Zoeken

Dubbele oorontsteking

Hij had al een tijdje pijn aan zijn oren. Aan een kant was het wat meer dan aan de andere kant maar het bleef wel heel vervelend. Als hij schudde met zijn kop was het af en toe wel wat minder maar het kwam toch steeds terug. En het meest vervelende was nog dat als mensen zijn kop aaiden en zijn oren aanraakten, dat hij dan onbewust piepte. Daar schaamde hij zich toch wel een beetje voor. Het vrouwtje had het ook wel in de gaten. Ze had al een keer van dat vieze spul in zijn oren gespoten maar dat hielp ook maar één dag. Hij hoopte wel dat het snel over zou gaan. Hij had deze week ook nog niet veel mee gemogen. Ja, voor de wandelrondjes wel maar verder niet. Nou was het vrouwtje ook niet veel weggeweest maar toch. Maar nu ging ze dan toch zijn tuigje pakken, ah, ze gingen ergens heen. Hij sprong van de bank en hielp door vast zijn riem te pakken. Het vrouwtje lachte en ze gingen samen naar de auto. Het was maar een klein stukje hobbelen en toen zag hij waar ze waren. Bij dat grote huis waar ze echt heel veel hondensnoepjes hadden. Hij was er wel eens eerder geweest, ze hadden hier zijn behendigheidstuigje en dat stomme jasje gehaald. Kijken wat hij nu zou krijgen. Het vrouwtje ging even zitten, dat was wel een beetje raar, en na een tijdje gingen ze samen een hokje in. Toen rook hij het al, hij was weer voor de gek gehouden. Dit was de geur van die mensen die hem een zere poot hadden bezorgd en wel eens met van die rare dingen in zijn oren hadden gepord. Jawel hoor, hij moest weer op de tafel en daar kwam dat stokje weer. Hij wrong om los te komen maar het vrouwtje hield hem stevig vast. Dat hij er toch zo ingetrapt was. Maar ja, normaal ging het baasje altijd met hem naar zo’n huis. En nu was hij met het vrouwtje. Hij begreep er weinig van. Die dierenarts ging onderzoeken wat er uit zijn oor kwam. Bah bah, dat doe je toch niet. Hij vond het zelf al vies als hij met zijn pootje zijn oor schoonmaakte. Hmm, ze vond het toch niet goed, wat ze daarin zag. Dubbele oorontsteking, geen idee maar als dat was wat hij had, was het niet fijn. Pfff, het vrouwtje maakte een nieuwe afspraak voor volgende week. Moesten ze weer terug zeg. En er werd vieze smurrie in zijn oren gesmeerd. Jakkie. En hij mocht voorlopig niet zwemmen. Tsss, net of hij daar ooit een fan van was geweest. Hij was er weer mooi klaar mee.    

