Zoeken

over palindromen, zelfvernedering en Hannah Gadsby

Nanette, de veelbesproken show van Hannah Gadsby, stond al een tijdje op mijn verlanglijstje. Nu ik als late adapter ook de weg naar Netflix gevonden heb, was ik klaar voor een avondje comedy. Ze begint haar show gemoedelijk: ‘My name is Hannah, and that is a palindrome. Everyone in my family has a palindromic name, it’s a bit of a tradition. There’s Mum, Dad, Nan, Bob and my brother Kayak’. Er zijn makkelijke grappen, waarmee het publiek hartelijk lacht. Gaandeweg creëert ze tijdens haar show een andere sfeer. Ze vertelt openlijk over haar jeugd. Die was allesbehalve idyllisch. Als lesbisch meisje groeide ze op in Tasmanië, tijdens een periode waarin homoseksualiteit nog strafbaar was. Toen ze ouder was, onderging ze een aantal heel akelige #metoo ervaringen. Ze heeft zeker haar deel ellende gekend in haar leven. En daar maakt ze grappen over. Dat is haar job. Dat heet zelfvernedering. Zelfvernedering op een comedy podium is geen nieuw fenomeen. Hoe ze ermee omgaat wel: ze benoemt namelijk het mechanisme van de zelfvernedering. Ze legt het bloot. Ze legt uit dat moppen uit twee delen bestaan: ‘Jokes have two parts, a question and an answer, a set-up and a punchline. The set-up builds tension, the punchline releases it. That’s my job.’ Bij verhalen ligt het anders: ‘Stories have three parts, a beginning, a middle and an end. To make a joke from a story, you have to leave out some parts of it.’ Om haar betoog te illustreren haalt ze er enkele grappen uit het eerste deel van de show terug bij. Ze vertelt het verhaal achter de grap. De verhalen zijn schrijnend. Zo vertelt ze dat ze op een avond in elkaar geslagen werd bij een bushalte. De grap was grappig, tot het een verhaal werd. Dat grappen uitleggen niet grappig was, wist ik al (‘dus: Wablieft en Wablaf zijn de namen van de twee personen die in die boot zaten!’). Maar ik wist niet dat de verhalen achter de grappen ook nefast konden zijn voor de feestvreugde. Ze werpen een ander licht op haar grappen. Als je terugblikt op het eerste deel van de show merk je dat zelfvernedering de grootste gemene deler is. Door haar verhalen of het meegeven van de volledige context  krijgt het publiek een spiegel van de kwetsbare en vernederde vrouw op het podium. Ik bewonder haar lef om het zelfvernederingsmechanisme bloot te leggen. Ze creëert een intieme sfeer tijdens de show en bevrijdt openlijk haar bestreden demonen. Comedy kan zelfspot verdragen, maar zelfvernedering gaat een brug te ver. Zelfspot werkt prima om te kunnen relativeren, om zaalshows mee op te bouwen. Maar waar eindigt zelfspot en begint zelfvernedering? En wat doet die zelfvernedering met de persoon op het podium? Verwordt het podium dan tot een zelfontworpen schandpaal? Eentje voor eigen gebruik?   Terug naar de palindromen: ik leerde proefondervindelijk dat grappen over palindromen niet altijd lichtvoetig zijn. Dochter: Mama, ik heb een raadsel. Wat is het omgekeerde van dood? Moeder (enthousiast): levend! Dochter (droog): fout! Het juiste antwoord is dood.

Lore Dewulf
39 2

Beestenhuis is boos

Ik ben omringd door dode insecten. Het zou de titel kunnen zijn van een Fleddy Melculy-nummer dat de albumselectie niet haalde, maar het is mijn dagelijkse realiteit. Terwijl ik dit schrijf is het vals plafond boven en de vloer onder mij het enige wat mij afscheidt van de vele wespenkerkhoven die dit huis herbergt. Bendes mieren marcheren uit kieren die ons huis een week geleden nog niet leek te hebben. Ze slepen de lijkjes weg uit het spoor der vernieling dat ondergetekende elke ochtend vloekend achterlaat. Ik krab aan een van mijn zeven muggenbeten, waarvan de dader nog voortvluchtig is, terwijl een vlieg casual voorbijzoeft en beslist dat mijn voorhoofd de meest geschikte plek van de hele kamer is om te landen. Toen ik gisterochtend in de woonkamer ook nog eens werd begroet door een duizendpoot – beleefd was hij wel – besefte ik dat het tijd wordt om de huurkosten te beginnen delen met al deze geleedpotige profiteurs die ons huis tot een kraakpand hebben herleid. Het begon twee jaar geleden met een koningin en een baksteen in de maag. De koningin had een gat gevonden. 'Wat een mooi gat,' dacht de koningin. 'Hier zie ik mezelf wel een kolonie van gevleugelde soldaten in geel-zwart uniform klaarstomen. World domination, bitcheeees!’ Een ijzingwekkende wespenlach echode door het gat. Wat de koningin zich niet afvroeg is of de mensen in het huis rondom het gat het niet creepy as fuck zouden vinden om van 's ochtends tot 's avonds te horen hoe tientallen wezentjes het vals plafond boven de gang afknabbelen om het koninklijk paleis uit te breiden. Wat wederzijds respect mag wel, toch? En dat is de reden waarom het op een zweterige zomeravond plots gif regende bovende de ingang van het paleis. Velen lieten het leven, maar sommigen hielden vol en leefden nog lang genoeg om enkele weken later, bij de tweede gifbui, hun vermoeden bevestigd te zien: God is geen dj, maar een onverbiddelijke brandweerman in een zotte overall. En ze stierven met een glimlach op het gezicht, want ik hoorde al aan menig koffietafel dat er niets zo mooi is als te mogen sterven in je eigen huis. Twee jaar later vonden twee koninginnen met een baksteen in hun maag twee gaten. 'Wat een mooie gaten,' dachten de koninginnen. De mieren pakken het minder subtiel aan. Met een assertiviteit die je eerder van een stadsmus verwacht, lopen ze van de ene dag op de andere door de kamer alsof ze het pand al jaren ownen. En de kleine fuckertjes komen letterlijk van overal. Maandag zaten ze in de gang. Dinsdag claimden ze de badkamer. En tegen het einde van de week renden ze al door de living. Ik zou zweren dat er gisteren een pintje minder in de koelkast lag en ik iemand nog net de tv hoorde uitzetten toen ik binnenkwam. De beestjes hebben een uitbreidingsdrang waar zelfs Starbucks niet tegenop kan. En alsof dat nog niet erg genoeg is, zijn ze constant met iets aan het rondzeulen of onvermoeibaar aan het travakken waardoor ik me nog schuldiger voel dat ik een boek zit te lezen in plaats van er een te schrijven. Dus heb ik hen de oorlog verklaard. In elke ruimte vallen er nu op willekeurige momenten maat drieënveertigen uit de lucht. Bergen wit poeder liggen verspreid in en rond het huis alsof Tony Montana z'n villa heeft omgeruild voor een klein arbeiderswoninkje in het centrum van Heist-op-den-Berg. Mierenlokdoosjes zover het oog reikt. Alles kapot. Ondertussen strijkt de vlieg neer op m'n oorschelp. Ik sla los op m'n oor, want mijn fijnmotorische skills gaan niet verder dan het correct bedienen van een toetsenbord. Ze maakt zich uit de voeten en parkeert zich op het hoekje van het bureau. En dan doet ze wat elke vlieg doet en goed is om iemand met een levenslange angststoornis op te zadelen. Ze begint in haar voorste pootjes te wrijven. Alsof ze op wraak zint. Alsof ze een gruwelijk plan beraamt om mij terug te pakken voor elke keer ik met een hand of vliegenmepper naar haar en de haren heb uitgehaald. Alsof ze denkt: 'Wacht maar af, jongen. Mijn maten komen er zo aan met een stuk of vijftig en jij gaat hier de komende jaren vliegenkak van de muren moeten krabben tot je er kierewiet van wordt.' Daarna vliegt ze recht op m'n gezicht af, geeft me een kopstoot tegen m'n voorhoofd en verdwijnt uit het zicht. Van de dader die de nacht van haar leven beleefde door zeven shotjes bloed uit m'n lijf te slurpen, is nog steeds geen spoor. Maar ik maak me geen illusies, ze is er nog. Ze wacht geduldig de uren af tot vanavond. En op het exacte moment waarop ik in slaap lijk te vallen, laat ze terug van zich horen. Om dan weer een uur of twee te verdwijnen en dat hele ritueeltje nog een paar keer te herhalen. Ik veeg een mier van m'n hand, zucht en kijk moedeloos uit het raam. Buiten zwaait de beleefde duizendpoot naar me met meer handjes dan de gemiddelde kleuterklas.

