Zoeken

Niet geweest

We zitten in een Antwerpse bruine kroeg. Het is eigenaardig. Met het vorderen van de avond gaat het volume van de sprekers alsmaar hoger. Tot een van de stamgasten aangespoord wordt om het verhaal van Ferdinand nog eens te vertellen. Wij weten in de verste niet wie Ferdinand is, maar sommige stamgasten beginnen nu al te gniffelen. Het moet een goed verhaal zijn, want plots gaat het volume op stil. Het Antwerpse accent moet u er zelf bij denken. “Ge kent hem wel. De Ferdinand. Hij heeft een dun snorretje en zijn haarbos is nog altijd hetzelfde als vroeger. Ge ziet hem nog regelmatig fietsen. Al fietst hij alsmaar trager. Soms denk ik, hij fiets zo stillekes dat hij dadelijk omvalt. Maar dit gebeurde eind jaren ’70. Hij woonde toen nog thuis bij zijn ouders. Die zijn ondertussen al een tijdje gestorven.” “Op een gegeven moment, in het midden van de dag, komt er bij de politie een telefoontje binnen. ‘Ge moet rap zijn’, klonk het aan de andere kant van de lijn. ‘Een zwaar accident op de hoek van de Wolstraat en de Lange Koepoortstraat. Er zijn zwaar gewonden bij.’ Nu waren ze bij de politie natuurlijk niet achterlijk. Ze konden toen al zien wie er belde, en het telefoonnummer van Ferdinand stond er op een papiertje geschreven. Hij belde soms voor het minste.” “Even later bellen ze bij Ferdinand thuis aan. Zijn broer, de Patrick, doet de voordeur open. De politie heeft nog niets gezegd en daar opent plots de binnendeur naar de living, ge weet wel, zo een deur met van die kleine glas-in-lood vierkanten die je vroeger vaak zag, en daar stond Ferdinand. ‘Ik ben het niet geweest hè’, riep hij.” Heel het café barst in lachen uit. “Laat ons nog even blijven zitten”, zeg ik.

Rudi Lavreysen
4 0

Kreten van de kreeft

  Natuurlijk en helaas. Ik ben ik de bossen ingekropen. Dat was toen vallen mij niet los kon laten. Nochtans. Het woud ligt niet in een vallei. Zeker niet in een enge kloof. In dit bomenrijk kan ik nog leven en het einde van de wereld zien, mijn lieveling. Het zijn enkel bladeren die hier vallen, wanneer zomerhitte hen danig heeft gesloopt. Woorden verliezen hun dove trekken. Niet één discussie schept onrust. Hier zijn geen machinekamers van de welvaart. Ik kan de nachtvorst zelfs het ijs aanbieden dat een oude winter jarenlang verborgen hield. Alles is milder dan in jouw wereld, dat raderwerk met zijn onleefbare regels. Er is geen wirwar, zieke meccano die zonder lieve reden groeit. Bovendien. Lijfwachten bleven mij daar schaduwen. Het was niet om mij te beschermen. Integendeel en ik vermoedde. Het waren handlangers van jouw ouwe peer met zijn wrede meningen. Misschien kan hij in dat herenhuis zich het witte van kalkrotsen, die zuivere horizonten niet meer herinneren. Toen in een koffiehuis de melk zich niet langer zomaar mengen liet, wist ik dat het zure mij zou blijven achtervolgen. Te min was ik voor hem, dat heerschap met zijn nare drang naar rang. Het zijn dergelijke lieden die neerkijken op het ondoorgrondelijke, die geen angsten kennen en terreur aanbidden. Zij zitten er goed bij. Ze eten met dubbel bestek. Kreeft en kaviaar. Reebok en ijsvogelpaté. Liefste, jouw stem kon mij daar nog kalmeren, fluisterend vertellen hoe graag je mij wel zag. Jouw tonen konden mijn oren nog enigszins bekoren. Maar ik kon mijn hoofd niet richten op een wijze die de rest verdoven deed. Er was maar één ziel die mij mee kon nemen naar de kelder waar in een glazen bol een zon kon schijnen, zo klein dat vier ogen naar het vuur mochten staren zonder pijn te voelen. Het was daar stil, zo geruisloos dat zelfs de muizen vluchtten uit onzekerheid. Leegte leek hen te gevaarlijk. Hoorbare wind zou hen naar de buitenwereld niet meer kunnen leiden. Ikzelf, ik hield ervan. Geluiden konden ginds mijn geest niet eens versnijden. Tot ik verdreven werd.     uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'        