Machteld
1 0

Parabel van de Burn-out

Nog niet zo lang geleden werd J. Elle op de bergketen “Bergen van Werk” gedropt. Deze te ontdekken bergketen hield talloze beloften in. Het reisbureau “Ver weg van jezelf” vanwaar Elle steeds werd uitgestuurd zag dit als een unieke kans voor hen: “Dit past bij je karakter, good luck!” J.Elle is een echte avonturier, dus die ging er een beetje naïef en vol vertrouwen op in. Onbeantwoorde vragen zouden zich later wel vanzelf oplossen, dat was nu eenmaal een deel van de uitdaging. J. Elle mocht beginnen in het stadje “Ad. Ministratie” en kreeg er logement in hotel “OW, Overwerk”. Een deftig maar veel bezocht hotel met gratis vervoer naar werk en terug. Doordat het er zo druk was en Elle er moeilijk tot rust kwam werd het na enige tijd slopend: slapeloze nachten en dagen waarin cafeïne en vitaminepillen de verdoken pepmiddelen waren voor de marathon waaraan die meedeed. De kamer “Ploeteren” was te klein, te luidruchtig en dus vroeg Elle aan de baliedame, mevrouw Belletjes, of er niet elders in het hotel een rustiger kamer was. Mevrouw Belletjes vond op de zolderverdieping nog een kamertje “IK. Moeten” met een ruim bed en luxe bureau. Maar ook daar priemden geluiden en berichten door tot aan het dakvenster. Rust vond J. Elle niet. Op een gegeven moment besloot Elle om te vertrekken: “Dag dame Belletjes, je hoeft geen rekening meer te houden met me, ik zoek een ander hotel in een andere stad. Merci en tot nooit meer!”    Smoezen  Kordaat stapte Elle naar buiten, nam een Uber richting het nabije dorp en kwam zo terecht in “Smoezen”. Het leek er rustiger en er was een rivier met een grote brug “Klachten”. Er leefden twee soorten bewoners: de sarcasten aan de ene kant van de brug en de roddelaars aan de andere kant. Ze heetten J. Elle welkom, de enen met een korte strakke groet en de anderen met een praatje waar geen eind aan leek te komen. Ze nodigden die ook meteen uit voor de wekelijkse vergaderingen van het dorp.  Elle ging hier dankbaar op in. Wat die zich later nog zou berouwen. Niet ver van de dorpskern was een mooi gebouw met grote kamers, daar nam Elle intrek in de dure loft “Hou vol, en blijf in je hol”, dit ter beschikking voor tijdelijken die rustig wilden wonen en werken. Voor J. Elle het zelf goed en wel besefte was het nu meer dan drie jaar later en leek het avontuur in deze ontzettend grote bergketen oneindig. Maar dat zou niet blijven duren. Na lang aarzelen durfde Elle de vraag te stellen of diens werk wat meer afgebakend kon worden. Snel kwam er een boodschap van het reisagentschap: “Je werkt goed, doe gewoon zo voort, als beloning hebben we nog een extra project voor je met een korte uitstap naar een van de bergtoppen, zie bijlage.” Neen, zeggen vond Elle erg moeilijk. De uitdagingen leken wel steeds de moeite; ja hoor we gaan ervoor, forceerde diens gedachten. Zo werd J. Elle jaren aan een stuk van Kastje naar Muur gestuurd, de twee belangrijkste klanten. Tijdens de vrije momenten, die zeldzaam en dus kostbaar waren, nam Elle regelmatig de afvaart naar “Decadentie”. Een schijnbaar gezellig en aanstekelijk plaatsje met tafels bestaande uit gigantische houten hoofden waar het goddelijke drankje Meer is Beter rijkelijk uit spoot, terwijl artiesten zoals Geen Inkomen Meer en 'T Moet Hier Gedaan Zijn opzwepende ritmes uit hun lijf persten. Samen met lotgenoten trachtte Elle zich daar te ontspannen om tot slot op het eilandje “uitgeput” in de buurt te eindigen, vaak met een kater of ruzie met geliefde, K. Lontje, die al snel diens ex werd.   Nieuwe wending   Dit bleef zich herhalen tot op een dag oude vriend, B. Razernij, op bezoek kwam. Die zag hoe Elle veranderd was: kilo’s bijgekomen, wallen onder de ogen en een radeloze blik. Een normaal gesprek was met hen niet meer mogelijk. Razernij kon hier behoorlijk boos van worden en spijkerde Elle met geweld tegen de muur van de loft, die op losse schroeven stond, waarna het dure kamertje in elkaar stuikte. Razernij nam Elle uit het puin, sleurde die vanuit het dorp Smoezen naar rivier “Geen Excuses” en zette die op een vlot: “Verdwijn hier, laat je drijven naar Rondkomen en tracht via Nieuwe Wending tot bij standbeeld Zin Geven te geraken. Ik wil je niet meer zien voor je je herpakt en met me een redelijk gesprek kan aangaan!” riep Razernij nog na. Tijdens de zware tocht doorheen het gebergte op koud hout en met een kleine knapzak overschreed hen hier en daar de limieten, maar hield vol. Vooral de nachten waren kil en leken eindeloos. Toch bleef Elle peddelend op het vlot zoeken naar het standbeeld. Na lang dobberen zag die vanachter een oude kastanjeboom een beeld opduiken in de vorm van een omega teken. Dit moest het zijn, Nieuwe Wending! J. Elle meerde aan, tien kilo lichter ondertussen en een beetje verwilderd, maar de blik zachter, de ademhaling dieper en de ogen helderder. Terwijl die neerzat en wat noten at onder de boom, keek hen vredig om zich heen. Elle besefte voor het eerst sinds lang dat die genoot, dit was de avonturier die hen wilde zijn. Een zacht gezang steeg op. In de verte zag die een schim. Het had lange witte haren, een lang smal mosgroen gewaad en naderde voorzichtig. J. Elle keek op.“Wie ben jij?” “Wie ben jij?”, antwoordde het.“Ik ben, op zoek, en ik hou ervan om te zoeken, te ontdekken en verder te gaan. Ik ben ik, maar ik wil me niet meer zo lang verliezen.” “Ik ben Lot,” antwoordde het, “maar je mag me Lotte noemen. Ik kom uit het stadje In de Wolken, het is er kalm en aangenaam vertoeven. We zijn een nogal eigenzinnig volkje en werken aan dromen. We geven ze gratis weg en hopen in stilte dat de mensen uit de andere steden en dorpen ermee aan de slag gaan.” “Wat mooi!”, antwoordde Elle.  “Kan jij mij ook helpen?” Het knikte. “Ik kan je dromen meegeven, er iets mee doen ligt aan jezelf.” “Hoe?” “Daal hier wat naar beneden, voorbij Eenzame Vlakte, daar kom je uit op het snelstromend riviertje De Voeling, volg dit tot je op een stationnetje uitkomt. Midden in de natuur, station Focus. Wacht daar op de trein. Het zal niet lang duren. Je bent er klaar voor. Neem de trein en stel geen vragen, de bestuurder neemt je mee naar daar waar je op focust.” J. Elle dankte Lot, vulde de zakken nog met enkele kastanjes en vertrok.   Dromen  Enkele kilometers verder vond die de rivier en volgde deze voorbij de vlakte tot aan het station. Daar wachtte Elle geduldig, deelde er de momenten in met ademhalingsoefeningen, wat schrijfwerk en kleine tekeningen tot er puffend een oude trein aankwam. De machinist keek even uit het raampje en deed teken dat Elle mocht opstappen. J. Elle zou zich nu focussen op rust en op een nieuwe droom. Een nieuw avontuur waar die helemaal zichzelf kon zijn en blijven. De trein reed voorbij verschillende Bergen van Werk en pikte onderweg nog enkele passagiers op waarvoor hij stopte langs “Vergeten eilanden”, “Leegte” en “Herstel”. Dan nam de trein een grote bocht en denderde naar beneden voorbij "Ideeënstroom" om tot slot te stoppen bij “Passie”. Daar stapte Elle af en wandelde richting het huis van hun voorouders. Een wat verwaarloosde plaats met daarachter de tuin der aangename lusten en middenin de bron der gedrevenheid. Iets waar die nu tijd voor zou nemen om het te onderzoeken, af te bakenen en er ideeën te laten groeien.  Vanachter een hoge muur gezeten overdacht J. Elle de afgelopen periode, een beetje schuw en verdoken nog, want die voelde hoe het reisbureau “Ver weg van jezelf” en het bureau “Ad. Ministratie” hen nog op de hielen zat. Misschien moest Elle hun maar voorgoed verlaten en een eigen bureau beginnen of een bureau zoeken waar die zich beter voelde, samen met anderen.  Niet veel later verscheen ‘s nachts de witharige Lot voor diens ogen en fluisterde heel helder een droom in. Ja, juist. Daar moet J. Elle zijn.     NotaDeze parabel is genderneutraal geschreven. Als ik toch fouten gemaakt heb, mag je me corrigeren. Een schriftuur waar hij/zij vervangen wordt door hen/hun en die/diens. Ik ben zelf een kind van de jaren tachtig en merk dat de jongeren van nu veel bewuster omgaan met zichzelf en het genderaspect. Dat kan ik alleen maar toejuichen en zijn dingen waar ik rekening mee wil houden. Zeker als het een parabel is zoals deze. Iets waarvan ik hoop dat iedereen die het ooit meemaakte of erin zit zich herkent en mag erkennen. De inspiratie voor de parabel haalde ik uit een labo “Schrijven uit beleving”, gegeven tijdens mijn schrijfdocentenopleiding door collega Wim Vercauteren en het boekje “Zakatlas van de Belevingswereld.” Dit is Versie 2, na enkele kleine correcties. Met dank aan de feedback van Vitalski.

