Zoeken

Fossilisatie

Soms kan iets neerdalen, als roestige rolluiken van ons geheugen.Ik heb ze ooit zien wenen als een huilerige, uitgehongerde boekenkast. Toen ik een matroos was van de tijd, op kreukelende golven, gemaakt van papieren paradigma’s. De toon was toen overmoed, rug aan rug met een natte golf die me op bewonderenswaardige wijze vragen stelde. Vragen over mijn morgen of eergisteren. Of de weg die doodliep naar een steeg.  Woorden kunnen ook hongerig zijn, wist je dat? Weet je dat? Nee, dat is onmogelijk.  Zoals dat kleine beest dat in een maatpak magazines verkoopt aan blinde bomen. De sluipdief van de vooravond, wanneer de sterren de tafels voorzien voor de eerste lichting ketende gasten.Het gespuis werd onderricht door zijn baas. Een man met een doctoraat in de paleontologie die schilderijen verkoopt van levende wezens en gefossiliseerde grootmoeders, zorgvuldig verzameld vanwege hun wit besneeuwde, intact gebleven gebit.Waarop ze bidden tot de roestige rolluiken om in strijd te gaan met hun geheugenverlies. Ze dragen die verlorenheid in hun schelpachtige oorbellen die klinken als echt kristal. Authentiek als ware aard van het kleine beest.  We moeten hiervoor niet ver springen, niet onmetelijk en torenhoge kelders uitgraven. We kunnen ook beginnen. Of starten. Verder lezen in onze ongeletterde valkuil van de essentie, die ons meeneemt naar de ballosmitto van een volkskermis.  Zijn wij dié mens die rolluikgewijs zinkt tussen de straatverlichting en de binnenhuis gevestigde duisternis? We horen brillen denken dat ze gehoord worden door stemmetjes die al fluisterend cijfers tellen om te meten hoe vluchtig kleine Josefien haar huiswerk verloor.  Onder de waakzame ogen van de met geheugenverlies geteisterde rolluiken kreeg ze nablijven. Als straf voor haar nalatigheid en nonchalante jurk. Die ze, op maat van de behangmuziek, als een enveloppe dichtvouwt om het podium vervroegd af te sluiten voor onsmakelijke reclame.

Niels Lievens
32 1

Efficiëntie

Zwaarbewapende soldaten marcheerden door de kloostergangen. Met de loop van hun geweren openden ze elke celdeur. Zuster Johanna keek bezorgd rond. Was iedereen op tijd kunnen vertrekken?  De woekerende haat en woede probeerde ze te onderdrukken. ‘Heer, vergeef me,’ prevelde ze.  ‘Het is ok, Johanna,’ antwoordde de Heer. Zuster Johanna was er al bij sinds de oprichting van het klooster in 1228. Zij had de maaltijden voor de steenhouwers gekookt. Negen eeuwen en tien keer zoveel oorlogen later, zorgde ze nog steeds voor het klooster dat haar al zolang een veilige en onveilige thuishaven gaf. Als kloosteroverste was ze natuurlijk ook verantwoordelijk voor de andere zusters. ‘Ook ik voel je ergernis bij deze oorlog,’ vervolgde de Heer, ‘Het is er eentje te veel. Dit keer grijp ik in.’ Uit het niets klonk er plots een oorverdovende donderslag, recht boven het klooster. Bommen en bliksemschichten sloegen in op het dak van de refterzaal, waar de soldaten zich na hun inval verzameld hadden om zich te goed te doen aan de voedselvoorraden van het klooster. Ze werden volledig overrompeld. ‘Een blitzkrieg’ zouden ze het genoemd hebben als ze het hadden kunnen navertellen. Het duurde slechts enkele seconden. Langzaam trok de rook op. Fier en ongeschonden stond het klooster overeind. In de refter een hoge stapel verkoolde soldatenlichamen. Plots bewoog de smeulende berg. Puffend kroop zuster Johanna vanonder de lijken vandaan. ‘Heer, toch! Dat op mijn leeftijd!’ foeterde ze, terwijl ze haar voet, die geklemd zat onder een zwaarbewapende soldaat, probeerde los te wrikken. Toen dat eindelijk gelukt was, zette ze zich op de zware houten stoel aan de tafel die speciaal voor de kloosteroverste was voorzien. Laag per laag vouwde ze haar rokken omhoog tot ze bij het kleine buideltje dat aan haar bovenbeen gebonden was, uitkwam. Haar beursje voor noodgevallen.  Ze knoopte het open, nam een sigaret en stak ze aan. Ze nam een diepe trek.  ‘Ik kan er weer een paar eeuwen tegen.’ Ze blies de rook over de tafel. Glimlachend keek ze naar de wolkjes die boven de onbeweeglijke soldatenlichamen kringelden.    Meer lezen? Welkom op instagram

Amanda Bos
54 7

Zomaar.

Ik ben gewoon zomaar iemand. Gewoon. Zo zomaar als iemand die pakweg om de hoek van de straat woont. Ik woon altijd om de hoek van iemands straat.Ik hou van suikerwafels, zo lang je de pareltjes kan zien, en dan ga ik op schattenjacht. Doe ik alsof, natuurlijk.Ik hou van woensdag. Als de week een speeltuin is, dan is woensdag het midden van de wip. Precies. Het midden. Waar je niet kan vallen, als je maar stil genoeg zit. Niet omhoog. Niet omlaag. Niet. Veel heb ik niet. Ik draag mijn schoenen tot er gaten in de zolen komen en dan nog loop ik vaak verder, om te voelen hoe de gaten groeien. Soms kan het snel gaan. Zeker op trage wegen.Drie jassen heb ik ook nog. Een lange voor de regen. Nog een lange voor de kou. Een korte voor ik weet niet goed, of de avonden, de nachten. Veel stof om over na te denken. Oh ja, en muziek. Ik hou zo van muziek. Daar heb ik wel veel van. Mooie platen. Vele mooie platen.Ik draai ze altijd op een lager toerental. Dan ga ik liggen in de zetel in mijn kamerjas (heb ik ook nog), maak ik dingen donker en dan zing ik zachtjes mee tot ik moe word, ga ik neuriën tot er enkel nog iets overblijft dat enkel ik kan horen.Ik heb een zware stem. Ik heb een zware kast met heel veel trage platen. Denk ik. (Mijn taal is het zwaarst op lange dagen.) Ik maak mezelf moe, slaap vaak al in mijn hoofd lang voor mijn lijf gaat liggen, word vaak al heel snel donker. Dan denk ik mezelf een melodie waarop het heerlijk dromen is. Dan kijk ik hoe de gaten groeien. Ga ik op schattenjacht. Wacht ik tot je naast me komt. (Kom je?)

Jürgen NaKielski
18 1