De lucht tussen mijn vingers
Alleen nog in mijn helderste dromen zag ik je, al lag je elke nacht naast me. Soms zag ik je van dichtbij, soms van ver. Maar nooit was ik er zelf bij. Eens zat ik op een terras, al bestond ik niet, en jij stond op het strand met je rug naar mij, zo ver weg dat je tussen mijn vingers gezien nog een halve centimeter was. Dat was alles wat ik nog van je kon krijgen, wat ik zag in de lucht tussen mijn vingers.
Je maakte praatjes met voorbijgangers die bij je gingen staan om mee te kijken door jouw ogen. Ik wist dan dat je niet de horizon zag, en niet de zee. Maar wat je wel zag was niet om met mij te delen. En dat was wanneer ik wist dat ik verloren was. Van pure wanhoop werden mijn dromen zo helder dat ik zelfs jouw dromen in de mijne begon te zien. Maar zelf zou je ze nooit meer met mij delen. Mijn best mogelijke leven zou door iemand anders geleefd worden.
Zelfs mijn ogen van dichtbij in de spiegel, en het vlees achter mijn oogleden leek al van iemand anders. De kleedjes waar je me zo mooi mee vond, al vond ik toen van niet, passen me nu niet meer.
Vanmorgen reden we samen naar Rijsel waar je de trein zou nemen naar je tweede leven. Ironisch hoe zacht en windstil het was in de stad. Terwijl de trein nog een uur zou wachten op het einde van ons twee dronken we op een terras in de zon elk een verschillend bier dat we niet kenden. Een residu van hoe we als koppel waren geweest. We namen nog een foto samen, en al zou ik je op die foto nog lang nakijken, je was al lang niet meer bij mij. Ik ging nog mee om je te zien van me weggaan, terwijl je me zou uitzwaaien. Het was alsof ik het was die vertrok, ik moest van je weg, jij moest niets en was vrij. Ik had als kind geleerd om pijn te doorvoelen terwijl het zich voordoet, dat alles dan sneller voorbij gaat.
De spetters op je schouder had je niet gevoeld. Dat mijn mascara uitgelopen was zou ik pas later zien in de spiegel van een toilet voor magere dwergen. Je straalde. Je had al eerder moeten vertrekken en je moest al jaren terug zijn. De reizen die we intussen al hadden kunnen maken, samen. De keren dat we erover hadden kunnen vertellen ‘s avonds, als was het een van de vele kleine herinneringen die we zouden gevonden hebben tussen de sterren en een fles wijn.
Ik liep terug de stad in, op zoek naar wat nog van ons rest. Ik passeerde het terras waar we voor de laatste keer samen hadden gezeten. Onze glazen stonden er nog, leeg, enkel opgedroogd schuim hield zich nog vast aan de binnenkant. Ik moest denken aan het zeeschuim rond onze voeten, op een van onze beste dagen. Het lijkt wel vier levens geleden.
In stoffige vensters van gesloten nachtwinkels, waar ik over mijn schouder mezelf zocht, zag ik hoop. In het dubbel glas zag ik mijn randen twee keer. Mijn huid liep als vloeibaar goud uit die donkere diepte. Het kon in gelijk welke vorm gegoten worden. Het beeld was vaag, maar het was waar ik mee verder kon, en werkelijk alles was mogelijk, maar niet meer met jou.
Ik wandelde door straten die ik niet herkende, om zo snel mogelijk te verdwalen. Om me te verstoppen voor een gevoel dat me achterna zat.
Langs de asgrijze stenen van een eeuwenoude kerk voelde ik je restwarmte. De warmte die mijn ziel op temperatuur zal houden voor de rest van mijn leven. De warmte die ik gevoeld had alle keren dat je me verteld had over wat lang geleden is ontstaan, en over vele zekerheden. Zoals Griekse mythes, kansberekening, elektronen en logaritmes, en de mensen rond me leken als ontsnapt uit je verhalen over de Romeinen. Als onderzoeker dacht je in het engels, want het was ‘the language of science’. En voor alles wat ik opmerkte, had je een engelse term. Daar was ik zo wild van omdat het voor mij ‘the language of poetry’ was. Het gaf mij een draagvlak om te dromen over een poëtisch leven. Dat leven heeft me intussen gevonden en ik leef alsof ik in verbinding sta met een versie van mezelf die alles observeert vanuit de hemel. I look at clouds from both sides now. Ik zie helder hoe fouten gemaakt worden, hoe aanstekelijk ze zijn en hoe ze ons als mens typeren, in alle lagen van de bevolking. En hoe het ene leven voor het andere opgeofferd wordt, of je het nu wil of niet, zelfs binnen één en hetzelfde leven.
De bewondering die ik voor je bewaarde was groter dan wat ooit gebouwd of ontdekt werd. Je had me nog zoveel te vertellen gehad, als je had geweten hoe belangrijk dat voor me was, als ik je maar één keer had laten voelen hoe belangrijk jij voor me was en als je jezelf niet had verloren in alles wat je voor ons had gedaan. Ik zou mijn eigen bestaan ongedaan gemaakt hebben, mocht dat jou sneller tot jezelf gebracht hebben.
De kerk beschermde me tegen de wind die in de smalle straten ontstaan was door de wet van Castelli. Je had me veel geleerd, maar vooral had je me leren zien wat ik zelf kon. Een plotse leegte, een verschroeiend vacuüm. Ik voelde tranen van onder mijn zonnebril lopen, zweet over mijn wangen.
Had je nu bij me geweest dan had ik ons doen stilstaan en je tegen de kerk geduwd, je roze wangen in mijn handen gelegd, je gekust, je schouders gevoeld, in dit moment dat van ons had kunnen zijn, maar niets was ooit van ons geweest. We hadden nooit iets anders gedaan dan alles achterna lopen. Als je ooit terug bij me bent, dan is alles van ons, voor altijd, en als altijd geweest.
Op een rokersterras bestelde ik een trappist tegen de uitdroging. En ik kreeg die, na een tijd waarin ik je had kunnen vragen om alles over te doen, al zou er niets veranderen en zou ik hier terug belanden na 15 jaar, om mijn falen gepresenteerd te krijgen als een donker kasteelbier, in een vreemd glas, zonder schuim, terwijl iemand op het tafeltje voor me mijn Westmalle Trippel kreeg. Ik dacht aan de kookprogramma’s waar we naar gekeken hadden, de jaren voor de kinderen er waren. En alle kritiek die we riepen, als voetbalfans bij voetbal op tv. Ik had nog kunnen wisselen, maar ik zweeg en nam een slok van wat voor me stond, om de krop in mijn keel door te spoelen, samen met alle mogelijke scenario's.
Ik heb vandaag heel de stad gezien, als was het onze tijd samen. Ik heb de eerste stenen gezien en ik heb lichten zien aan- en uitgaan tegen de avond. Opweg naar huis kreeg ik zin om van ons huis een paradijs te maken en ik maakte plannen voor morgen.