Zoeken

Brievenpost van Dinges | Aan dhr. Nicolas Sarkozy

Geachte heer Sarkozy Bonjour monsieur le président. Nu u in de gevangenis zit, vindt u het wellicht boeiend om brieven te ontvangen.  Toch was ik licht verbouwereerd door enkele nieuwsfeiten aangaande uw gevangenschap in de Parijse La Santé-gevangenis. Volgens mijn buurman Gust hebt u al bedreigingen ontvangen van elke medegedetineerden. Dat heeft hij in de online versie van Le Monde gelezen. Tja, u zal er wellicht niet met iedereen vriendjes worden.  Ook in ons land zijn er wel eens politici met justitie in aanraking gekomen. Ik ga ze niet allemaal opsommen, want dan zou deze brief veel te lang worden. Maar ik denk bijvoorbeeld aan oud-premier Paul Vanden Boeynants die in 1986 een driejarige voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete kreeg wegens belastingontduiking. Van hem zijn ook de onsterfelijke woorden "Te veel is trop, of trop is te veel, hè." Later werd hij nog ontvoerd, dus ik zou maar voorzichtig zijn als ik u was.  Maar ik was lichtjes geschokt over iets anders. Wat zeg ik, er kwamen zelf jaloerse gevoelens van mijnentwege bij kijken. Onder meer over het feit dat u twee boeken meenam naar uw stulpje in de gevangenis. Meer bepaald ‘De graaf van Montecristo’ van Alexandre Dumas en ‘Jésus’ van Jean-Christian Petitfils. Boeken van respectievelijk 1446 bladzijden en 888 bladzijden. Ik heb thuis ook stapels dikke boeken liggen, maar ik kom amper aan lezen toe. Ik moet werken, mijn sociale contacten onderhouden, met Gust en Ömer een kaartje leggen in café De Kiezel en met mijn vrouw af en toe naar de tv kijken. Naar de Verhulstjes bijvoorbeeld. Daar kunnen we van genieten. Ook mensen met geld, maar die centen komen niet uit Libië. U kreeg immers een boete van 100.000 euro omdat u campagnegeld had ontvangen van dhr. al-Khaddafi. “Ook een schurk”, volgens mijn buurman Gust. “Och, een mens kiest zijn vrienden zelf”, zei Gust daarover.  “Die Sarkozy heeft miljoenen ontvangen. Wedden dat hij binnenkort vrij komt, want hij is al zeventig jaar.” Gust is zo slim als menig advocaat. Hij moet niet onderdoen voor die advocaat met zijn grijs haar dat altijd voor zijn ogen hangt, dinges, Walter Van Steenbrugge. Maar dan nog iets. Uw cel in de VIP-afdeling van de gevangenis is ongeveer 9 vierkante meter groot en heeft een bed - geen matras op de grond zoals in veel cellen -, een eigen douche en een toilet. Voor 7,50 euro per week kan u ook een koelkast huren en voor 14,50 euro zelfs een televisietoestel. Dat geld zal wel geen probleem zijn. Ik wil maar zeggen. Een gemiddeld studentenkot in Leuven is kleiner. En die hebben vaak alleen een gemeenschappelijke douche op de gang. En men betaalt voor een kot al snel 550 euro per maand. U mag er trouwens ook zelf koken, maar u moet daarvoor niet zelf naar de winkel. Sjansaar. Daarom durf ik zeggen dat het een beetje vakantie is voor u, want u mag ook een paar keer per dag gaan wandelen, uw Carla mag regelmatig op bezoek komen en er zijn nog van die dinges. Maar nog even over die boeken. U hebt ze naar verluidt symbolisch gekozen, omdat het verhaal of de personages iets zeggen over de toestand waarin u zich bevindt. Mag ik dan nog enkele titels meegeven? ‘Misdaad en straf’ van Dostojevski bijvoorbeeld. Of ‘De goddelijke komedie’ van Dante Alighieri. En niet dat ik het u toewens, maar toch ook ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Marquez. Tenslotte nog ‘De man zonder eigenschappen’ van Robert Musil. Dat is echt iets voor u. Alvast veel leesplezier. Ondertussen verblijf ik, met de meeste hoogachting Désiré Dinges

