Zoeken

Rayn da'Foxx

Uiteindelijk ben ik een soort rockster, wetewel? I’m a rock star, baby!  Rayn da’Foxx. Ondoorgrondelijk. Een beetje gevaarlijk. En stuk voor stuk willen ze zijn zoals ik. Ik kan ‘t ze nie kwalijk nemen: hun levens zijn om bij in slaap te vallen.  ’t Zal wel! Dat ze dromen van méér?  Fuck it.  Dromen is ‘t juiste woord. Lag er zo’n leven naar hen te lonken, ze zouden ... hoogstens ... misschien ... een hand uitsteken. En dan terugdeinzen. Allemaal!  Maar als ge een ster wilt zijn, moogt ge van ‘t vuur niet benauwd zijn. Komt ge nog maar in mijn buurt? Dan zult ge u vroeg of laat schroeien. Alles leg ik in as. Nie omda’k da zo wil — ‘t is gewoon wat ik telkens zie gebeuren. Elke fokking keer.  Ik hou die nobody’s ne spiegel voor, snapt ge? Ne spiegel die toont wie da ze níé zijn. Als ge daar te diep in kijkt, verliest ge alle zelfrespect en ineens ook alle redelijkheid ... alle bróód-nodige beheersing. Ze zouden hun ziel verkopen, om nog maar te kunnen snuiven van de bedwelmende roes van adoratie die rond mij hangt gelijk een parfum.  En dan gebeurt het. Zonder da ze ‘t zelf in de gaten hebben, staan er ... hupla! ... geen maten nie meer op de grenzen waar da z’over willen gaan.  Natúúrlijk storten ze te pletter op mijne ramsjtein! Vanéígens verbranden ze hun gat! Maar op de blaren ritsen? Néé, ze gaan bij mister Noble een beetje jammeren en klagen. Alsof da ‘t mijn schuld is da ze zichzelf wat hebben wijsgemaakt.  Losers. Alles begint bij weten wie da ge zijt. Een kat moet gene vos willen zijn. En een hond gene wolf.  Wa nen hypocrieten boel ook! Alsof da zij nie moorden om te eten! Vangt den beer geen vissen? Slacht de wolf geen schaap? Eet de kat geen muizen, schrokt den hond geen vlees? Wat die kloefers frustreert ... daar moet ge nie aan twijfelen ... is hun eigen lafheid. Hun ergerlijke tekorten.  Da ze gelijk schildpadden hunne kop intrekken, as ‘t erop aankomt. Da ze zich niet durven te tonen voor wa ze zijn ... en geïntimideerd zijn door wie da wél doet!  Maar fuck, wat is mijne wereld op zijne kop gezet, toen ... Ge gaat het nie geloven ... uwen blik is verwrongen door al die afgezaagde Reynaert-roddels ... maar eeuwen geleden was ik ne volksheld, wetewel? Nen entertainer! Koningshof en boerenhof waren wég van mijn clevere zottigheden ... waar da trouwens genen druppel bloed aan te pas kwam.  Maar toen was ‘t gedaan met ‘t applaus. ‘k Had het zien aankomen, maar toch. Opeens bestormden ze mijn burcht. Mijn Malpertuus. Mijn Wazeland. Mijn Capitool!  En de schuldige was William! Rukker William-die-Madoc-maakte! ... Ne mens, OMG ... en nog onbetrouwbaarder dan de rest van zijn slag. Ne kloosterbroeder, die — tot zover zijn vrome geloften — aaneen hing van de leugens en de overdrijvingen.  Acht eeuwen later kan ik hem nog altijd den titel van ‘schrijver’ nie gunnen. Die man was nen beenhouwer die zonder te verpinken kipkap maakte van de feiten ... op de slachtbank van zijn vettig verhaal.  