Zoeken

Dode[n]dagen

De herfst is het ideale jaargetijde om de doden te gedenken, kerkhoven op te fleuren, kinderen uit te dossen als zombies of wandelende skeletten, en tequila te drinken uit fluorescerende plastic schedels. Het vallen van de bladeren lijkt de mensen eraan te herinneren dat ook zij ooit verdorren. Of we die momenten nu Halloween, Allerheiligen, Allerzielen of Diá de los Muertos noemen, op al deze dagen staat de dood centraal. De boodschap is voor onze marktmaatschappij ondertussen minder belangrijk dan de massa’s geld die de verkoop van bloemen, pompoenen, snoepgoed, weerwolfmaskers en glow-in-the-dark-skulls in het laatje brengt. De economie is echter een kwestie van vraag en aanbod. Geen winst zonder behoefte, geen stormloop op bloemenkransen en chrysanten zonder rouw en verdriet. De behoefte om te herdenken is de reden waarom graven en urnevelden tijdens de eerste dagen van november schitteren in tinten van wit, geel, roze, rood en paars – alsof de dode zielen heel even opflakkeren alvorens weg te deemsteren in hun eeuwige winter. Deze tradities zijn zo sterk dat zelfs ik me de ochtend van Allerheiligen afvroeg wat ik kon doen om de overledenen te herdenken. De doden uit mijn leven vertoeven immers onder grafzerken die te afgelegen zijn om ze met een blitzbezoek te vereren. Mijn jaarlijkse dodentrip moet vooraf worden gepland, en organiseren ligt nu eenmaal niet in mijn aard.  Bovendien is al dat gemijmer over de doden volstrekt overbodig. Zelfs op drukke werkdagen spoken ze door mijn hoofd. Dat klinkt erger dan het is, want hun zielen zijn verre van kwaadaardig. Ze zijn eerder vage contouren van wat ooit een mens was. Af en toe verschijnen ze wat scherper in mijn geestesoog en slingeren ze een vergeten citaat of tafereel in mijn herinnering. Die ongewilde mijmeringen hebben niets te maken met een morbide aard of zo. Mijn hoofd is nu eenmaal een grabbelmand met herinneringen en gedachten die als spinrag aan elkaar klitten. Van zodra een stoffige anekdote mijn aandacht wekt, brengt die onmiddellijk een hele reeks associaties met zich mee. Wat meer bij mijn aard past dan vluchtige herdenkingen is nadenken over de zaken zelf. Wat heeft die dood nu eigenlijk te betekenen in het leven van een mens? Toegegeven, denken is een beetje uit de mode. Waarschijnlijk is de afleiding te groot. Zelfs op de hoogdagen van onze cultuur laten we onszelf – en elkaar – opslorpen door banaliteiten. Daarom besloot ik om die dagen gewoon niets te doen. Geen trick or treat, uitgeholde pompoenen of herhalingen van Halloween of Friday The 13th op All Hallow’s Eve. Geen chrysanten, familievisites en koffiekransjes op Allerheiligen. Zelfs het ‘Tiens, deze dag is er ook nog?’-gevoel op Allerzielen liet ik achterwege. Nee, de dodendagen waren simpelweg me time. Niets beter dan gewoon even lekker in de zetel hangen en de dood in de ogen kijken.  Dat laatste was makkelijker gezegd dan gedaan, want de dood heeft geen gezicht. Misschien hebben we daarom alle tralala nodig waarmee dodenherdenkingen gepaard gaan. Kleef een gezicht op de dood (een schedel bijvoorbeeld), omring hem met symbolen van verval, duisternis en verrotting, en hij is beter te vatten dan de grote gapende leegte die hij in feite is. Symbolen zijn een manier om grip te krijgen op het ongrijpbare, om het wezen te zien van wat in essentie onwezenlijk is. Zonder symbolen blijft de dood onzichtbaar.  Maar te veel symbolen verblinden ons, zoals ook de straatverlichting de sterrenhemel verduistert. Symbolen worden dan lege betekenaars die hoogstens een bepaalde sfeer moeten evoceren. Laat dat nu net het probleem zijn met die herdenkingsdagen uit het najaar. Hun symbolen zijn zo talrijk, kleurrijk en extravagant dat ze de dood niet langer een plaats geven. Het zijn uitdrijvingsmechanismen om het doembeeld van verval in de ban te doen. Dat de geraffineerde waardigheid van Allerheiligen en Allerzielen in de schaduw komt te staan van het snelle, oppervlakkige consumentisme van Halloween is misschien geen toeval. Halloween is het ideale dodenfeest voor een generatie mensen die het geloof in het hiernamaals verloor, zonder hun verlangen naar het paradijs te blussen. Dat paradijs wordt in elke cultuur bevolkt door gelukzaligen die van de bron van de eeuwige jeugd hebben geslurpt. Dit verklaart de paradox van moderne mensen: Naarmate hun levensverwachting stijgt, neemt ook hun obsessie toe om een leven lang jong, vitaal en up to date te blijven. Fear of missing out is de angststoornis waardoor hedendaagse psychiaters zich verzekerd weten van een onbeperkt cliënteel.  Ik koesterde dan ook een zekere trots toen ik die eerste november, maar zeker ook op Halloween, lamlendig in de zetel bleef liggen, terwijl ik mijn hoofd brak over de oogkleur of de schedelvorm die ik voor Magere Hein (of is het Pietje de Dood?) moest bedenken. Ik wist echter dat mijn daad van rebellie onbestraft zou blijven. De cultus van de eeuwige jeugd is niet minder hardnekkig dan de katholieke schuld- en boetemoraal, maar ze heeft geen dreiging van eeuwige verdoemenis om de ketters in het gareel te doen lopen. Toch is die cultus schatplichtig aan het christelijke geloof met zijn overtuiging dat de dood slechts schijn is, niet meer dan een poort naar het eeuwige heil aan de zijde van de Almachtige. Wat ze met elkaar delen is de verachting van een leven gekenmerkt door pijn en verval. Lijden heeft voor christenen weliswaar een betekenis. Wie zijn aftakeling lijdzaam aanvaardt, verzekert zich immers van een VIP-pasje voor het Koninkrijk Gods. De huidige mensen zijn ongeduldiger. Zij willen het paradijs hier en nu. Ze willen het mooiste lichaam, de eeuwige jeugd, een luxewoning en verre reizen naar oorden die altijd blijven verrassen. De ontgoocheling is dan ook groot, wanneer hun 40ste verjaardag nadert en de eerste grijze haren op hun slapen verschijnen. De kerk van Rome en de tempel van Harry Styles zijn twee manieren om de dood uit te drijven. Zelf voel ik er meer voor om eindigheid wel een plaats te geven. Wie wordt geboren, moet ook sterven. Ook wie een auto koopt weet dat hij binnen tien jaar kosten heeft. Kunnen we de dood volledig aanvaarden? Waarschijnlijk niet. Volkomen acceptatie is even illusoir als het geloof in volmaaktheid. Moord, doodslag, ziekte en honger blijven een schandvlek voor ons moreel kompas. Maar misschien moeten we het zover niet zoeken. Soms is het genoeg om de verhalen te veranderen, waarmee we de dood bezweren.  Een alternatief relaas van de dood vinden we bij de heidense voorouder van Halloween en Allerheiligen: Samhain. Tijdens dit Keltische feest, dat rond 31 oktober werd gevierd, was de sluier tussen de mensenwereld en de dodenwereld op zijn dunst. Elfen, geesten en goden dwaalden door straten, bossen en velden. De zielen van overledenen bezochten hun familieleden, vreugdevuren werden aangestoken, en mensen trokken rond vermomd als geesten.  Veel elementen uit dit feest vinden we nog terug in Halloween en Allerheiligen. In de meeste gebieden werden heidense rituelen vlotjes geïntegreerd in het christelijke geloof. Samhain was echter boven alles een feest van vernieuwing. Het markeerde het einde van de oogsttijd en het begin van de winter, maar was ook de ideale gelegenheid om komaf te maken met het verleden. De vreugdevuren waren een soort reinigingsritueel, net als het offeren van vee. Negentiende-eeuwse onderzoekers als John Rys of James Frazer opperden zelfs dat Samhain het Keltische nieuwjaar was.  Die visie is omstreden, maar het lijdt geen twijfel dat de Kelten een meer cyclisch wereldbeeld hadden, waarin de tegenstelling tussen licht en duisternis minder absoluut was dan in het christendom. De Keltische dag begon en eindigde tenslotte bij zonsondergang. Licht wordt geboren uit duisternis. Misschien keken de Kelten dan ook met een mildere blik naar de man met de zeis, precies omdat ze de dood – naar analogie met de duisternis – aanvaarden als een voedingsbodem van nieuw leven.  Veel van wat we veronderstellen over het oude Keltische geloof is gebaseerd op hypotheses en latere observaties van plaatselijke folklore in overgebleven Keltisch sprekende gebieden. Nieuwe heidenen en zelfverklaarde heksen volgen niet het oude geloof, maar een grotendeels zelf geconstrueerde cultus. Ongetwijfeld zijn veel aanhangers daarvan op de hoogte. De aantrekkingskracht van dit nieuwe geloof ligt voor hen niet in de authenticiteit ervan, maar misschien vooral in die meer ongedwongen omgang met verandering.  Tegelijkertijd legt de Keltische traditie iets fundamenteel tragisch bloot. De dood een plaats geven lukt nooit helemaal. Altijd weer moeten we onze toevlucht nemen tot verbeeldingskracht. We fantaseren over eeuwige jachtvelden, Koninkrijken Gods, eeuwige jeugd en rijstpap met gouden lepeltjes. Zelfs natuurreligies verzinnen verhaaltjes over elven, ronddwalende zielen en vruchtbaarheidsgoden om de kosmos een beetje gezelliger te maken. Dat begon ook mij te dagen toen ik die ochtend in november de dood in de ogen wou kijken, maar niet kon beslissen of ik hem nu Magere Hein of toch eerder Pietje de Dood zou noemen, of hij mannelijk, vrouwelijk of eerder non-binair zou zijn. De dood denken had geen zin meer, hoewel ik haar onmogelijk kon negeren. Wat me nog restte waren verhalen, die ik op lome herfstdagen liever consumeer als langspeelfilm, dan als literaire klassieker. Ik stond recht, nam een zak chips uit de voorraadkast, en keek voor het zoveelste jaar op rij naar de DVD van Halloween. Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
32 0

