Zoeken

Een half woord

"Ik lees niet meer", zegt de vrouw aan de toog van het café. Ze kijkt naar de man die aan het tafeltje bij het raam een boek leest. Wat leest ze niet meer? Geen boeken? Of tijdschriften? Geen bijsluiters van geneesmiddelen? Geen ondertitels?  "Het weer is halfweg", zegt de man die naast de niet-lezende vrouw zit. Haar man, vriend of een kennis. Hij heeft niet gehoord wat ze zei. Denk ik. Omdat hij over iets anders begint. "Halfweg. Want de mensen komen af en toe naar buiten, maar ze gaan alsmaar meer binnen zitten." Hij neemt een kleine pauze en drinkt van zijn koffie. "Hier zitten we ook binnen, maar we moeten eerst naar buiten. Van al dat binnen zitten hebben ook zo veel mensen de griep. Dat zei die viroloog in de krant.” Ik dacht, nu gaat hij hoesten, maar hij deed het niet. "Kranten wel, maar dat is eigenlijk geen lezen", zegt de vrouw, terwijl ze de krant neemt die op de hoek van de toog ligt. "Je kijkt naar de koppen, de foto's, de prentjes en af en toe lees je een zin. Dat is geen lezen", herhaalt ze. "En dan weten dat ik vroeger zoveel boeken heb gelezen." Ze luisteren maar half naar elkaar. Toch vangen ze flarden op van wat de andere zegt. Het is een wonderlijk gegeven. Misschien zijn ze al lang bij elkaar. Dan heb je maar een half woord meer nodig. Zelf heb ik ook de neiging om overal boeken mee naartoe te sleuren. Pockets die in de achterzak van mijn broek of in de binnenzak van mijn jas passen. Bij het kopen van een nieuwe jas is dat de eerste aftoetsing. Geen binnenzak? Sorry jas. Deze is voor iemand anders. Waarom de mevrouw niet meer leest heeft ze ons niet verteld.

Rudi Lavreysen
4 0

En...weg was ze!

Na lang aarzelen, had ze na twintig minuten een besluit genomen. Ze zou gaan! Al die tijd had ze ja en nee in de weegschaal gelegd. Ja, het is nog niet laat, echt moe ben ik nog niet. Nee, ik zal hem zien, die confrontatie kan niet goed verlopen. Ja, ik ga, ik ben tenslotte uitgenodigd. Nee, zijn vrouw zal me geen blik gunnen, dat zal me pijn doen. Omdat het buiten zacht was, trok ze een mouwloze jurk aan. Schoenen eronder, en klaar! De tijd van panty's was voorbij. Ze was overigens voorzichtig met nylon sinds die brand in het hotel. De kranten kopten toen iets over de Kerstboom maar verder in het artikel werden er vele woorden besteed aan de kousen en jassen die de brand hadden versneld. Het was al ver na achten toen ze vertrok. De massieve poort viel vanzelf wel dicht. Op het feest werd ze niet ontvangen door hem maar door een ingehuurde buitenwipper. Was dat nodig? Ze vroeg het zich af. Meteen kwam Ina naar haar toe, zoende haar op de wang met de woorden: wat fijn dat je toch bent gekomen. Ina's sterrenbeeld was boogschutter, zij twijfelde nooit zo lang vooraleer een besluit te nemen. Wanneer Roos bleef wikken en wegen, durfde ze al eens Ina op te bellen. Zal ik je helpen, vroeg ze dan. En Ina hakte de knoop door. Roos keek rond met de coupe champagne in haar hand maar zag weinig bekenden. Veel glitter, dat wel. Opvallend veel rood ook; rokken en oorbellen en lippen. Dirk zag haar en stak zijn hand op. Een glimlach, wist ze, is altijd een mooie reactie maar hij had zich al omgedraaid. Staat hij in een andere kamer te praten met zijn gasten? Zou hij zenuwachtig zijn om haar weer te zien? Jacob was nu wereldnieuws en zij, zij was niets bijzonders geworden, zij had niets gedaan om de mensheid enige vorm van geluk te brengen. Hij was zo goed geworden in zijn vakgebied waardoor hij rijen mensen kon helpen langer te leven, zij was daarentegen een onopvallende kantoormedewerker gebleven.  Een banaal gegeven, dat ben ik. Haar hart sloeg een tel over toen ze hem zag, nog een keer moest kijken om zeker te zijn. Het is Jacob! Wat nu? Ze keek naar Ina's mond die druk bezig was met praten, ze zag de bodem van haar glas. Ze begreep dat ze hem zou passeren op weg naar de lange tafel met drankjes.    wordt vervolgd...  

