat ik haar werk begrijp en hier liever sta met een blauwe pruik in plaats van een grijze, moedig ik jullie aan: dans met ons mee! en als ge twijfelt dat ge niet durft dansen bijvoorbeeld: twijfel is goed, twijfel kan angst zijn maar angst ook hoop. En hoop dat is nen berg waar ge over moet klimmen en achter u laten.. en van klimmen krijgt ge dorst, zullen we ene drinken en klinken op het leven? en het succes. eigenlijk is hetgeen hier verteld wordt op de vernissage even interessant als de portretten. Dat is pas kus kult en kunst, dus laat u gaan, ik schrijf wel een zeer beklijvend stuk aan één stuk, stuk, kut, kus kult kunst, kukulekuuu! Time to wake up and smell the vodka Santé op wapenstilstand Skoll Nasdrovie campai cheers EINDE X

lucia Rozenkin
17 0

half bewust hermetisch dit was voor Ilse

  Het was avond, hij leek indigo, of kobalt, of koningsblauw, zo was de hemel. Bomen tekenden zich af, inktzwarte contouren, schaduwspel tegen licht van miljarden sterren. Een maan was er niet. De vrouw zei: Als origami heb ik mij gevouwen tot een basilisk. Een slang geboren uit zaad van zijn verlangen. Hoe duister kon het in onze zielen zijn als het op dat brandpunt lag van lust. Kunt ge die eeuwige lussen als het nummer acht voelen, uitwisseling, sluiers vol kosmos, vol vuurwerk, kometen, de sterren. Ik weef patronen tussen mijn gedachten, ik klos ze als kant. Een web, een spin. Alles wemelt. Dwarrelende asse van ons vuur, kleine haardschilfers, licht dat verpulvert bij aanraking. Ik gooi er mijn dossieren in, mijn wetten, mijn boeken, papieren, alles in ban van brand, van dat hypnotisch vuur, lust. Zo is alles wat schoon is. Het is schoon op dat moment maar je kan het niet bewaren. Enkel wat ge erbij gevoeld hebt is eeuwig, vergeet dat niet. Uw hart bewaart het. Belemmer ik uw zicht? Uw verdriet? Uw geweld? Ik draag oogkleppen, ik kijk te graag naar het schone. Wie oogkleppen draagt moet een geseling kunnen verdragen. Maar als ge dan niets anders dan een pad zijt waar karrewielen beken hebben uitgegraven. Alleen en door en vooruit, de modder in, het gezicht gegroefd en getekend als dat pad, wel dan mist ge het geheel. Misschien waart ge dan wel ambitieus en hebt ge hard gewerkt, ‘t is een andere kijk maar ik mis dan mijn geheel. Gij zijt mijn geheel. Mijn heel.   De engel des doods zat op de buik van haar man en vroeg: -het is tijd, wilt ge gaan? Uw lichaam zal blank worden als arabische lelies, koud als albast, glad als ivoor. Uw vrouw zal u beminnen als een totem in een grot, vol stalagtieten. Al het werkelijke, de trossen zwarte druiven, de nacht zonder maan, niets zal zo zwart zijn als uw hart en het hare. Ge kunt gaan. Zij zal de mantilla dragen, het verdriet zal haar bewustzijn wezen en liefde, zei de engel. -De liefde siddert niet voor mij. Liefde is purper als een koningsbeeld, het is ossebloed, het is het rode sap van frambozen dat uit haar mond druipt. Voelt ge nu angst, nu ik hier op je zit? -Ik heb geen angst om te gaan antwoordde de man. Ik heb vooral angst van achter te laten. -Kniel dan bij de oever en schreeuw haar naam, buig dan voor haar en kus haar voeten opdat ze je vergeven kan -Ik denk er niet aan zei de man. Het enige wat men mij kan verwijten is dat ik heb geleefd. -En hoe, zei de engel, mensen oordelen maar