droomkoe

Vanmorgen had ik weer een droom. Ik zat aan tafel met mijn familie, en een leerkracht gaf me mijn rapport. Ik ging naar een kunstschool, samen met mijn zusje. (De richting was iets omtrend acteren) De leerkracht had wit haar en een witte baard alsook een krachtig voorkomen. Hij was mager. De details sijpelen nu door mijn vingers heen, als een zandkasteel gemaakt van water.Maar de leerkracht, die man, was gemeen. Hij noemde me een moederskind. Een slappe sok. Het enige wat ik kon was me in haar armen verstoppen en jammerend wijzen naar de grote wereld. Ik had alleen maar onvoldoendes terwijl mijn zusje het veel beter had gedaan.Eerst lachte ik nog, toen wou ik hem slaan. Hij werd steeds gemener en kwader. Het was onmogelijk zijn tirade te onderbreken. Er was geen maar tussen te krijgen. Ik wou de man slaan. Ik stond op, trok mijn arm naar achter en maakte een vuist. Zoals een gespannen boog richtte ik me op hem. Het enige wat me weerhield was rede, redelijkheid en fatsoen. Hij leek het niet eens te merken!Ik werd vlak daarna wakker. De vorige keer droomde ik dat ik de kelder in brand stak. Dat ik me verzette tegen het gevoel van ogen die zich in mijn rug boorden. En het gevoel dat er iets vreselijk op het punt stond te gebeuren. Nee, tierend trok ik verder tot het verste punt van de kelder en stak alles in brand.Sindsdien droom ik veel minder over mijn ouderlijk huis. De keer daarvoor droomde ik dat mijn vader stierf en dat ik zijn plaats moest innemen. Dat was enkele maanden voor de geboorte van mijn eigen zoon. De keer daarvoor droomde ik dat ik auto reed maar niet kon remmen. Als een schip gleed ik verder. Daarvoor, de golf die me overspoelde. De zee dat me opslokte alsof het dorst had.

