Zoeken

Au Café de la paix (9) - Is leven ontcijferen of verzamelen?

Uw scribent heeft gezondigd. In de buurt van Figeac zijn er twee cafés de la paix, en ik heb geen van beiden bezocht. Het kwam allemaal door die klant van het Hotel des Bains, die bij het ontbijt ‘summertime and the livin’ is easy’ floot. Was ik niet pas om half negen uit mijn bed gerold, dan had het terras nog vol gezeten met gedisciplineerde pelgrims op hun weg naar Compostella. Ze hadden me misschien aangestoken om de fietstocht van bijna anderhalf uur naar Livernon aan te vatten, een dorp van amper zeshonderd inwoners, maar mét bar/pizzeria ‘Café de la paix’. De wat saaie route langs steenwegen doet me twijfelen. Het tweede cafe de la paix in Saint-Cirgues steunt op het vrijwilligerswerk van association Chapeau en ziet er een alleraardigste bedoening uit. Maar helaas pindakaas, ze lassen even een zomerpauze in. Dus probeer ik de deuntjes van de fluitende man te herkennen op dat zalige terras van Hotel les Bains, waar trouwens geen enkel bad is. Maar tot 1957 was het een publieke badplaats. Lekker tegendraads, namen die iets beloven wat er niet is. Het Café de la Poste, in een gehucht waar de Post al lang geen loket meer heeft. Een Café de la paix in chaotische tijden.  Hoe kan je vredevol samenleven als je elkaars taal en context niet begrijpt? Jean-François Champollion, geboren in Figeac, studeerde Hebreeuws, Arabisch, Aramees, Koptisch, Ethiopisch, Sanskriet. Twaalf jaar lang beet hij zijn tanden stuk op Egyptische manuscripten voor hij in 1822 de Steen van Rosetta kon ontcijferen. De tekst op die steen is een dankbetuiging aan koning Ptolemaeus V in twee talen en drie handschriften: Egyptische hiërogliefen, demotisch schrift en Koinè-Grieks.  De originele steen, in 1799 ontdekt door troepen van Napoleon, kwam na de nederlaag van de Fransen in Alexandrië in Britse handen. Tot op vandaag kan je de steen bezichtigen in het British Museum. In Figeac liet de Amerikaanse kunstenaar Joseph Kosuth de tekst graveren op het plein voor het geboortehuis van Champollion. Een enorme granieten tegel heeft dezelfde grillige omtrek als de originele steen. Op de tuinterrassen errond groeien papyrus, tamaris en aromatische planten uit de tijd van de Egyptische farao’s. Zo wijst Kosuth op de band tussen een geschrift, een taal, de cultuur en de natuur van een streek.  Mijn schriftuur voor vandaag is een fietstocht langs de kronkelige wegen tussen Figeac en de dorpen Capdenac-le-Haut en Faycelles. Een lusje van anderhalf uur op de elektrische fiets, de app Komoot is mijn gids. Het leven mag makkelijk zijn in de zomer. De route die fietsenverhuur ‘La bicycletterie’ heeft samengesteld, loopt langs kleine paden en departementswegen. Tot Capdenac-le-haut geniet ik van de nog vrij groene heuvels. Het fietst lekker weg en Capdenac beloont me met Instagramwaardige steegjes. Ik eet een hartige pannenkoek bij crêperie l’Oltis. ‘A pannenkoek a day keeps de doctor away.’ En ze hebben een fantastisch panoramisch terras.  Om twee uur zet ik de tocht verder naar Faycelles, waarvan ik hoorde dat het nog mooier is dan Capdenac. Maar de temperatuur stijgt boven de dertig graden. De halve liter water die ik bij Oltis dronk, lijkt al na een kwartiertje verdampt. Ik heb nog water bij, maar droom van een lekker frisse cola in Faycelles.  