Mijn reputatie is voor eeuwig en altijd naar de bom! En waarom? Omda ‘t beenhouwerke per se nog een vossenepos op ‘t satéstokske van zijn pover palmares wilde prikken. Een vossenepos, komaan ... die waren er duizend jaar daarvoor óók al.  Maar weet ge wa dat hij deed? William-den-afschrijver schraapte uit de braadpan van ene Franse Renart de belevenissen bijeen, klopte ze op en dikte ze nog wat aan, overgoot ze met een forse geut seks en sadisme, en vond het blijkbaar zijn recht om mijne zuivere voornaam aan die wansmakelijke remix te verbinden.  Ikke, ne manipulator zonder geweten? Ikke, moorden uit pure bloeddorst? ... En het zelfzuchtig seksueel roofdier dat hij van mij wilde maken, ben ik óók al niet: ik draag de vrouwtjes juist op handen! Ik doe alleen maar wat de meeste vetzakken van venten vergeten: luisteren naar wat da missus mist en wenst in haar leven.  Toegegeven: ik hou van alle vrouwen, en dat is oprecht een groot verdriet. Maar enfin: asshole William had mij dus goe bij mijne me-too, jong. En de gevolgen konden hem gestolen worden!  Wacht. Nu ben ik mijnen draad kwijt ... Juist! Heel in het begin liep het allemaal nogal af. William zijn fantasiekes maakten da’Foxx nog legendarischer. Zeker omdat hij d’er ook mijn échte plaagstreken in stak. Mens en dier herkenden die, en natuurlijk was het een groot succes, elke keer da meneer ergens te velde een nieuwe aflevering stond te performen.  Maar voor da’k het goed en wel dóór had, werden al die overdrijvingen door het klootjesvolk voor wáár genomen ... en nog verder opgeblazen van mond tot mond. Al die leugens zorgden voor ne giftigen buzz en ook ... ‘t ergste van al ... voor nen breakdown van mijn huishouden — en dat heeft hij en hij alleen op zijn geweten!  Oké. Er waren ... intermezzo’s met Hersinde ... da gade mij nie horen ontkennen. Wat een wolvin.  Maar al dat ánder overspel da meneer-den-broeder in mijn schoenen schoof en in geuren en kleuren moest beschrijven? Zéverr!  Het maakte wel dat Hermelijn onze kroost onder den arm pakte en mij achterliet in heavy emotional shit. Daar zat ik dan in mijn crib, die natuurlijk veel te groot is voor ne vos alleen.  Dus ik vervloek u, William-die-Madoc-maakte! Ik hoop dat er ne kater u ne kloot afbijt ... zoals in da gruwelijk pastoorsverhaal da ge van begin tot eind bijeen hebt gelogen!  Maar da’s dus nog nie alles. Het duurde nie lang of al die leugens en klachten kwamen aan de oren van King Noble. En hup, ik had een proces aan mijn been. Da verhaal kent ge wel, denk ik.  Toen heb ik de show van mijn leven moeten geven ... anders was ik hier vandaag nie geweest. De galg stond gereed. Ne schat heb ik moeten verzinnen, en een complot, om da zwak figuur van ne koning te overtuigen. Enfin, eigenlijk zijn vrouw ... die ietske te zot was van blingbling aan haar lijf.  Ik smeet er nog een belofte bovenop, om ne ... pel-grims-tocht ... te doen. Haha. Da ziede van hier, ik naar Rome en Jeruzalem. Maar allee.  Dus vrijspraak, ’t zal wel zijn ... maar toen? Wa was da met die’n dikke Noble?!  