Stelselmatig
3 0

Hanoi

In het begin was er chaos. Dat bleek toen de taxi zich gewetenloos van de International Airport Noi Bai naar mijn eerste hotel bewoog. De chauffeur was het gewend om weke westerlingen op zijn achterbank te hebben en negeerde mijn halfvolle shocktoestand volkomen. In een file passeerden me op enkele minuten tijd wel honderd scooters. Erop zat men nooit alleen. Het ene gezin overtrof het andere en mijn waargenomen absoluut record bedraagt vijf. De man des huizes, sigaret slapjes tussen de lippen, bestuurde het ding met op zijn rug een vrouw gekleefd, die op haar beurt, armen achterwaarts reikend, het jongste kind in een grauwe draagzak voor de grootste schokken behoedde. Voor de man zat het middelste kind nog net op de punt van het zadel met zijn handen in de zij van zijn oudste broer die rechtop stond, zijn hoofd net onder de kin van zijn vader, twee handen mee op het stuur. Een plastic zak, wellicht hun avondeten, als teken van de tijd. Het kind op het zadel keek me aan. Ik vraag me nog steeds af wat hij gezien moet hebben, of hoe hij dit gezien moet hebben. Telkens ik terugdenk aan dit tafereel voel ik schaamte, zoals een verwende poedel misschien ook voelt – of zou moeten voelen – als hij door een arme, hardwerkende mierennest zou lopen. Ik voel de mierenbeten van de poedel in de blikken rondom me.    Ik wandelde naar het plein waar de taxi me had uitgebraakt en zuchtte me neer op de eerste bank. Het zou in dit land de enige plaats blijken waar verkeerslichten ietwat werden gerespecteerd, of toch door automobilisten. De mieren op de bromfietsen zagen in het rode licht geen reden tot stoppen en hielden de wet van de luidruchtigste in ere. Tussen verzorgde bloemperkjes naast het Hoan Kiem-meer zat een man te mediteren op het donkere gras. De zon raakte niet voorbij de wolken en zou zich voor de rest van de dag gewonnen geven. Ik had de neiging deze man te vragen onmiddellijk op te houden. Waar haalde hij het lef zijn innerlijke rust zo traag en breed uit te smeren op een van de weinige groene plaatsen van deze stad? Zag hij de drukte rondom zich dan niet, het gewriemel, de haast? Hoe kan je je in tijden van sociale en economische competitie zó verheven voelen dat je zo nodig de spot moet drijven met duizenden levensechte passanten? Hij verstikte zijn medemens door te tonen hoe goed het met hem ging. Is dat niet iets om binnenskamers te houden? Laat mensen die geen nood hebben aan vertraging met rust, besmet hen niet met van dat geitenwollen sokken geleuter dat we elke dag moeten plukken en dat we onszelf niet mogen verliezen in winstbejag, productiviteit en baatzucht. Is meditatie niet gewoon een teken van zwakte? Een noodkreet omdat de aardbol net voor jou te snel draait.  De man was grijs en klein, had een fijne sik en droeg zwarte kleren. Een paar schoenen stond nauwkeurig naast zijn oefenmat. Geruggensteund door de pittoreske Schildpadtoren in het meer achter hem, dolde hij met de drukte van deze metropool. De toren werd gebouwd om, jawel, een schildpad te eren. Nadat keizer Le Loi de Chinese indringers in 1428 had verdrongen met behulp van een magisch zwaard, was het de schildpad die dit zwaard in het Hoan Kiem-meer kwam ophalen om het terug naar zijn meester, de draak, te brengen. Een lome schildpad met meedogenloze meester, beiden ten dienste van Le Loi die een onafhankelijk Vietnam verwierf. Is de grijze man de schildpad van vandaag? De schildpad de rust, de draak de haast? Zijn beide dan noodzakelijk om een verhaal hier op aarde tot een goed eind te brengen? Geen snelheid zonder traagheid. Het onophoudelijke geclaxonneer stelde voor de imposante bomenrijen op de oevers niets voor; ze hadden destijds de Vietnamoorlog overleefd en wuifden stadig verder. De man balanceerde nu op zijn linkerbeen met z’n knie in een halve rechte hoek, zijn rechterbeen had hij voor zich uitgestrekt en zijn voet maakte steeds een halve cirkel naar links en terug, naar links en terug. Zijn twee donkerbruine kijkers volgden deze beweging mee. Niets aan de man leek onbestuurd, alles beheerst.  Misschien slaat al wat ik toen dacht, gezeten op een betonnen bank, net aangekomen in chaos, wel op niets. Ik voelde een schaamte toen ik me als vrije toerist mengde met het drukke leven daar. Iedereen die ik niet in de drukte zag passen wou ik meetrekken in mijn schaamte en in het gelid laten lopen. Waarom? Omdat ook ik me thuis al te vaak op een brommer hijs, rode lichten negeer en anderen, zelfs zonder toeteren, in een vicieuze cirkel duw. Omdat ook ik onderdeel ben van een race en deelneem aan een streven dat op persoonlijk vlak amper winst, vaker verlies oplevert. Ik ben een schuldig slachtoffer. Terwijl ik deze woorden op papier zet, krijg ik steeds meer sympathie voor de man. Hij durfde een schildpad te zijn, omgeven door draken. Ik niet. Wie door het park wandelde of passagier was kreeg dankzij deze man de kans te vertragen, even tot stilstand te komen, in zichzelf te kijken. Zou de moeder op de brommer de man ooit hebben opgemerkt? Of het kind dat me eerder die dag aankeek? Moest ik het kind zijn, zou ik denken dat de man in het park en mijn verschijning in de taxi misschien wel familie waren. De grijze man een eigenwijze vader, de man in de taxi zijn zoon. Ik zou denken dat de zoon zijn vader kwijt is en nooit zal vinden; hij bevindt zich in een stroom die de zijne niet is, zijn vader speelt standbeeld waar de stroom slechts meandert. 

de amechtige specht
3 0

40 jaar aids.

