Zoeken

ALS DAT ONZE KOEKOMST WORDT?

Laten we aannemen dat door ernstige stammentwisten Europa Brussel verlaat. Het is veel rustiger in Straatsburg. Vlaanderen vervalt tot armoede. België houdt op te bestaan en we worden ingelijfd bij de Nederlanders. Albert, Flip en de hele familie worden de deur uitgeschopt. Er wordt gezegd dat Fabiola in de meest armoedige omstandigheden moet overleven dat ze haar gehele hoedencollectie heeft moeten overhandigen aan de vrouw van Bart Bdw. In de anders zo drukke straten is het stil, maar de stilte wordt nu en dan onderbroken door een knal. De heer Bourgeois trekt in het kleine huisje in het Brusselse park; het doet hem denken aan het platteland. Hij is dol op tuinieren. In wat ooit het parlement was, heeft zich een geitenboer gevestigd. Het toerisme is volledig stilgevallen en elk monument staat te verkommeren. De gevangenissen zitten vol. De situatie in Oost-Vlaanderen is minder gunstig, aangezien de haven van Antwerpen sterk is gegroeid en het vroegere landbouwgebied tussen Antwerpen en Gent bijna volledig is omgevormd tot een havenzone. Na het vertrek van de Europese instellingen uit Brussel is de haven de enige bron van inkomsten geworden en de laatste hoop voor de steeds armer wordende bevolking. Religieuze sekten hebben hier de overhand. Er wordt ergens een beeltenis van een heilige gezien in de vorm van een beschimmeld brood, wat leidt tot een golf van religieuze activiteit en daaropvolgende aanvallen door de oproerpolitie, met dagelijks doden tot gevolg. Er is een wirwar van torengebouwen gebouwd om de vele werknemers van de Antwerpse haven te huisvesten. Het nieuwe Europa was de stammentwisten beu en had er met harde hand een einde aan gemaakt. Er werden afspraken gemaakt met de nieuwe heerser over de fermettes, Bart DW, en in ruil voor zijn heerschappij over de fermettes mocht hij de baas spelen. Een andere groep opstandelingen, de racisten, werden levenslang opgesloten in Melkplas, waar ze drugs kregen  hun beweging doofde uit. Ondertussen werden er grote bals gegeven in de Parijse en Berlijnse salons en was heel Griekenland opgekocht, waar de eeuwenoude spelen werden voortgezet, zoals vroeger. In de Parijse salons waren de Vlaamse mannen zeer populair, vooral bij de vrouwen die hun gespierde billen mateloos bewonderden. Ze waren de bestbetaalde lustmannengroep, hun jarenlange sporten hadden billen opgeleverd die de begerige ogen van velen trokken. Wanneer ze ouder werden, werden ze gedumpt in de fermettes.     Na vertrek naar Straatsburg heeft LA TOUT EUROPE voornamelijk Parijs als bestemming gekozen. Dit plan werd decennia geleden in werking gesteld, waarbij het centrum van Parijs armenvrij werd gemaakt. Tijdens de eerste ronde van de Franse verkiezingen jaren geleden, op een warme zonnige dag, lag links in de zon en kwam niet opdagen om te stemmen. Bij terugkomst bleek Le Pen de tweede grootste politicus te zijn. Tijdens de tweede stemronde hadden ze de keuze tussen Chirac of Le Pen, waarbij conservatisme hoogtij vierde. Sarko is hiervan een uitvloeisel, dankzij die ene luie dag in de zon. De conservatieven hebben ervoor gezorgd dat alleen de zeer rijken nog in Parijs konden wonen, terwijl alles wat arm was naar de buitenwijken werd verdreven. Straatsburg werd het middelpunt tussen Berlijn en Parijs, terwijl Brussel snel vergeten werd in de hoofden van de twee sterkste landen van Europa, alsof Brussel nooit had bestaan. Traditioneel gezien is de regio Vlaanderen een belangrijke leverancier van varkens voor de Parijse tafels. De vele boerderijen in de regio dienen als kweekplaats voor deze varkens, terwijl thuiswerk een grote vlucht neemt. De West-Vlaamse regio is relatief welvarend. In 2050 zal Noord-België voornamelijk worden gedomineerd door de haven, en de eens drassige weiden tussen Gent en de Schelde zullen de enorme bevolking die afhankelijk is van de haven moeten opvangen. In datzelfde jaar zullen de babyboomers hun soms enorme fortuinen overdragen aan hun nakomelingen, wat zal leiden tot een nieuwe klasse in het noorden van België die zal werken in de bloeiende IT-industrie. Deze klasse zal worden bediend door de nazaten van diegenen die de trein van fortuin en kennis hebben gemist, en ze zullen worden ondergebracht in enorme wooncomplexen op het voormalige Waasland. Naast deze klasse zullen er ook arbeiders zijn die met beperkte contracten werken en slechts tijdelijk in deze steden zullen wonen. De dienstverlenende industrie zal de bevolking voeden, kleden en verzorgen. Van de voedselkeet die fastfood levert aan de havenarbeiders tot de eerste hulpdiensten en de koeriers van banken en bedrijven, ze zullen allemaal te vinden zijn in de megasteden. De verbinding tussen de gebieden zal worden verzorgd door de Schelde, die de ader zal zijn die de meanderende megasteden zal bevoorraden. In de oude steden van wat eens Vlaanderen heette, zal het verleden bewaard blijven. Sommigen zullen echter betreuren dat deze exclusieve historische gronden niet langer bewoond zullen worden door wat eens Vlamingen werden genoemd. Er zijn zelfs mensen die beweren dat veel bedienden van de nieuwe rijken oorspronkelijk Vlamingen waren. Als er geen inspanningen worden geleverd om deze bevolking te overtuigen van de hedendaagse cultuur en kunsten, zullen ontevreden en ontgoochelde bewoners van de megasteden teruggrijpen naar de eeuwenoude woorden van vertroosting. In 2050 zullen de eeuwenoude steden overspoeld worden door enorme golven van de kuststeden, en er zal geen oplossing meer zijn. In 2099 zullen de nieuwe kusten worden overladen door een steeds groter wordende bevolking en zal er een beperking zijn van woongebieden. In Brugge stortte het ene huis na het andere in, de waterspiegel stond zo hoog dat het water tot in Brussel kwam. Vlaanderen spoelde weg... In de salons werd er verbaasd en verontwaardigd gereageerd op het bericht dat het eerste Europese handelshuis, dat in Brugge was gelegen, door het water was overspoeld. De dienst geschiedenis werd op het matje geroepen en er werd een commissie opgericht. Het idee om de verhoging van de waterspiegel tegen te gaan, werd verlaten. Alleen tussen Berlijn en Parijs werd een gigantische brug gebouwd waarop geleefd kon worden. Alles onder de brug werd ten prooi gegeven aan het water..