Die losers laten stropen ... daar moet’al ziek-in-de-kop voor zijn. Maar dat hij ook Hersinde haar achterpoten...? Da was er dus ver over. En allemaal voor een complot dat er geen wás! Kijk, ik heb gezworen da zij van heel die conspiracy nie op d’hoogte was, maar smeken en argumenteren, da bracht allemaal nie op. Ik kreeg da koppig bevel nie gekeerd.  Ocharme da kind. Weken en weken daarna kon ik haar nog soms horen krijsen. Nachtmerries had ik ervan ... En da’k het heb proberen tegenhouden, da wist ze nie eens! Ze kende alleen maar de alternatíéve feiten, gelijk da ze in de dagen daarna zijn beschreven door dieje William-de-mislukten-Tarantino!  Ik, Rayn da’Foxx, had Noble het vonnis ingefluisterd. Ik, Rayn da’Foxx, had persoonlijk om da stropen gevraagd.  De zoveelste monsterlijke misdaad die die valsemuil-van-Madoc mij in de pluimstaart heeft gewreven.  Maar geschiedenis is de gelogen waarheid van den overwinnaar. Dus Hersinde, die kon mij wel verscheuren.  En dan hing ik óók nog es aan die stomme bedevaart vast!  Ik begon eraan ... met het plan ... wat dacht ge ... om ergens halfweg een tof plekske te zoeken. Zo wat chillen voor een jaar of twee, awel ja: er zijn ergere dingen.  Maar van al da stappen kreeg ik al direct groten honger. Haas Cuwaert, de pechvogel, die trof mij op een slecht moment. Wa kan ik zeggen? Ne vos moet eten ...  Ik schrokte hem op, met pels en pezen en al. Niets bleef er van hem over.  Maar opnieuw gaf William er nen draai aan. Tja ... blijkbaar kon hij nog een dramatische finale gebruiken. Van een onopgeloste verdwijning maakte hij een onthoofding ... ook al was er dan helemaal geen hoofd. En niemand die daar spel van maakte!? Ja ... spektakel marcheert altijd, precies.  Alleszins, voor de zoveelste keer had die valse pen mij gejost. En ik kan ’t u zeggen: deze keer was sucken! Opeens was ik gene pelgrim meer, maar opnieuw ne valse moordenaar. FLANDERS’ MOST WANTED! ... Ikke?  Dus ja. Verder reizen kon ik wel vergeten. Onderduiken moest ik, direct! In the middle of nowhere ... in nen afgedankte molen.  En toen had Hersinde mij te stekken, chapeau da ze mij gevonden heeft. Met ne lepen truc ... nochtans mijn specialiteit ... heeft ze mij aan de molenas kunnen klinken.  Fuck jong, toen heb ik het mogen kunnen. Ik heb minstens zo luid geschreeuwd als zij, den dag da ze haar vel verloor.  Gefolterd ben ik, dagen aan een stuk ... en dan ineens stond ze daar ... met ne VOORHAMER!!! Mijne kop eraf, dacht ik ... ’t is gedáán met de vos.  Uiteindelijk heb ik mij d’eruit geluld. Ja kijk, als er iets is wat ik kan ...  (WOLVENGELUID)  Wat zegt ge, Hersinde? Ha, ‘t eten is gereed?  (TOT HET PUBLIEK) Oké crowd, ik ga hier moeten stoppen. Maakt nie uit, ‘t voornaamste is gezegd. Voor bisnummers zult ge nog wa geduld moeten hebben. Tot mijne comeback!  Want Rayn da’Foxx ... STOPT ... NOOIT!!!  Merci en bedankt! Love you, bitchéééés!  (BEIDE HANDEN DE LUCHT IN, BUIGT EEN PAAR KEER, GAAT AF, DRAAIT NOG EENS OM)  Ha ja! ... En als ge zo nog eens iets hoort?  IT WASN’T ME!!!     © Marc Terreur, 16 augustus 2023