Halverwege moet ik van de fiets  op de Bouclée de l’Hospitalet, een steil baantje met keien. Dat kort stukje te voet is de prijs die je betaalt om een mooi traject langs de Lot te kunnen fietsen. Ik glijd een paar keer weg, die Bouclée de l’Hospitalet heeft zijn naam niet gestolen. Mocht ik hier mijn been of pakweg mijn nek breken, dan kunnen ze in Faycelles wel nog iets met mijn organen. Wanneer ik het dorp twintig minuten later binnen fiets, spot ik er een bordje ‘Faycelles. Ambassadeur du don d’ organes’.  Het dorp is de definitie van doods: het enige café opent er pas om vijf uur. Daar gaat mijn frisse cola. Onder de pergola van het café wacht een vrouw uit een naburig dorp tot ze naar de kapper kan. Een Belgische die naar Compostella wandelt, schuilt er voor de hitte. ‘Ik zou hier moeten komen wonen, zegt ze. De rand van Charleroi is zo grijs. Ik ga de heuvels missen.’'Maar hier is alles uitgedroogd, zegt de andere vrouw. Dit jaar nog meer dan anders.’ Het gras is altijd groener aan de andere kant. Mijn groen gras is het zwembad van mijn nieuwe Chambres d’hôtes les Pratges. Ik kan niet wachten om erin te duiken en besprenkel me al alvast met water van de drinkfontein. Ik zet de fiets op ‘sport’ en zoef aan twintig per uur door het landschap. Geen zuchtje wind is er, de hitte maakt zich meester van je lichaam en je brein. De dame van de GPS moet haar instructies herhalen voor ik ze verwerkt krijg. Ik kan niet anders dan mijn allergrootste respect uitdrukken voor de pelgrims die mijn weg kruisen. Ondanks hun rugzak en hun afgrijselijk warme schoenen met kousen, begroeten ze me vriendelijk. Eindelijk zie ik een bordje ‘Figeac’, de kronkelige afdaling naar het stadje is nu echt ingezet. ‘Een citronade, alstublieft’, hijg ik aan de toog van het eerste café. In het koele water van het zwembad is the livin’ alweer wat easier. Althans voor mij. De eigenares Marie (hoeveel vrouwen draaien zich om als je in Frankrijk ‘Marie’ roept op straat?) is tachtig, al lijkt ze hoogstens zeventig. Ze is benieuwd naar al haar gasten, en vraagt ons aan de ontbijttafel naar onze job. Zelf heeft ze tot haar zeventigste als kinesiste gewerkt. Enkele jaren bestuurde ze een ziekenhuis, toen nog een mannenbastion. Ze overwon haar onzekerheid tijdens vergaderingen, leerde kordaat te zijn.  De Chambres d’hôtes zijn een project van haar man, die door een reorganisatie op zijn vijfenvijftigste zijn werk verloor. ‘Hij was heel sociaal en commercieel’, zegt Marie, ‘de bed and breakfast was echt zijn ding. Maar twee jaar geleden stierf hij aan een hartaanval. Een pijnloze dood, maar wel een waarbij je geen afscheid kan nemen,’ betreurt ze. Het schrijnt nog altijd, zie ik.  Toch houdt ze de zaak mooi in ere, met twee medewerkers. De bedden zijn opgemaakt als in een interieurwinkel, met een crèmekleurige sprei en daarover nog een groene fluwelen band. Onder twee gewone kussens ligt nog een lange worst van een kussen. Het is een heel werk om het bed van zijn decoratieve lagen te ontdoen, zodat ik erin kan slapen. ‘Ik hou van objecten’, zegt Marie, met een nuchterheid die afsteekt tegen het allegaartje aan souvenirs in de eetkamer: een gans in bikini, drie dodo’s uit Mauritius en twee poppen van showgirls, even groot als de dodo’s. ‘Je zou moeten zien wat er nog allemaal in de kelder staat’, zegt ze, ‘een heel leven bij elkaar.’ Ik overnachtte in de kamer van haar dochter, die nu een restaurant runt in het centrum van Figeac.  Nadat ik haar hondje Peps een laatste keer streel, trek ik de deur van les Pratges achter me dicht. Ik vraag me af welk heel leven er in mijn kelder zal staan op mijn tachtigste.   