Hans Verhaegen
7 0
Tip

Net geen 98

Jij bent 96, ik 9Jij ligt al meer dan een jaar in bedDe huid van jouw handen lijkt een doorzichtig vliesIk durf het amper aan te rakenBang dat het scheurt als vlindervleugelsJe vraagt hoe het was op schoolEn om koekjes uit de kast te halen als vieruurtjeIk weet dat er geen koekjes zijnZal ik eerst broeder jacob spelen vraag ik?Je zingt mee, je kaken roodWe stralen Jij bent 97, ik 10, mama 40Je ligt nog steeds in bedDe verpleegster houdt een telefoonscherm voor je gezichtJe ziet me niet goed zeg jeEn vraagt wanneer we komenHet mag niet marraine zeg ik nog eensWe zouden je kunnen besmetten met coronaEen beetje zoals tijdens de Spaanse griep Gelukkig kunnen we je wel bellenZal ik nog eens accordeon spelen?Frère Jacques zing je Maar we stralen niet Jij bent 97, ik nog steeds 10, mama intussen 41Ik mag niet naar jou komenMama na 3 maanden eindelijk welHet ging niet goed zei de verpleegsterJe at en dronk niet meerJe ogen gingen amper nog openBehalve voor mamaJij nam vroeger haar hand vastNu neemt zij die van jouZe voelen koel en zachtZe zegt dat het bijna je verjaardag isOf je dan een stuk taart wil?Ja en een glas wijn zeg jeMama lacht vanachter haar mondmasker Haar ogen worden vochtigGoed dat ze ons dat niet kunnen afnemen zegt ze Jij was 97, net geen 98De taart en de wijn kunnen we niet meer delenMama zit al dagen te lezen om te vergetenIk maak een eigen stukje muziekVoor marraine haar begrafenis zeg ikEn dan zijn ze daar haar tranenZe wil dat je haar hand vastneemtEn zegt dat alles goed komtZoals je altijd deedSpeel maar verder zegt zeVoor haar en voor mij  

Fien SB
174 1

Braakland

je naar iets anders doen kijken om de antenne ervan bij te sturen: wat 'ziet' wordt gestuurdin een haakse richting op het blikveldmarmeren mannetjes bewaken ondertussen de koperdraad die door de muren van de kamer loopt, maar gisteren gaf de stekker een vonk en nu werkt de elektriciteit nog slechts deels, op sommige plekken die je beter niet nog eens aanraakt, en wat dat wil zeggen als je het wél aanraakt je haar naar achteren, zo ben je nauwkeurig gezegd voorbereid op iets maar op wat moet je je nog voorbereiden als de lucht rot is binnen een straal van 10 meterde straal vindt zichzelf telkens heruit en geeft je niet meer of niet minder dan tekens die te kort zullen schieten naarmate je je ermee aankleedt wees eerlijk tegenover (niet 'tegen') een broos lichaam  het staat op spatten dus het breekt wel eens (toen zei ze me dat ze wilde vertrekken dus liet men haar de andere kant van zwaarder wordende omgevingen eens zien: kortom, ze blijft altijd plakken, aan dat wat daar niet om vraagt)niets wil insinueren, alleen nog maar liegen en provoceren,zo gaten creëeren en mengvormen vervalsen binnnen de codes van het mengenwant ohnee-ohjaook zij zijn er nog maar dat wat je ziet overstijgt je verwachtingen, blijkt een braak terreintje te zijn, en om het te liggen wachten in de avondzon uit te stellen kijk je hoe laat het isdit betekent niets goed nu dat de elektricteit bij ons stuk is, nu dat de muren niet meer hoeven te klemmen is er enkel nog maar de proletariër in mij die alles goedkandoen