Ingrid Strobbe
0 0

De wolf en de drie pony's

Dit verhaal start met drie pony’s. Alle drie leven ze in hetzelfde dorp, in de straat die eindigt waar de bossen beginnen. Elke pony staat apart in zijn eigen wei maar vanuit bepaalde standpunten zien en horen ze mekaar. Hun mensen, Ariël, Ursula en Sebastiaan wonen in dezelfde straat.    Sebastiaan heeft nooit tijd, zijn agenda is zijn hoogste goed. Hij is niet lui, zijn prioriteiten zijn wat vervaagd. Dit gegeven uit zich in een slecht onderhouden omheining. De onderste draad heeft zijn stevigheid verloren en hier en daar zijn er gaten terug te vinden. Ursula doet het beter. Haar omheining staat strak gespannen. Die pony van haar, die kan geen kant op. Ariël volgt de raadgevingen voor wolfwerende omheining. Naast een stevige basisafrastering spant ze nog twee extra draden. Eén op 15 cm van de grond en één op 120 cm hoogte. Ze komen onder spanning te staan, 4500 V is genoeg voor de pony om in de wei te blijven en alles buiten te houden wat niet binnen hoort. De verschillen zijn ook de drie pony’s opgevallen en zijn voer voor een gesprek. Elke ochtend komen ze samen, ze zoeken de plek van hun weide op waar ze mekaar zien en horen. Het doorbreekt hun eenzaamheid en wekt hun kuddegevoel op. Ursula’s pony voelt zich beter dan de andere. Dat krakkemikkig geval van Sebastiaan, daar lacht ze mee. Die bunker van Ariël, is dat niet wat overdreven? Wanneer de pony’s voldoende sociale prikkels geabsorbeerd hebben is het tijd voor zelfzorg en gaan ze ieder hun eigen weg. Ze zoeken een plek in hun weide om ongestoord de biodiversiteit weg te grazen. Niet ver daarvandaan woont de wolf. Hij heeft een verlaten militair domein geclaimd als zijn territorium. Wanneer hij geen zin heeft in everzwijn of ree, gaat hij op zoek naar gemakkelijk te vangen vee. De wolf beslist om op jacht te gaan. Hij sluipt de dichtstbijzijnde straat in en ziet de drie pony’s. Hij komt dichterbij. Hij onderzoekt de drie weides en ziet de zwakke omheining met gaten. Hij moet niet eens moeite doen, hij kan er zo onderdoor. Sebastiaans pony is zijn prooi van de nacht. Wanneer enkele dagen later de wolf honger heeft wandelt hij rustig terug naar de Vrijheidsstraat. Hij maakt het zichzelf makkelijk en zoekt zijn slachtoffer op dezelfde plek. Deze nacht vraagt om meer moeite, de draden zitten strakker ineen. Eronder door is geen optie. Er tussendoor is moeilijk. De wolf, die niet schuw is van een uitdaging, neemt een aanloop en in één vlotte beweging springt hij over de omheining. Ursula’s pony ziet het gebeuren, galoppeert naar het huis van Ariël voor hulp, wordt al snel ingehaald en eindigt als hap voor de wolf. Zijn honger is niet gestild, Ursula’s pony is aan de taaie kant. Opportunistisch als hij is, besluit hij om ook deze nacht terug te gaan naar daar waar zijn eten zo voor het rapen ligt. De twee lege weides negeert hij, zonder omwegen loopt hij naar de grote graasvlakte aan de overkant. Hij kan niet wachten om te ontdekken wat daar te proeven valt. Hij nadert de omheining en wil er onderdoor kruipen. De elektrische schok gaat door zijn hele lijf.             “Verdomme, wat is dit. Dan maar erover.” Hij loopt aan en net wanneer hij wil springen ziet hij de extra draad die de omheining hoger maakt. Hij beseft het te laat en in zijn vlucht raakt een trilling van 4500 V hem aan.               “Scheisse, was ist das” Hij loopt nog een paar keer heen en weer en beseft dat hij zich beter snel uit de voeten maakt. Het is te laat. Aan de ene kant van de straat komen boze buren op hem af. Vanaf de andere kant, gewapend met riek en hooivork, ziet hij de leden van de ‘Weg Wolf’ facebookgroep op zich afkomen. Allen opgefokt door hun eigen commentaren vormen ze een grotere bedreiging dan de auto’s op de baan naast zijn territorium. Ontsnappen is onmogelijk. De wolf wordt gelyncht door de boze menigte. Hulp is er niet, zijn Europese bescherming heeft hij vorige nacht zelf opgepeuzeld.