kijk naar de zon, de zon geeft leven maar is dood begrijp je dat? Woorden zijn naalden in een park vol dennen, kleef ze niet op je huid, loop er niet met blote voeten door. -Wat hoor ik? zei de man, de reusachtige vleugels ruisden -de wind is daar, zei de engel, de warme wind, brengt tranen mee,stortvlagen tot het deken van wolken open geknipt wordt om bogen te vormen vol indigo tot smaragd, dat is die dode zon. Alles moet sterven hier in dit bewustzijn anders bestaat er niets. Je beenderen worden pioenen, viooltjes, kalebassen. Het loslaten, het verpulveren, het oplossen is vruchtbaar worden. Ik hoor hoe vasthoudend je bent. Ik zie stappen naar verlossing maar je laat je gaan. Laat de sterren nu maar op je vallen als onrijpe vijgen, koningen zullen sidderen, rozen worden vuur, dan pas zal je ademhalen. Het vuur heeft je zuurstof nodig. -Ik wil voor je sterven zei de man, hoor je dat? Vertelde je dat aan mijn vrouw? Ze verhinderde mij steeds van hier te komen, ik was al dagen bereid van los te komen, maar loskomen betekent verliezen. Ik zag het zo: er liepen witte pauwen door een tuin van mirte en thijm wij waren onschuldig en zuiver en liepen door de kruiden je vertelt over liefde, je bezingt het in alle talen je vertelt over schoonheid, over witte pauwenveren die je lichaam tooien even en mensen komen rondom je wonen klagen om het geluid van het paradijs gij denkt: Adam en Eva zijn eruit verbannen, verstoten omdat ze elkaar liefhadden de slang het dierlijke, de lust die begeerte vertaalde. Het was niet anders dan het eeuwige lied van samensmelten iedereen kent die partituur. verstoten door anderen die de schoonheid van de lust niet konden verdragen de witte pauwen werden in kooien gestopt de grond werd verkaveld voor legbatterijen en slachterijen “Paradise Lost” wat bleef over van geluid het zwaard van de beul de doffe val van de guillotine een nooit dovende tuut na de zoveelste ontploffing wat honden overlaten van kadavers de wereld de wereld is wreed   de vrouw vertelt: je was een tuin vol witte duiven, arabische lelies je was een paradijs dat ik zo beminde je stem als een wierookvat ik hoorde het gefluister van geheimen tussen opfladderende vlinders in de spiegel van je oogwit Waarom heb je niet naar mij gekeken? de man zei: je legde een blinddoek over de ogen van de engel des doods had ik naar jou gekeken dan was ik versteend dan was ik niet heengegaan maar wat moest ik doen vloedgolven, weiden vol opwinding konden mijn honger naar gaan niet stillen het is wat het is en het ging verloren “Paradise lost” ik ben gegaan om terug te keren naar het mysterie van de liefde de liefde is groter dan het mysterie van de dood pas als iemand sterft kan je de liefde bevatten ik ben geen goddelijk monster dat de sterren verbergt de maan dooft, de zon blust alles is eeuwig het is maar hoe je het voelt enkel wat materie is vergaat een oud koekje verpulvert, lost op, de smaak is weg denk ik -mmm nee: zei de man -nee, het smaakt misschien naar liefde (de vrouw) -ze zeggen dat liefde bitter smaakt (de engel) -En wat dan nog? (de man) Ik heb je ooit gekust en altijd zal ik trachten naar wat geweest is dat is alles  de engel nam zijn ziel mee   waarom mag ik niet mee? vroeg de vrouw   de engel zei: het is te vroeg en kijk het wordt licht.  