Pons
0 0

Anticomplementair Gedrag

Het was 8 augustus 2025, in de nacht van vrijdag op zaterdag. Ik had nood aan sigaretten en had zin in een Redbull. Ik was al een tijdje op zoek naar een nachtwinkel die open was, en bij mijn uiteindelijke bestemming aangekomen, ‘Nachtwinkel Leuven ‘, kreeg ik voor de zoveelste keer te maken met een casus van verbale agressie naar mijn mening. Alleszins, het kwam er toch op vrij agressieve manier uit bij die jongeman. Ik zal even de situatie schetsen: mijn plaats van bestemming lag op een kruispunt, met uiteraard verschillende zebrapaden. Ik nam ‘at random’ een zebrapad, het licht stond op groen voor mij en er stond een witte auto te wachten. Naar mijn hoge standaarden en kwaliteitseisen die ik persoonlijk hanteer, vond ik deze auto gewoon een aartslelijk model. Ik stak de straat over en halverwege hoorde ik een jongeman, met piepend stemmetje, een beginnende baard in de keel nogal op vrij agressieve toon zeggen: ‘ hé kerel, er zijn zebrapaden voor iets hé!? Ik zie u wel weglopen met uw spierwitte beentjes!’. Ik dacht, ik dacht veel bij mezelf. Tijd om anticomplementair gedrag te stellen, dacht ik. Op kordate, heldere duidelijke toon en goed geargumenteerd repliceerde ik die jongeman in zijn mottige schreeuwlelijke wagen: ‘ Kijk hé gast, dat kan ook op een vriendelijke beleefde manier gezegd worden. Heb jij geen opvoeding genoten? Respect is een schone deugd. Ten tweede, ik ben nog steeds in mijn recht, omdat ik dit zebrapad binnen een straal en actieradius van 20 m gebruik. Als het jou niet zint kan je beter bij de flikken gaan werken. Naar de letter van de wet. Je zou trouwens een hele goeie flik zijn, je kent je wetgeving niet eens tegoei. En ten derde, ik kom van de grootstad Antwerpen, daar doen ze hun eigen goesting. Dus kerel, kom me niet vertellen wat ik moet doen.’ Ik kon natuurlijk nog veel meer zeggen, maar je weet nooit. Je hoort zoveel verhalen van verkeersagressie. Wat een aap en domme mongool. Ik weet het toch niet maar in wat voor zieke opgefokte wereld leven we toch tegenwoordig? Ik vind dat veel studentjes een groot fars bakkes hebben heden ten dage. Ze studeren aan de universiteit of hogeschool en ze denken dat ze alles weten. Generatie Z? De Millennials? Pamper ze zo niet en legt ze niet in de watten. Hebben ze wel een deftige opvoeding genoten vraag ik mij eerlijk gezegd af? Als je ’s avonds op de Oude Markt rondhangt zult u hopelijk wel weten en begrijpen wat ik bedoel. Ofwel was die domme aap heel zwaar gefrustreerd en wilde hij zich afreageren op onschuldige respectabele burgers. Ofwel had hij teveel gezopen en werd hij agressief ten gevolge van de alcohol. Een casus - de zoveelste - met een zwaar agressieprobleem.  Ach ja, ik blijf in het ongewisse. Ik was gewoon op de verkeerde plek op het verkeerde moment. Maar ik had wel mijn sigaretten en Redbull. Ik was een content mens.  