            Veertig jaar geleden, op 5 juni 1981, maakte het Amerikaanse Center for Disease Control (CDC) in een onrustwekkend rapport melding van enkele gevallen van een zeer ernstige vorm van longontsteking bij een paar gezonde mannen. Allen waren homoseksueel en sommige mannen waren al gestorven aan deze onbekende en ongekende ziekte die we later als aids zouden kennen.             Vandaag weten we dat aids al voor 1981 bestond. Al snel werd aids gekoppeld aan homoseksuelen en hiermee was het eerste intellectuele obstakel gepland. Al snel volgden de andere h’s: hemofilie, Haïtianen en heroïnegebruikers. Groepen van mensen werden gestigmatiseerd. 40 jaar lang hebben activisten, “par le sang et par le sperme’, ongeziene veranderingen teweeggebracht op zowel maatschappelijk als economisch, medisch, psychologisch, juridisch, sociaal en seksueel vlak. We hebben oude systemen in ons gezondheidsbeleid blootgelegd. In die systemen was de macht van het medisch corps alom (“als de dokter het zegt, zal het wel zo zijn”). Het is ook de geboorte van de biopolitiek. De zieke, de patiënt als reformateur. Hervormingen die we vandaag nog in gezondheid en welzijn kennen, dateren van die woelige periode waarin door machtsstructuren met de moraalvinger gewezen werd en groepen mensen gestigmatiseerd werden omwille van wie of wat we waren. Er waren goede seropositieven en slechte seropositieven. Maar we werden mondiger en we vergaarden kennis. Act Up New York en later Act Up Paris stonden onvermoeid op de barricaden, aan de labo’s en aan de deuren van de beleidsmakers. Ook in ziekenhuizen stonden duizenden vrijwilligers om muren te doorbreken. Helaas stonden we ook in het mortuarium. Wekelijkse kost. Knowledgde is a weapon, was onze slogan, want alleen met knowledge kon je aids bestrijden. Aids was niet alleen het laatste stadium van een resem aandoeningen maar ook een politiek debat en een maatschappelijk debat. Een positieve hiv-test betekende immers de aankondiging van een sociale dood. Veertig jaar later kent iemand die vandaag hiv-positief is, een even normale levensduur als iemand die seronegatief is. Maar het parcours blijft hobbelig. We mogen de psychologische, lichamelijke en maatschappelijke neveneffecten niet onderschatten. We denken vandaag veelal dat een pilletje wel helpt en voor jongeren en millenials is aids een ziekte voor oude mensen. Niets is minder waar. Vandaar dat een beetje geschiedenis, een beetje het geheugen opfrissen en weten waar vandaag onze rechten als patiënt vandaan komen, in het licht van deze 40ste verjaardag, belangrijk is om te begrijpen, om kritisch te blijven, om universeel te blijven en om niet toe te geven aan identiteitspolitiek, fake nieuws en populisme. In de nasleep van 1968 zijn we begin jaren ‘80 van de vorige eeuw ons gaan engageren tegen machtsstructuren in de maatschappij, in de medische wereld, in het onderwijs, in de psychologie, in de sociologie, in de literatuur, in de volksgezondheid, in het algemeen recht; wij hebben het landschap van activisme hertekend en de medische wereld speelde stilaan de alleenheerschappij over onze gezondheid kwijt. De ondergrond van onze maatschappij werd blootgelegd en politiek werd gedwongen krachtdadig te zijn voor een hele bevolking. Seksualiteit was niet langer weggelegd voor procreatie en heteroseksuelen. De wereld ontdekte gay seks. Blanke vrouwen en vrouwen van kleur lieten hun stem horen. Druggebruikers en prostitués, zowel mannelijke als vrouwelijke, kregen ook een stem. Trans vrouwen en trans mannen waren nog transgenders en verenigden zich in een gezamenlijke strijd tegen aids. Ook travestieten deden mee. Migranten en mensen van niet Europese origine hadden recht op volwaardige universele gezondheidszorg. Daar streden we voor. Het was vechten. Elke dag. Elke avond. Vergaderen, studeren, schrijven, het medisch jargon begrijpen, informeren en zich informeren, van de ene conferentie naar de andere conferentie gaan, roepen, met de vuisten op de tafel slaan, manifesteren, slogans die decennia later nog nablijven bedenken. Het was ook feesten. Gelukkig maar. Met drugs af en toe. Op house en disco. Het was ook zeggen dat we aan het sterven waren. Het was zorgen voor iedereen, niet enkel en alleen voor de eigen gemeenschap. Nooit vermoeid en altijd moe. En toch weer opstaan. Naar een meeting of naar alweer een begrafenis. Nooit opgeven, sterk blijven. We bleven ons verenigen. We bleven onze seksualiteit beleven. We eisten het recht op schone spuiten. We eisten het recht op medische zorg voor mensen zonder papieren. We eisten het recht op onze lichamen, we eisten veiligheid voor onze lichamen. Daarvoor hebben we gevochten. Het was vechten tegen de labo’s, niet als vijand, maar als bondgenoot. De coronamoeheid waarvan vandaag de media bol van staat, is een luxelachertje. Wat het afgelopen coronajaar in onze ziekenhuizen mogelijk heeft gemaakt, is aan mijn generatie te danken. De stilzwijgende generatie van vandaag. We hebben het te danken aan alle anonieme vrijwilligers. Aan een onvoorwaardelijke strijd tegen een virus. Aan onze gestorven kameraden.             Aids heeft zwakke schakels in de maatschappij blootgelegd maar aids heeft ook de macht die de farmaceutische bedrijven hadden – en vandaag nog altijd hebben – laten kennen. Als activist konden we onze rug niet keren of een knieval doen tegenover hun macht. We hadden hen nodig maar niet tegen eender welke prijs. Onze strategie bestond erin de labo’s die onze directe vijanden waren tot onze bondgenoten te maken. Mensen stierven. Wij hadden de dood in zicht. Labo’s treuzelden om aidsremmers op de markt te brengen en medicatie werd aan woekerprijzen op de markt gebracht waardoor hele bevolkingen geen toegang tot aidsremmers hadden. Het heeft ons slapeloze nachten gekost om generische middelen te verkrijgen en patenten vrij te geven. Het heeft levens gekost. Iedere epidemie heeft een directe invloed op de politiek, omdat een ongekende en stigmatiserende epidemie een bedreiging vormt en de hele sociale orde in vraag stelt. Dat geldt zeker voor aids, dat geldt vandaag ook voor corona. We moeten durven te kijken naar hoe aids niet alleen onze maatschappij veranderd heeft maar ook welke invloed aids had op ons gezondheidssysteem, hoe universeel en toegankelijk ons gezondheidssysteem vandaag geworden is maar evenzeer moeten we onder ogen zien welke maatschappelijke obstakels er in onze Westerse maatschappij nog leven. Dat dwingt ons ook onze relatie Noord-Zuid te herstellen. Dat kunnen we niet door identiteitspolitiek waar iedereen voor eigen parochie preekt. Onze ervaring moet niet voor onszelf maar een algemeen belang dienen. We moeten ons verenigen in consistente nooit opgevende sterke onafhankelijke structuren. Dag en nacht. Door wind en regen. Met kennis als wapen. Niet met gekneut of met identiteitspolitiek.             Aids heeft ons geleerd te weten welke eigenschappen een maatschappij geeft aan een ziekte: wie veroorzaakt de ziekte, wie bepaalt wat de ziekte is, op welke brutale manier verspreidt de ziekte zich en welke ravages richt ze aan, welke groepen in de maatschappij zijn meer vatbaar en kwetsbaar voor een besmetting dan anderen, hoe snel verspreidt een virus zich en in welke mate. Aids heeft ons ook doen afvragen waar in onze maatschappij de ziekte het felst toeslaat: in welke sociale, economische, religieuze, psychologische, politieke en medische context manifesteert de ziekte zich. Wie doet er iets aan en wie verdraait eerder de feiten. In de kantlijnen van deze eigenschappen moesten we ook weten waar de oorzaken van de verspreiding van de ziekte lagen, welke factoren meespeelden en op welke manier het virus zijn weg vond. Op die manier kon de maatschappij zich organiseren om adequaat op te treden om het virus bij het nekvel te grijpen en te beheersen. Helaas heeft diezelfde maatschappij al snel een zondebok willen zoeken en een sociaal bloedbad laten plaatsvinden.             Veertig jaar later staan we voor andere uitdagingen en geeft mijn generatie de fakkel door, áls de volgende generatie die fakkel wil overnemen. De strijd tegen aids is een universele strijd die de macht van de dokter en de politiek heeft weten te doorbreken. 2030 is nog steeds de ambitieuze streefdatum om aids de wereld uit te krijgen. Daarom is het belangrijk dat de generaties van vandaag de tricks en de tools aangereikt krijgen die als waakhonden letten op de gevaren van stilte of extremen in de politiek. We moeten blijven een solidariteit handhaven. We moeten ons universeel blijven scharen achter gelijkheid, ook al blijft dit een utopie. We moeten samen geloven in elke sociale strijd: tegen aids, tegen corona, tegen racisme, tegen homofobie, tegen transfobie. Wat wij zonder internet en zonder Smartphone bereikt hebben, moeten we vandaag meer dan ooit op een slimme manier ook kunnen gebruiken. Aids 2.0 en verder.             Het is geen gelukkige verjaardag maar als we blijven getuigen, als we weten wat we veertig jaar geleden gedaan hebben, dan komen we er. We moeten niet roepen tot opvoeden, we moeten onze kennis delen. Knowledge is a weapon. Knowledge is our weapon.