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
11 1

Via R4

Vanaf zijn appartement, drie hoog, had Adelbert een prachtig zicht op de R4. Vele mensen zouden neerkijken op dit uitzicht en deze ligging maar Adelbert niet. Het constante spel van wagens, vrachtwagens en motoren, het leken wel filmpersonages, maakte dat hij ’s avonds amper televisie keek. Hij keek jaloers naar durfallen op de motor die nog bij het net op rood gesprongen licht passeerden en zo het ruime sop kozen waar anderen, ter plaatse trappelend, moesten wachten om mee te springen. Hup de wijde wereld in. De wijde wereld zelf was voor Adelbert geen must. Iets te vaak is hij het spoor bijster geraakt. Zo moest hij eens op controle naar het ziekenhuis voor een malle bijnier. De afspraak stond gepland om 10 uur. Adelbert was mooi op tijd aangekomen met de bus, zijn moeder verbood hem de fiets te nemen door de drukke ochtendspits, en braaf had hij zich aangemeld aan de balie. Hij kreeg een nummer en een route die hem naar het juiste kabinet zou leiden. In de lift al wist Adelbert niet meer precies waarheen. Hij werd gevonden in het mortuarium, het tijdslot voor de controle van zijn bijnier was inmiddels verlopen, dan maar huiswaarts en hopen dat alles het houdt. In dat mortuarium, zo oordeelde Adelbert, was het minder stil dan hij had verwacht. Niets sereen. Ook de doden kampen met overlast, bedacht hij. Er speelde muziek uit een radio, geen dodenmars maar vrolijkheid in plastic. Af en toe kraakte er iets, zo nu en dan sloeg de koelinstallatie aan. Neen, prettig toeven was het daar niet. Alle mensen die hier liggen zijn binnen de week weg van deze aarde. Dat zijn ze in wezen al, maar straks zullen ook hun fysieke resten niet langer onder ons zijn. We gaan er allemaal aan, dat is het punt niet, maar hier, op deze plek, is het zo tastbaar.  Toen hij thuis was vroeg zijn moeder, hij had afgesproken eerst daar te passeren, hoe het ging. ‘Niets gevonden’, loog hij. Op de keper beschouwd loog hij maar één letter “niet gevonden” was waar, maar dat zou voor gedoe zorgen. En er was vandaag, en alle andere dagen, al gedoe genoeg. ‘Ga je maar wassen, je stinkt’, zijn moeder wond er geen doekjes om. ‘Maar moeder.’‘Naar ziekenhuis, je stinkt naar ziekenhuis. Daarbij, daar zitten allemaal bacteriën op de klinken en stoelen. En je hebt de dokter vast en zeker een hand gegeven. Daar zit ook vuiligheid op, op dokters.’ Gedwee gehoorzaamde Adelbert, hij sjokte naar de badkamer. De roze tegel deed zijn maag altijd een beetje keren. ‘Neem het blauwe washandje, ik heb dat maar één keer gebruikt, zaterdag’ riep zijn moeder hem na. Nadien aten ze karnemelkpap. Zwijgend. Adelbert dacht aan zijn raam dat uitkeek op de R4 en de wijde wereld.