Bart Vermeer
180 2

Stil in mij

Soms zit er ineens een zinnetje uit een liedje in je hoofd. Als een mantra. Het blijft een hele tijd hangen, soms wel een hele dag. Dan is het ineens weg om een paar dagen later als een duveltje uit een doosje weer omhoog te ploppen. Geen idee wat de trigger is. Mijn mantra is al een paar dagen “Het is zo stil in mij, ik heb nergens woorden voor.” Een prachtig nummer van Van Dik Hout. De zanger, Martin Buitenhuis, zingt over het verlangen naar warmte en troost op momenten dat het van binnen zo koud en stil kan voelen. Ik probeer door te schudden met mijn hoofd het liedje kwijt te raken. Vaak te vergeefs. Maar gelukkig is er ook afleiding en raak ik dat gevoel weer kwijt. Het zijn die onbewaakte momenten waarop het weer toeslaat. Ik heb inmiddels ook geleerd om dat gevoel te omarmen. Om het niet weg te stoppen. Tenslotte moet ik ook de liefde van mijn leven, waar ik 35 jaar lang mee samen ben geweest missen. En daar mag ik verdriet om hebben, daar mag ik om rouwen. Dat wil niet zeggen dat ik de hele dag loop te huilen. Gelukkig niet zeg, ik zou er geen gezellig mens van worden. Bovendien zou het me ook niet helpen. En zou mijn maatje dat ook niet willen. Maar soms is het gewoon nodig. De tranen zitten gewoon nog heel erg hoog. Soms vind ik dat zelf lastig maar vaak laat ik het ook maar gebeuren. Schrijven over dit soort gevoelens en gebeurtenissen helpt mij. Wel denk ik soms “moet ik daar iedereen wel mee lastig vallen?” Maar ja, van de andere kant, je hoeft het natuurlijk ook niet te lezen. Hoewel ik merk dat veel mensen die mijn blogs lezen ook een lief bericht achter laten om mij een hart onder de riem te steken. En dat helpt ook. Het is een bizarre reis, die ik maak. Vooral ook omdat ik alleen op reis ben. Met de gedachte aan mijn lieve maatje, de steun van heel veel lieve mensen en natuurlijk het gezelschap van mijn kleine Stef. Het komt wel goed.      