Bernd Vanderbilt
5 0

Free-fall

A freedom I had long forgotten both made me ecstatic and fear for my life. I was released into the wild without a warning. The forest breathed a sigh of relief, welcoming any new visitor indiscriminately.  Light tinted green sifted through the treetops.  There was no way to retrace my steps as nothing was left standing from where I used to come. In a world where animals could speak, I had no authority. Their breath held in an expectantly waited for me to take the first wrong turn. Power was accorded strength, violence rewarded with violence. Years of domestication had made me prey in their kingdom. Water and food were my highest priority, but hunting meant being hunted. I would have to run forever, and I had already run forever. I resigned to walk and listened for the sound of water blending with the wind. Not far off, a stream of veins flowed into a river. I yearned to bathe and forgot to drink until I sullied the water with my body. Cleanliness was an absurdity that I afforded myself as a luxury. I felt watched by benevolent eyes from above. Birds perched to behold my bath as I had done with similar condescendance. Surviving on the lowest hanging fruit, I started to forget of the sweetness in the trees I could not reach. Light green became dark green before I knew it, the cold settled in my bones and the silence of the woods interrupted with occasional hoots after nightfall. By the next morning, I stood on the edge of an open grass field. I wanted to run and catch the sun, but the fear of preying eyes kept me in the dark for another day to live.  The morrow, I watched my first hunting game. The body left bare was abandoned, its wounds bled into dirt to be reclaimed. For all the cruelty I had to bear as an insignia of humanity, the deer's rotting carcass was most composed in its decomposition. I was the last one they said. I was the lost one because I was the worst one. Redemption would be the end as this place let me live without pardon. In the days to come, I wandered and wondered of the irony through which faith kept me alive. Justice was done for, only a mind game I played  before sleeping.  Dew drips drops down the leaves crowned trees.  I was proclaimed innocent by the rain that washed away the blood stains on my hands.  The search for meaning outpaced the search for food. I struck in hunger against nature. Unyielding, it left me for dead, so I turned around and ate her. My sweet revenge rewarded with her Triumphant indifference.

elsiepelsie
0 0

In elke priester leeft een stier

  Lima ligt op de Kaaimaneilanden, Breda op Bermuda, Bazel in Brazilië, Oslo is een deelgemeente van Moorslede enRome is een preuts gehucht van Moerkerke. De Nijl zou volgens hem door Ijsland stromen, de Seine door Mesopotamië en de Demer heel gewoon door Denemarken. Met zo'n lullige weet-je-datjes houdt Ignace mij soms bezig! Wat een oen, die debiel, wat voor een onnozelaar die zijn eigen zoon opat. Deinze is dan verzekers de hoofdstad Indonezië? En dan heb je in Gibraltar een gitaar gekocht om daarna naar een liedje van Abba te luisteren in een bar op Barbados? Mijn god, kwan Godot maar langs om mij te verlossen van zulke geesten die mij ziel zo naarstig kwellen. Ja, en doe maar voort. Over die ezel die bezoedeld werd, de koe en de aap van Panamarenko, het eekhoorntje dat een koe baarde en de tijger die zowel de geit als de gier had opgegeten. Ik bestel bij Alfred een portie bitterballen die al bier gedronken hebben. Echt, het houdt nooit op en ik vraag het telkens weer aan Ignace. Laat mij alstublieft gerust! Schrijf dat op de achterkant van weggegooide kasticketjes van de Colruyt, die een trol niet ging gebruiken als wc-papier. Maar val mij daar toch niet mee lastig op een zondagmiddag die een zaag zoekt om een mond ergens te voeden met de stukken van een woord! Eindelijk. Ignace zegt dat hij weg moet. Dat hij ons en dit frietkot verlaten zal. Richting Nice, simpele duif! Dat wist ik al.     uit de reeks 'Ignace Somers'