Vera Eef
0 0

Chronische zandkastelen

Ik ben zestien wanneer ik het strand oploop. Ik bouw een zandkasteel waarbinnen het leven het mijne zal zijn. Want in overmate word ik continu teleurgesteld. En in eenzaamheid vind ik geen zelfrespect. In de duinen voel ik een frequentie dat elke cel van mijn bestaan ontspant. Haar ziel heeft een schoonheid dat haar lichaam niet dragen kan. Ik ben zeventien wanneer ik haar meeneem. Naar het kasteel van zand waarbinnen het leven het onze zal zijn. Het is de leeftijd waarop we met zekerheid niet meer veranderen zullen. Dus wij zingen en dansen tot wij onze persoonlijkheden onthullen. Tot wij de enige die ooit zagen zijn. Ik ben achttien wanneer ik er geshockeerd achter kom, dat niets minder waar blijkt. Dat mijn zandkasteel niet zo standvast is als een huis aan de zee. Want voor mij is het telkens binnenkomen, maar haar lichaam laat haar nooit buiten meer. Ik ben negentien wanneer zij me vraagt of ik in het lot geloof. Ik antwoord dat iedereen de les die hij uit een ervaring trekt als het lot aanschouwd. Zij zegt dat het lot ligt in de les die ze moeten leren. Ik zal twintig zijn wanneer ik mijn ogen sluit en weet dat ik nooit nog iemand anders nodig heb. In het zandkasteel waar we slapen, wanneer de duinen muziek maken. In ons leven waar ik me schuldig voel over een lichamelijkheid dat niet te vatten valt. Wat zijn wij met deze schoonheid als mijn taal dit niet uitdrukken zal? Ik zal eenentwintig zijn wanneer ik me niet eenzaam meer voel. Ik zal tweeëntwintig zijn wanneer zij mijn zandkasteel verlaat. 

Tess12
10 0

De beginzin

"Een ellendige novemberavond, met een motregen die de dappersten van de straat veegt." Soms denkt een mens in zinnen die niet van hemzelf zijn. Deze is van Willem Elsschot. Een beginzin bovendien. We wandelen naar het cultuurcentrum en de storm Benjamin zorgt ervoor dat we nog eens inhaken. Samen tegen de wind. Ik spreek die beginzin van 'Het Dwaallicht' uit, maar de wind blaast hem weg.  Er was ooit een verkiezing voor de mooiste beginzin uit de wereldliteratuur. De winnaar werd de prachtige eerste zin uit ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Marquez. U moet die maar eens opzoeken. Die van Elsschot kwam geheel onterecht niet in de uitslag voor. De vorige keer dat we naar het cultuurcentrum stapten was voor een voorstelling van Groenten uit Balen, geniaal geschreven door Walter van den Broeck. Het stuk gaat over veel meer dan die staking. En nee, ze mogen dat niet naar de tijd van nu transformeren. Het gedacht alleen al. Maar ook herkenbaar. Grootvader die in huis woonde, dat was in 1971 ook bij ons het geval. Dat moet ongeveer de periode geweest zijn van de foto waarbij grootvader niet uit de auto kwam. Hij had het op de een of andere manier niet op fototoestellen. Terwijl wij voor de auto hadden postgevat - was die nieuw? – bleef hij op de achterbank zitten. Hij keek wel in de lens. We poseerden alsof het voor een automagazine was. Wie de foto heeft genomen weet ik niet meer. Het was wellicht een nonkel, want we stonden op zijn oprit. Die was aangelegd met afvalslakken uit de metaalindustrie. Dat zag je nog veel in die tijd. Het zou een goede beginzin voor een roman kunnen zijn. "Het was de dag dat opa niet uit de auto kwam omdat hij een heilige schrik had voor het fototoestel."

