Jaap, de ballen, heeft ie last van, in de mond, niet slikken!
'Misschien padellen?' zei zijn vrouw. Frank bouwde met zijn vork een dam in de aardappelpuree om de vleessaus te verhinderen de erwten te overspoelen. Hij keek op. De tijd trok rimpels in haar zoals de zee in het zand wanneer eb vloed aflost. Het leek tachtig jaar geleden dat ze discotheken platwalsten, hoewel hij morgen pas zijn veertig kaarsjes uitblies. Hij frunnikte aan het plastieken heft van het Ikeavork - het zilveren bestek bewaarde ze in de dressoir voor kerst met haar ouders. Hij wilde een gehaktbal prikken, bedacht zich en zwaaide zijn vork wild in de lucht.
'Wat zeik je? Je weet dat ik niet graag speel,' hij onderbrak zijn zin. "Met ballen" ging hij zeggen. Hij was wèl een ballenman. Hij hield van witte, zwarte, gele, oranje, rode en bruine. Maar dat kon niet meer.
'Het zou je goed doen,' zei ze. Met haar vork prikte ze naar een erwt die angstig wegrolde en de tanden ontvluchtte. 'Terug onder de mannen.'
Wat een lef.
'Jaap,' zei Frank, 'heb ik vermoord met een harde stoot.' Hij liet zijn vork vallen van een hoogte die - volgens de normale werking van het universum - het Ikeabord zou breken. Het Zweeds ding gaf geen kick.
Hij haatte zichzelf sinds die noodlottige nacht. Gretig stootte hij, maar na vijf Duvels was zijn zicht troebel, en zijn jarenlange ervaring zoek. Zijn banaan mislukte compleet: De bal drong in Jaaps keel en net zo snel als die in zijn strottehoofd drong, viel Jaap omver en knalde met zijn hoofd tegen de rand van de tafel. Hij stierf op slag, zei de schouwarts achteraf.
'Je vriend stierf een jaar geleden,' zei zijn vrouw monotoon, net als duizend keer eerder. 'Jaap zijn grote bakkes was niet jouw probleem.'
Jaaps tronie hing, sinds zijn vrouw hem sloeg, als een vuilbak in een pretpark die op negenvoltbatterijen schreeuwde: 'Vuil hier, mijn plezier.' Toch kon Frank er zich niet overzetten. Sinds die ambulanciers vloekten en hij zijn verhaal vijf keer bracht - de eerste keer tegen cafébaas Ronny, de tweede keer tegen de ambulanciers, de derde keer tegen zijn advocaat, de vierde keer tegen de rechter en de vijfde keer tegen zijn vrouw achter glas met gaten - geloofde hij er zelf niet meer in. Hij vermoordde Jaap, welwillend, met een trick waar hij drie jaar op zolder stiekem op oefende en hij die nacht voor de eerste keer mee uitpakte.
'Ronny,' snikte hij, 'moedigde me aan.'
Ronny bood hem die vierde en de vijfde Duvel aan van het huis - niet van zijn gewoonte. Ronny huurde een detective om te zoeken met wie zijn vrouw hem bedroog. Van dat bedriegen was Ronny niet zeker maar omdat zij op de eerste zondag van de maand niet meer met hem naar boven wilde, vermoedde hij het ergste.
Die Sherlock Holmes kwam snel met conclusies. Het was iemand die hij kende, een dichte vriend. Plots vielen de puzzelstukjes in mekaar - lange uitleg kort - Ronny's vrouw smoste met Jaap. Toen Frank die avond met Jaap aan de toog hing en opschepte over zijn nieuwe trick, greep Ronny zijn kans. De cafébaas spoorde Frank aan zijn risicovolle act te demonstreren, gaf Jaap zijn mobiel om vanuit een speciale hoek alles te filmen en beiden stonken er met vier dronken ogen in.
'Voor mij geen ballen meer,' zei Frank, '‘T zijn vuile dingen.'
Hij knipperde, veegde zijn droge mond droger met zijn servet en merkte dat zijn erwten in een quasi perfecte driehoek als spelbegin lagen. De gehaktballen op zijn bord lachten hem uit en riepen: 'Knal ons in haar strot.' Hij onderdrukte de drang om met de steel van zijn lepel als keu een trekstoot uit te halen.
Franks vrouw staarde verlangend naar de gehaktballen, nam haar mes, hakte er één doormidden en zuchtte. 'Iets zonder ballen? Hardlopen? Windsurfen?' Ze keek misprijzend naar het hoopje miserie aan de overzijde. 'Darts?'
Frank tuurde naar haar baard, vroeg zich af waarom ze gelebloemenblouses droeg, zag ze huppelen in een strak, zwart lederen topje in de Zillion. Eénentwintig jaar jonger en drieëndertig kilo lichter kon ze nog huppelen, nu stampt ze de dansvloer kapot. Hij wreef het zweet van zijn voorhoofd, krabde aan zijn bierbuik, voelde zijn ballen jeuken en dacht aan Jaap aan de biljarttafel.
Die Jaap kon ze potten.