Zoeken

Aderlatingen

Ik sta in de gang van het ziekenhuis. In mijmer- en wachthouding. Hospitaal, ziekenhuis, kliniek, gasthuis. Woorden genoeg voor een plaats waar je niet wil zijn. Het ene woord is al ouder dan het andere. Ik denk aan ons bezoek aan het Brugse Sint-Janshospitaal uit de 12e eeuw. Nu is het een knap museum. Daar las ik over aderlatingen, die door een barbier-chirurgijn werden uitgevoerd. Ze waren tegelijkertijd kapper, drogist, tandarts, dokter en apotheker. De mensen waren ervan overtuigd dat een zieke kon genezen door veel bloed af te tappen. Het was een kwestie van levenssappen en de balans in het lichaam te herstellen. Bij kapperszaken zie je soms nog van die typische kapperspalen met witte, blauwe en rode strepen die in een spiraal ronddraaien. Die zijn gebaseerd op de wapperende doeken vol bloed die als een spiraal aan een stok hingen te drogen. Gedaan met mijmeren. Ik sta op de gang omdat de kamer leeg is. De persoon is samen met het bed weg voor een ingreep. Een toestel op de kamer houdt niet op met piepen. Dat had je in de 12e eeuw natuurlijk niet. De stekker uittrekken durf ik niet. Ik heb de tv aangezet, maar de match Union Sint-Gillis tegen Liverpool overstemt het gepiep niet. Dan maar de deur dicht en de gang op. In de verte komt een verpleegster aan. Of ze weet hoelang de ingreep nog zal duren. Nee, dat weet ze niet, want dit is haar sectie niet meer. Ze wijst naar een lijn op de vloer die ze net heeft gepasseerd. Ze is wel zo vriendelijk om het gepiep af te zetten. Mijn vraag moet ik aan de balie stellen. Union Sint-Gillis wint de wedstrijd tegen Liverpool met 2-1. Dadelijk nog wat meer goed nieuws en we kunnen weer verder. Zonder aderlatingen.

Rudi Lavreysen
19 1

Zangkunsten

Het is 9 december op de kalender, de laatste maand van het jaar. De doos met de kerstspullen staat in de hoek van de woonkamer. Alleen de kerstboom staat en alle andere versieringen moeten nog opgehangen worden. Het ophangen van de versieringen gaat nog wel dagen duren, elke dag een stukje. De kerst kandelaar trapsgewijs mag niet ontbreken voor het raam in de woonkamer. Veranda helpt graag mee met het ophangen van de kerstversieringen wanneer haar ouders bezig zijn. Het begint al donker te worden, buiten is het een paar graden onder nul. Veranda van 5 jaar zit in de woonkamer tussen al haar Sinterklaas cadeautjes. Ze is nog altijd onder de indruk van haar vele en mooie cadeaus. De prullenbak puilt nog uit met veel verfrommeld sinterklaaspapier. Veranda wordt getrakteerd op een mok met warme chocolademelk. Ze zet de mok met chocolademelk en slagroom op de tafel naast de kerstboom. De kerstboom brandt en alle gekleurde lichtjes branden als kaarsen met uitstraling. Onder de kapstok staat nog een laarsje met een verdwaalde winterpeen. Veranda hoort veel gerommel vanaf het dak in de woonkamer en gaat snel bij de schoorsteen zitten. Het geluid komt van het besneeuwde dak van het huis waar de schoorsteen zich bevindt. De laatste tijd heeft ze zoveel mogelijk sinterklaasliedjes geoefend en luid meegezongen. Het gaat voorlopig ook niet meer uit haar hoofd. De liedjes zijn de laatste tijd erin geramd (zonder roe) in haar klas want elk kind zingt mee. Met speels gemak zingt ze nu sinterklaasliedjes onder de schoorsteen van ‘Zie ginds komt de stoomboot’ , ‘Zie de maan schijnt door de bomen’, ‘Sinterklaas kapoentje’ en het onvergetelijke ‘Wie komt er alle jaren’. Als ze klaar is begint ze gewoon weer opnieuw en weet van geen ophouden. Van spanning is bij haar geen sprake en zingt uit volle borst. Zelfs de lichtjes in de kerstboom sputteren tegen en beginnen te flikkeren. In groten getale valt de sneeuw op het dak en het wordt spiegelglad. De man op het dak kan zich nog net staande houden met al zijn cadeaus voor groot en klein. Hij krijgt het niet warm of koud van al haar vrolijke liedjes. Zijn geduld raakt op en kan het niet meer aanhoren. Op het dak is het ijzig stil maar Veranda zingt de pannen van het (gladde) dak. ‘Oh, kom maar eens kijken’, zingt ze al voor de zoveelste keer. Een zware en vooral geïrriteerde stem onderbreekt haar gezang tijdens haar favoriete Sinterklaasliedje. De stem komt vanaf het dak en laat de schoorsteen trillen tot in de huiskamer, ‘Veranda, ken je ook kerstliedjes’.