Dries Verhaegen
9 0

over podcasts, grootmoeders en klasfoto's

‘Wiens klasfoto is dit?’. Mijn jongste dochter wijst naar een zwart-wit foto in het huis van mijn grootmoeder. Mijn 89-jarige grootmoeder volgt de vinger van mijn dochter. Ze lacht: ‘dat is een foto van mijn gezin, met mijn mama, papa, broers en zussen’. Mijn oudste dochter komt er ook bij. ‘Die foto is genomen in 1942. Toen werden nog niet veel foto’s genomen. Een gezinsfoto was uitzonderlijk in die tijd. Kan je mij herkennen op de foto?’. Beide dochters wijzen de meisjes op de foto aan, op goed geluk. ‘Ik ben het jongste meisje’. Mijn grootmoeder is de voorlaatste in een rij van elf kinderen.   ‘Er leven nog twee mensen van op die foto, één van mijn zussen en ik’. Mijn grootmoeder heeft vochtige ogen en weemoed in haar stem. ‘Hoe heet je zus?, vraagt mijn oudste dochter. ‘Thérèse? Oh, hoe grappig. Die heet een getal in het Frans’.   Vorige week luisterde ik in mijn hangmat naar Bob, de podcast van Siona Houthuys, Nele Eeckhout en Mirke Kist. Deze podcast dateert van 2017 en is ondertussen al meer dan anderhalf miljoen keer gedownload. Het stond al lang op mijn verlanglijstje en de hittegolf leek het ideale moment om eraan te beginnen. Een waarschuwing vooraf: eens u begint, is er geen stoppen meer aan. De drie vrouwen vertellen in zes afleveringen het verhaal van de 85-jarige Elisa. Deze demente, oude dame woont in een rusthuis en praat over haar jeugdliefde Bob. De kinderen van Elisa kennen geen Bob en hebben nog nooit over deze man gehoord. Stukje bij beetje krijgen we deeltjes van de puzzel aangereikt, deeltjes die deel uitmaken van het ongehoorde leven van Elisa.   Ze slagen erin een intiem portret te schetsen, zonder oordeel en zonder sensatiezucht (een omgekeerde Dag Allemaal, zeg maar). Je voelt hun oprechte interesse en betrokkenheid. Ze stellen vragen zonder de integriteit van de betrokkenen te schaden en vertellen over hun inzichten zonder voorbarige conclusies te trekken. Het verhaal van Elisa ontroert me, omdat het diepmenselijk is. Elisa ontroert me, omdat ze ontwapenend is. Als ze in haar verleden duikt en over Bob praat, lacht ze schalks, als een verliefde jonge vrouw.   Het verhaal van Elisa voert me terug naar mijn grootmoeder. Wat zou zij vertellen mocht ze dementeren. Welk onderdeel van haar leven zou een eigen leven gaan leiden? Welke woorden zouden uit haar mond rollen als ze niet meer gevangen zouden zitten in haar eigen hoofd? Hoe meer ik erover nadenk, hoe fascinerender ik het vind om haar geschiedenis te kennen. Niet om de feiten te kennen, maar om te weten hoe zij was als jonge verliefde vrouw.     Moeder (wijzend naar een foto): dat is zijn jullie bedovergrootouders. Dochter: heb je ook een foto van hun ouders? Moeder: nee. Wat is de naam trouwens van die generatie? Dochter: dat zijn onze oudouders. Verwarrend toch, want jij bent ook al een oude ouder.  

Lore Dewulf
5 1

over bibliotheken, terminals en wildplassen

Ze staat te trappelen. Van opwinding, neem ik verkeerdelijk aan. Of omdat ze niet kan kiezen. Tot ze zegt: ‘mama, ik moet heel dringend…plas-…’. Bij het laatste woord voegt ze de daad bij het woord. Daar sta je dan, zwetend, met een hele stapel bibliotheekboeken in de ene hand, twee kinderfietshelmen in de andere. Eén kleuter die je op milde fluistertoon meedeelt dat haar zus zojuist in de kinderafdeling van de bibliotheek geplast heeft en een andere kleuter die je wijdbeens en beteuterd aankijkt. Ik keer in gedachten terug in de tijd. Waar ik in godsnaam het idee haalde om met die twee kleine kinderen naar de bibliotheek te fietsen. Ik moet niet ver zoeken: ik hou van bibliotheken, omdat ze een belofte in zich dragen. Een bibliotheek oefent een aantrekkingskracht op me uit, net zoals de schermen in de terminals van luchthavens. Ook zij hebben het vermogen om tot mijn verbeelding te spreken. Ze tonen het gemak waarmee onze schijnbaar verankerde levens zouden kunnen veranderen als we op een vliegtuig stappen. Dat vliegtuig kan ons in enkele uren naar een plaats brengen waar niemand onze naam kent. Een nieuwe wereld. Ook in een bibliotheek liggen andere werelden binnen handbereik. Boeken lezen is de puurste en minst destructieve vorm van escapisme. De romantiek, het idyllische plaatje vergeet ik even wanneer ik stapels boeken op een bijzettafel leg, me naar een medewerker van de bibliotheek begeef en haar al fluisterend en wijzend uitleg dat het kinderhoekje, welja, ondergelopen is. Zij is behulpzaam en geeft me materiaal om schoon te maken. Tussen een sip kijkende kleuter (ik wil naar hui-uis, ik wil andere kleren aandoen) en een instructies gevende kleuter (dáár ben je nog een beetje vergeten, mama) probeer ik het kinderhoekje weer kindvriendelijk te maken. Bij thuiskomst worden de boeken gerangschikt volgens kleur. De rode worden het eerst gelezen. Uit het blauwe boek lees ik net voor bedtijd voor. Als ik in bed lig, begin ik zelf aan een nieuw boek. Ik lees de achterflap en denk terug aan ons bibliotheekbezoek. Toen we eindelijk klaar waren met kiezen en kuisen, gingen we met onze boeken naar de balie. De bibliotheekmedewerkster knipoogde naar mij en zei tegen de kinderen: ‘Jullie hebben wel geluk met zo’n lieve mama’. Dat moet de beste ontdekking van de dag geweest zijn, de ontdekking van de wereld ín de bibliotheek.   Moeder: We moeten vandaag naar de bibliotheek. Dochter: Waarom? Moeder: Omdat mijn boeken anders weer te laat terug zijn. Dochter: Zo boeken, zo baasje.

Lore Dewulf
19 0

over turnen, Turkmenistan en machtsmisbruik

Om aan de top te komen is doorzettingsvermogen nodig. Daar is consensus over. Hoe doorzetten gestimuleerd wordt, is niet eenduidig. Gerrit Beltman werkte, samen met andere trainers, volgens de ‘domme koe’- methode. Die methode bestond uit het kleineren, vernederen, bodyshamen, onverantwoord omgaan met blessures (over de omschrijving van blessures kunnen we het later nog hebben, maar ik geef nu al mee dat ‘kruisbanden scheuren’ niet in de lijst staat), slaan, in het gezicht spuwen en ga zo maar door. Mentale en fysieke mishandeling van gymnasten zit ingebakken in de turnwereld. En niet alleen op het hoogste niveau. Jonge meisjes die topprestaties neerzetten zijn bijzonder kwetsbaar. Een ondersteunende omgeving is cruciaal. U hoeft geen motivatiepyscholoog te zijn om dit te begrijpen. Er bestaan verschillende manieren om te motiveren: door factoren buiten de persoon (‘ik ben gemotiveerd omdat ik afgestraft word als ik niet win’) of door factoren binnen de persoon (‘ik ben gemotiveerd om te winnen omdat ik dat zelf wil’). Dat laatste heet autonome motivatie. Uit de schrijnende getuigenissen van vele turnsters is duidelijk dat er geen sprake was van autonome motivatie. De trainer ziet winnen als zijn doel en reduceert gymnasten tot het middel om tot dat winnen te komen. De hele turnwereld stond erbij en keek ernaar. De mea culpa mantra van trainers is nobel, maar ontoereikend om dit probleem systematisch aan te pakken. Veel turnsters hadden na hun carrière traumatherapie nodig. Dit is misselijkmakend. Nu wordt er gegoocheld met ethische commissies en gedragscodes om tot een gezond topsportklimaat te komen. Maar een omwenteling van de heersende cultuur zal meer nodig hebben, zoals een gedegen opleiding voor trainers, waarbij ze kennis maken met de ware toedracht van autonome motivatie en motiverend coachen. Ik maakte laatst kennis met de president van Turkmenistan (niet persoonlijk, maar online, zoals het moderne mensen betaamt). Meneer Berdimuhamedov (moeilijke naam om te onthouden, gelukkig mag ik hem met zijn voornaam aanspreken: Gurbanguly) is niet alleen de autocratische leider van een politiestaat, hij heeft ook een obsessie met winnen. Hij heeft heel wat titels van het Guinness Book of Records op zijn naam staan. Dat gaat van de stad met het grootste aantal gebouwen bedekt met wit marmer, over het grootste indoor reuzenrad, tot het ‘achter elkaar rijden’ van 3246 fietsers. Hij gaf miljarden uit om deze records te behalen, terwijl de mensenrechten in het land ontelbare keren geschonden worden. Rest alleen nog de vraag: wie haalde de mosterd bij wie? De ethische standaarden tussen Turkmenistan en de gymnastenwereld zijn te gelijklopend om toeval te zijn. Bovendien zouden beide partijen geen genoegen nemen met een gedeelde eerste plaats. Daarom een nieuwe wedstrijd: om ter snelst een ethische standaard bereiken die hoger is dan het grootste indoor reuzenrad en die meer turnsters omhelst dan die schamele 3246. Wat er te winnen valt? Een stukje respect en als u geluk hebt ook een fractie van de veerkracht en het doorzettingsvermogen van alle turnsters die deze wandaden moe(s)ten doorstaan.   Dochter (wijzend naar de tv): Waaw, heb je gezien wat die turnster op de balk deed? Moeder: Ja, echt fenomenaal. Dochter: Waarom wrijft die trainer in zijn ogen? Moeder: Hij probeert die balk uit zijn ogen te krijgen.