Désiré Dinges
0 0

Brieven schrijven

"Schrijf jij nog brieven?", vraagt hij. We hebben net in het theater het stuk 'Groenten uit Balen' van Walter van den Broeck gezien.  "Nee", zeg ik. "Of wel. In gedachten. En toch ook wel op papier. Maar versturen doe ik ze nooit." "Hoezo? In gedachten?" "De brieven van Jan Debruyker aan wereldleiders zoals Nixon en Brezjnev, of aan Koning Boudewijn, zoals we net in 'Groenten uit Balen' hebben gezien, die werden door zijn vrouw en zijn dochter telkens in de stoof gestoken. Maar dat die brieven nooit aankwamen, daar gaat het eigenlijk niet om. Een brief is een manier om je gedachten te ordenen. Als je een bepaalde persoon rechtstreeks aanspreekt, is het net alsof die dicht bij je staat." "Jij doet dus hetzelfde als Jan? Aan wie schrijf jij dan brieven?" "Bwa, dat is niet zo belangrijk. Aan heel wat mensen. Soms ook aan jou." "Serieus? Kan ik die lezen?" "Nee, dat kan niet", zeg ik. "Die brieven zijn voor mij." Hij kijkt me niet-begrijpend aan. "Dat is toch anders dan ons vader", zegt hij. "Schreef hij ook brieven?" "Ja, wat ik me goed herinner zijn de brieven die hij naar me schreef toen ik op kamp was. We waren allebei geïnteresseerd in sport. De koers, tennis, noem maar op. Maar op kamp konden we natuurlijk geen sport volgen. Hij schreef me dan aan het begin van de vakantie een brief, met het vervolg van de Tour of Wimbledon, terwijl het nog niet gedaan was. Hij verzon complete ritten en wedstrijden. Maar dat wist ik natuurlijk niet." "Schreef je dan ook terug?" "Ja, een kort briefje. Maar toen hij gestorven is, heb ik hem wel een lange brief geschreven." Nog voor ik kan vragen of ik die eens mag lezen geeft hij al antwoord. "Nee", zegt hij, "die is voor mij."