Erwin Abbeloos
5 0

De definities der dingen

De juiste woorden vinden om sensaties zo accuraat mogelijk te omschrijven, is één van mijn passies. Wie zich herkent in de liefde voor taal, weet ook dat ze haar beperkingen relatief snel blootgeeft. Het is vaak cirkelen omheen de essentie. Creatief taalgebruik is als het creëren van een mal van een vorm die nooit gezien kan worden. De inhoud van de mal kan enkel gevoeld worden, afgaande op de contouren. Ik hou ervan om de contouren van hetgeen ik wil overbrengen zorgvuldig te sculpteren en polijsten. Om de boodschap esthetisch te verpakken en tegelijkertijd de kern zo dicht mogelijk te benaderen. Eenmaal mijn creatie de wereld is ingestuurd, is ze onderhevig aan interpretatie. Interpretatie kan mijn mal doen oxideren of blutsen. Wat soms een interessant effect geeft. Veel woorden worden achteloos uitgewisseld, met een schijnbaar vanzelfsprekende consensus omtrent hun inhoud. De tijdsgeest kleurt de betekenis van woorden. Elke definitie is onderhevig aan haar tijd, aan omgevingsfactoren. Niets is absoluut of een vaststaand feit, maar voor het gemak doen we alsof dat wel zo is. We doen bijvoorbeeld alsof we unaniem weten wat er wordt bedoeld met woorden zoals realiteit, gevoelens, vibratie, waarheid of God. Ik neem deze woorden als voorbeeld omdat ik een sterke tegenstelling ervaar tussen mijn persoonlijke definitie en de collectief aanvaarde en gedeelde visie. En ik besef ook dat het woord God in het rijtje zodanig zwaar beladen is met hardnekkige connotaties dat het heel deze tekst kleurt. Misschien boetseer ik wel eens een mal rond dat woord in een volgende tekst, voorlopig hou ik het bij het omschrijven van een fenomeen dat de authentieke betekenis van mijn woorden aantast. En definities vast laat roesten. Het educatief systeem houdt zich ook niet bezig met het uitdiepen van definities. Alleen al aan het woord realiteit zouden ze een hele kluif hebben. Het contempleren over zulke zaken draagt bij aan een verbreding van het bewustzijn. Onze cultuur heeft deze activiteit filosofie genoemd en gelinkt aan mannen met baarden. Ik vat het nu erg kort door de bocht samen, maar ik denk dat het onze samenleving zou verrijken indien we onze kinderen hierover spelenderwijs leerden nadenken. In de huidige door ratio gedreven samenleving staat wetenschap voor waarheid.  Het erkennen dat we het merendeel van het leven niet begrijpen is een taboe. Het is moeilijk om toe te geven dat we de essentie vaak niet kunnen vatten en klampen ons daarom vast aan alles dat op een hard feit lijkt. Abstract denken en voelen zijn onderschatte vormen van intelligentie, simpelweg omdat ze niet kunnen ‘bewezen’ kunnen worden volgens de wetten van de wetenschap. Contempleren over de subjectiviteit van de realiteitservaring leidt bijvoorbeeld niet tot sluitende conclusies en wordt daarom als zinloos tijdverdrijf afgedaan. De meest basale onderwerpen kunnen een diepe poel aan inspiratie en inzichten vormen, als je bereid bent om alle aangeleerde en voorgeprogrammeerde veronderstellingen los te laten. Woorden zijn collectief geladen met zulke veronderstellingen. Het in vraag stellen van geruisloos aangenomen definities is een verrijking voor de geest. Je kunt door de mal van woorden breken door meesterlijk te leren voelen. En definities van woorden weer authentiek te maken. Alleen zo kan de essentie aangeraakt worden.