Machteld
6 0

Piepjong

Ik ben gewaarschuwd. Door het gepiep van de schurende scharnieren die stipt om kwart over zes de harde knal aankondigen. Gevolgd door het trillen van de ramen en een nagolf van contrasterende stilte. Net op tijd trek ik mijn dikke winterdekbed tot over mijn hoofd. Ik heb het zomer- en herfstdeel op elkaar gelegd om mijn steeds kouder wordende voeten te verwarmen. Uit het dekbed ontsnapt de lucht waardoor de opgeschudde veren als een heerlijke laag zachtheid op me komen liggen. De harde knal van de met slaande deuren vertrekkende buurman is door het dons afgezwakt tot een doffe plof in de verte. Alsof een klein donzig kuikentje uit bed valt. Ik heb nog welgeteld vijftien minuten voor ik zelf uit de veren moet. Dagelijks geniet ik van die heerlijke tussentijd waarop ik nog even in het kuiltje van de matras mag wegzinken. Het kuiltje dat verraadt aan welke kant ik in bed lig. Toch lukt het me niet de slaap terug te vatten. Ik draai me om en voel de zeurende pijn in mijn benen. Iedere spier verkrampt bij elke poging me terug te nestelen. Het herinnert me aan mijn poging van de dag voordien om mijn ouder wordende lichaam jong te houden. Door mezelf wekelijks een uurtje te kwellen met sit-ups, squads en cardiotraining. Hoewel het eerder de up-tempo foute muziek is die mijn uithoudingsvermogen sterk op de proef stelt. Ik maak een gaatje vrij om onder het verendekbed wat meer zuurstof te krijgen. De geur van baardshampoo met sandelhout verraadt dat mijn wederhelft ook nog slaapt. Zo kan ik hem nu wel noemen. Dit jaar ken ik hem de helft van mijn leven. Sinds de avond van zijn vierentwintigste verjaardag. Toen hij niet meer op te beuren was door het idee dat hij de dertig naderde. De verjaardagen erna ontdekte ik dat zijn emotionele uitlating die avond niet aan de hoeveelheid alcohol lag. Maar aan een echte vrees om ouder te worden. Zijn vrees is ondertussen werkelijkheid geworden sinds allerlei ouderdomskwaaltjes hem uit zijn slaap houden. Iedere nacht ligt hij woelend naast me en maakt zo van zijn kuiltje een krater. Zelf blijf ik gespaard van het euvel die mijn leeftijd kan verraden. Het enige wat mij uit mijn slaap houdt is zijn gesnurk. Dat steeds begint als zijn uiteindelijk slapend lichaam in de krater rolt. Ik begreep nooit goed waarom hij zo’n last heeft van de wegtikkende tijd. Ik lig er niet wakker van. Iedere rimpel die ik op de spiegel kan aftekenen is gevormd door mijn lach van de voorbije jaren. De bredere heupen zijn getuigen van het dragen van ons kind. En elk grijs haar bevat wat wijsheid in mijn leven. Verder voel ik me nog steeds, zoals op die avond van zijn vierentwintigste verjaardag, twintig. Tot deze ochtend. Mijn op elkaar schurende gewrichten kondigen een stugge dag aan. Ik voel dat ik niet als andere dagen uit bed zal veren. Door het gebrek aan kracht in mijn verkrampte benen, mijn slapende koude voeten en verzwolgen in het veel te dikke winterdekbed laat ik me uit het kuiltje rollen. Om als een uilskuiken met een harde doffe knal op de grond te vallen. Ik was nochtans gewaarschuwd, door mijn wederhelft in zijn krater, dat deze dag ooit zou aanbreken. De eerste dag van mijn midlifecrisis. Voor de andere helft van mijn leven zou ik me iedere ochtend afvragen hoe ik heelhuids uit bed geraak.