lucia Rozenkin
0 1
Tip

Dokschildpad

Een vrouw met heel veel boterhammen en spek en eieren.   Iemand nen boterham met kaas? Hesp? Spek en eieren? Dat was altijd ’t populairste bij de dokwerkers: spek en eieren. Sommigen hadden de chance dat hun vrouwke dat nog voor hun wilde bakken, en de rest kwam naar mij 80 jaar horeca ervaring in de haven heb ik! Wie van jullie kan dat zeggen? Ge moet wel rekenen dat één jaar toog telt voor tien.   ‘k Zou olle geire nen tekst voorlezen die ik samen met de Patrick heb geschreven. ‘k Heb pas laat ontdekt dat dieje Patrick heette. Wij noemde dieje ‘de schildpad’, omdat die zo voorzichtig was. Voorzichtig is nie het juist woord, hij kreeg altijd ’t lichste werk aan de dokken, en ik heb lang gedacht dat dat was omdat het zo’ne voorzichtige was. Later heeft mijn zuster mij verteld dat dat was omdat hij aan den drank zat. Ge ziet dat er nie aan eh. Iemand die dag in en dag uit zuipt, ge hebt nie door dat die constant zat zijn onder uw ogen. Die lijken normaal, nuchter. Alleen zijn goei vrienden wisten dat ge die man geen verantwoordelijkheid mocht geven, of een job waar ge goe bij de pinken voor moest zijn. Maar de rest van den dok dacht gewoon dat hij wat trager was, ne voorzichtige, dus de Patrick was de schildpad.   Wij waren goei maten. Ik vind dat iedere vrouw op een bepaald moment in haar leven achter nen toog moet hebben gestaan. Zoals de mannen vroeger naar ’t leger moesten, awel, zo zouden ze vrouwen verplichte ‘toogdienst’ moeten geven. Alleen zo kan een vrouw ‘de man’ leren kennen. En begrijpen. En leren mee omgaan, dat vooral. Neemt nu de vrouw van de Schildpad. Die kon echt het bloed van onder die zijn nagels halen. Dan ging ze staan dansen op de tafels in hare string! Kom zeg! Ik zou dat nooit doen. Natuurlijk stond ik de tafel daarnaast mee te dansen, maar ik hield mijn kleren aan. Ge moet ne man nie uitdagen. Zij was nie gelukkig bij de Schildpad. Uren kon ze zagen tegen mijne man over haar slecht huwelijk, totdat ik haar op den duur moest gaan vragen: “Wat is’t maske, komt ge mijne man opvrijen?” ’t Is toch waar? Als ’t nie gaat met uwe man, moet ge scheien.   Dezen tekst heb ik samen met de schilpad geschreven. Wij hadden met ons zatte botten ergens nen bik en een papier gevonden, en we waren wa gefrustreerd over de politiek. We vonden dat al die politiekers maar wat uit hunne nek lulden. En we vonden dat er nood was aan een tegenreactie. Dus wij hebben ne speech geschreven. Alé, diejen avond vonden we toch dat da ne speech was. We hebben efkes overwogen om het een “filosofisch betoog” te noemen, maar dat is hem niet geworden.   Ode aan de alcohol heet het:   ‘Dat moment, dat ge voelt dat uw gedachten trager gaan, Dat moment, dat de muziek die ge daarvoor nie echt had opgemerkt, u plots heroïsch in de oren klinkt, dat moment dat ge denkt: ik heb juist het woord “heroïsch” gedacht. dat moment dat iedere muzikant de waarheid verwoord, dat moment dat ge niet weet of ge nu wilt schreeuwen om al uw miserie die ge eindelijk onverbloemd en in zijn volle ondraaglijk grote omvang onder ogen ziet, of juist heel hard wilt lachen omdat ge eindelijk ten volle de relativiteit van uw kleine zorgskes ziet, dat moment dat ge wilt vrijen, omdat ge eindelijk beseft dat lichamelijke liefde het enige van waarde is, dat moment dat ge al uw problemen gaat oplossen, dat moment dat ge al uw emoties gaat tonen, dat moment dat ge eindelijk niet meer met uw kloten gaat laten spelen, dat moment dat ge hem eindelijk ga vertellen dat hij den enigste is, de