Thomas De Mulder
13 0

Zondvloed

Haar broekspijpen zijn doorweekt. Ze springt over de plassen, of erin, het voetpad stroomt. In Zweden zeggen ze dat er geen slecht weer bestaat, alleen slechte kleding. Ze bedoelen waarschijnlijk niet zomaar de buienradar te vertrouwen en altijd rekening te houden met de zonvloed. Ook als er bij vertrek maar enkele schaapachtige wolkjes te zien zijn. Haar betraande bril wist de wereld uit, ze voelt nattigheid, overal. De regendruppels zijn zo groot als kogels, ze schieten weer omhoog als ze de grond geraakt hebben. Slalommend probeert ze hen te ontwijken. Ze kan toch niet als een verzopen waterkieken aankomen op haar bestemming, haar druipende sporen achterlaten in het gebouw. Rillend van de kou, of van haar strakgespannen zenuwen. Een vogelnest van kroezelend haar op haar hoofd. Is haar mascara waterproof? Kon ze zichzelf maar uitwringen. Straks, of misschien pas morgen, of zaterdag misschien, zal ze lachen om het hele gedoe. Een sterk verhaal voor de kinderen later. Alles heeft ze militaristisch voorbereid, kerend en draaiend voor de spiegel, haar intonatie geoefend bij elk woord, haar armbewegingen juist energiek genoeg. Zonder te maaien. Haar speeksel wegslikken voor ze haar publiek onder spuwt. Misschien kan ze haar publiek besproeien, zich uitschudden als een natte hond. Improviseren. Nooit haar sterkste kant geweest. Een grote paraplu loopt tegen haar. Verontwaardigd scheldt ze tegen het logge ding zonder iets anders te horen dan het onpersoonlijke getik, geraas, gekletter. Iemand grijpt haar hand, leidt haar naar waar ze moet zijn. Dat hoopt ze toch, ze ziet nog altijd niets. Rechtdoorzee stormt ze door de straten. Hier komt ze, jullie omver blazen.