ZINinZICHT.
0 0

In de wereld waarin ik leef

In de wereld waarin ik leef, worden er weinig vragen gesteld. De voorgekauwde zekerheden schuiven er gemakkelijk in en de aangeleerde overtuigingen zitten als gegoten. Naast routineus geplande vrijetijdbestedingen zoals het apathisch staren naar een beeldscherm en/of het verzinken in een verslavende roes, gaat het gros aan levensuren op aan moeten en verlangen.In de wereld waarin ik leef, dreunt op de achtergrond van elk tafereel de alomtegenwoordige toxiciteit als een aanhoudende valse toon. Maar het collectief gehoor is er immuun voor geworden. De chronische donkere benauwdheid wordt gedwee verdragen, als was het een vanzelfsprekende eigenschap van het leven. De connectie met intuïtie en gevoel ligt in duigen. Het gif is in promotie en wordt gulzig geconsumeerd.In de wereld waarin ik leef, is levensleed vruchtbaar zaad voor de toekomst. Het lijkt erop dat transformatie veelal pijn doet. En dat al de moeizaam vergaarde wijsheid gedoemd is om telkens weer vergeten te worden, cyclisch, zoals het licht elke avond opnieuw plaats maakt voor duisternis.In de wereld waarin ik leef, is angst een drijvende kracht. Wankele zielen verschuilen zich onder een verhullende laag van aangeprate drogredenen. De ogen die mij kruisen zijn vensters van lege huizen, aanbellen heeft geen zin. Iedereen is buiten zichzelf, op zoek naar verlossing. Er heerst een blinde bereidheid om zichzelf te verloochenen in ruil voor geruststellende leugens.In de wereld waarin ik leef, wordt ongemak angstvallig bestreden, omzeild en onderdrukt. Mensen willen het lijden en vergaan steeds een stap voor zijn en zouden daar een arm voor geven. Met ingehouden adem proberen ze weg te sluipen van hun eigen schaduw. Daarbij de meest absurde en tegenstrijdige kronkels makend.In de wereld waarin ik leef, is de vrije wil dood verklaard. Men wordt liever veilig gestuurd in plaats van onzeker in vrijheid te leven. Volgzame burgers schuiven gebocheld door zelfverachting aan in moedeloos lange rijen. Wie goed is, krijgt lekkers. Met de naïeve verwachtingsvolle blik van een kleuter wordt er uitgekeken naar instructies van wat kan en mag. De beperkende regels voelen als een tweede huid, een beschermende laag. Maar verstikt de ware essentie die intern leeft.In de wereld waarin ik leef, hou ik mijn hoofd net boven water. Ik poog een evenwicht te vinden in het zowel overstijgen als omarmen van de menselijkheid die mij werd aangemeten. Doorheen de scheuren van de rafelige sluier van auto-mutilerende onwetendheid ontwaar ik de ingenieuze en magische schoonheid van deze aardse ervaring. Het is hier een waar paradijs, eentje met hoge muren en achterpoortjes waarvan de sleutels in omloop zijn. Tijdelijkheid doet deze plaats eer aan.In mijn huis, dat nog in de steigers staat, ontmoet ik zonnestralen met een herkenbare intensiteit. Het zijn bevestigende leidraden die ik dankbaar door mijn vingers laat glijden. Ook herinneringen aan de bron sijpelen er binnen. Ik heet u, gelijksoortige zoeker met ongenaakbare levens- en scheppingslust, er van harte welkom. Laten we samen ons verheugen over hoe de wereld waarin wij leven aan onze voeten ligt.https://www.karoliendeman.com/blog/2022/2/10/in-de-wereld-waarin-ik-leef

KarolienDeman
20 1

Nieuwe gewoontes

Mijn maatje en ik hadden bepaalde gewoontes en rituelen. Dat kan ook niet anders, als je al zo lang bij elkaar bent. ’s Ochtends bij het opstaan begon dat al. Wie doet wat? Wie doet de gordijnen open? Wie schenkt de koffie in? En, heel belangrijk, wie geeft Stef zijn eten? Dat was trouwens altijd degene die het eerste beneden was. Stef liet daar geen twijfel over bestaan. Ik merk nu dat ik een soort eigen gewoontes begin te ontwikkelen. Een soort van, mezelf opnieuw uitvinden. Ik doe het niet bewust, het gebeurt vanzelf. Beneden komen, koffieapparaat aanklikken, Stef eten, televisie aan. Dat laatste verdrijft voor mij de stilte in huis, daar ben ik nog niet aan gewend. Niet dat mijn maatje zo’n lawaaimaker was maar ik mis zijn aanwezigheid. Natuurlijk zeg ik ook goedemorgen tegen mijn maatje. Eigenlijk hoeft dat niet, hij zit de hele dag in mijn hoofd, maar het is een ritueel. Ergens geeft het ook troost, alsof hij de hele dag met mij meekijkt. Als ik thuis werk, gaat Stef mee naar mijn werkplekje. Hij ligt naast mijn bureau op zijn vachtje. Te snurken. Af en toe komt hij eens kijken wat ik aan het doen ben, hij kijkt soms ook mee tijdens een online meeting, vaak tot hilariteit van de anderen. Het geeft afleiding. Want het gevaar is nu wel dat ik geen pauze neem. Lunch lijkt af en toe overbodig, snel een broodje is ook goed. Gelukkig wil Stef dan wel graag naar buiten dus dan doen we ons rondje. Behalve als het regent natuurlijk, Stef houdt niet van nattigheid. Toch raar hoe snel je je aanpast aan een nieuwe situatie. Het verdriet wordt er niet minder door maar het geeft wel een gevoel van rust. Zelfs het alleen eten wordt gewoon. Nog steeds niet gezellig maar niet meer zo confronterend als in het begin. Het huis begint weer te voelen als mijn eigen plekje. Het huis wordt weer een thuis.      