Marc Terreur
0 0

Konijn

Arthur:                Papa, Robin zegt dat ze later Elsa wilt worden, maar dat gaat niet, eh.                            Papa, Robin zegt dat ze later… Papa:                   Ik heb het de eerste keer ook gehoord, Arthur. Arthur:                Dat gaat niet eh, want ze heeft geen ijskrachten. Papa:                   Wil jij graag Elsa worden, zus? Robin:                  Ja. (heel stilletjes)  Allicht knikt ze enthousiast, maar omdat ze voorover gebogen zit, kan ik het niet zien in de achteruitkijkspiegel. Papa:                   Je zingt heel graag eh, meisje. Dat kan je wel worden, hoor, zangeres. Wil je                                zo goed kunnen zingen als Elsa? Robin:                  Ja. Arthur:                Maar ijskrachten bestaan niet, eh papa. Papa:                   Nee, jongen ijskrachten bestaan alleen in verhaaltjes en filmpjes, maar zus                                    kan wel leren zingen. Wil je dat graag, want dan kan je later naar de                                            muziekschool om te leren zingen? Robins onderlip krult op en ze gaat de eerste fase van haar protroutine in, dadelijk gooit ze met iets of roept ze. Arthur:                Ik wil dat wel. Robin:                  Nee, ík wil dat! Dat roept Robin inderdaad overdreven boos. Als ze aan Arthur had gekund, had ze hem een lap verkocht. (fase 3) Gelukkig zit ze vast op haar autozitje. De laatste fase van de protroutine kan ze dus niet uitvoeren. Ze lijkt te kalmeren. Papa:                   Als jullie dat willen, kunnen jullie dat allebei, dat is geen probleem. Zal ik                                     #LikeMe opzetten? Arthur/Robin:    (samen) Ja. Arthur:                Papa? Papa:                   Ja, jongen. Arthur:                Ik wil later liever Chase worden van PawPatrol. Robin:                  Dat gaat niet, eh papa. Papa:                   Nee, jongen, dat kan ook alleen maar in filmpjes en verhaaltjes. Arthur:                Ik kan toch altijd een politiepup zijn, dat gaat toch. Robin:                  Nee, dat gaat niet. Papa:                   Nee, jongen dat gaat niet, je kan wel bij de politie gaan. Dat gaat wel. Robin:                  Arthur? Arthur:                 Ja. Robin:                  Jij wordt geen hond later. Arthur:                Nee? Robin:                  Jij wordt gewoon een konijn. Arthur:                 O. Daarmee wordt het stil tussen de twee alsof hiermee het laatste woord gezegd was. De liedjes van #LikeMe klinken hun vertrouwd in de oren en ze kijken allebei uit hun raampje naar buiten. Op deze weg door de velden kunnen ze lekker wegdromen in de verte. Nog vijf minuutjes en we zijn aan school.

Hans Van Ham
18 0
Tip

Zo kan het ook

Daar stond ik dan. Mijn handen vol herinneringen aan wat ‘ook mijn levenswerk!’ was door een dichtslaande deur gedegradeerd tot vergeelde agenda’s en notitieboekjes vol ezelsoren in een kartonnen doos. Verlaten in het kantoorgebouw van mijn toekomstige ex-werkgever. Daar stond ik dan. Alle knopen doorgehakt en papieren formaliteiten achter de rug, tijd dus voor een exitgesprek. Het zou goed doen, dacht ik.  A ja, want zeg nu eerlijk. Wat blijft er over als het werk geen gespreksonderwerp meer is op het werk? Dan blijven alleen nog mensen over, met hun grote en kleine kantjes, waarvan je op een voor alle partijen gewenste manier afscheid moet zien te nemen. Zeker met hen waarmee je meer tijd doorbracht, moeilijkere situaties hebt doorwroet dan met je eigen familie.  Eénentwintig jaren van mijn leven, voor wat ook ‘mijn levenswerk’ was. En dat het een mooi afscheid zou worden, dat was zeker. Mijn huisgenoten kregen de instructies niet op mij te wachten met het avondeten. ‘Dat ik geen idee had hoe laat en in welke staat ik zou thuiskomen straks.’  Ik zag de bloemenruiker, het volle champagneglas en de truffelpasta al voor me. Aan de deur geleverd, door Le Frascatti, het culinaire begrip in Laken. Nog één keer aanschuiven aan de witte vergadertafel gedekt zonder begrotingscijfers of functioneringsgesprekken.  Genieten van onze laatste maaltijd samen.  En van het exitgesprek, uiteraard. Geen windvlaag of kapot slot, maar een gefrustreerde directeur sloeg de deur achter zich dicht.  Als met een moker geslagen stokte mijn ademhaling. Mijn brein holde de reactie van mijn lijf achterna.  De aangeklede tafel met ruiker en drank viel in duizend stukken op de linoleumvloer. Doch, het zou niet haar afscheid worden. Het was ook niet alleen mijn laatste werkdag.  Het wegvallen van een aanzienlijke subsidie sloeg als een bliksemschicht in op de organisatie. Met als resultaat acht getroffen collega’s die nog hoopten op een menselijk afscheid, tevergeefs.  Want eerder die dag dwong ze, met open deur, passerende medewerkers één voor één tot afscheid in ware condealancestijl in haar kantoor.  Bleek dat zelfs dit mij niet meer gegund werd, ze wachtte mijn komst niet meer af en vertrok. Sprakeloos na dit mislukte afscheid trok ik dan maar als laatste levende ziel de deur van verwachtingen achter me dicht. Halsreikend uitkijkend naar een betere toekomst.       