ware, dat moment dat de wereld onstabiel wordt, dat moment dat ge voelt dat ge eindelijk uw hoofd op de vloer kunt leggen en uw voeten in de lucht, dat moment van bevlogenheid, van heldere inzichten, van gelukzaligheid, van diepe droefenis. dat moment dat ge enkel nog voor u uit kunt staren, naar dat klein stukske toog voor u dat moment dat ge beseft: da stukske hout, die tien vierkante centimeter, eik, het marmer van de bomen, dat stukske hout, met al die nerfkes, en die vlekskes en die druppels bier nog nat, dat is ware kunst.     Rondom u nog een paar nuchtere dwazen, verblind door de speed in hun leven. Gij voelt de echte snelheid: trage waardigheid. verzacht, verdoofd, wankel en scheef. Gij zijt bevrijd van die allesbepalende controle die de hele dag lang een rem is op uw daden. Waarom zoud ge constant freinend van den berg af rijden, als ‘t verdoemme wind tegen was en hard trappen om den berg op te geraken?   Wat zouden wij, arme mensen, zijn, zonder die momenten dat wij eindelijk onszelf eens kunnen overstijgen, dat onze ware gevoeligheid naar boven komt, dat onze ontkende genialiteit ter sprake komt, dat onze haarscherpe visies omtrent de wereldproblematiek, en onze eigen problematieken in het bijzonder, eens uit onze mond komen in plaats van heel den dag in onze kop toerekes te draaien.   Alcohol, gij god van de haven, gij god van Antwerpen, gij god van Vlaanderen, gij god van België. gij enige god die nog nie verboden is onze tempels. Ik aanbid u.   Helder Verstand, gij duivel van alledag, gij demon van de 52-uren week, gij gruwel van de paritaire commissies, van de CAO’s en van de vakbondsverdragen, gij draak van de VDAB, het OCMW en de zogezegde rechtvaardigheid, Laat mij met rust, slaagt me nie rond mijn oren met termen als verslaving en probleem, verveelt me nie met uw bedenkingen, uw nuchtere analyses, uw alwetendheid.   Ja, ge hebt gelijk, gij Helder Verstand. Natuurlijk hebt ge gelijk. Heelder dagen en heelder weken hebt gij gelijk.   Gij, goed brein, dat nooit de doffe troosteloze roes van echte ellende hebt gevoeld, dat nooit de giftige gespletenheid van tormenterende twijfel hebt gevoeld. dat nooit die witten bom van verbijstering, shock en ongeloof over onaanvaardbaar onrecht hebt voelen ontploffen in uzelf, Gij hebt gelijk, ik ben nog maar half mens, nu mijn benen nie meer doen wat ik vraag, nu mijn handen niet meer vastpakken wat ik wil, wie ik wil nu mijn schaamlippen niet meer stijf worden van verlangen, ik ben maar half wie ik zijn kan, maar hoe heerlijk is dat, onmachtig te zijn de plicht te vervullen mijzelf te moeten zijn, mijn slimme, op overleving gerichte zelf.   ’t Kan me  niet schelen dat ik zwak ben nu! ’t Kan me nie schelen dat morgen mijn neus zal bloeden van ’t slaag dat ik krijg omdat ik die trut naast mij eindelijk is zeg waar het op sta: ’t is een jaloerse teef , een arrogane slet, een trut van den bureau, ’t kan me nie schelen dat ik nu een sireen van nen bevriende polies voor mij nodig heb en een sireen van een andere maat bij de polies achter mij om mij veilig en wel in escorte naar ’t café te voeren waar ik de rest van den avond verder zal doorbrengen, om nog zatter te worden, ’t Kan me nie schelen dat ik morgen 25000 frank boete zal moeten betalen omdat ik dat wit autooke voor mij in de prak rijd, ’t Kan me nie schelen dat dat manneke, met zijn lichtblauw hemmeke en zijne roze mottige kop in da wit autooke, morgen een rijkswachterke zal blijken te zijn. Weet ge wat ik hem zal zeggen morgen, slim brein: dat het nie slim is om iemand die zo zat is als ‘k ik klem te rijden op een brug!   