Canniball
7 0

Au Café de la paix (8) - Zonder tierlantijntjes

De dame van Saint-Sernin stond al minstens vierduizend jaar langs de weg, voor de vicaris haar opmerkte. Pas in 1888 interesseerde iemand zich voor de mooiste menhir van de Aveyron. Een paar lijnen schetsen haar strakke paardenstaart, haar gezichtstatoeages en juwelen. Haar borsten zijn twee cirkels, haar ogen stippen. Haar benen hebben geen knieën en elke teen is even lang. Ze is het pronkstuk van het Musée Fenaille in Rodez. In de wereld van de menhirs zien alle vrouwen en mannen er hetzelfde uit. De mannen dragen een ‘baldric’, een overlangse riem voor een wapen. Waren het helden, goden of hoogwaardigheidsbekleders? Het blijft een mysterie. Door hun eenvoud spreken ze me meer aan dan de gepolijste standbeelden uit de Grieks-Romeinse tijd of het classicisme. Bij de menhirs mag ik meer zelf invullen als kijker. Net als bij het houten Mariabeeld uit de dertiende eeuw. En het hoofd in kalksteen dat vroeger onder een balk aan een gevel hing, kijkt je zo indringend aan dat je je wil verbergen. Kunst zonder tierlantijntjes legt onze drijfveren bloot, net als een gesprek zonder protocol.  Geen wonder dat kunstenaar Pierre Soulages dol was op de ‘statues-menhirs’. Ze staan dicht bij de hedendaagse abstracte kunst. Soulages bewerkte het zwart zoals anderen de grond bewerken, zegt zijn goede vriendin Agnes Varda in de documentaire die ze over hem draaide. Zijn monumentale zwarte schilderijen lijken wel aangeharkt. Soulages was geobsedeerd door de reflectie van het licht op de zwarte verf. Maar ‘noir et lumière’ was toch maar een banale naam voor zijn tentoonstelling in Parijs. Daarom vond hij de term ‘outrenoir’ uit, letterlijk ‘het zwart voorbij’. Zoals ‘l’outre-tombe’, vraagt Varda hem plagerig in de docu. Het hiernamaals. ‘Zoals l’outre-mer’, antwoordt Soulages die het liever wat romantischer ziet.  Goede vrienden stellen elkaar netelige vragen, want ze weten dat ze elkaar mogen. Agnes Varda was liefdevol en laconiek. ‘Mijn films gaan over mezelf, maar vooral over de mensen die ik heb ontmoet’, zegt ze in haar film ‘Les Plages’. Ze groeide op in Brussel en kent de Belgische stranden als geen ander. Met repen pellicule bouwde ze een strandhuisje, en ze fotografeerde een typologie van de teenslipper bij elkaar. Wat een fijne verrassing, haar expo in het Musée Soulages van Rodez. In het museum van haar goede vriend. Is er een mooier eerbetoon?  Rodez betekent letterlijk marktplaats van de Rutenen, het Gallische volk dat de stad stichtte. Het relaas van mijn geestige stadsgids is doorspekt met intriges. In de vijftiende eeuw huwde Jean d’Armagnac, ook graaf van Rodez, zijn zus. Ze kregen samen een kind. De paus was woest en vroeg het koppel hun incestueuze huwelijk te ontbinden. Waarop ze nog twee kinderen kregen. Jean d’Armagnac zette een complot op met de Engelsen om zijn soeverein graafschap te beschermen tegen koning Lodewijk XI, maar werd uiteindelijk door diens troepen vermoord. Conflict boeit, vrede minder. Die avond in het Café de la paix nodigen vier stamgasten me uit aan hun tafel. ‘Hij was hier deze ochtend al!’ barst een van hen uit als hij de andere ziet op mijn foto met cafébazin Marie. Binnen praat ik nog met een arbeider die ooit wijn verbouwde. Een ex-Hells Angel aan de toog vindt mijn accent rock ‘n roll. Het terras zit vol, zus Emilie loopt zich de benen vanonder het lijf. Maar ook zij praat graag over de streek. Ze is gepassioneerd door genealogie.  Het enige minpuntje van dit café: het toilet bevindt zich in de kelder, op het einde van een smalle gang. Het is een hurktoilet. ‘Bon courage!’ zegt de vrouw die er net buiten komt. Ik hou mijn adem in, trek mijn broekspijpen op en doe mijn broek naar beneden, hang in positie. En dan floept het licht uit. ‘De kermis is een geseling waard’, denk ik wanneer ik nog half hurkend op de tast de schakelaar zoek.