Rudi Lavreysen
10 0

Fijne dag nog

"Fijne dag nog", zegt de mevrouw van de krantenwinkel als we met een krant, de lotto een paar wenskaarten naar buiten stappen. De 'een' aan het begin van de zin wordt vaak weggelaten. Want het moet snel gaan. Voor je het weet zijn de klanten buiten en hebben ze de afscheidsboodschap niet gehoord. Terwijl die net zo belangrijk is. Ook in het café krijgen we later op de dag van de uitbater dezelfde 'fijne dag nog' mee. Alsof ze het hebben afgesproken. Of alsof ze samen naar een afscheidnemend congres zijn geweest, waar de nieuwe trends in het afscheidnemen werden besproken. Er schuilt iets hoopvol in die 'fijne dag nog'. Ik wens je 'nog' een fijne dag. Dat je aan deze dag nog veel plezier mag beleven. Trouwens, in de late namiddag schakelt de café-uitbater over op een 'fijne avond nog'.  Er wordt vaak niet nagedacht over wat we bij het afscheidnemen zeggen. Het is een automatisme. Maar ik verdenk de mevrouw van de krantenwinkel en de café-uitbater ervan dat ze het menen, die 'fijne dag nog'. Kent u deze nog: “Voor straks lekker slapen en morgen gezond weer op.” Een klassieker. Dat werd aan het einde van een tv-programma gezegd. In het echte leven is de zin te lang. Wat zeiden ze thuis? 'Tot de volgende', meen ik me te herinneren. Of het klassieke 'saluj'. Van het Franse 'salut', maar vooral van het Latijnse 'salvus', dat 'veilig' of 'gezond' betekent. Wat zeg ik zelf? Vaak is het 'hou u goed'. Ook een soort van 'salvus'. Bij het horen van 'tot de volgende zitting' heb ik de neiging om al zwijgend te vertrekken. Het leven is geen zitting of een vergadering. Maar af en toe vertoont het leven sporen van ontreddering en dan komt een vergadering aardig in de buurt. 

Rudi Lavreysen
10 1

Aan alle prinsen en prinsessen!

Hallo jij daar, prins of prinses van dit vreemde land! Je denkt nu vast: 'heeft die kromme heks het tegen mij?'. Wel, het lot heeft bepaald dat jij en ik aartsvijanden zijn. Wat houdt dat in? Dat ik jou ga opsporen, vinden en vervolgens de pijp uit laten gaan. Maar ach, het lot is slechteriken als ik meestal niet gunstig gezind. Daarom ga ik sluw te werk. Maar oeps, ik mag natuurlijk niet verklappen hoe ik dat ga doen. Kom eens even wat dichter. Dan vertel ik je meer over wie ik ben. Ik ben Syrah, Syrah de Slimme, ook wel de Laffe. Maar... vooral De Slimme! Ik zwiep graag met m'n bezemsteel door de lucht en kakel dan wel eens als een klein heksje. Verder leerde ik op de heksenacademie exact hoe ik dit plan moet uitvoeren. De heksenacademie, vraag je. Dat is de plaats waar heksen groot en klein, jong en oud, leren hoe een goede, of eerder slechte heks te zijn. Je leert er de kneepjes van het heksenvak! Maar, hé, kom nou nog even wat dichter, want ik moet je nog zoveel meer vertellen. Weet je, toen ik jou voor het eerst zag, haatte ik je al, ik wist dat je m'n vijand was en daar kon ik niet met leven, met jou! Jij had vast hetzelfde gevoel toen je mij voor het eerst tegenkwam. Daar ben ik driehonderd procent zeker van. Nu, neem gerust even een drankje, misschien die thee die ik je nu even door dit blad heen ga aanrijken. Mijn favoriete huisbereide thee. Wat? Of ik hem vergiftigd heb? Hoe durf je! Ik ben een eerlijke heks, ik zou nooit liegen over iemand vergiftigen. Of toch? He he. Jij bent een prins, of prinses, en ik - ik ben gewoon een kromme, bepukkelde heks. En dat is waarom we aartsvijanden zijn. Heksen en zij van koninklijke afkomst, tja, dat werkt gewoon niet. Dat is sinds het begin der tijden al zo. Weet je nog Sneeuwwitje en haar stiefmoeder, die ook een heks was? Of Doornroosje en haar boze heks? Elke prins of prinses heeft zo'n aartsvijand en ik ben de jouwe. Maar laat ons nu maar ophouden met deze dans. Hij heeft lang genoeg geduurd. En ik ben klaar om toe te happen? Kom nog even net ietsje dichter. Ja, goed zo! Je bent nieuwsgierig waar dit verhaal naartoe gaat, niet? Ik zal het je zo zeggen, want onze dans is bijna gedaan. Deze dans van aantrekken en ontwijken, aanraken en dan weer wegduwen. Ik hou ervan m'n prooi de stuipen op het lijf te jagen. Zachtjes te aaien om dan te doen schrikken. HA! Wat een feest, wat een feest, want jij... Jij bent er GEWEEST! Ik hap toe, maar ach, wat een pech, dat blad hier raak ik niet voorbij, dus loop je weg. Maar prinsje of prinsesje in die wereld voorbij dit blad, hou je klaar, want 's nachts verschijn ik weer op je pad! Dus hou je stil en verstop je goed, want Syrah de Slimme weet heus wel hoe ze uit dit blad raken moet! Maar voor nu ben je dus nog even veilig. Wat zal ik je missen, mijn aartsvijand, want heksen kunnen niet rusten tot hun koninklijke tegenpool de laatste adem heeft geblazen en de ochtend niet meer ziet. Dus slaap zacht, tot morgen, of toch niet!