Ja, ge hoort dat goed, Helder Verstand: Ik ben trots! Trots op mijn zattigheid! Trots dat ik mij nog kan veranderen in een inefficiënt, latent, parasitair wezen. Trots dat ik mijneigen genoeg kan relativeren om mijn motorische capaciteiten af en toe te reduceren tot die van ne gehandicapte luiaard. Trots dat ik mij kan overgeven aan de complete afhankelijkheid. Trots dat ik kan zeggen: kust mijn klote gij Gezond Verstand! Kust mijn klote, regelneven, regelnichten, klote regelmaatschappij, verziekte regelneukerij, ik ben zat, en ik ben bereid ervoor te boeten! Dank god dat ik een zondig wezen ben.   Mijn psycholoog zegt dat ik problemen heb met intimiteit en vertrouwen, maar zie naar mij, psychozeikerd: ik geef mijn labiele lichaam in handen van al wie rond mij aan den toog hangt. Denk maar niet dat ik zelf nog thuis geraak in deze staat! Denk maar niet dat ik nog verantwoordelijk ben voor wat ik zeg. Ik hang volledig af van wie er rond mij zit, als da geen schoon staaltje van vertrouwen is! En wat is er intiemer dan de kots op te kuisen van uw beste maatje dat tussen uw benen heeft gespouwd.   Psychovrienden hier al bijeen: ik neem jullie in vertrouwen. Ja, mijn vader sloeg mij. Ja, mijn broer sloeg mij. Nee, die littekens op mijne rug zijn nie van mijne vorige ploegbaas, hahaha, nee, die kerf in mijn knie is nie van een ongeval in de dokken.   Psychobroeders, vrienden van den alcohol, nee, ik bedrieg mijne man nie, ja, ik slaag hem, en moest hij een vrouw zijn, hij had al lang bij mij weggeweest, maar hij is de man, en hij kan mij de baas, en hij verdraagt mijn slagen, hij noemt mij een hysterisch wijf, hij sluit mij op in de kelder, en de volgenden dag heb ik ne kater en zijn wij terug gelukkig met twee. Nee, soms kan ik het leven nie aan, maar wat moet ik doen? ’t Schijnt dat ‘zijn’ het enigste is dat er ‘is’.   Vrienden van den alchohol, da zijn geen tranen in mijn ogen, dat is verdampte mout, gegist gerst, gerijpt graan.   Vrienden van den alcool, ik zien olle gere. Ik krijg dat overdag nie gezegd Dan lachen wolle me mekaar, Dan zwanzen we ‘n pak, We draaien mekaar om ’t er iejerst ne kloejet af, maar ’t is gelak ‘k ik het zeg: olle gehavende handen, olle havenloze gezichten, ik zien da gere, ik hoor da gere: olle haperende woorden, olle hachelijke levens. Wolle zijn gelaaik, broeders van den alcool, wolle rede ons hachske, en liever dan gefrustreerd, zijn wolle frivool.   Wolle weten allemoal, vriende van den alcool, d’ er is maar iejen woord dat er écht toe doe in ’t leive, d’ er is maar iejene woare zin van ’t bestoan, Vriende van den alcohol:     Een jaar later is de Patrick gestorven. Hij heeft zijn eigen kapot gezopen. Ne normale mens die voelt dat aan zijn lever, dat het te veel is geweest. Maar de Patrick was zo bij elkaar geslagen door zijn vader en zijn broer vroeger, dat die zijn pijngrens ontzettend hoog laag. Hij heeft een begrafenis van ’t ocmw gekregen. Alleen zijn zus wist dat hij dood was. Maar hij zou dat niet erg gevonden hebben. Zo was de Patrick: “Ik ben content op mijneigen. Ze moeten mij gewoon met rust laten.”   ‘k Vond sunt dat ik het zelf nie wist. ‘K had er gestaan, op zijn koffietafel, met mijn boterhammen. ‘k Had spek met eieren gebakken voor iedereen. Ne mens moet toch afscheid kunnen nemen? Mijne man zei mij: ‘Spaart u spek met eieren maar voor op mijn begrafenis.’   Mensen, pakt weg eh, laat mij hier nie zitten met al die boterhammen. Merci voor ’t luisteren, en in naam van de Patrick: ‘Schol!’  