Lore Dewulf
23 0

Papa in "de Congo".

De bar van het woonzorgcentrum is weer open. Ik maak een afspraak om mijn vader te zien. “Niet in de kamer, maximum 1 uur, in de bar, het liefst buiten.” Ik respecteer het huis. Zoals de zon over onze oude huiden wreef, zo gewoon gelukkig zaten vader en zoon weer samen. We lachten en we praatten enkele biertjes weg. We wuifden naar de vrijwilligers. We bedankten het personeel. Zijn nieuwe vriendin Helena zat aan het tafeltje naast ons. Het deed iedereen deugd onze “oudjes” terug te mogen zien. “Erwin,” vroeg hij mij. “Kijk jij naar ‘Kinderen van de kolonie’ op Canvas?” Ik zei neen. Omdat er veel te luide stemmen zijn die mij dingen verwijten die ik niet ben, nooit ben geweest en nooit zal zijn. Ik ben niet geprivilegieerd. Ik ben niet wit. Ik weet wat discriminatie is en ik weet wat racisme is. En ik ken onze geschiedenis. Activisten moeten zich niet zo dwangmatig en neurotisch opstellen en hun veel te complexe woorden moeten van mijn lijf blijven. In serieuzere zaken is mijn vader een man van weinig woorden. Niet omdat hij verbitterd of getekend zou zijn door de strengheid van zijn generatie en de armoede van het Vlaamse platteland tijdens WO II. Zijn blik dwaalde af naar Congo. “Wat ik daar allemaal gezien heb... Wat ik daar allemaal heb moeten doen...”. Hij herbeleefde Congo, ik zag het in zijn lichaam kruipen. Meer dan het gekrijs van jonge activisten die racisme mengen met gender politics en kolonisatie met identiteitspolitiek, op TikTok en in de krant, lag in die enkele woorden van mijn vader het leed van zwarte mensen dat ook zijn leed is geworden. Meer dan jonge activisten was het voor mijn vader helemaal niet vermoeiend om het “weer eens te moeten uitleggen”. Hij sprak, hij vertelde het verhaal. Met emotie. “Die mensen uit Congo verdienen niet wat wij daar gedaan hebben.” Mijn vader is geen geprivilegieerde blanke man. Hij is dat nooit geweest en zal dat ook nooit zijn. Ik volg hem daarin. Mijn vader was in “de Congo” en zijn verhaal is ook mijn verhaal en het verhaal van alle Belgen. Nieuwe Belgen en minder nieuwe Belgen. Ik luister niet meer naar het geroep en het getier. Het is te vermoeiend. Het zegt niets. De toon van mijn vader daarentegen is rustgevend. Zijn herinnering leerrijk en van zo groot Belgisch en Congolees belang dat de verhalen van onze vaders ook gehoord worden. Ook door een blanke man die er was. Ik luister morgen verder, dan is het zijn verjaardag, en ik zal (uitgesteld) kijken maar alleen omdat mijn vader erover verteld heeft. De verhalen in de woonzorgcentra zijn voor mij de verhalen die tellen. Omdat ze echt zijn, omdat ze niet verwijten, omdat ze niet betuttelen, omdat ze niet arrogant zijn, omdat ze me niet willen opvoeden. Omdat vele verjaardagen later mijn vader er niet meer zal zijn maar Congo door hem en door mij Congo de plaats zal krijgen die het verdient. Gelukkige verjaardag, papa!

Erwin Abbeloos
21 0

over wikipedia, astronauten en Tanja Dexters

‘Heb je een pagina op Wikipedia?’, vroeg hij. ‘Nee? Dan ben je klaarblijkelijk niet belangrijk genoeg’. Ik kon niet uitmaken of hij een grap maakte. Het feest liep ten einde en de betere gesprekken lagen al ver achter ons. Op weg naar huis kon ik maar één ding denken: ik schrijf zélf mijn Wikipagina, om zijn ongelijk te bewijzen. Maar dat bleek niet zo simpel. Dat ik niet in aanmerking kom voor een Wikipagina, kan ik begrijpen, maar ook personen die er wel één verdienen, krijgen er geen. Maak kennis met Donna Strickland, een Canadese hoogleraar Natuurkunde, die tot voor kort geen Wikipagina had. Iemand diende in 2018 een bijdrage over haar in, maar deze werd door een vrijwillige redacteur geweigerd omdat Stickland ‘niet aan de noodzakelijke criteria voldeed’ om gepubliceerd te worden. Later dat jaar won Strickland de Nobelprijs voor de Natuurkunde voor haar onderzoek in de laserfysica. Ze kreeg uiteindelijk wel haar Wikipagina. Je moet als vrouw blijkbaar een Nobelprijs winnen om in aanmerking te komen voor een Wikipagina (Ja, Tanja Dexters, ook hier ben jij door de mazen van het net geglipt, met je Wikipagina en zonder Nobelprijs). De Vlaamse Angelique Van Ombergen is een academicus die in 2019 door Forbes opgenomen werd in de lijst ’30 under 30’. Haar Wikipagina beperkt zich tot het Forbes weetje. Dat kan beter, hoor ik u denken. Zoveel is zeker. Ze deed niet alleen baanbrekend onderzoek naar hoe de hersenen van astronauten zich aanpassen aan een verblijf in de ruimte, ze won verschillende internationale awards, schreef kinderboeken over ruimtevaart en organiseerde ruimtekampen voor kinderen. In 2020 zijn minder dan 20% van de Wiki biografieën van vrouwen. Onze geschiedenis leest als een mannelijk verhaal. Terwijl vrouwen wel degelijk geschiedenis maakten. Het is alleen nog niet neergeschreven. Wikipedia is in de markt gezet als één van de grootste online encyclopedieën. Het vormt voor velen een vertrekpunt in hun zoektocht naar informatie. Als vrouwen systematisch ontbreken, dan heeft dit grote gevolgen voor onze perceptie van de geschiedenis. Ik zocht het even op: Wikipedia is een samentrekking van Wiki en Encyclopedie. Wiki is Hawaïaans voor snel, vlug. Snel staat in veel gevallen niet gelijk aan nauwkeurig. Wikipedia is in snelheid gepakt. Het is dringend tijd om de informatie over vrouwen neer te schrijven, anders verdwijnen ze geruisloos of gaat waardevolle informatie verloren. Op de Wikipagina van Tanja Dexters word ik doorverwezen naar haar eerste hit ‘Out of my mind’. Ze zingt: ‘I can’t get you out of my mind’. Je hoeft geen Nobelprijs in huis te hebben om te weten dat dit over alle vrouwen gaat die een Wikipagina verdienen.   Moeder: En hoe heette die schrijver? Dochter: Dominique… En nog iets. Is dat eigenlijk een jongen of een meisje? Moeder: Ik weet het niet. Weet je hoe we daar snel kunnen achter komen? Eens checken of die een Wikipagina heeft.