KarolienDeman
47 1

Kleur van huid heeft niet het monopolie op falen.

Er circuleert – alweer – een open brief gericht aan de Vlaamse radio- en televisieomroep in het vuilste café van het internet. De Open Brief aan de VRT van _mainlyfelicia is de zoveelste in de rij die serieus genomen wil worden maar die het doel voorbijschiet. Het zoveelste zelfde profiel: de hoogopgeleide stedelijke en gecultiveerde elite van kleur die de brandende actuele problemen in de maatschappij (racisme, discriminatie, ongelijkheid, dekolonisatie...) alleen maar kan aanschouwen door het prisme van de eigen identiteit. Wie ík ben, wat ík zie en wat ik vooral niet zie, is belangrijker dan voor het maatschappelijk welzijn van mijn medeburgers (van alle kleuren) te ijveren. Meestal komen deze profielen ook met een gebruiksaanwijzing, en dan niet enkel en alleen om hun verengelst Nederlands te begrijpen. De brief stelt dat de VRT op de werkvloer van de omroep niet divers genoeg zou zijn en er wordt met weblinks naar cijfers en rapporten gegooid dat het een lieve lust is maar die helaas de kern van het betoog totaal torpederen. Eigenlijk is het maar een stormpje in een glas water, het is vrij schools ook, een beetje als een timide spreekbeurt voor een klas van gelijkgezinden; maar het trekt wel de aandacht. Enfin, het doet de wenkbrauwen fronsen. “Wij hebben racisme niet uitgevonden, wij moeten het dan ook niet oplossen.” Het is één van de vele holle slogans die afgevuurd worden wanneer je in discussie wil gaan.  Maar in discussie gaan is te vermoeiend. Ook in deze Open Brief staan de barrières zo hoog als een kathedraal en vraag je je af: wil je eigenlijk nog wel in discussie gaan met zoveel voorspelbaarheid? Net zoals haar generatiegenoten is het gezeur van de auteur slechts onderbouwd door beeldvorming en beeldcultuur – wat ze ziet en wat ze niet ziet, namelijk zichzelf - en lijkt zij in de onmogelijkheid verder te kijken dan de huidskleur van iemand en van zichzelf of verder te kijken in de wereld buiten het scherm van de televisie tout court, of het nu gaat over de VRT, VTM of het Woestijnvis en Verhulst Imperium of de geschreven media. Want de realiteit is écht anders. Het feit dat zij of andere mensen van kleur studies in de media niet afmaken of er zelfs niet aan beginnen, is volgens de auteur het gevolg van zichzelf niet te zien op het scherm. De vooringenomenheid werkt hier echter contraproductief en is gevaarlijk voor mensen die zij in safe spaces gaan sturen. Het ontneemt kansen aan mensen die wél getalenteerd en competitief zijn maar die door het conformisme van de social justice warriors gesommeerd worden in de rol van slachtoffer te blijven. Je moet al verdomd sterk in je schoenen staan om tegen zoveel politieke correctheid in te gaan. Maar ik geloof in mensen, ik geloof in de sterkte van mensen, ongeacht hun huidskleur. Haar betoog is een regelrechte belediging naar mensen van kleur die wél te zien zijn in de media, op de voorgrond, in de coulissen maar ook buiten de media en die succesverhalen schrijven zonder dat hun huidskleur een quota, het resultaat van een diversiteitsonderzoek, een klaagzang op Instagram of een akkefietje in een IG-post is. Zou het niet interessanter zijn als mevrouw _mainlyfelicia zich eerder kwaad zou maken over het aantal Vlaams Belangers in onze parlementen? Dat zou iets collectiefs én constructiefs zijn! Kunnen zijn, want je moet het ook willen. Of een collectief statement maken voor burgerrechteractiviste Zhang Zhan die in China 4 jaar naar de gevangenis moet omdat ze feiten over Covid-19 in Wuhan met de wereld deelde. Of voor Ahmadreza Djaldi? Ik ben benieuwd of de VRT gaat reageren. Ik hoop van niet omdat het hier opnieuw over een persoonlijk verhaal gaat. Een kip zonder kop. Een verhaal sans queue ni tête. Het gaat hier helemaal niet over racisme of discriminatie bestrijden maar het is een persoonlijk verhaal (“Als ik vroeger als kind wat meer mezelf had gezien op tv had ik misschien wat meer in mezelf geloofd.”, schrijft de auteur op haar IG). Ik kan haar evenwel geen ongelijk geven in het zichzelf herkennen op televisie of in de media. Als homo die behoort tot de stilzwijgende generatie X – de generatie tussen de boomers en de millenials – heb ik mezelf ook nooit gezien op televisie. In Mister Humphries in “Are you being served”, Steven Carrington in “Dynasty”, Jos Brink in “Wedden dat” heb ik mezelf als homo niet herkend. Paul Codde was niet mijn type en Luc Appermont was de ideale heteroseksuele schoonzoon. Ik keek in 1978 wel op naar Martine Tanghe die als eerste vrouw de hele BRT-redactie platwalste tot haar onlangs gerechtvaardigd pensioen. Martine deed dat alleen, zonder zeuren en kneuten. Daar keek ik naar op, naar de kracht van die vrouw. Naar kracht tout court. En al waren de homo’s op het scherm niet de homo die ik ben, toch heb ik van mijn leven een succesverhaal kunnen maken, met de mannen die ik uit eigen sterkte zelf heb gekozen. Huidskleur, net als homo zijn, heeft niet het monopolie op falen. Ik heb deuren tegen mijn smoel gekregen en ik heb evenzeer zwarte mensen als even competente collega’s aan mijn zij gehad, als gelijke collega, als overste en zelfs als docent. Maar ik heb nooit opgegeven of zelfs maar willen toegeven aan ingebeelde of vermeende boze blikken en goedbedoelde mopjes om en over mijn geaardheid. Ik ben er als mens en deal with it. Welke negatieve boodschap geeft de auteur wel niet aan een generatie mensen: omdat je jezelf niet ziet, heb je geen kansen? Representatie van een identiteit is geen garantie tot slagen. Ik denk dat hiermee de mythe van de woke-cultuur doorstoken is en dat we eindelijk, eindelijk redacties, het onderwijs en de media wakker kunnen maken om zoveel bullshit. Sorry voor het woord. Soms kan ook gewoon een boek lezen muren doorbreken en levens positief beïnvloeden. De auteur wil alles raciseren en zij gelooft niet in de sterkte van een minderheid. Of ze ziet het niet. Dat kan ook. Voor de auteur – en voor alle identiteitsdenkers – is zwart of persoon van kleur zijn gelijk aan minderwaardig, iemand die uit de boot valt, iemand die geen kansen maakt door zijn/haar/hun huidskleur, iemand die niet gezien wordt. Wat een vooringenomenheid. En wat een afrekening voor mensen die het maken als mens. Ik ben zwart, ik zie me niet op tv dus ik besta niet. De slachtofferrol van deze mensen die enkel als referentie sociale media, televisie, Wikipedia en Google hebben, is te belachelijk voor woorden, en toch krijgt het rasiseringsproces telkens weer een