Machteld
10 1

Naadloos

Ik hoorde het kraken. Of eerder knisperen. Zoals het bevroren gras dat deze ochtend onder mijn voeten werd vertrappeld. Ook zo voelden mijn hersenen toen ik mijn hoofd brak over de vraag wat me vandaag blij maakte. Op deze enige eigenste dag. Ik zocht heel lang tussen de bevroren verbindingen onder mijn hersenpan. Te lang om het een spontaan antwoord te noemen. Waardoor de echtheid van mijn blijheid te betwijfelen viel. Door wie ernaar vroeg. En in de eerste plaats door mezelf. Ik had nochtans kunnen antwoorden dat ik van de dag zelf blij werd. Van woensdag 12/01/2022. Geen palindroomdag. Die was me de komende negenennegentig jaar niet meer gegund. Maar wel een dag waarvan de datum uit slechts drie cijfers bestond. Nul, een en twee. Cijfers die ik al langer meedroeg als mijn favorieten. Aan elke combinatie die ik ermee kon maken hing een herinnering die me gelukkig maakte. En waarover ik uitgebreid kon vertellen. Maar vandaag dus niet. Ik had ook kunnen zeggen dat ik blij werd van de zon die door het dakvenster mijn rug verwarmde. Toen ik op mijn knieën op de koude zolderkamer de plint tegen de muur kleefde. De plint die ik in de verstekbak had gezaagd. Tot op de millimeter afgemeten. En waarbij mijn hart een vreugdespong maakte toen ik tot de vaststelling kwam dat de naad van de ene plint perfect aansloot op de andere. En dan waren er nog de zwaluwen. Die hun vlucht naar het zuiden maakten. Hun zwarte choreografie op de achtergrond van het mistig onder een ijslaagje bedekt landschap geplakt. Ze vlogen synchroon met mijn autorit. Ik beeldde me in in welke landschappen ik met mijn ijzeren ros zou rijden mocht ik mijn weg samen met die van hen verder zetten. Op dat kleine stukje gladde weg maakte ik een wereldreis. Tot waar de zwaluwen mijn weg kruisten voelde ik me vogelvrij. Maar op de vraag waardoor ik vandaag blij werd kon ik dus nog steeds niet antwoorden. Het duurde zo lang dat ik mezelf ondertussen de vraag kon stellen waarom het zo lang duurde voor ik op die eerste vraag kon antwoorden. Doorgaans gaf ik binnen de seconde respons wanneer iemand me vroeg hoe het met me ging. ‘Goed en met jou?’. Met die zin klonk mijn antwoord altijd waarheidsgetrouw. En werd dan ook steeds voor waar aangenomen door wie ernaar vroeg. Waardoor er op het onderwerp niet langer werd ingegaan. Het gesprek schakelde in de kortste tijd over op het weer van die dag. ‘Ja, koud hé’. Ondertussen was mijn grijze massa ontdooid. En sijpelde het antwoord tot in mijn mond. Ik werd die enige eigenste dag blij van de naadloos aan elkaar passende plinten. Maar net op tijd slikte ik die gedachte door. In de milliseconde ervoor besefte ik dat met zo’n antwoord het gesprek zou bevriezen. Waardoor het niet naadloos zou overgaan in een beleefdheidspraatje. Diegene die het me vroeg zou zich een beeld vormen van mijn geestelijke gezondheid. Waar trouwens niets aan scheelde. En zich met een grijnzende lach in zijn mondhoek en een voor zichzelf bevestigend knikje omdraaien. Schuifelend wegschaatsen op de gladde weg om me nooit meer iets te vragen. Dus zei ik maar dat het weer me blij maakte. Ook al vroor het dat het kraakte. Van onder mijn schoenzolen tot onder mijn hersenpan.