Lore Dewulf
13 0

Reinhoudt

Ik ben hier al vaak geweest, en toch ziet de statige gevel er nog altijd donker en dreigend uit. De makelaar is al tien minuten te laat en mijn het zonlicht prikt fel in mijn ogen. Dat laatste wijntje gisteravond was duidelijk te veel. Hoe graag wil je het pand verkopen als je er zelfs niet in slaagt op tijd te komen? Ik laat mijn blik terug over de gevel gaan, het woord ‘monumentaal’ komt automatisch bij me op. De rozige glas-in-lood ruitjes zijn zo vuil dat je er bijna niet meer door kan kijken. Ik kan me nog levendig voorstellen hoe ik vroeger kerst vierde aan de andere kant van het raam. Grootmoeder toverde er elk jaar opnieuw in om een gigantische kerstkalkoen met truffelvulling op de tafel. Als kind keek ik met een mengeling van bewondering en afschuw toe terwijl ze tijdens het koken haar arm tot bijna aan de elleboog in het achterste van de vogel liet glijden om hem te vullen. Ik kreeg dat beeld maar niet uit mijn hoofd, ook niet wanneer ze het intussen krokant gebruinde gevogelte enkele uren later op de overdadig gevulde kerst tafel zette. Ik durf haar nog steeds niet te vertellen dat ik vegetariër ben geworden. ‘Excuseer voor de vertraging, ik vond nogal moeilijk parkeerplaats in deze buurt.’ Een man met warrig haar en een stoppelbaard steekt zijn hand naar me uit. ‘Ik ben Kevin, de makelaar. Heeft u het makkelijk gevonden?’  Terwijl ik zijn hand schud, valt mijn oog op de rouwranden aan zijn vingernagels. Er zit een vlek op de kraag van zijn iets te strakke hemd. Moest ik echt interesse hebben gehad in het huis, zou dit een afknapper van formaat geweest zijn. ‘Zullen we naar binnen gaan?’ vraagt hij vrolijk.  Ik knik zonder iets te zeggen en volg hem het portaal in. In de hal zie ik meteen de glooiende stenen trapleuning waarvan mijn broer en ik altijd naar beneden gleden. Een seconde lang denk ik aan het litteken op mijn knie dat ik overhield aan die ene keer dat mijn kousenbroek bleef haken.‘Zoals u kan zien mevrouw: een prachtige hal met alle authentieke elementen uit de jaren twintig. De trap is opgetrokken uit massieve kalksteen en de vloertegels zijn ook nog de oorspronkelijke. U voelt in de hal al meteen de klasse die het pand uitstraalt. Een zeer mooie burgerwoning.’ Ik kijk naar de charmante vloertegeltjes  die onder de bruine plekken zitten of gebarsten zijn. De stenen trap en de majestueuze luster aan het plafond vullen de ruimte. Maar de muren, ooit stijlvol wit, zijn in de loop der jaren lelijk vergeeld en staan vol zwarte strepen. De vergane glorie stemt me triest. Ik wil zo snel mogelijk naar de kamer zien waarvoor ik gekomen ben, zodat ik hier weg kan. De makelaar zwijgt even en lacht me hoopvol toe, maar ik weet niet wat te zeggen. Hij knikt en gebaart me hem te volgen naar de woonkamer. Die ziet er nog helemaal uit zoals ik me ze herinner. Ouderwets bloemetjesbehang, een fraaie visgraat parket en grootmoeders robuuste, lange buffetkast van kerselaar tegen de muur. Zou de afstandsbediening van de tv nog altijd in het bovenste schuifje liggen? De eiken planken kraken theatraal onder mijn voetstappen. Het ontroert me. In gedachten zie ik grootmoeder traag naar de eettafel lopen om de schaal violettes te nemen. Ze had er altijd wel eentje in haar mond, op eender welk moment van de dag. In het rusthuis krijgt ze er geen meer, de verpleging zegt dat ze aan haar suiker moet denken. Aan het raam staat nog steeds het ziekenhuisbed waarin ze de laatste jaren sliep. Het doet me denken aan een artikel dat ik onlangs las. Blijkbaar worden rolstoelen en ziekenhuisbedden vaak als verkooptruc gebruikt in de immosector. Maar ik heb dit huis nooit zonder het bed geweten. De ruimte is donker en muf, maar groter en plechtiger dan ik me herinner. Ik kijk naar de ornamenten aan de lambriseringen die het hoge plafond omranden. Het moet zeker twintig jaar geleden zijn dat ik hier nog ben geweest. ‘Dit is de ideale ruimte om mensen te ontvangen, vind u niet? Mooie houten vloeren, hoge plafonds, originele glas-in-lood ramen. U hoeft eigenlijk alleen te schilderen om de kamer een modernere toets te geven.’ Dan aarzelt hij even. ‘Zoals ik u aan de telefoon al zei is er ook nog een deel dat aan vernieuwing toe is. Dat laat ik u nu zien. Hier moeten nog wat kleine renovatiewerken uitgevoerd worden, maar dat heeft dan wel weer als voordeel dat u dat volledig naar uw eigen wensen kan doen.’  We komen aan in wat ooit grootmoeders imposante keuken was. Tot mijn ontsteltenis staat er alleen nog een oud, gietijzeren fornuis. De blauw betegelde vloer plakt. Uit het plafond komt een oude, gesmolten elektriciteitskabel. De muur eronder is zwartgeblakerd. Ik begrijp niet dat dit pand zo te koop wordt gesteld, van deze keuken neemt elke potentiële koper meteen de benen. Het is niet te geloven dat het huis tot voor kort nog bewoond werd. ‘De elektriciteit werd volledig afgekeurd, deze kabels dateren nog uit de jaren zeventig. Zoals u ziet is er eens een kortsluiting geweest. Wat er juist allemaal moet gebeuren, weet ik niet vanbuiten. Dat staat op het keuringsverslag. Misschien is het wel opgelost met wat kleine ingreepjes.’ zegt hij op nonchalante toon.  Ik laat mijn wijsvinger kraken en klem mijn kaken op elkaar. Het is wel duidelijk dat hier meer nodig is dan enkele kleine ingreepjes.  ‘En u kan zelf een keuken naar keuze laten installeren. Tegenwoordig kost dat niet zoveel geld meer.’  Ik draai mijn rug naar hem toe en kijk naar het plafond.  ‘Persoonlijk,’ gaat hij in een adem verder, ‘zou ik de muur tussen de keuken en de woonkamer eruit halen en een grote, moderne leefkeuken laten plaatsen. Zoals u ziet zijn de mogelijkheden eindeloos.’ Hij krabt in zijn warrige haren en zorgt daarmee voor een spoor van witte huidschilfers die op zijn schouders neer dwarrelen.  Ik kan me niet voorstellen dat mijn kokette grootmoeder, die op regelmatige tijdstippen drukte op het feit dat ze uit een familie van aristocraten afkomstig was, in deze omstandigheden heeft geleefd. Ik moet hier zo snel mogelijk terug buiten. Zo gauw ik oom Reinhoudt’s kamer heb gezien, ben ik hier weg. De makelaar moet mijn ontsteltenis hebben gezien, hij lacht zenuwachtig.  ‘Zoals u ziet was hier al enige tijd niemand meer geweest. De eigenares van het pand was niet goed te been en verbleef uitsluitend in de voorkamer.’  