Jan Sluimer
31 0

De mobilhome van Gutenberg

Gutenberg neuriede zachtjes terwijl hij het zonovergoten plein opliep. Sommige mannen stonden druk te discussiëren. Anderen zaten peinzend op een bank. Gutenberg glimlachte tevreden. Het was de eerste dag van de Renaissance en iedereen in de stad was zich zeer bewust van deze historische dag. Als er kranten zouden bestaan, dacht Gutenberg, zouden ze tientallen pagina’s wijden aan deze grootse gebeurtenis. Een oudere man sprak Gutenberg aan. ‘Mobilhome!’ ‘Mobilhome?’ ‘Ja! Weet u toevallig wat dat is, meneer?’ ‘Geen idee,’ zei Gutenberg. ‘Het is de eerste keer dat ik dat woord hoor.’ ‘Verbaast me niks,’ zei de man hoofdschuddend. ‘Ik heb het net bedacht.’ ‘Ach zo. Dan weet u toch vast wel wat het betekent?’ ‘Was het maar waar! Ik heb geen idee wat het is. Het kwam plots in me op. Dat overkomt me wel vaker. Onlangs nog deed ik een nieuwe ontdekking: flashmob. Wat zou dat zijn?’ ‘Geen flauw idee. Maar als ik ergens een mobilhome of een flashmob tegenkom, laat ik het u zeker weten.’ ‘Dank u zeer. Daar zou u me een groot plezier mee doen.’ ‘Geen moeite,’ glimlachte Gutenberg vriendelijk. ‘Tot ziens.’  Enkele weken later – de Renaissance was in volle zwier – deed Gutenberg de uitvinding waarvoor hij voor altijd beroemd zou blijven. Voldaan stak hij een sigaar op. Zijn vrouw kwam het atelier binnen en staarde vol ontzag naar de uitvinding van haar man.  ‘Wat doe je, vrouw?’ vroeg Gutenberg. ‘Je gelaat vertoont zulke vreemde vormen.’ ‘Ik kijk vol ontzag naar je uitvinding.’ ‘En moet je dat op die manier doen?’  ‘Geen idee. Het is de eerste keer dat ik vol ontzag kijk. Weet jij hoe je vol ontzag moet kijken?’ Gutenberg schudde zijn hoofd.  ‘Heb je al een naam voor deze machine?’ vroeg zijn vrouw. ‘Nee. Het moet een naam zijn die de lading dekt. Zijnde: een machinale manier om letters op papier te zetten en zo makkelijk en snel teksten en boeken te drukken.’ Zijn vrouw hield haar vuist voor haar voorhoofd.  ‘Wat doe je nu, vrouw?’ ‘Ik peins,’ zei zijn vrouw terwijl ze ook nog steeds vol ontzag keek. ‘Wat dacht je van… boekdrukkunst?’ Gutenberg verslikte zich bijna in zijn sigaar. ‘Zeker niet!’ zei hij ferm. ‘Ik hoor het de mensen al zeggen… Gutenberg noemt zichzelf kunstenaar. Hij krijgt het hoog in zijn bol. Nee, ik wil niet arrogant overkomen, vrouw.  Dit is een machine, geen kunst.’ Er viel een stilte terwijl Gutenberg nadacht en zijn vrouw vol ontzag peinsde.  ‘Eureka!’ riep Gutenberg zoals het een zichzelf respecterend uitvinder past. ‘Ik heb het!’ Het gelaat van zijn vrouw sloeg in een kramp toen ze haar met ontzag peinzende blik een vleugje nieuwsgierigheid wou meegeven. ‘Eb je eun nam?’ was alles wat ze over haar dubbelgevouwen lippen kreeg. ‘Dit,’ zei Gutenberg terwijl hij naar zijn machine liep, ‘is de uitvinding die het leven op deze wereld ingrijpend zal veranderen! Ik stel u voor… de mobilhome!’  Zijn ogen fonkelden van opwinding. ‘De mobilhome zal de mensheid in staat stellen op massale schaal teksten te drukken. De kennisoverdracht zal veel eenvoudiger worden en nieuwe inzichten zullen zich razendsnel over heel Europa verspreiden. Allemaal dankzij de mobilhome!’ Gutenberg had in al zijn enthousiasme niet opgemerkt dat zijn vrouw grienend, vol ontzag peinzend en met een nieuwsgierige blik op de grond lag. De blijdschap die ze voelde was er te veel aan geweest. Gutenberg liet het niet aan zijn hart komen. Hij had nog een woord in zijn hoofd dat dringend een concrete invulling behoefde.  ‘Ik ga nu iets nieuws uitvinden, vrouw. Ga maar alvast slapen. Ik werk de hele nacht door. De flashmob wordt mijn volgende meesterwerk. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat ik een kunstenaar ben.’     

