Caravan aan het wad
De caravan bergt nog een paar bloemen,een vaas, een potje waar moeder aan zat.Ze schuilt in de duinen, kijkt naar het wad,en kan elk schelpje bij naam benoemen.
De mooiste stond bewaard vlak bij de trap,bij haar lichaam dat er zeker mocht zijn.Wat ze zag was mooi, maar ook schone schijn,die zich nestelde in een flauwe grap.
Van de zomer heeft zij zich niet ontdaan,tot nu toe is ze bewaakt tegen het vuil,dat met zijn grove vingers trekt aan het wad.
De bloemen die voor haar hebben gestaan,ontspannen zich nu in een diepe kuil.De zee opende zich, toen zij hem vergat.