Arme grootmoeder. Waarom heb ik nooit iets gedaan? Ik probeer mijn neus zo onopvallend mogelijk dicht te knijpen kijk even kort rond om interesse te veinzen. Naarmate het einde van de rondleiding nadert, voel ik zenuwen opkomen. Ik kan niet verklaren waarom ik zo graag de kamer van mijn dode oom wil zien. Ik weet niet wat ik juist verwacht of wat ik hoop te vinden, maar het is mijn enige kans om uit te zoeken wat er allemaal gaande is in mijn familie. Ik wil weten wat voor man oom Reinhoudt was en waarom mijn moeder rode vlekken in haar nek krijgt wanneer zijn naam wordt genoemd. Want hoewel ik hem al twintig jaar niet meer gezien heb, krijg ik zijn beeld maar niet uit mijn hoofd. Die glanzende donkere ogen en de wilde baard. De donkere pijp in zijn rechtermondhoek, de bril met de vettige glazen die altijd een beetje scheef op zijn neus stond. Zijn luide ademhalen, zijn trillende handen en zijn verlegen glimlach. Het dunne lijntje speeksel op zijn kin als hij ons moeizaam dag zei. Als kind begreep ik niet waarom hij zo stotterde, ik heb lang gedacht dat hij het voor de grap deed. Van de hele familie had ik hem het allerliefst. De laatste keer dat ik hem zag, was net na mijn zesde verjaardag. Ik mocht mee naar zijn collectie miniatuurtreintjes op zolder komen kijken. Het was indrukwekkend. Met de grootste precisie had hij een landschap met treinsporen, een station, een slagboom en stopborden na gemaakt. Net echt. Hij had er speciaal stukjes mos voor uit Noorwegen laten komen, vertelde hij. Ik weet nog steeds niet wat er juist gebeurd is, maar op een bepaald moment bleef hij op zijn kamer zitten wanneer we op bezoek kwamen bij grootmoeder. Een geschil met mijn moeder, blijkbaar. Grootmoeder zei dat het wel zou overwaaien. Dat deed het niet. Dat jaar met kerst bracht zij een bord met eten naar zijn kamer. Ik weet nog goed hoe boos mama werd toen ik vroeg waarom hij niet meevierde. Dat ik een lastig kind was, had ze gezegd, en dat ik niet altijd overal mijn neus in moest steken. Papa zei dat hij een vreemde man was en dat we niet op hem moesten letten. Dat hij liever aan zijn miniatuurtreintjes werkte dan ons te zien. Sindsdien heb ik nooit meer een vraag over oom Reinhoudt durven stellen. ‘Er is nog een laatste kamer, maar die kan ik u helaas niet laten zien, mevrouw.’ zegt de makelaar zacht zacht. Hij lijkt onzeker. ‘Zoals ik u vertelde aan de telefoon woonde de volwassen zoon van de eigenares in deze kamer. Toen hij onlangs kwam te overlijden is zijn moeder meteen in een home geplaatst, waardoor er een aantal praktische zaken nog niet in orde zijn gebracht. De kamer is verzegeld door de politie, het onderzoek is nog maar een paar dagen geleden afgerond.’ Ik knik langzaam. De kamer van oom Reinhoudt. De reden waarom ik hier ben. ‘Ik begrijp dat het moeilijk ligt meneer, maar ik zou de kamer toch graag zien. Ik moet een inschatting kunnen maken van welke werken er nodig zijn, en hoeveel dat zal kosten.’Kevin de makelaar glimlacht, hij had deze vraag duidelijk verwacht. ‘Ik begrijp dat kandidaat-kopers alle ruimtes in dit pand willen gezien hebben, maar dat is in dit geval helaas niet mogelijk. De kamer is qua grootte en indeling zeer vergelijkbaar met degene die op het eerste verdiep. En ik kan u verzekeren dat de nodige werkzaamheden ook in lijn liggen met de rest van de woning.’ ‘Kunt u echt geen uitzondering maken? Ik kan best tegen een stootje. Bovendien had u me gewaarschuwd aan de telefoon. Die ruimte bepaalt immers hoeveel mijn potentiële bod op deze woning bedraagt. Ik ben erg geïnteresseerd.’ Bingo. Als hij het pand ooit echt verkocht krijgt, hoop ik dat hij zijn commissie aan een manicure en een kappersbeurt uitgeeft. Hij haalt diep adem en recht zijn rug.  ‘Misschien kunnen we al een tweede bezoek vastleggen, wanneer de kamer is schoongemaakt. Dan heeft u de tijd gehad om even na te denken.’ ‘Dat ligt moeilijk, meneer. Mijn huidige huurwoning is verkocht, ik word er weldra uitgezet. Ik heb dus geen tijd te verliezen, ik moet zo snel mogelijk een nieuwe woning vinden.’ ‘Goed dan. Normaal gezien organiseren we enkel bezoeken wanneer het pand schoon is gemaakt, maar in dit geval moest het snel gaan omwille de kosten van de home.’ Hij aarzelt even. ‘Ik moet u wel waarschuwen, mevrouw. Wat zich achter deze deur bevindt, is gerust schokkend te noemen. Ik reken op uw discretie, ik doorbreek hiermee mijn belofte aan de eigenares van de woning.’ Mijn hart maakt een sprongetje. Hij duwt de deur open en neemt een stap opzij, zodat ik binnen kan gaan.  Aan weerszijden van de muur hangen politielinten. De makelaar heeft niet gelogen, de kamer is effectief verzegeld. Een warme walm van vocht en onhoudbare stank slaat me in het gezicht. Het lijkt alsof ik elk moment op zijn ongekoelde lichaam kan stuiten. De soep van deze middag baant  zich langs mijn slokdarm terug een weg naar boven. Ik kan maar net op tijd slikken. Op de muren staan in verschillende kleuren onverstaanbare boodschappen en formules gekrabbeld. Overal staan bruine handafdrukken, ik kan niet uitmaken of het in bloed of in kak is. Ik krijg het plots ijskoud. De vlekkerige parket is omgeven van de omver gevallen stapels kranten. In een hoek van de kamer ligt een berg kleren, tot ongeveer een meter hoog. De waanzinnige stank nestelt zich in mijn neusgaten. Ik heb altijd een hekel gehad aan horrorfilms over huizen. Die typische films waarin een gezin een oud huis koopt en af te rekenen krijgt met de boze geest van de vorige bewoner die er zelfmoord pleegde en daarom niet naar het hiernamaals kan. Ik het gevoel dat ik middenin zo’n film zit. Ik hoopte op een aanwijzing, maar de aanblik van deze kamer schept alleen verwarring.  ‘U ziet het: ook hier is een grondige make-over nodig. Al ziet het er erger uit dan het is. Structureel gezien is deze kamer helemaal in orde, hoor. Alleen de muren en de vloer moeten stevig aangepakt worden.’ Ik knik en richt mijn blik naar het plafond, hopend op een rustpunt in deze allesovertreffende chaos. Maar ook dat staat vol bruine handafdrukken, geen idee hoe hij daar is geraakt.  ‘Oké.’ zeg ik aarzelend. ‘U had me gewaarschuwd.’ ‘Laat u niet ontmoedigen door deze kamer, mevrouw. Na wat klus- en schilderwerk zal het er hier weer prachtig uitzien. U moet eens kijken naar de lambrisering en naar die prachtige rozetten op het plafond. Die zijn allemaal perfect te redden.’ Ik probeer enkele boodschappen op de muur te lezen, maar het kronkelige handschrift is op enkele a’s na onleesbaar. Daarom wilde moeder dus niet dat ik naar het huis zou komen kijken. Die ‘slepende ziekte’ waaraan oom Reinhoudt zogezegd is gestorven, staat letterlijk over de muren uitgesmeerd. Daarom die  vreselijke en onpersoonlijke begrafenis.  ‘Wat is hier eigenlijk gebeurd?’ Ik werp een blik in de stoffige spiegel die op de grond staat. Knokig en bleek, kleine, afhangende borsten, grote oren. En een kille, eenzame blik. ‘De man die hier woonde leed aan een bijzondere vorm van schizofrenie. Daarom woonde hij bij zijn moeder, hij kon niet zelfstandig functioneren. Toen ze te oud werd om voor hem te blijven zorgen, is het fout gegaan.’  ‘Wat vreselijk.’ Ik mompel het eerder tegen mezelf dan tegen de makelaar. Een lullige opmerking, maar ik weet niet wat ik anders zou moeten zeggen. De makelaar vervolgt op vrolijke toon dat dit renovatieproject erg interessant is. Hij vertelt iets over zes procent BTW en over renovatiepremies, maar ik hoor amper wat hij zegt. Ik moet naar buiten.