Letterzetter
13 0

Soldaten en Prostituees II

(Zo is het hoofdstukje netjes afgerond. Deeltje 1 uit een klein Epos, als dat kan, getiteld 'NIX') De mensheid timmerde al een kleine eeuwigheid aan een weg doorheen het Barre land. Dat stukje wereld pronkte op geen enkele kaart. De zware tochten eisten doorheen de jaren een hoge tol: men mocht al van een geslaagde expeditie spreken als er iemand levend terugkeerde om te melden dat de anderen het niet gehaald hadden. Het Barre Land herbergde vele geheimen en liet zelden getuigen achter. Iedere expeditie bracht waaghalzen, avonturiers en professoren wat dieper de asvelden in, waar soldaten op een nieuwe plek een basiskamp uit de grond stampten.  Vandaag was de dag, glimlachte Cas tevreden bij zichzelf. Vandaag begon de eindsprint naar de voet van De Berg. Een tocht van enkele weken. Van kamp naar kamp, zeulend met al het materiaal en op het tempo van de trage professoren. Maar op het einde van de tocht zette iemand, de koploper van de expedities, voor het eerst voet op de helling. In gras. Groen gras. Dik, groen gras. Hij kon het zelf met moeite geloven. Glooiende hellingen vol groen gras, zo beloofde de folder. Niet dat hij deel zou uitmaken van die laatste groep, Cas' job was om de professoren te begeleiden naar het laatste basiskamp en geen stap verder.  Maar toch... hij zou het kunnen zien, dat gras. Misschien zelfs ruiken. Hij sloot zijn ogen en ademde heel diep in. De geur van gemaaid gras was hem onbekend maar zijn grootmoeder kon er lyrisch over doen. Cas' eigen moeder had hem ooit wel verteld dat de wereld overheersend groen was geweest, in een vaag en ver verleden. Cas kon zich daar niet eens een beeld bij vormden: hij was opgegroeid tussen as en stof. Niemand die nog wist hoe het kon gebeuren, wat er gebeurd was. De wereld verging. En toch niet helemaal. Cas verlangde wel naar iets groens en misschien wat betere lucht want hier op de Rand van de Wereld ademde hij vooral stof in. Alles smaakte een beetje zout. Hij maakte zijn rugzak, hij was intussen een ervaren pakker en tien minuten later verscheen hij op het appèl. Tot zijn stomme verbazing was hij niet de eerste. De jonge prostituee stond er ook, met een versleten rugzak over zijn schouder en een muts over zijn hoofd. Hij droeg een bril met licht getinte glazen en glimlachte verontschuldigend. Cas keek overdreven rond en kreeg een onaangenaam voorgevoel. De jongeman raadde zijn gedachten. Hij haalde gelaten zijn schouders op. 'Sorry, soldaat. Ik moet mee.' 'Mee?' Cas nam hem ongelovig op. De jongeman droeg een paar oude all-stars, een vuile broek en dito shirt dat hem weliswaar goddelijk stond maar verre van geschikt was voor de trip. 'Het vriest daar 's nachts en overdag regent het zure assen. Heb je niks meer geschikt?' 'Ik heb niets warm. De mannen willen me zonder kleren zien, soldaat, niet ingeduffeld.' Hij schonk Cas een blik waarop Cas kon opmaken dat hij dit ook wel moest weten. De hoer bezorgde hem een ongemakkelijk gevoel. 'Dit is het en dit zal moeten volstaan.' De jongeman kauwde op zijn onderlip zonder oog te hebben voor Cas' afdwalende gedachten. 'De heren officieren willen zo tussendoor hun pleziertje en huren mijn lijf voor de komende weken tegen een verzacht prijsje voor het aangedane leed deze ochtend, dus ik ga mee en vries waarschijnlijk dood. Niet dat het iemand iets kan schelen.' Hij zei het zo nonchalant dat Cas bijna lachte. Maar de jongeman maakte geen grapje. Hij vervolledigde de gastenlijst, samen met de oude, kranige veger. 'Sloms, meneer,' salueerde de veger met een sardonische blik. 'Ik ben gehuurd om het de officieren comfortabel te maken.' De dikke, felblauwe, nieuwe jas stond hem belachelijk. Zijn dunne schouders konden het gewicht van de parka nauwelijks dragen maar de grijsaard was duidelijk in zijn nopjes. Hij loerde verlekkerd naar de hoer.  'Vergeet het maar, Sloms. De eerste keer dat je een vinger naar me uitstak, kostte die ondoordachte handeling jou een oog, weet je nog? Jij kunt me niet permitteren, man, en voor geen geld ter wereld ga ik met jou naar bed dus kijk niet zo, ik krijg er rillingen van,' gooide de jongeman achteloos op. Sloms blafte een soort lachje. De hoer slaakte een hemeltergend diepe zucht. 'Alleen in jouw dromen, ouwe man,' mompelde hij. 'Alleen in jouw dromen.' 'Als ik mijn werk goed doe,' de veger stond op de toppen van zijn tenen en bracht zijn tandloze mond tot bij Cas' gevoelig oor. 'Dan is hij mijn beloning.' Hij maakte een bijzonder suggestief gebaar. Cas mompelde iets en maakte zich uit de voeten. De anderen druppelden uit het hotel, de ene al meer geladen dan de ander. Ze namen de nieuwkomer ongelovig op. 'Hij gaat mee,' blafte De Officier met het blauwe oog en smoorde met een woeste blik, dat teniet werd gedaan door dat blauwe oog, alle verdere opmerkingen in de kiem. 'Ik zoek een degelijke outfit voor hem,' wierp Cas op. 'Hij kan zo echt niet mee.' 'Jij blijft hier, soldaat, die hufter is mijn zorg, niet die van jou,' beet De Officier hem toe. Cas klemde zijn kaken op elkaar. De hoer gluurde vanuit zijn ooghoeken naar Cas en knikte, dankbaar voorde poging. 'Iedereen klaar?' De expeditie werd uitgezwaaid door het voltallige hotelpersoneel en een hoop smachtende jongemannen die stuk voor stuk met tranen in de ogen hun gezel uitzwaaiden. De jongeman liep de vierde in de rij, vlak achter De Officier. Hij beschikte over een verrassend goede conditie, zag Cas tevreden. Hij hield moeiteloos het tempo bij, met een energieke tred en rechte rug. Als een kind op dagtocht. Cas zelf sloot de rij, zijn vaste plek. In zijn hand rustte een stevige bijl, het enige nuttige wapen op zo'n tocht en handig voor allerlei andere klusjes. Hij kon over de koppen kijken, tot helemaal vooraan. De rij telde 23 leden: tien geoefende soldaten met een goede staat van dienst in het Barre Land, vijf hogere officieren op zoek naar eer en glorie, één jongeman op all-stars om de bedden warm te houden, één veger zonder duidelijke taak en zes professoren op de missie van hun leven: op zoek naar die ene plant die vrouwen terug in staat stelt om dochters te krijgen voordat de mensheid alsnog uitstierf...   

Kat.
43 2