platform. Daarom hoop ik dat de VRT hier niet op in gaat. En dat ook de mainstream media hun karren vanaf nu draaien. Een poging om identiteitspolitiek bij de VRT te brengen is ook aan de gang op de VUB. Wat ooit een liberale, vrije en vrijzinnige plek was waar alle ideeën mogen gezegd worden, start ook daar binnenkort de dictatuur van de identiteitspolitiek in de vorm van enkele vooringenomen lezingen. Progressief links kaapt de hele discussie, als dat maar goed komt! Niet te verwonderen dat links in een impasse zit. Ik situeer mezelf in de linkse hoek van de politiek maar zonder deze waanzin van stampvoetende hoogopgeleide zogenaamde feministen die het debat alleen maar verzuren, verdraaien en in de kiem smoren. En met referenties naar Wikipedia verwijzen. Ik dacht dat de VUB beter kon. Het gelijkheidsplan van de VUB daarentegen getuigt in theorie van veel ambitie maar kijkt veel te weinig naar de competenties en laat maar één stem horen: die van de cancel dictatuur en de polarisatie cultuur. Ik hoor daar nog steeds studenten zeggen dat mensen aangenomen moeten worden op basis van hun identiteit, niet op basis van hun competenties. Het wij/zij denken heeft daar ook lelijk huis gemaakt. Bij wie ligt de fout? De fout ligt bij zogenaamde activisten, influencers en opiniemakers zoals _ mainlyfelicia en haar vriendinnetjes en die als lege dozen de kranten vullen en de sociale media domineren zonder ook maar, onder andere, racisme te bestrijden. De fout ligt evenzeer bij de politiek die mensen van kleur in de etalage zetten om hun propaganda te staven. Politiek faalt. Partijen gebruiken de tricks van de reclamewereld door logo’s te veranderen, slogans te herschrijven en in tv-programma’s met hoge kijkcijfers op te treden en waar om ter luidst wordt gelachen. Van politieke daadkracht gesproken. Politiek heeft geen ambitie meer. Politica schrijven boeken over ideale werelden die ze nooit kunnen verwezenlijken omdat de partij vroeg of laat tegenwerkt maar die boeken kunnen wel tellen als stemmen bij volgende verkiezingen. Gelukkig zijn er nog politiekers van kleur die wél daadkracht hebben voor de hele maatschappij, niet in ademnood geraken omwille van hun huidskleur en zijn er ook blanke politiekers die niet aan boetedoening doen en zich scharen met alle collega’s rond een gezamenlijk politiek project. Dat zijn de politiekers die een land nodig heeft. Ook bij de media ligt de fout. Een hele generatie woke millenials beheerst vandaag de grootste kranten in Vlaanderen. Gelukkig zijn er buitenlandse kranten waar échte diversiteit en niet enkel de pseudo-diversiteit van openbriefschrijvers die over zichzelf komen klagen aan bod komen. De journalistiek, zeg maar, is er genuanceerder en meer in balans. Vlaamse media – vooral geschreven media – hebben een tegenwoord nodig want we vallen een beetje in slaap en we kijken meer en meer naar de grotere broers en zussen in het buitenland. Zelfs over de taalgrens heen. De fout ligt ook bij scholen en universiteiten zoals de VUB die niet in staat zijn af te zien van identiteitspolitiek en zo van onze toekomstige studenten brave conformistische vrouwen en mannen maken die nooit geleerd zullen hebben kritisch te denken en misschien ooit scripties met emoji’s zullen afleveren. We klappen in de handjes voor de sterrenstatus van gastsprekers, niet voor een kritische en onderbouwde kijk op racisme, diversiteit, gelijkheid, dekolonisatie. Het extremisme in de maatschappij heeft nog mooie dagen in het vooruitzicht. Onderwijs heeft geschiedenis nodig om de cancel cultuur tegen te gaan bijvoorbeeld maar evenzeer is er nood aan filosofie om het kritisch denken aan te moedigen. Een rondvraag in enkele Franse scholen geeft aan dat leerlingen de dader van de moord op Samuel Paty wel begrijpen. En het zijn niet alleen maar moslims die zo denken. Is dat niet onrustwekkend? Willen we dat, brave conformistische burgers maken die vrije meningsuiting niet kunnen vatten? Passieve Instagram-volgers die klaphandjes, kusjes en hartjes plaatsen in plaats van eens een serieuze vraag op te werpen? Ah ja, woke-mensen gaan met niemand in discussie (emoji met hand op het hoofd). Kunnen dan de mensen die open brieven of open boeken schrijven en open lezingen geven onze ministers van Onderwijs bijvoorbeeld aanmoedigen om op de eerste schooldag iets uit te leggen over wat vrije meningsuiting is, wat een rechtsstaat is, wat een vrije maatschappij is en waar een leerkracht voor staat in plaats van ongelijkheid te schreeuwen in de conformistische mainstream media over oorbellen en jurken voor jongens? Want dat kan je zonder fifteen minutes of fame meteen afdwingen in het begin van een schooljaar. En zeker via de leerlingen en/of studentenraad. We moeten nú de dingen, het debat of hoe je het ook wil noemen terug in elke context plaatsen en het gejank van de gekwetste generatie achterwege laten. We hebben nood aan sterke en kritische mensen die vuisten op de tafel slaan, muren slopen en barrières breken, met woorden en met daden. We hebben geen nood aan jankende millenials die van de tafel wegblijven, muren optrekken en zich isoleren in safe spaces. Het progressieve links is helemaal doorgeslagen en maakt op comfortabele manier de weg vrij voor rechts-extremisme. Marine Le Pen heeft van haar winkel een voor velen aannemelijke en aanvaardbare versie van extreemrechts gemaakt en als eindpunt van haar oeuvre half links weggekaapt dankzij de politiek van de woke-generatie; bij ons begint deze versie ook vormen aan te nemen. In onze parlementen, op onze universiteiten en in onze media. Links is vandaag in een impasse, geblokkeerd door de kneuterige kleutertjes van de woke-politiek en we zien mensen de linkse boot verlaten. Links heeft haar eigen volk verloochend en geruild voor de nachtmerrie van identiteitspolitiek. In de Verenigde Staten zijn Biden en Harris niet de oplossing. Zij vertegenwoordigen wél een overgangspolitiek en kunnen alleen maar de gemoederen bedaren en het fatsoen in de politiek terugbrengen. En dan hopen dat in 2024 Harris president wordt. De Black Lives Matter in België van wie we sinds juni niets meer hebben gehoord, zullen nooit gehoord kunnen worden als zij stuurloos en verloren in identiteitspolitiek blijven hangen. Wie een beetje de geschiedenis van activisme kent – en ik ken die -, dan zien we zo de valkuilen van deze bewegingen. We hoorden meer van BLM tijdens Trump dan onder Obama en binnenkort onder Biden. Trust me, I’ve been there. We moeten nú de dingen doen. Echt, wie zal het doen? Want ’t is nogal dringend.