Annelies Leysen
30 0

over wandelen, creativiteit en Jean-Jacques Rousseau

Mijn dochters plaatsen allebei hun kampeerstoel op de oprit van ons huis en starten met straatvinken: een uur lang alle voetgangers, fietsers en voertuigen tellen die in onze straat passeren. Met die gegevens berekent de Ringland Academie, in samenwerking met de Universiteit Antwerpen, HIVA en KULeuven, elk jaar of je straat op de goede weg is naar duurzamer verkeer. Wat opvalt: een uur tellen leverde 11 voetgangers op. Ter vergelijking: ze telden 216 auto’s. Koning wie?   Die elf voetgangers intrigeren me: wat zijn hun beweegredenen? Is het wandelen voor die mensen een functionele bezigheid, verplaatsen ze zich van A naar B met een doel? Of is het wandelen an sich hun beweegreden en gaan ze dus wandelen van A naar A zonder meer?   Toen mijn dochters nog vrij jong waren, kregen ze stapschoenen cadeau. Die onthaalden ze vrij euforisch (joepie, nieuwe schoenen!), tot ze ontdekten dat er een activiteit gekoppeld was aan die nieuwe schoenen (maar ik heb geen zin om te gaan wandelen.). Tot hun ontsteltenis moesten ze vaststellen dat ik werkelijk elk nieuw oord wandelend wil verkennen.   Na meer dan tien jaar ervaring met wandelen met kinderen kwam ik tot volgende inzichten: er bestaan liedjes die ze na 100 keer zingen nog niet beu zijn (één champignonnetje, trala la la laaa), drie kilometer wandelen met een peuter in je nek kan ernstige gevolgen hebben voor je hoofd en haar (die hoofdmassage is leuk, maar mijn ogen hoef je niet te masseren), wegmarkeringen zoeken is voor een kleuter geen middel maar een doel op zich (we moeten hier naar links! nee, nee, andere links).   Tijdens het wandelen zijn er momenten waarop het volledige gezelschap in een gelijkmatig ritme zit. Op die momenten creëert de cadans van het stappen mentale ruimte. Ruimte om langverwachte of juist onverwachte gedachten te verwoorden. Zo vertelde mijn jongste dochter op één van onze wandelingen het verhaal achter haar gebroken been. Drie jaar – jawel, drie jaar – na de feiten kreeg ik te horen dat er een kindje vanop het klimrek per ongeluk op haar been was gesprongen. Ik keek naar haar terwijl ze dit vertelde en dacht bij mezelf: ‘waar komt dit ineens vandaan?’. Te weten dat ik drie jaar eerder talloze keren aan haar vierjarige zelf vroeg: ‘Maar weet je echt niet hoe het komt dat je been gebroken is?’. Ze haalde haar schouders op en zei iets over spelen en lopen en plots niet meer kunnen spelen en lopen. Ik hoorde nooit eerder over die jongen op het klimrek. Die nieuwe informatie was op dat moment onbruikbaar, maar ik vond het ronduit fascinerend dat ze net tijdens het wandelen die lang zoekgeraakte informatie uit haar brein terughaalde.   Wandelen heeft precies dat effect: het verheldert gedachten of ideeën. Marily Oppezzo en Daniel Schwartz van de Standford University onderzochten het effect van wandelen. Ze publiceerden in 2014 een artikel waarin ze concludeerden dat creativiteit met 60 procent toeneemt wanneer iemand wandelt. De studie bevestigt op een wetenschappelijke manier wat vooraanstaande denkers al langer wisten. Zo schreef Jean-Jacques Rousseau in Les Confessions: ‘Jamais je n’ai tant pensé, tant existé, tant vécu, tanté té moi-même, si j’ose ainsi dire, que dans les voyages que j’ai faits seul ou à pied’.   Redenen genoeg om niet af te stappen van het wandelen. Als u weinig creatieve ideeën hebt waar te starten: er is nog plaats in onze straat.     Moeder: Je bureau opruimen staat niet gelijk aan alles in één lade gooien. Je loopt er de kantjes vanaf, nietwaar?   Dochter: Hoe kan het ook anders met die stapschoenen?