Pons
0 0

Angst als medereiziger

De angst fluistert. Altijd. Een koude hand om je pols, een stem die je beweging wil bevriezen. Ze ademt in je nek wanneer je de drempel overweegt, wanneer je talent naar licht reikt, wanneer je hart sneller klopt van verlangen én van vrees. Ze zegt: Blijf hier. Veilig. Bekend. Wat als je valt? Wat als ze lachen? Wat als het leegte is achter die deur? En toch... kijk. Zie de zangeres wiens stem trilt voor de eerste noot, maar zingt. Zie de schrijver die naar het lege blad staart, bevangen door twijfel, maar de eerste letter zet. Zie de ondernemer wiens hand beeft bij het tekenen, maar tekent. Zie de verliefde die een afwijzing vreest, maar het hart opent. Angst is geen ijzeren rem die onverbiddelijk knarst. Ze is de koude wind tegen je gezicht terwijl je fietst. Het is het diepe water onder de brug waarover je loopt. Het is de stilte voor het woord dat je spreekt. Succes draagt vaak de geur van angst. Groei baant zich een weg door het struikgewas van onzekerheid. De mooiste talenten bloeien niet in de schaduwloze kas van absolute zekerheid, maar op de open velden waar de wind van het onbekende waait, en waar je wortels tóch de kracht vinden om zich vast te klampen, te groeien, te bloeien – schitterend en kwetsbaar. Laat angst aan boord komen. Erken haar. Geef haar een stoel achterin. Luister naar haar waarschuwingen, maar laat haar nooit het stuur grijpen. Want de reis – jouw reis naar wat je werkelijk kunt zijn, naar wat je werkelijk kunt scheppen – die begint niet waar de angst eindigt. Die begint precies waar je, met de angst als medereiziger, tóch het gaspedaal indrukt en vooruit kijkt. De weg opent zich niet voor wie geen angst kent, maar voor wie rijdt ondanks de koude hand om het hart. Rijd door. Bloei door.

Heidi Schoefs
2 1

Au Café de la paix (7) - Moord op een caféterras

Het Café de la paix in Rodez heeft zijn naam niet te danken aan de bevrijding, vertelt Marie me. Ze runt het café al 14 jaar met haar zus Emilie. ‘Na de Tweede Wereldoorlog werden veel cafés zo herdoopt. Maar deze plek bestaat al sinds 1890. Dit was het plein van de vrede, en daar was la rue de la paix. Tot Jean Jaurès werd vermoord, en het plein naar hem werd vernoemd.’ Het was op een caféterras, in Parijs, dat de socialistische voorman in 1914 door het hoofd werd geschoten. De moordenaar, een nationalist, wilde oorlog met Duitsland. Jaurès probeerde die oorlog te voorkomen met een internationale arbeidersstaking. Hij had voordien kerk en staat al helpen scheiden en promootte het Esperanto. Dat het ‘café de la paix’ op zijn plein ligt, zal hij niet erg hebben gevonden. De houten gevel van het café is bordeaux geverfd, de letters boven de deur zijn zwierig. Achter de ramen hangen kantgordijntjes en de plankenvloer is nog van 1890. ‘Hij heeft geen tegel gezien,’ benadrukt Marie. Het café ligt net buiten het centrum van Rodez, waar je in de steegjes fijn kan winkelen. Maar hier moet niks.  Toch niet voor de klanten. Marie laveert tussen de tafels met koffie’s. In haar zwarte top en donkergrijze jeans bekommert ze zich om elke klant. Ze vraagt de twee dames onder de luifel of ze al naar de expo over regisseur Agnes Varda gingen in het Musée Soulages. Dat deden ze, maar Marie zelf nog niet. Wel was ze al in België. Gent en Oostende waren haar favoriete steden. En in Brussel ontdekte ze met haar moeder een fantastische kroeg. Binnen stroomt uit vijf van de zeven tapkranen Belgisch bier: Jupiler, St. Stefanus, Blanche des Neiges, Guillotine en Kwak. Aan de muur hangen neonlichten van Duvel en Delirium Tremens. Ik bewonder de handvaten van de tapkranen die een houtbewerker uit Conques heeft gesneden. De zeemeermin, de fluitspeler en de priester, op drukke avonden komen ze tot leven als ze mee mogen tappen.  Ik bestel water met abrikozensiroop en ga buiten op een van de gevlochten stoelen zitten. Trosjes langwerpige bladeren van een pruimenboom beschutten me tegen de felle zon. Hun schaduw decoreert de tafel. Naast mij bromt een kind terwijl hij zijn speelgoedautootje door de lucht rijdt. Zijn moeder zegt dat ze zijn sapje zal uitdrinken als hij niet snel is. Het is het soort café waar je een hele dag je boek of krant zou kunnen lezen, waar je keuvelt met iedereen. In de verte hoor ik mensen op potten slaan, en ik denk aan een steunactie voor Gaza. Tot een groep Afrikanen in strooien rokjes om de hoek verschijnt. Ze maken promo voor het folkfestival dat die avond doorgaat. Terwijl ze op hun instrument slaan, stappen ze ritmisch verder. Het brengt me in verwarring: is dit niet net het stereotiep waar ze van af willen? Ze hebben me alleszins van het terras gekregen. ‘Je suis curieuse. Point’, heet de expo van Varda. Ik kan dat alleen maar beamen. Hoe heerlijk het café ook is, Rodez heeft nog veel meer in petto. ‘Tot vanavond’, zeg ik tegen Marie. ‘Dan is mijn zus er’, roept ze me na.