Van Horen Zeggen
10 1

Recht voor de raap

‘Ik wind er geen doekjes om, mevrouw,’ zei de dokter beleefd doch afgemeten. ‘U lijdt aan zwaarlijvigheden.’ ‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Els. ‘Zoals ik het zeg. U lijdt aan zwaarlijvigheden. Minstens twee en misschien wel drie. Daar kan ik nu geen definitieve uitspraken over doen.’  ‘Ik ben te dik?’ zei Els.  ‘Volslank, mollig, dik, zwaarlijvig, vet, obesitas, u noemt het zoals u wil. U wilt niet weten waartoe deze situatie zal leiden. Als ik u zou vertellen wat u te wachten staat, dan zou u wel twee keer nadenken voor u zich weer volpropt met vettigheid. Luister mevrouw, ik draai niet graag rond de pot. U blijkbaar wel rond de kookpot. Of moet ik zeggen kookpotten? Want u gaat me nu toch niet vertellen, dat u dit boksbalfiguur hebt opgelopen door normale porties te eten? Ik zeg de dingen zoals ze zijn: ik raad u aan te vermageren, want anders zullen de gevolgen niet te overzien zijn. Zeker niet door u, want met zo’n opgeblazen lichaam, ziet u niet eens uw eigen navel.’  ‘Wat raadt u me aan te doen, dokter?’ De dokter haalde zijn schouders op. ‘Dat moet u aan een diëtist vragen. Ik ben dokter, ik onderzoek symptomen om daaraan de gepaste conclusie te koppelen. Met de informatie die ik nu heb, is mijn conclusie duidelijk: overgewicht, en nog niet zo’n klein beetje.’ Daarop deed Els zelf enkele voorstellen. ‘Ik zou minder chocolade moeten eten, niet?’ ‘Prima idee mevrouw!’ zei de dokter, blij dat zijn patiënte de ernst van de situatie en de omvang van het probleem inzag. ‘Chocolade, ijs, koeken en chips: weg ermee!’ ‘Ik zou meer moeten gaan sporten. Nu zit ik van ’s morgens tot ’s avonds in de zetel en kom ik er alleen uit om in mijn bed te kruipen.’ De dokter knikte heftig. ‘Beweging is absoluut belangrijk voor een goede gezondheid. Je vraagt je af waarom diëtisten 5 jaar moeten studeren. De essentie van een effectief dieetplan is nochtans heel simpel: geen vettigheden en veel beweging.’ ‘Ik begrijp het,’ zei Els. ‘Ik heb nog één vraagje dokter.’ ‘U vraagt maar.’ ‘Is het goed als ik met dat dieetplan pas volgende week begin?’ ‘Volgende week pas? Beseft u wel dat de klok tikt, mevrouw? De kans is niet gering dat u binnenkort ontploft!’ ‘Ik weet het,’ zei Els. ‘Maar ik moet eerstdaags bevallen van een drieling. En de gynaecoloog heeft mij afgeraden zware inspanningen te doen en tot aan de bevalling veel te rusten.’ ‘Typisch gynaecologen. Wat weten die nu van diëten? Hoe vaker je er langsgaat, hoe dikker je wordt. Als u het mij vraagt, mevrouw, zijn ze een schande voor het doktersvak!’ Hoofdschuddend opende hij de deur van de praktijk. Gynaecologen, zuchtte hij. Els waggelde naar buiten. Dokters, zuchtte ze.