Soetkindb
2 1

Brievenpost van Dinges | Aan dhr. Nicolas Sarkozy

Geachte heer Sarkozy Bonjour monsieur le président. Nu u in de gevangenis zit, vindt u het wellicht boeiend om brieven te ontvangen.  Toch was ik licht verbouwereerd door enkele nieuwsfeiten aangaande uw gevangenschap in de Parijse La Santé-gevangenis. Volgens mijn buurman Gust hebt u al bedreigingen ontvangen van elke medegedetineerden. Dat heeft hij in de online versie van Le Monde gelezen. Tja, u zal er wellicht niet met iedereen vriendjes worden.  Ook in ons land zijn er wel eens politici met justitie in aanraking gekomen. Ik ga ze niet allemaal opsommen, want dan zou deze brief veel te lang worden. Maar ik denk bijvoorbeeld aan oud-premier Paul Vanden Boeynants die in 1986 een driejarige voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete kreeg wegens belastingontduiking. Van hem zijn ook de onsterfelijke woorden "Te veel is trop, of trop is te veel, hè." Later werd hij nog ontvoerd, dus ik zou maar voorzichtig zijn als ik u was.  Maar ik was lichtjes geschokt over iets anders. Wat zeg ik, er kwamen zelf jaloerse gevoelens van mijnentwege bij kijken. Onder meer over het feit dat u twee boeken meenam naar uw stulpje in de gevangenis. Meer bepaald ‘De graaf van Montecristo’ van Alexandre Dumas en ‘Jésus’ van Jean-Christian Petitfils. Boeken van respectievelijk 1446 bladzijden en 888 bladzijden. Ik heb thuis ook stapels dikke boeken liggen, maar ik kom amper aan lezen toe. Ik moet werken, mijn sociale contacten onderhouden, met Gust en Ömer een kaartje leggen in café De Kiezel en met mijn vrouw af en toe naar de tv kijken. Naar de Verhulstjes bijvoorbeeld. Daar kunnen we van genieten. Ook mensen met geld, maar die centen komen niet uit Libië. U kreeg immers een boete van 100.000 euro omdat u campagnegeld had ontvangen van dhr. al-Khaddafi. “Ook een schurk”, volgens mijn buurman Gust. “Och, een mens kiest zijn vrienden zelf”, zei Gust daarover.  “Die Sarkozy heeft miljoenen ontvangen. Wedden dat hij binnenkort vrij komt, want hij is al zeventig jaar.” Gust is zo slim als menig advocaat. Hij moet niet onderdoen voor die advocaat met zijn grijs haar dat altijd voor zijn ogen hangt, dinges, Walter Van Steenbrugge. Maar dan nog iets. Uw cel in de VIP-afdeling van de gevangenis is ongeveer 9 vierkante meter groot en heeft een bed - geen matras op de grond zoals in veel cellen -, een eigen douche en een toilet. Voor 7,50 euro per week kan u ook een koelkast huren en voor 14,50 euro zelfs een televisietoestel. Dat geld zal wel geen probleem zijn. Ik wil maar zeggen. Een gemiddeld studentenkot in Leuven is kleiner. En die hebben vaak alleen een gemeenschappelijke douche op de gang. En men betaalt voor een kot al snel 550 euro per maand. U mag er trouwens ook zelf koken, maar u moet daarvoor niet zelf naar de winkel. Sjansaar. Daarom durf ik zeggen dat het een beetje vakantie is voor u, want u mag ook een paar keer per dag gaan wandelen, uw Carla mag regelmatig op bezoek komen en er zijn nog van die dinges. Maar nog even over die boeken. U hebt ze naar verluidt symbolisch gekozen, omdat het verhaal of de personages iets zeggen over de toestand waarin u zich bevindt. Mag ik dan nog enkele titels meegeven? ‘Misdaad en straf’ van Dostojevski bijvoorbeeld. Of ‘De goddelijke komedie’ van Dante Alighieri. En niet dat ik het u toewens, maar toch ook ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Marquez. Tenslotte nog ‘De man zonder eigenschappen’ van Robert Musil. Dat is echt iets voor u. Alvast veel leesplezier. Ondertussen verblijf ik, met de meeste hoogachting Désiré Dinges

Désiré Dinges
0 0