Pons
5 0

Au Café de la paix (6) - Soort zoekt soort

‘Binnenkort sluit het museum vijf jaar’, vertelt de suppoost met de vlinderbril en de bordeaux krullen me. Op de muur van een lege zaal spoot iemand ‘à bientôt’ in graffiti. In de andere muur zitten gaten. ‘Het wordt helemaal gerenoveerd.’  ‘Zoals het Centre Pompidou in Parijs?’, vraag ik. ‘En het Musée des Augustins in Toulouse. Dat is sinds 2019 gesloten’, zegt ze. ‘De musea moeten toegankelijker worden voor mensen met een beperking. En veiliger bij brand.’ Allemaal goede zaken, maar staan we de komende jaren dan vaak voor een gesloten deur in Frankrijk?  Kleine musea herbergen nochtans vaak pareltjes, zoals dit Musée des Beaux-Arts in Agen. Op het gelijkvloers bewonder ik stenen figuurtjes met holle ogen en een snavel. Ze komen uit Noord-Syrië en zijn minstens vierduizend jaar oud. Had het de makers bevallen dat hun werk nu in een Frans stadje tentoongesteld wordt?  Vreemd genoeg heb ik die gedachte helemaal niet bij het schilderij uit de entourage van Jan Breughel De Jonge of bij de massieve Vlaamse kast uit de zeventiende eeuw. Nog trotser ben ik op de reiskoffer van Truienaar Johan Creten. Ze is gevuld met mysterieuze beeldjes van doodshoofden die in dezelfde appel bijten, een bobbelige buste, een mannetje met kersen als hersenen. Het lijkt een reiskoffer uit het onderbewuste. Toch gaat de prijs voor de grootste ontdekking vandaag naar François-Xavier Lalanne, een kunstenaar uit Agen. Hij staat sinds de jaren ‘50 bekend om zijn bronzen bureaus in de vorm van een neushoorn, de ‘rhinocrétaire’. Lalanne trouwde met een andere Lalanne, voornaam Claude, en samen bouwden ze een dépôt sentimental uit. In de buik van een vis regent het en het geheugen van een neushoorn bestaat uit andere dieren, leren zijn etsen mij. Mijn tournee langs de cafés de la paix is niet alleen een voorwendsel om wijn te drinken, maar ook om wat minder bekende steden aan te doen. Agen kende ik zelfs niet van de pruimen, de specialiteit hier. In de rue Voltaire speelt een DJ bij een kaas- en wijnbar, tegen een decor van vakwerkhuizen. In rue Emile Sentini vind je Le Tchak, heerlijke keuken van het eiland Mayotte.  De vriendelijke suppoost van het museum stuurt me zondagmiddag naar Le Plancher des vaches, een fijn restaurant naast de zondagsmarkt. Eerst ga ik iets drinken op de patio van artcinema ‘Le montreur d’images’. Een plek waar ik kind aan huis zou zijn, mocht ik hier wonen. Het ‘soort zoekt soort’- effect speelt al na een paar dagen: ik trek naar dezelfde plekken als thuis. Dat is toch niet helemaal de spirit van ‘café de la paix’. Vogels met andere veren dan de mijne, daar moet ik op mijn volgende haltes maar eens mee aan de praat raken.  De echte vogels fluiten haast oorverdovend op een plein in het centrum. De zondagsrust die de meeste mensen hier zelfs op een mooie zomeravond binnen houdt, kennen zij niet.   