Els Wouters
237 4

De lezer van golven

De zee neemt   Zacht verbrokkelt de wereld Stuk voor stuk glijdt de stad weg Zandige korrels brokkelen in zee Spoelen bijna onmerkbaar   Elke groef, elk scheepsromp Krast zeewaarts Elke gevallen boom Verwondt het land   Kleiner, nietiger, slinkend Meeuwen schreeuwen honend Terwijl zee inneemt Wat nooit echt van mensen was   Dialoog setting vissers op het strand Warre “Mijn boot lag hier” (streept met stok in het natte zand) “Hier, gisteren nog. De zee komt dichterbij en kijk, die schuine golven… Hier gaat iets gebeuren.” Jozef  “Och man, nu eens tot hier. Morgen weer tot ginder. Je boot is weg maar die vinden we wel terug. Niets aan de hand. Hier zal niets gebeuren.”   Dialoog setting drukke markt Westende Troubadour “Gisteren nog was ik Oostende. Gisteren nog. Kom dat horen mijn verhaal…”     “Een storm, ’t was wreed. Boten losgeslagen. Huizen in puin. De oogst vernield. Warre, jullie weten wel, de oude visser: over boord geslagen. Niet teruggevonden. Ze spreken ervan om  Oostende te verplaatsen” Koopman “Weggespoeld… Over boord geslagen…vreselijk.” Huisvrouw “Het zal alleen mar erger worden! We worden nog allemaal haaienvoer.” Oude visser “De zee… de zee, altijd onbetrouwbaar. Ik kan het weten… jaren ervaring” Notabele “Een storm, ja. Dat is van alle tijden. Maar erger. Ach mensen, komt wel goed. Testerep is sterk. Oostende jong. Verplaatsen? Waar is dat goed voor?”       Vechten heeft geen zin   Aanrollende, schuimende, verzwelgende Donkere diepte Slokt alles op   Beschaving glijdt weg Dieper in ziltig zand Weg hier. Veiliger oorden   Stadsteen op zeebodem Omspoeld wachtend Eeuwenlang eenzaam donker   Toekomst loopt verder Namen zijn geheugen Tot verstilde wereld hervonden wordt     Dialoog. Setting oude boer en kleinzoon op vaste land (uitkijkend over zee) Boer “Daar, daar ploegde ik…”                                                                                                      “Ik herinner mij de troubadour op de markt. Hij bracht het verhaal van de eerste grote storm.” Kleinzoon “Vertel nog eens van de oude visser?” Boer “Warre. Hij wist het. Hij voelde het. Lang voor het gebeurde. Hij raakte zijn boot kwijt, zomaar op het strand. En hij kon de golven echt lezen. Niet vergeten. Nooit vergeten. Testerep was, maar Oostende blijft; groot.” Kleinzoon “Warre, lezer van golven! Ik zal het ook mijn kleinkinderen vertellen…”   Ainat – 01 augustus 2022 – in het kader van Vloedschrijvers voor de verzonken ballades van Testerep – Oostende.      