Van Horen Zeggen
11 0

Het einde van de wereld

Zoals elk jaar zou het kerstfeest van de familie Schreurs plaatsvinden ten huize Guy en Anita. En al even traditiegetrouw brachten de voorbereidingen van dit feestelijke gebeuren een aantal huwelijkse spanningen met zich mee. De discussie draaide dit jaar voornamelijk om het menu. Anita had geen zin om de hele avond in de keuken door te brengen terwijl de gasten zich in de woonkamer kostelijk amuseerden met de nummertjes die nonkel Rudi te berde zou brengen. Ze had geen zin om zich in het zweet te werken en vervolgens te moeten toekijken hoe haar gerechten op weinig elegante wijze in de spijsvertering van haar geliefde familieleden belandden. Nee, dit jaar wou Anita voor de verandering ook eens genieten van kerstavond.  ‘Als we nu eens een barbecue organiseren?’ stelde Anita voor tijdens een ontbijt op een grijze novemberdag. ‘De mannen kunnen barbecueën op het terras. Met een jenevertje in de hand wordt dat vast een leuke boel. En ondertussen dekken de vrouwen de tafel en babbelen we over de kinderen en kleinkinderen.’ Guy moest niet lang nadenken om zich een mening te vormen over dit voorstel. ‘Anita, dat is echt een belachelijk idee.’ Anita wou zich verdedigen, maar werd aangemaand tot stilte. ‘Ik zal je zeggen waarom. Het is taalkundig noch culinairtechnisch mogelijk om te barbecueën! Als ik correct ben – en laten we daar tot bewijs van het tegendeel van uitgaan – is een barbecue een voorwerp, een object dus, dat je gebruikt om vlees op een bepaalde manier te bereiden, namelijk door het te braden. Zoals je een pan kunt gebruiken om vlees te bakken, zo kun je een barbecue gebruiken om vlees te braden. Volg je me?’ ‘Guy, alsjeblieft. Dat kan allemaal heel goed zijn, maar ik vind dat soort linguïstische futiliteiten geen argument om niet te barbecueën.’ ‘Anita!’ bulderde Guy verontwaardigd. ‘Besef je wel wat je zegt? Door ‘barbecueën’ als een woord als een ander te beschouwen zet je de deur open voor een hele reeks barbaarse termen! Binnenkort zullen we ons vlees moeten tajinen, ons sinaasappelsap blenderen en onze oosterse groenten wokpannen! Zin in thee? Eerst waterkokeren! Liever een Bloody Mary? Spijtig, cocktailshakeren kunnen we niet. En dan zwijg ik nog over de broodpudding die geovend zal worden en de diepvriesmaaltijden die we eerst zullen moeten microgolven alvorens ze te bestekken. Wie gaat de borden vaatwasseren? Wie gaat de taart in stukken messen? Wie gaat de kaaskroketten friteusen?’ Guy werd bleek. Zweetdruppels gleden van zijn voorhoofd bij de totale chaos die hij in zijn hoofd voorzag.   ‘De wereld zal ten onder gaan aan zoveel verwarring! Het blijft immers niet beperkt tot het keukenen! De manier waarop er geparlement en geregeringd wordt zal drastisch veranderen. Zal er überhaupt nog sprake zijn van democratie? Of krijgen we terug halvegaren aan de macht die over ons zullen dictaturen en vorstendommen?  Oorlogen zullen eeuwig blijven duren door de vele nieuwe technieken die jij taalkundig mogelijk hebt gemaakt: mensen zullen niet meer alleen neergeschoten worden, nee, ze zullen gemitrailleurt, gedronet en geclusterbomt worden! Gezwaard, gevuurd, gegoedendagt! Is dat de wereld waarin jij wilt leven, Anita?’ Guy zag ondertussen vuurrood. Naar adem happend ging hij voort. ‘En de renovatie die jij zo graag wilt! Die kun je dan wel op je buik pennen! Hoe gaan we in godsnaam ooit een keuze kunnen maken uit de talloze mogelijkheden die door jouw schuld in het woordenboek zullen staan? Gaan we die muur in de woonkamer behangtafelen, stukadoren of toch gewoon kwasten? En een zwembad in de tuin, allemaal goed en wel, maar hoeveel zal het kosten om de put te graafmachinen, al die grond te kruiwagen en naar het containerpark te camionnen? Of dacht je dat al voetend te doen? Nee, Anita, de wereld gaat ten onder als er met kerst gebarbecued wordt. Dat kan ik echt niet toelaten. En daarbij, onze barbecue is zo versleten als wat.’ 