Leen De Graeve
20 0

Een lift

  Een lift. In de lift drie jonge meisjes. Twee van de meisjes zijn erg slank. Ze dragen iets wat op een schooluniform lijkt. Hun rokje is hoog opgetrokken en een logo is duidelijk zichtbaar op hun rokje en op hun kniesokken. Het derde meisje is corpulent. Ze heeft kortgeschoren grijs haar. Ze draagt witte sportschoenen, een trainingsbroek en een smoezelige witte tanktop. Ze heeft een tattoo van een pin-upmodel op haar rechterschouder. Haar zelfgerolde sigaret zit uitgedoofd te wachten achter haar oor. Zij houdt een krant vast.     Sylvie:             Dag meisjes.   Sylvie:             (rolt haar ogen, fluistert duidelijk hoorbaar) Omygod, die denkt écht dat ze Sylvie is ofwa?   Sylvie:             ‘Mai, ik weet dat ik zo keigeflatteerd moet zijn omdat iedereen míj wilt zijn. En ik was da in ’t begin wel ofzo. Allé ja, ik vond da wel bangelijk ofzo, maar ook wel grelleg, alléja, weette?   Sylvie:             Ik vind da echt grellig aan het worden ze. Gisteren in de toiletten was iedereen mij aan het nadoen, keiráár. Die waren zelfs aan het kijken welke lippenstift dakik gebruik. Ja, ik had da natuurlijk nie op voorhand gepost. En ik vind da wel bangelijk enal dak ik zevenhonderd followers heb. Maar weette, da is toch nie mijn schuld dat die allé ja Korte stilte.                         Sylvie wille zijn ofzo?   Sylvie:             Écht è? En de die (knikt richting Sylvie) is zó fake. Die ziet er nie eens uit gelijk ik. Zot dakik een Pumabroek gaan aandoen zeker? Dat had ik zelfs in het derde niet meer aan, FAIL!   Sylvie doet alsof ze dit gesprek niet hoort. Ze bestudeert aandachtig de sportpagina’s.   Sylvie:             Omygod, gisteren stuurde Robin (stemvolume naar beneden, kijkt vanuit   ooghoeken naar Sylvie) ‘So hot…NOT’, me ne foto van geweetwel.   Sylvie giechelt achter haar hand De lift komt aan op de verdieping waar Sylvie moet uitstappen   Sylvie en Sylvie: (vriendelijk en opgewekt) Ciao Sylvie!   Sylvie:             (kalm, met nadruk) Het is Michel meisjes, Michel. Ik heb u dat toch al gezegd? En jullie heten Lauren en Anouk. Er is geen Sylvie. Sylvie bestaat nie. Stop hier toch eens mee. Moet ik het weer aan de mama gaan vertellen misschien?   Sylvie draait zich om en wandelt naar haar appartement. Sylvie en Sylvie blijven minachtend naar Sylvie kijken. De deuren van de lift sluiten terug.   Sylvie:             Wa een bitch, man. Zo’n air! Sylvie:             Écht è? Nepsylvie. Sylvie:             Écht è? Écht è? Écht è? (houdt vuisten gefrustreerd gebald en slaat op haar dij). Die slet kan er gewoon weer nie tegen dakik meer followers heb.