Ainat
18 0

Verzonken (over Testerep)

Oostende lag vroeger ergens anders, dieper in zee. Ik leefde daar. Het was een eiland, geen echt eiland, maar een geul, begroeid met planten die zout verdragen. Planten met dikke, sappige bladeren en stengels, bedekt met kleine haartjes of schubjes. Ze hadden een waterreservoir. Ze konden zich zat drinken aan zeewater. Ik heb altijd veel van zout gehouden. Tijdens mijn wandelingen in de heel vroege ochtend, wanneer mijn man en kinderen nog lagen te slapen, likte ik aan de zilvergrijze schubjes. De haartjes op de blaadjes streelde ik voorzichtig met mijn vingertoppen. Wanneer ik terugdenk aan die tijd voel ik het eiland nog in mij, als een fantoompijn. Ik heb het voelen aankomen. Het verdwijnen. Toen ze de bomen begonnen kappen. Toen ze turf uitstaken, om te verbranden en om zout te winnen. Want iedereen houdt van zout. Toen het land steeds vaker begon te overstromen. Ik voelde het aankomen en ik heb niets gedaan. Niet dat ik mijn ogen ervoor heb gesloten. Ik zag het en dacht dat ik niets kon doen. Pas toen het te laat was ben ik gaan twijfelen. Ik was gewoon een moeder, een vrouw, een nettenbreister. Breien heb ik altijd gedaan. Net als mijn overgrootmoeder, mijn grootmoeder, mijn moeder en haar zussen. Zo ver als ik kan teruggaan in de tijd, werd er in mijn familie gebreid. Eenvoud, kuisheid en verstandSierden t’allen tijd de vrouwenDie ons eiland gaf te aanschouwen Dat werd bij ons gezongen. En ik leefde daarnaar. Misschien heb ik mezelf onderschat? Had ik meer op mijn gevoel moeten vertrouwen? Ik denk dat wij onszelf evenzeer over- als onderschatten. Alles verandert. Alles is kwetsbaar. We kunnen niet anders dan dat aanvaarden. Maar we hoeven geen schapen te zijn. We vermogen meer dan we denken. Als we maar goed luisteren, kijken, voelen.  Het breien van een visnet is niet zo moeilijk. Ik zou het je kunnen leren, als het je interesseert. Je hebt er een naald voor nodig, het liefst uit iepenhout. Een naald met een lipje of een tongetje, waarrond je het breigaren legt. De naald moet zowel buigzaam als taai zijn. Net als wij, om het te halen. Ook een maatstok heb je nodig om de grootte van de mazen te bepalen. De mazen zijn de gaten. Die zijn even belangrijk als de draden. Ik ben graag met mijn handen bezig. Het brengt mijn hoofd tot rust, sust mijn gedachten. Soms kan het hier vanbinnen blijven malen. Het breien deed ik steeds in groep, het was een sociaal gebeuren. We praatten en lachten, sommigen rookten, we verdeelden het werk. De netten verbonden ons. Mannen, vrouwen en kinderen. Bijna iedereen deed mee. We gebruikten natuurvezels en kookten ze in een mengeling van water en boomschors, om ze tegen schimmels te beschermen. Zo eenvoudig kan beschermen zijn. Je moet wel weten wat een driebeen en een kantschool is. Een driebeen is een knoopje waaruit drie touwtjes vertrekken. Een kantschool is een knoopje waaruit twee touwtjes vertrekken. Ik zal het je tonen. Soms boetten we ook de netten. Boeten is herstellen. Zoals in ‘boete doen’. We herstelden onze fouten, de schade die we veroorzaakt hadden. We vermaakten de mazen. Ook dat kan ik je leren, als het je interesseert. Op een dag verwoestte de zee ons met haar vloedgolf. We zagen het aankomen en toch was het onverwacht. Hadden we het kunnen voorkomen? Hadden we meer moeten doen, of juist minder? Op de zee kan ik in elk geval niet boos zijn. Want ze omringde ons, verbond ons. Net als de netten. Wij gaven ons eiland, onze geul begroeid met zoute planten terug af aan de zee. En verplaatsten onze stad Oostende naar een beetje verderop. Lang na de grote overspoeling bleef een topje van ons land in zicht. Als een herinnering, een waarschuwing.  Tot het helemaal verzonk. Wegebde uit de hoofden, uit de verhalen die in de nieuwe opgeschoven stad verteld werden. Wanneer de naam Testerep nog eens, heel zeldzaam, viel, dacht men dat het een sprookje was geweest. En dat was in zekere zin ook zo. Maar ik heb daar wel echt geleefd.

Tanja Wentzel
88 0