Lore Dewulf
31 0

over logica in de supermarkt

‘Met kinderen naar de supermarkt’ staat voor veel ouders in de top vijf van activiteiten die u niet wil inplannen na een lange werk- en schooldag. Tenzij u bij alle partijen bepaalde communicatievaardigheden wil aanscherpen, zoals argumenteren, onderhandelen en overtuigen. De gesprekken in de supermarkt zijn gevarieerder dan u aanvankelijk zou denken. Het gaat niet enkel over de discussie ‘snoepen of geen snoepen’. Ook andere onderwerpen komen aan bod. De winkelkar: wie mag met de kar rijden?, nemen we ook een kleine winkelkar?. De boodschappen: die andere chips zijn veel lekkerder, de vorige keer mocht jij óók kiezen. De sanitaire voorzieningen: kan je niet wachten tot we thuis zijn? Nee, ik moet nu écht super-dringend plassen. Ok, we zullen nooit weten of we effectief in de snélste rij stonden aan de kassa’s (volgens mij wel). En het inladen: ja, je mag helpen inladen, maar steek de zwaarste boodschappen onderaan. Oei, mama, de bananen onderaan zijn ‘gepletterd’, denk ik. Die discussies zijn maar een klein onderdeel van het supermarktgebeuren. Ik kwam er onlangs achter dat er ook ongeschreven wetten bestaan in de jungle die supermarkt heet. Die ongeschreven wetten zijn bovendien onlogisch. Vóór de lockdown kwam er een kleuter naast mijn dochter (met klein winkelkarretje) en mij (met grote winkelkar) wandelen. Ze keek welke boodschappen er in het kleine karretje van mijn dochter lagen. Haar ogen blonken wanneer ze de doos snoepen zag. Mijn dochter glimlachte en lipte naar mij: ‘schattig kindje!’. Ik lachte terug. Op dat moment pakte dat kleine meisje de snoepen uit het winkelkarretje van mijn dochter en liep snel (volgens kleuternormen) weg. Mijn dochter wist niet wat haar overkwam en keek afwisselend naar haar karretje en naar de nog kleiner wordende rug van het meisje. Toen we bij de kassa (niét de snelste, geloof me) stonden, passeerde het meisje opnieuw. Deze keer had ze een doos koekjes bij zich. Ze kwam de doos zonder een woord te reppen in het winkelkarretje van mijn dochter leggen. De ongeschreven wet luidt hier: je mag geen boodschappen wegnemen uit de winkelkar van iemand anders. Maar, anderzijds: je mag ook geen boodschappen in andermans winkelkar leggen. De simpele indeling ‘de ene handeling is goed en de tegenovergestelde handeling is fout’ is in dit geval niet toereikend. In opvoedkundige termen is dit verwarrend. En onlogisch. Door de intercom vragen ze iemand naar de koekenafdeling te komen. Ik vraag me af of die kleuter er voor iets tussen zit. Misschien is ze rekken aan het herschikken volgens het aloude logische marketingprincipe: zet alle A-merken op ooghoogte. Als ze met haar lengte die logica volgt, is ze nog even zoet.     Dochter: Wanneer gaan we naar de supermarkt? Ik heb honger. Moeder: Naar de supermarkt gaan als je honger hebt, is geen goed idee. Dochter: Net wel, met al die proevertjes.

Lore Dewulf
38 1

over verlegenheid, ijsberen en Rosa Parks

‘Is ze altijd zo verlegen? Ik wil eens zien hoeveel ze gegroeid is, maar ze verstopt zich achter de rok van haar moeder. ‘Ja, kijk hoe verlegen ze is’. Aan het woord: een kennis van mijn ouders. Aan de rok: ik als kind. Haar meewarige toon, bezorgde blik en licht nee-knikkende hoofd. Uit de lichaamstaal van die vrouw maakte ik op dat verlegenheid geen eigenschap was die op haar goedkeuring of sympathie kon rekenen. Van achter mijn moeders rokken kon ik die vrouw goed bestuderen. Ik zag dat haar blouse verkeerd geknoopt was, waardoor de twee kanten scheef hingen. Ik zei maar niets, want dat doen verlegen meisjes niet, toch? Dit soort non-conversaties installeerden twee gedachten in mijn kinderhoofd. Knoop je blouse met een zekere toewijding en verlegenheid is een eigenschap die best geen zichtbaar deel uitmaakt van je persoonlijkheid. Mij attenderen op mijn verlegenheid zorgde voor een verhoging van mijn zelfbewustzijn: terwijl ik net heel hard mij best deed om niet te blozen, zorgde die opmerking ervoor dat ik net meer ging blozen. Een klassiek voorbeeld van actie-reactie. Het doet met denken aan het experiment waarin aan proefpersonen gevraagd wordt om gedurende vijf minuten niet aan een witte beer te denken. Als ze toch aan een witte beer denken, moeten ze een belletje rinkelen. Wat denkt u? Jawel hoor, jingle bells all the way. Misschien schuilt er een oplossing in de combinatie van beide processen: verlegen kinderen laten denken aan een witte beer wanneer ze vrezen te moeten blozen. We zijn ondertussen tig jaar later en mijn rokken doen ondertussen dienst als verstopplaats voor mijn dochters. De verstopplaats wordt voornamelijk gebruikt bij onbekende personen of op onbekend terrein. Het is als ouder verleidelijk om mee te gaan in het ‘ja-ze-is-verlegen-verhaal’ bij opmerkingen van buitenstaanders, maar wat zeg je daarmee, tegen je kinderen en tegen die persoon? Ik vind het vrijmoediger om de vraag terug te kaatsen: ‘Ach, hoe zijn we zelf op onbekend terrein? Op een feest waar we niemand kennen?’ Niet-stereotype verhalen over verlegen mensen kunnen inspireren, zoals het verhaal van Rosa Parks. Zij was een timide en verlegen vrouw, maar nam het uiteindelijk op tegen een bus vol misprijzende passagiers. Rosa Parks belichaamt en belicht kalme onverzettelijkheid en stille standvastigheid. Toch ligt het moeilijk om eenzelfde persoon als verlegen én moedig te zien. Parks leek zich bewust van die paradox en gaf haar autobiografie de titel Quiet Strength. Je hoeft niet altijd te roepen om gehoord te worden.   Moeder (tegen een kennis): ‘Ach, hoe zijn we zelf op onbekend terrein? Op een feest waar we niemand kennen?’ Dochter: Euh... Moeder: Wat zeg je, lieverd? Dochter (tegen de kennis): Je hebt je blouse verkeerd geknoopt.

Lore Dewulf
25 1