Erwin Abbeloos
6 1

Seksuele energie

Het hoogtepunt van seks is niet een orgasme, maar een bewuste connectie die alle woorden, gedachten en gevoelens overstijgt. Voeg daar dan nog een orgasme aan toe en je hebt het summum van wat seks zou kunnen zijn. Seksuele energie wordt zwaar onderschat. Seks is een krachtig creatieproces en dan heb ik het niet over het creëren van een kind. Door seks te hebben, zowel met jezelf als met een ander, worden er dingen het leven in geroepen. De energie manifesteert zich in de tastbare realiteit en juist daarom is het van belang om bewust te zijn van de aard van deze energie. Veel mensen hebben seks zonder zichzelf te eren of lief te hebben. Zo vond ik vroeger de gedachte om gebruikt en overmeesterd te worden erg opwindend, tot het tot mij doordrong dat ik hiermee een zelfdestructief patroon in stand hield. Mijn idee over seks is doorheen de tijd drastisch getransformeerd. Nu ben ik meer bewust van de manier waarop ik mezelf open stel en de waarde die ik mezelf toeschrijf. Het is veel meer dan een vleselijke lust. Seks is een uitwisseling van energie, idealiter met een evenwicht tussen geven en nemen. Door seks te hebben met iemand, kunnen verschillende energieën samengebald worden tot één krachtige generator. Deze kan ingezet kan worden om dromen te verwezenlijken en verlangens te vervullen. De visualisatie die aangedreven wordt door twee samensmeltende zielen heeft een bijzonder grote slaagkans. Net zoals bij meditatie is aandacht voor de ademhaling van essentieel belang tijdens het seksuele creatieproces. De adem fungeert immers als een portaal tussen lichaam en ziel. Wie staat er stil bij de krachtige hoeveelheid energie die uitgeblazen wordt tijdens een orgasme? En wie weet dat je die energie eveneens naar binnen kunt trekken (inademen) in plaats van ze de wereld in te sturen? En welke ideeën, gevoelens en verlangens zitten er achter die energie? Vlak voordat je zulke kracht naar buiten loodst of naar binnen trekt, zou je ze kunnen laden met een intentie. Dit kan een beeld of een gevoel zijn. Iets dat je graag wil manifesteren in je leven. De seks waarover ik spreek, ook wel tantra genoemd, is niet alleen een fysieke connectie maar evenzeer een mentale. Warm en veilig verstrengeld zitten in elkaars bewustzijn is een extra dimensie die door veel mensen overgeslagen, afgewezen of ontkend wordt. Niet iedereen verlangt naar dit soort van verbinding. Ik begrijp best dat veel mensen tevreden zijn in een relatie met seks die louter fysieke bevrediging brengt. Op zich is dat al heel wat. Maar het kan ook zijn dat dit op een gegeven moment in de persoonlijke ontwikkeling niet langer als ‘voldoende’ wordt beschouwd en dat er een verlangen naar meer diepgang ontstaat. Ik ervaar persoonlijk dat dit verlangen slechts matig en tijdelijk onderdrukt kan worden. Het steekt hoe dan ook van tijd tot tijd de kop op. Seks hoeft niet altijd een spirituele ervaring te zijn, er is niets mis met seks die puur gericht is op bevrediging. Het zou wel fijn zijn als meer mensen bewust waren van de mogelijkheden en kracht die er achter seksuele energie zit. Want het is een prachtige menselijke capaciteit om dankbaar voor te zijn.      

KarolienDeman
206 1