Frederik
4 0
Tip

Metaforensisch

En dat ik op mijn eten moet letten. De dokter zette de vensters van zijn kabinet wijd open en verwees me door naar een diëtiste die wat mij betreft de pot op kan. Maar dat was nog niet ’t ergste. Ik moest ook tien keer op neer en neer springen. In mijn onderbroek. Na twee sprongen hing mijn tong op de grond, wat wilt ge. Die dokter bekeek mij, ’t was precies of hij zag een freakshow. Een jongen van uw leeftijd moet veel sporten, zei hij. Hij zei leeftijd, maar ik weet goed genoeg wat hij bedoelde. Dokters. Ge moet ze mij niet leren kennen. Dat begon al met mijn geboorte, enfin, nog iets vroeger zelfs. Ons ma wou per sé thuis bevallen. Maar ik geraakte er niet uit. 't Gat was te klein. Of ik te dik, dat is de versie van ons ma. De vroedvrouw panikeerde. Ons ma bleef aanvankelijk nog kalm. Onze pa zat waar hij altijd zit in crisismomenten: op zijne fiets. Luchtje scheppen. Efkes afkoelen. Maar ons ma zat onder 't zweet, het parelde in haar snor, het liep door de afvoergoot van haar borsten en het plenste in het vruchtwater op de vloer. De vroedvrouw liep door de kamer met doeken te zwaaien en scharen te schermen. Ze maakte zoveel kabaal dat de buren op de muren bonkten. Ons ma lag tamelijk ongemakkelijk op de tafel in de schoon kamer. Echt schoon was die niet meer, met al dat groen water op de grond. Toen de vroedvrouw dat vuil vocht zag, begon ze te krijsen: Persen! Persen, zeg ik u! Ons ma puffen en persen, maar ik verschoof geen millimeter. Er werd serieus gevloekt, zowel door ons ma als door de vroedvrouw. Onze pa die juist kwam aanwaaien, besloot ter plekke nog maar eens een blokske om te doen. Dat waren woorden, jong, vertelt hij nu nog op elk familiefeest, daar kreeg zelfs de meest vuilgebekte dokwerker rode kaken van. Ons ma gilde moord en brand. Wij woonden toen niet ver van ’t Scheld, daar is geen enkel schip de haven in gedurfd die avond. Dat zegt onze pa toch. Ze hebben de dokter moeten bellen. De ambulance kwam er aan te pas. De broeders hadden er werk mee, ons ma liet zich niet zo gemakkelijk op die draagbaar kantelen. En toen is ’t gebeurd. Ze waren nog niet bij de deur of: KADENG! De luster die boven de tafel hing, kletterde met kristal en al naar beneden. Knal op de plek waar juist daarvoor ons ma nog had gelegen, met mij in haar buik. En zo heb ik dus ons ma haar leven gered. Waart gij zo’n mager scharminkel geweest, zegt ons ma altijd, dan was ik blijven liggen en dan waren we er geweest. Ze heeft nog ferm van haar oren gemaakt tegen de dokter. Die vond mij toen al te dik, die wou mij toen al op dieet zetten. Pas geboren! ’t Zijn altijd de anderen die problemen hebben met mijn gewicht. Dat is gewoon een kwestie van perceptie, dat zit tussen de oren. Maar dat krijg ik ze niet aan ’t verstand gebracht. ’t Ambêtante is, mijn metabolisme heeft een neveneffect. Ik verwerk veel voedsel, dat volgt een natuurlijk pad en dat vindt zijn nest. Mijn darmflora tiert welig, als ge begrijpt wat ik bedoel. En af en toe ontsnapt er mij iets. Ongewild. Onbewust zelfs. Eerst wordt ge niks gewaar, maar ineens is het daar: een walm van rotte eieren. Er zijn er die denken dat de evenaar door hun gat loopt. Bij mij is dat het riool. Dat zeggen die van mijn klas. Geestig. Als ik het lokaal binnenwandel, beginnen ze te snuiven en te schuiven. Nee, de plaats naast hen is bezet. En die hoofden die in mijn richting wijzen en dan naar mekaar toe buigen. En dat onnozel gniffelen achter mijn rug. Lacht u toch dood, jongens. ’t Is dat ze u niet kennen zoals wij, zegt ons ma. Ge moet u bloot durven geven. Maar mijn bloot, daar hebben ze in de turnles al genoeg van gezien. Ik kan niet zeggen dat het geholpen heeft. Uw ma bedoelt dat metaforensisch, zegt onze pa. ’t Gaat om het innerlijke, legt uw ziel bloot. Dan zien ze uw goed hart. Uiteindelijk heeft ons ma mij naar die dokter gestuurd. Volgens hem heb ik flaturgentie of zoiets. Pffff. ’t Zal wel. Traag eten. Goed kauwen. Pffff. Alsof dat helpt. Maar ik heb aan dat bezoek wel een vriend overgehouden. Nee, niet die sadist van een dokter. Ik kom dus uit de praktijk. Mijn hoofd dwaas van dat springen. Ik leun tegen een etalage. Kampeerwinkel. Wat zie ik daar liggen? Aksen, bijlen, hakkers met vlijmscherpe bladen. En daartussen: een eenzaam zakmes. En ’t was precies of het riep mij. Hé gij daar, ja gij. Neem mij mee. Ik heb mij over hem ontfermd, ja. Wat moest ik anders, hé Jack. Wij verstaan mekaar. (zingt/neuriet: ‘I’m a poor lonesome cowboy’ terwijl hij met het mes speelt) Helden. Daarover moest de spreekbeurt gaan, gisteren. Ik heb er lang over nagedacht. Ineens wist ik het. Het was alsof er zo'n lamp boven mij ging branden, kent ge dat? Zo'n verlicht moment? Ik begreep dat ik een kans kreeg. Een kans om mijn ware ik te tonen. En ik heb ze gegrepen. Toen het mijn beurt was, heb ik gesproken. Over de schoon kamer en ons ma op de tafel. Over het groen water en de ambulance. Maar 't einde heb ik niet kunnen vertellen. Iemand riep 'Scheetsoep!' en toen begonnen ze te lachen en door elkaar te roepen en die van Nederlands kreeg ze niet meer stil. Ik stond daar met mijn handen tegen mijn oren. Scheetsoep. Terwijl ik ons ma heb gered! Weet ge waarin ik nu goesting heb? Om Jack mee naar school te nemen. Om die bleekscheten van mijn klas op en neer te doen springen tot hun tong tegen hun tenen plakt. En dan, zegt Jack, dan zal hij ze tonen hoe dat ge een hart blootlegt.    

Ruth A
16 4