Rudi Lavreysen
11 1

De lama van Engeland

Met mededogen moet ik jullie meedelen dat ook de koningin van Engeland geraakt is. Een schot in de roos. Een schot in hun hart. Nooit worden er nog pantoffels gedragen in het paleis. Ronde hakschoenen staan aan de rand van hun bed. De tweeling. En nog maar zeven jaar oud. Landverraad is wanneer men mijn hoofd afhakt. Ik kan ze niet helpen. Ik kan Hare Majesteit niet helpen. Ik mag niet helpen. Dus ik leg de hakschoenen ochtend na ochtend naast hun bed. En ochtend na ochtend verkleed ik de lama’s. Toen de koning gestorven was, kon Hare Majestueuze Mathilda dit niet verdragen. En het paleis is leeg geweest voor maanden. Zij was Hare Mathilde gaan bezoeken in Frankrijk. Hare zuster. Mathilde heeft het haar altijd gewild; zij was het oudere overgebleven vlees. Het vlees dat ze lama’s voeden. Mathilde en Mathilda. De ‘a’ komt nu eenmaal eerder in het alfabet voor. Maar nu Hare Koning de grond ingeduwd is, kon Mathilde het haar niet meer willen. Dus werd Ze uitgenodigd en ontvangen. Frankrijk, niet het land van de olijfbomen. Niet het land van de appelsienen of de laurieren. Maar dat kon men niet zien in de grote tuin van Mathilde. Die haar dagen doorbracht rondwandelend in haar moestuin en haar serre. Haar bedienden commanderend. ‘U zult dit plantje afstoffen. ‘U zult de olijfboom planten’. Mathilde draagt zijden handschoenen. Mathilde kan dus niet zelf in haar tuin werken. De plafonds zijn hoog en de zon schijnt door het glas door de bladen de serres groen. Mathilde is geen koningin en heeft Mathilda er altijd om gewild. Maar hare Koning is gestorven. Dus zal ze Mathilda ontvangen en een laurierboom in Zijne naam planten. ‘Wat een imposante laurierboom’, zal haar zuster zeggen als ze aankomt. ‘Wat een fanatieke lama’s’, zal haar zuster zeggen als ze de lama’s rondom de boom ziet grazen. De lama’s en de boom staan in de serre. De serre heeft een hoog plafond en aangezien de planten niet allemaal opake bladeren hebben, zorgt de zon dat er overal groen licht schiet. En dat is prachtig. En dat vindt Mathilda natuurlijk ook. We zullen er geen doeken om winden. De koning was een lelijke man. Met schaapachtige rossen krullen die doorgleden langs Zijne bakkebaarden tot aan Zijne kin. Zijne lip was naar boven geplakt. Door een fout gespijkerde nagel in zijn kindertijd? Mathilde wist op wat hij leek. En zij liet het grazen naast Zijne imposante nagedachtenis. ‘Wat een fanatieke lama’s’, dat is wat Mathilda zegt. En dat is het enige wat ze nog zal herhalen gedurende haar verblijf. Na de eerste week kon men Hare Majesteit niet meer van de laurierboom wegkrijgen. Na de tweede week vroeg Hare Majesteit een kom water voor op haar kamer. Na de derde week vroeg de tweeling achter hun moeder. Na de vierde week vertelde ik dat Ze bijna terugkomen zou. Na de vijfde week werden er hopen hooi aan het lege paleis afgeleverd. De zesde week. De koningin van Engeland keert weder. Ze verschiet wanneer ze haar dochters ziet. Is de Majestueuze haar kinderen vergeten? ‘Wie heeft zulke kruipers binnengelaten in ons paleis?’, gilt ze mijn oor streng toe. “Kruipers”. ‘Uw dochters zijn zeven geworden deze week, Uwe Majesteit’. Haar blik verstart: ‘Kunt u me uitleggen hoe een lama voor mensendochters zou zorgen?’. Week zeven. Ook Hare Majesteit is geraakt. Want ik moet schuilen in het paleis waar ik opgegroeid ben. Ik moet schuilen en neem Hare dochters onder mijn vleugels. Dan doen we opgezette dieren na. Dan vluchten we de hallen door. Die niet stil het geluid van onze snellende hoeven verspreiden. Acht. Geeft u mij acht weken om terug te draaien en ik vertel het u. Want de lama’s verspreiden zich in de tuin. En hoe de krullen in de Hare’s haren exponentieel toenemen. En als de mensendochters ontwaken en hooi toegeschoven krijgen, ben ik degene die vluchten moet. Die hun aankleden en vliegen moet. Maar zelfs in de keuken is er niets anders dan hooi meer te verkrijgen. 9. Ze willen mijn hoofd. Ik zie er te mens uit. ‘BENT u LAMA OF NIET!?’, huilt de koningin uit. ‘ZIJN HET LAMA’S OF NIET?!’. Ze wijst haar dochters toe. ‘Het zijn geen lama’s, Uwe Majesteit’. ‘U bent geen lama, Uwe Majesteit’. Ze willen mijn hoofd. Ik spreek te mens.