Van Horen Zeggen
9 1

Broodstress

Op een zondagochtend stond ik ietwat vervelend te dralen bij de deur. “Welk brood?”, vroeg ik kortaf. “Breng maar een donker mee”, zei mijn vrouw. “Je kiest maar.” “Een donker brood schat? Ze hebben daar zoveel soorten donkere broden dat ge er bijna niets meer ziet.” Mijn overdreven reactie wees duidelijk op een acuut geval van broodstress.Geef nu zelf toe. Tarvo, zeven granen, acht granen, negentien granen, molenaars, tijgerwit, tijgergrijs, volkoren, spelt, roggebrood en dan vergeet ik er nog een paar honderd. Het lijkt wel of er elke dag broodsoorten bijkomen. Thuis heeft de ene dit graag en de andere dat. Er zijn zoveel meningen als er broden zijn. Je zou van miserie bijna sandwiches kopen, maar dat is ook niets voor elke dag. Naar de bakker wandelend, dacht ik aan de vele handelaars die vroeger aan de deur van het ouderlijk huis kwamen. De melkboer, de brouwer, de groenteboer en ook de bakker. Dat bestaat niet meer. Er passeren enkel nog kartonnen dozen. De bakker kwam altijd met twee broden in zijn handen naar de deur gestapt. “Een grijs of een wit vandaag?”, vroeg hij dan. Zo konden we toch een beetje afwisselen. Een grijs brood was toen nog een rond grijs. Het snijden van het brood deden we zelf. Geen enkele boterham had dezelfde grootte. De grote sneden waren perfect voor onze poetzak. De kleine sneetjes waren ideaal om ’s avonds nog een boterham te maken met boter en hagelslag. Voor de kleine honger bij de tv. Mezelf verheugend om nog eens van die vaste grijze boterhammen te eten en meteen om wat ik zou zeggen bij het thuiskomen: ‘Raad eens welk brood ik nu bij heb?', stapte ik vrij van alle broodstress bij de bakker binnen. “Een gewoon rond grijs meneer? Oei, dat wordt niet meer gemaakt.”

Rudi Lavreysen
10 0

De papiertjesmensen

In de trein valt mijn oog op het papiertje dat ik als bladwijzer gebruik. De roman beschrijft op voortreffelijke wijze de ondergang van een wereldmacht. Ik zie dat de mevrouw tegenover me leest wat er op het papiertje staat geschreven. Net zoals in het boek behoren wij tot de laatsten van een soort, namelijk de papiertjesmensen. Thuis is het nog een communicatiemiddel. Boodschappenlijstjes, verlanglijstjes met Kerstmis, notities op de papieren kalender of verjaardagskaarten. Het kan allemaal digitaal, maar het moet niet. Daarbij komt dat papiertjes een hulpmiddel zijn voor mijn legendarische vergeetachtigheid. Mocht het een erkende aandoening zijn, ik behoorde tot de hoogste categorie. Mocht er een zelfhulpgroep van vergeetachtigen zijn, ik werd meteen lid. Als ik niet vergat om naar de bijeenkomsten te gaan natuurlijk. Boodschappenlijstjes maak ik in tweevoud, waarbij er eentje in mijn jas verdwijnt en de andere in mijn achterzak. Mocht ik die in mijn achterzak vergeten, is er mijn jas nog. Als ik die tenminste niet vergeet aan te doen. Afijn, het is een probleem. Mijn vrouw vraagt me ’s avonds ooit om een elektrisch toestel uit te zetten voor ik ga slapen. De vaatwasser of de wasmachine. Al die lampjes moeten inderdaad niet blijven branden. Ook hiervoor gebruiken we papiertjes. Een post-it aan de deur of een papiertje op mijn hoofdkussen. Daarna krijgen veel van die papiertjes een tweede leven, zoals een bladwijzer. Zo vond ik in een oud kookboek van moeder nog het recept voor de wafels die naar vroeger ruiken. Het is ondertussen een onbetaalbaar stukje papier geworden. Maar terug naar de trein. Tegelijk met de mevrouw tegenover me zie ik dat op het papiertje ‘droogkast’ staat geschreven. “Ik ken het”, zegt ze, nog voor ik kan uitleggen waarvoor het papiertje heeft gediend. Ongetwijfeld ook iemand van de vergeetachtigen en de papiertjesmensen.