Pons
8 0

Au Café de la paix (5)- En nog een kilometer

Kilometers zeggen me niks, waardoor ik nooit goed kan kiezen tussen een wandeling van 8, 15 of 30 km. Ik weet niet wat ik aankan. Een kleine zeventig kilometer op de elektrische fiets, heen en terug naar Auvillar, een van de mooiste dorpen van Frankrijk volgens de medewerkster van mijn relais. Is dat doenbaar? Volgens Google is het een uur en vijftig minuten fietsen vanaf Agen, enkele reis. Moet lukken? Bij Café Vélo verzekeren ze me alvast dat de fiets het wel trekt, al kleuren maar vier van de vijf blokjes op mijn batterij zwart. ‘Vooral in ‘eco’ rijden’, raadt de ober me aan. Dus zit ik even later weer op het jaagpad naast het ‘Canal des deux mers’, ditmaal richting Toulouse.   Ik kom langs de woonblokken van de buitenwijken en neem foto’s van de lieflijke haven van Agen. Daarna zijn er nog drie lijnen: het kanaal, het jaagpad en de bruggen. Het is een ware bruggenparade van stenen en ijzeren bruggen. Ik fiets in een losse jumpsuit, mijn handtas over mijn borst. Wielertoeristen in sportieve outfits rij ik voorbij. Elektrische aandrijving, hé. Maar het wordt wel warmer, waarom heb ik toch geen fles water meegenomen? Op veertig minuten van Agen ligt een oud sluiswachtershuis waar nu gastenkamers en een bar zijn. ‘La poule à vélo’ lijkt er speciaal voor mij neergepoot.  Ik nestel me in een strandstoel met een limonade en realiseer me dat ik nog niet in de helft van mijn traject zit. De aankomst is voorzien om iets na een. Het zou fijn zijn mocht ik kunnen lunchen in het mooiste dorp van Frankrijk. Weer de fiets op, dus. De zomer doet alles om het me naar mijn zin te maken. Het is met 24 graden niet te warm, het water is mooi groenig, de bomen op de oever brengen wat lommerte. Maar na een uur op de fiets en nog een klein uur te gaan, wordt het jaagpad me wat monotoon. Misschien vreet ik liever kennis dan kilometers. Ik aanschouw de reizigers met vier fietszakken aan hun wielen vol bewondering. Dan rijd ik ze voorbij. Toch even in ‘turbo’-stand.  Onder een van de bruggen woont een dakloze. In plaats van een fles wijn en een rode neus, heeft deze persoon een muur aan zakken. Hij slaat iets gade alsof hij op wacht staat. Ik vraag me af hoe het zover is kunnen komen. Op Facebook kijk ik al maanden naar de filmpjes ‘Soft White Underbelly’ van zelfbenoemd journalist Mark Laita, de Paul Jambers van de VS. In zijn studio nabij de beruchte wijk Skid Row in Los Angeles interviewt hij drugsverslaafden, tienerprostituees of mensen met ernstige mentale problemen. Hij vraagt ze hoe hun jeugd was, of hun ouders in hun leven waren, welke drug ze gebruiken. Vaak vermelden ze emotioneel of seksueel misbruik. Laita’s werk situeert zich op het snijvlak van documentaire en sensatie, van journalistieke interesse en voyeurisme. Toch blijf je kijken, omdat we vaak te veel schroom hebben om deze personen zelf aan te spreken. Laita’s interviewees zijn vaak opmerkelijk coherent en diepzinnig.  Ik wil dus wel een praatje slaan met de dakloze man. Hem vragen waarom hij net deze brug heeft gekozen. Maar dan denk ik aan Julie Van Espen die werd vermoord door een dakloze bij een verlaten jaagpad. Ik fiets snel verder. Op zulke momenten wenste ik dat ik een man was. Auvillar komt dichterbij, dertig minuten worden er twintig, veertien, zes, twee. De zon brandt nu al. Ik leg even modus ‘sport’ aan om de heuvel op te raken. Meteen kom ik langs twee restaurants, maar ik wil eerst nog een glimp van het dorp opvangen. Mijn nieuwsgierigheid wordt bestraft: het eerste restaurant weigert mij. Het is half twee en de keuken gaat dicht. In het tweede kan ik wel nog bestellen: puree met worst, weliswaar statig in vier rechtopstaande stukjes gepresenteerd, met paarse bloempjes.  Na de maaltijd verken ik de cirkelvormige graanhal. De dorische zuilen en Romaanse rondbogen stammen niet uit de Oudheid, daarvoor is de constructie te nieuw. In 1831 werd de hal opgeleverd, lees ik op internet. Ook de kerk van Auvillar, de ‘tour de l’horloge’ en het panoramisch uitzicht lonen de moeite. Ik besef hoe verwend ik ben, want in Italië heb ik nog wel mooiere ‘borghi’ gezien. En die tempels in India dan. Wat kan je na jaren reizen nog bekoren? Het totaalpakket, besluit ik. De vrijheid om met een elektrische fiets langs een kanaal te sjezen. Om waar je ook gaat in Frankrijk, lekker te eten.  Ik heb nog twee blokjes batterij over voor de terugtocht. Ik besluit de onbeschutte stukken in de modus ‘tour’ te doen, de schaduwrijke in ‘eco’. Bij La poule à vélo eet ik een heerlijk ijsje en kan ik mijn telefoon opladen. Rampenscenario’s, zoals op mijn eentje aan de kant staan met twee platte batterijen, zijn vermeden. Op sommige punten is er trouwens een treinstation in de buurt. In geval van nood kan ik met de fiets de trein op. De Finnen zijn ondanks de oorlogsdreiging een gelukkig volk. Omdat ze goed voorbereid zijn, zeggen sommigen.  Mijn berekening is nipt, de ‘range’ van mijn fiets staat op nul als ik aankom bij Café Vélo. Ik heb geen marathon gelopen en de Mount Everest niet beklommen. Maar ik ben zo blij als een Fin met mijn prestatie.  