ZINinZICHT.
0 0

het regende vandaag

3 januari 2022 Dagboekfragmenten.     Het regende vandaag. Ik nam een tram, vergat mijn bestemming ergens halverwege – was te druk bezig met buiten in het stormweer te verdrinken – en bleef dan maar zitten. Drukte mijn voorhoofd tegen het raam en keek toe hoe Brussel achter het glas helemaal onder water liep, hoe de mensen met dikke winterjassen en haastige passen het voetpad afsnelden, de haren nat, hun schoenen volgelopen. Hoe een meisje schuilend onder de gevel van een vijfsterrenhotel te druipen stond, de mascara al langs haar wangen naar beneden gelopen, haar ene schoentje kwijt.   Twee keer reisde ik van eindhalte naar eindhalte, mezelf afvragend hoe je toch in hemelsnaam een schoen ongemerkt kan verliezen, om vervolgens mezelf te verliezen bij halte zes: Hallepoort. (Ik heb nog gezocht op de mivb site voor verloren voorwerpen, maar daar stonden nergens meisjes tussen.)   -   Brussel is de verdrinking nabij. Het water komt al tot mijn enkels dus ik doe mijn schoenen uit, bind ze rond mijn nek en ga blootvoets verder. Een paar mensen staan op het perron te wachten op een tram die waarschijnlijk niet meer zal komen en doen alsof ze mij niet zien. Ik kies de diepste plas en ga rondjes drijven op mijn rug, kijk hoe druppels zwaar als kwik de lucht uit komen gevallen en proef er eentje met mijn tong. Het wil maar niet stoppen met regenen.   Op het Beursplein branden er nog steeds kerstlichtjes en ik vind er een vis. Een vis met gouden schubben en blauwe vinnen, eentje die bijna even groot is als mijn onderarm en rondzwemt in een plas.   Graag wil ik je vertellen over de vis, een gedichtje schrijven over hoe ik zwom van zuid naar noordstation, maar jij zal me nooit geloven. Daar waar jij bent regent het nooit zo, hier kent de hemel duidelijk meer verdriet.   -   Vanochtend wachtte ik op een tram en het regende en de regen tokkelde zo prachtig mooi tegen de kasseien en het asfalt en ik moest weer denken aan die laatste keer toen je met je haren tegen je voorhoofd geplakt stond te wachten op de zonsondergang zo helemaal natgeregend, en ik moest denken aan hoe mooi je was toen en hoe de regen je wangen kuste en van je wimpers drupte en ik dacht aan hoe je fluisterde dat de zonsondergang het altijd waard zou zijn en ik wilde huilen toen ik je daar zo zag staan in mijn herinneringen, met het laatste zonlicht nog net in je ogen, het liefst huilde ik alle vijf de oceanen terug bij elkaar, verdronk ik mezelf en de rest van de wereld in mijn tranen, ja, ik had zo graag al mijn verdriet voor jou verspild, lieveling, maar het regende en als het regent zijn tranen ook maar gewoon water.             https://flodemeyer.wixsite.com/blub/januari

floo
4 0

Allener

Sommige dagen zijn allener dan andere. Ik heb het opgezocht, het woord bestaat echt. Het geeft ook goed weer wat ik op zo’n dag voel. Dat heeft ook niks te maken met de afspraken die ik heb of met de dingen die ik moet doen. Het is een soort leegte die in mijn ziel kruipt en die maakt dat er een kilheid in mijn botten komt. Op die dagen begrijp ik dat mensen die alleen wonen de verwarming een graadje hoger zetten. Je krijgt de neiging je dikke sokken aan te doen en bovenop de kachel te gaan zitten. Maar het helpt niet, de kou komt van binnenuit. Op die dagen moet Stef een heel eind mee gaan wandelen. Hij wordt van zijn warme vacht afgehaald en hup, naar buiten. Mijn handen diep in mijn zakken, kraag omhoog en lopen. Stef vindt dat op zich niet erg. Zoals gebruikelijk loopt hij mijn route drie keer. Heerlijk om een hondje te zijn. Toch is Stef op zo’n dag veel meer troost dan die kleine man beseft. Onwillekeurig krijg ik toch meer energie van zijn enthousiasme. Ook de frisse lucht doet goed, het waait toch de mistflarden uit mijn hoofd. Weer thuis doe ik dan mijn best om de draad weer op te pakken en te proberen positief in het leven te staan. Meestal gaat dat dan ook wel een stuk beter, zo’n wandeling doet goed, hoe slecht het weer ook is. Natuurlijk moet ik wel zorgen dat ik eerder bij de deur ben dan Stef. Die viezerik banjert overal doorheen en loopt met een grote boog om de handdoek in de garage heen. “Pootjes schoonmaken Stef”, nee, dat is niet zijn favoriete bezigheid. Maar om te voorkomen dat het in huis gaat kraken als je door de kamer loopt, moet er toch flink gepoetst worden. Meestal ga ik dan even aan tafel zitten. Even helemaal niks. Straks ga ik weer aan de slag maar nu wil ik even voor me uit staren. En dan hoor ik de stem van mijn maatje stil in mijn hoofd. “Kom op Mach, jij kunt alles.” Nee hoor, lang niet alles, maar ik doe mijn best.