Tess12
7 0

De toekomst voorspellen

"Kan u me zeggen wat een brik is?", vraag ik aan de uitbater van de Antwerpse koffiezaak, terwijl ik naar het bord wijs. "Het is ibrik", antwoordt hij. Ik heb de i niet gezien. Die zit min of meer vast aan het beentje van de b.  “Het is Turkse koffie", zegt hij. Ik begrijp dat het nogal straffe koffie is. Hij legt uit dat het in zijn thuisland een hele koffieprocedure is, maar dat ze het proces hier versnellen. “Voor mij dan een ibrik graag”, zeg ik. “En een groene thee.” We zetten ons buiten. Hij brengt ons de drankjes en hij serveert er twee glazen water bij. Iets later ziet hij me in de koffie roeren. “Dat mag je niet doen”, zegt hij. “De koffiedrab moet naar beneden zakken. Als je de koffie op hebt, moet je de tas omdraaien op het schoteltje. In de resterende koffiedrab kan je je toekomst lezen.” “Ik vind het maar niks”, zeg ik. “Allemaal goed en wel in Turkije, daar is het de normaalste zaak van de wereld. Maar ik zie me hier de koffieresten niet op dat schoteltje kappen. Laat staan dat ik er iets in kan zien.” “Misschien zegt dat wel iets over jou, dat je het niet doet”, knipoogt mijn vrouw. Ietwat in de war van die laatste boodschap, ga ik binnen afrekenen. “Heb je je toekomst gezien?” vraagt de man achter de bar. “Ik denk het niet”, zeg ik. “Pas op, het is niet gemakkelijk. Je moet er lang voor gestudeerd hebben”, zegt hij met een vreemde lach op zijn gezicht. “Maar als het niet werkt, heb ik achteraan nog een glazen bol staan”, lacht hij nu duidelijk. “We komen hier nog ooit terug voor een ibrik”, zeg ik bij het buitenkomen. “Dat is meer dan genoeg qua toekomst.”

Rudi Lavreysen
14 0

Take-away vis

Het is een Antwerpse visbar waar je de gekochte vis al wandelend kan oppeuzelen. Take-away vis dus. Je krijgt de vis geserveerd in een bakje dat je meeneemt, maar je kan het ookter plaatse eten op de oude visbakken die er staan. Op zich is dat de veiligste oplossing, want tegelijk stappen en eten is geen sinecure. Zekerniet met vis die in de olijfolie zwemt. Ik kan er moeilijk passeren zonder iets te bestellen. ‘Streetfood’ is vaak onweerstaanbaar. Inhet Nederlands zou je ‘straatvoedsel’ kunnen zeggen, maar dat smaakt niet hetzelfde als jehet zo zegt.  Het is er altijd kiezen. Zo zijn de mosselen er voortreffelijk, maar met dat kastrolletje kan jemoeilijk rondstappen. Dat kan je wel met de smakelijke kibbelingen of garnaalkroketten. Ikbestel er graag sardines. Je krijgt er altijd een knapperig stukje stokbrood bij. Terwijl ik op mijn sardines wachtte, sprak een Duitse man me aan. Of ik de Vlaaikesgangwist liggen. Omdat mijn sardines bijna klaar waren, kon ik niet meegaan naar het vlakbijgelegen steegje. Ik wees hem de weg. Willem Elsschot ging er ook graag wandelen, zoherinnerde ik me plots. Al was het toen nog geen trekpleister. Ik stapte met mijn heerlijk geurende sardines richting stadhuis. Ik weet niet hoeveel sardineser nog in het bakje lagen, maar de voorraad was aardig geslonken. Net toen ik een stukjestokbrood wilde soppen, kwam er vanuit de Schelde een enorme windvlaag opzetten. Hetbakje met de resterende sardines vloog de lucht in. Ik meende ze nog te grijpen, maar de viswas al gaan vliegen. Beschouw het maar als een waarschuwing. Wat goed is, moet je altijd goed vasthouden. Datis trouwens met alles zo in het leven.  Want voor je het weet is het geen take-away vis, maar fly-away vis.

Rudi Lavreysen
13 0