Bernd Vanderbilt
0 0

Varkensbaai

  Het is uitermate moeilijk. Om eenvoudig te zijn. Kijk maar naar het zwijn dat zijn tattoo laat zien met zeugenspreuken. Gisteren nam ik onze haan nog bij de nek en met een schaar heb ik die kam toen afgeknipt. Het is gelijk een punker die plots skinhead wordt, een zot die al zijn fratsen snel verbrandt. Kijk ook naar dit zwijn dat in zijn staart een knoopje heeft gelegd. Noem dan zoiets simpelweg origineel. Zoveel is er nodig om oud brood nieuw leven in te blazen. Hitte van een broodrooster, de angst voor harde korsten op een zachte ziel. Ik weet het nochtans goed. Groots zijn rampspoed en de moed die daarna nodig is. Een Duitse vriend van mij, hij lacht altijd domweg. Zijn grap vertelt dat zonder Traum een Trauma niet bestaat  Echt. Ik spaar dat allemaal. Vlinderlijken, uitspraken die het vergaten weg te vliegen. Mijn geest is zo bedrogen als een hoerenhart kan zijn. Neem nog wat hesp, zegt een witte boterham die uit een zak gekropen komt. De korsten, geesteling, die kan je sparen voor de varkens, dat mag ook. Straks smeer ik hem. Wees maar gerust. De vlucht, het brood en zwarte piet met zijn te zoete chocokop ligt lamlendig te wachten op december. Durf. Dat heb ik nog. De morgen kent mijn ochtendritueel, die wederopstanding. Elke supermarkt, iedere tegelvloer, enkel broodsnijmachine moet vandaag op zijn hoede zijn. Ja. Ik heb zoveel ellende verzameld dat het toestel met die vele messen alles mogen kelen. Camera's die normaal dieven vangen, zullen alles filmen, zien hoe alles schoon wordt verbrijzeld. Varkens zullen lopen door de gangen. Winkelkarren zullen huilen omdat niemand echt  eentonighheid begrijpt. Daarom, gij beest, gij zwijn, blijft in uw kot op deze dag waarop de hoer van al dat welzijn een dag vrijaf genomen heeft. Het strand wil immers op zo'n onverlegen dag haar blote kont, die witte billen voelen. Onschuld komt straks met de vloed en Blankenberge zal een Baai voorzien voor al dat aangespoeld verlangen. Vissersmeisjes zullen aan de graten likken, hechtingen bevrijdn van de spanning en die roze modderwroeters mogen al mijn littekens verslinden.     uit de reeks 'Over eelt en zurkeltttelt'      

Bernd Vanderbilt
2 0

Ricky's reisgids

  Witte lammetjes uit Zwitserland. Flamingo's uit Angola. In die oranje jerrycan zit nog een beetje nafte voor zijn brommer. Tristan is mijn maat. Hij is een held. Ik zit straks achterop en onderweg kopen we drop We zullen sigaretten roken, ongeluk een kopje kleiner maken met een mes. Het is zo. Alle dieren in dit prentenboek zijn echt. Reebokken en evertjes. Ze houden van de vrijheid in de bergen. Kraanvogels, zij worden wel eens opgelicht door valse bouwbedrijven. Terwijl men niets vermoedt. Hier op deze pagina gebeurt het. De eerlijkheid zit in een plooi te lachen en ik wacht gewoon. Op Tristan. Die rook in de verte. Ik hoor zijn kracht. Ik zie de wolk die hij met stof verwekt. Soms draagt hij een sjaal maar nooit een helm. Gras, riet en halmen langs de weg houden wel van avontuur en zien hem vaak passeren. Groeten doen enkel de zwaluwen wanneer zij met hun staartjes zwaaien. Isolde. Zij weet dat wij komen. Ik schreef een brief terug, maar veel kan ik niet zeggen. Zij kweekt gewoon vlinders. In bokalen. Vandaag is de dag. Bloemen verwachten niets en toch zullen ze komen aangevlogen. Ja. Ik ben mal genoeg om haar te willen helpen. Tristan zal me voeren want zij woont ellendig ver van hier. Achter die heuvelrug, voorbij de meren met hun vogels op één poot en wees gerust. Tristan heeft een zeer groot hard. Hij is niet bang van de ravijnen. Of ik terug zal keren. Dat weet ik nog niet. Daarom neem ik hem mee. Mijn bundel dierenprenten, tekeningen die ik maakte toen mijn ziel geen mens meer kon vertrouwen. Isolde houdt ook veel van al wat stoer de lucht trotseert, een brommer kan berijden en toch. Het deert mij niet. Verleiding kan de zon niet snel bezeren. Tristan is daar. Hij stopt en wenkt. We moeten gaan. Isolde heeft reeds alles klaargezet. Glaswerk vol met kleuren, ook een lieve lach voor Tristan. Ze zal mijn ogen nemen, wijzen naar die witte schaapjes, zeggen dat de hemel mij verdragen kunnen.     uit de reeks 'Reizen met Ricky'                    

Bernd Vanderbilt
0 0