Pons
3 0

Een Maatschappij Kritische Analyse

Conservatisme en de opkomst van rechtse regimes.  We leven in onzekere onvoorspelbare tijden. Mensen worden nog altijd onderdrukt en opgejaagd door bepaalde regimes. Ik word er ziek van en het maakt mij mottig. We mogen blij zijn dat we in België leven, waar we nog een zekere vorm van vrijheid hebben.  Kerken en moskeeën lopen terug vol met 'verwarde' zieltjes die duidelijkheid en structuur en een houvast zoeken in deze onduidelijke tijd.  Trump is ziek, Poetin, Netanyahu en de Ayatolla van Iran zijn ziek, er zijn veel dictatoriale regimes in de wereld… Trump met zijn fratsen kan voor een recessie zorgen op zijn eentje. De Verenigde Staten van Amerika zijn allang geen democratie meer, mensen worden naar willekeur opgepakt en naar detentiecentra gebracht. Daar is geen sprake meer van vrijheid.  Opkomst van rechtse regimes. Houdt dit verband met het feit dat zoveel mensen terug hun houvast gaan zoeken in geloof en religie? De geschiedenis heeft het uitgewezen. We leren niet uit onze fouten en ik hou mijn hart vast dat we niet afstevenen op een derde wereldoorlog. Ik denk dat veel mensen dit niet met mij willen. De meeste mensen deugen echt en het zijn gewoon die zieke incompetente oorlogszuchtige idioten aan de top die precies uit zijn om alles terug te vernietigen en af te breken wat we hebben opgebouwd.  Is dit een vorm van bezigheidstherapie voor mensen? Waarom kunnen we gebouwen en infrastructuur niet gewoon laten bestaan? Ik heb nog altijd hoop, ik geloof in diplomatie en nuchtere redelijke diplomaten die met gezond verstand tot oplossingen kunnen komen. Het zijn idioten zoals Trump, Orban, Netanyahu enzovoort die voeding geven tot haat en onverdraagzaamheid naar anderen met een andere overtuiging. Dat is echt iets om te kotsen en te walgen. We hadden in een veel betere rechtvaardige wereld kunnen leven. Dat is mijn overtuiging. P. Claes aka The Canniball 2/8/2025©

Canniball
1 0