Rudi Lavreysen
12 1

Over tijd

Het is begin november. Ik wacht al weken op een pakketje, zo moeilijk is dat toch niet. De bezorging is niet van een hoog gehalte maar zit wel dringend op het pakketje verlegen. Het kost me zelfs een vrije dag want ik zou deze zaterdag werken. Ik heb er speciaal een vrije dag voor genomen. Gelukkig kon ik met iemand ruilen op het werk. Vandaag moet het pakje bezorgd worden en wacht rustig af. Buiten is het guur en windkracht acht staat op het menu. Het is eigenlijk geen weer voor de postbode om een pakje te komen brengen. De eerste regendruppels melden zich op mijn raam van de woonkamer. Mijn schoenen staan voor de kachel om te drogen. Ik kijk voortdurend op mijn horloge. Rond deze tijd komt altijd de postbode langs. Is de man soms wat verlaat of heeft een ander zijn dienst overgenomen? Met mijn benen op de tafel geniet ik van de kruidnootjes die volop in de winkels liggen. Plotseling hoor ik de deurbel als ik in mijn luie stoel zit en ren naar de voordeur. Door het raam van de voordeur zie ik een mijter en een staf! Sinterklaas komt hoogst persoonlijk mijn pakje brengen. De zon breekt spontaan door. Niet veel later staat de hele straat voor mijn deur om een glimp op te vangen van de Sint. Joelende kinderen willen allemaal op de foto met Sinterklaas. Wat een happening in de straat. Het lijkt wel of ik de loterij heb gewonnen. Alleen voor een pakketje wat te laat is bezorgd. De Sint kijkt mij aan met zijn volgroeide baard en een plak snor. Ik sta oog in oog met de Goedheiligman. Sinterklaas ziet er moe uit en mompelt wat. Ik zeg tegen de beste man: ‘Het is toch nog geen Sinterklaas.’ De Goedheiligman antwoordt met een zware stem: ‘Het is een kwestie van tijd.’ Zonder gêne en ongevraagd gooit de Sint een handvol pepernoten naar binnen. Buiten voor mijn deur hinnikt voortdurend het oervervelende paard Ozosnel. Geef mij het paard Amerigo maar, de oude rot. Amerigo en de Goedheiligman waren een onafscheidelijk duo op de daken waar ze samen de vreemdste capriolen uithaalden. Sinterklaas overhandigt mij het veel te laat bezorgde postpakket. Zelfs het pakketje is verpakt in sinterklaaspapier. Het wordt van kwaad tot erger. Tot slot deel ik aan de Sint nog een sneer uit: ‘Pepernoten in de schappen in augustus is ook zo overdreven.’

Jan Sluimer
38 0

Allemaal Rocky

Een volwassen man die niet weet wat hij later gaat worden. Wat zeg je daar tegen? Tja, hooguit dat hij een twijfelaar is. Soms droom ik nog van een carrière als acteur. “Het is nooit te laat”, kan ik aardig zeggen en dan lijkt het gemeend. Een verhaal vertellen gaat me ook redelijk af. Plankenkoorts duurt welgeteld drie seconden. Maar nu nog op dat podium? Beter niet. Maar soms gebeurt er iets. Er is niemand die het ziet, hooguit enkele huisgenoten. De volgende scène speelde zich af toen ik met onze jongste op een avond opnieuw naar de film "Rocky" keek. Op het einde van de boksmatch, meteen het einde van de film, roept Rocky naar zijn vrouw Adrian. Het is een iconische scène. “Adriaaaaan”, roept hij een paar keer na elkaar. (Spreek de naam in het Engels uit, mocht u het willen proberen.) Zijn vrouw komt van achter in de zaal naar de boksring gelopen, verliest onderweg haar pet, maar bereikt toch het podium. Ze vallen in elkaars armen en zeggen “I love you” tegen elkaar. Ook al heeft hij de kamp verloren, de liefde is de echte overwinnaar. Ik was opnieuw geroerd en kon niet anders dan net als Rocky naar Adrian roepen. “Adriaaaaaan”, riep ik. Ook met een ietwat scheve mond, net zoals Stallone. Ik was wellicht te enthousiast. Een kenmerk van de onervaren acteur. Mijn vrouw schoot wakker en kwam in paniek de trap afgerend. Ze dacht werkelijk dat ik iets had gekregen. Een hartaanval of zo. Onze jongste zat zich op de grond een kriek te lachen. Ik meende nog snel “I love you” te zeggen, maar ze was al terug naar boven vertrokken. “Ik vond het wel oké”, zei onze jongste, nog steeds op de grond. Och ja, we kunnen niet allemaal Rocky zijn zeker?

Rudi Lavreysen
28 2