Machteld
3 1

Alles is heimwee

Alles wat je vast pakt, daar zit een herinnering aan. De stomste dingen brengen een reactie te weeg. Wat doe je met al die spullen. Sommige dingen kunnen weg maar even zoveel dingen wil ik echt niet missen. En dat heeft niks met financiële waarde te maken. Die oude winterjas. Zoveel gedragen. Die oude slippers. Zo versleten. Maar ook de verzameling zakmessen. Iedere vakantie kwam er weer één bij. De verzameling Spaanse messen, zorgvuldig ten toon gesteld. Nooit mee gesneden, daar waren ze te kostbaar voor. Dierbare spullen, ze worden zorgvuldig weggeborgen. Natuurlijk blijven er ook veel spullen gewoon op hun plaats staan. De verzameling Ernie-poppen. De hele slaapkamer staat er mee vol. De karikatuurprent die ik heb laten maken bij zijn koperen jubileum. De verzameling foto’s. Het gereedschap in de garage, zo zuinig onderhouden. Ach, zoveel dingen. Zeker, er zijn ook zaken die weg kunnen. Daar zit geen emotionele waarde aan. Ik hou niet minder van mijn maatje als ik die weg doe. Of de dingen met een vraagteken. De luchtbuks van opa, wat moet daar mee gebeuren. Ik heb geen idee, voorlopig ligt hij nog veilig op zolder. Er zal vast wel een oplossing voor komen. Het heeft ook helemaal geen haast. Herinneringen zijn een ongrijpbaar iets. Ze laten zich niet sturen. Ze dringen zich ook aan je op tijdens momenten dat je er niet op bedacht bent. Soms als een mokerslag maar soms ook als een lentebriesje. En altijd is daar weer dat weten. Het zijn herinneringen, het komt niet meer terug. Alleen de heimwee, die blijft.    

Machteld
9 0

Bouwstenen

Ik heb iets met LEGO! Uren speelplezier hebben deze blokjes mij als kind en tiener bezorgd. Zo heb ik een hele stad gebouwd; van restaurant naar school, tot ziekenhuis; volgens mij was er zelfs een cabaret bij, waarna deze bouwkunsten door de denkbeeldige sloophamer werden gehaald en "het puin" keurig in een lege 15L verfpot verdween.   Als veertiger geniet ik nog steeds van deze steentjes. Ik ben nu gepromoveerd tot AFOL (Adult Fan Of Lego). Al beperk mij tegenwoordig tot de collector’s items, ik kan het niet laten om regelmatig langs de vitrine van de Lego-winkel in Wijnegem – Shop Eat Enjoy te wandelen om het laatste pronkstuk te bewonderen. Afgelopen zondag had ik prijs! Daar stond die dan, uitgestald, als ware het een museumstuk, de replica van een schrijfmachine uit 1864 die gebruikt werd door Ole Kirk Christiansen, oprichter van de Deense multinational. Het katapulteert mij terug naar de lessen mecanografie in de middelbare school en naar mijn gloednieuwe crèmekleurige Remington draagbare schrijfmachine. Ik heb haar heel toepasselijk Remi gedoopt en ze werd mijn kostbaarste bezit. Met de grootste zorg maakte ik wekelijks de zwarte toetsen schoon met een zacht sop. Met dezelfde zorg verving ik het lint zodat Remi haar maagdelijkheid niet verloor.  Dat mijn handen zwart als kool werden tijdens dit proces nam ik er graag bij.   De typeles werd mijn lievelingsvak; niet door het monotoon getokkel en het om het snelst typen maar het was vooral een handig excuus om mijn hoofd leeg te kunnen maken en te dagdromen van een carrière als scenarioschrijver in Hollywood. Pagina's vol heb ik geschreven, de ene zin al vloeiender en coherenter dan de andere. Drama was de rode draad doorheen mijn verhalen. Gebroken gezinnen, eenzaamheid, kleinburgerlijkheid, allemaal zaken die ik dagelijks kon waarnemen en die mij raakten. Tinseltown was te bling bling voor mij. Verder dan een sporadische bijdrage aan de universiteitskrant ben ik niet geraakt maar schrijven blijft een constante in mijn leven.   Op dit hebbeding van 200 EUR kan je weliswaar niet typen, toch is het een sierlijke herinnering aan een jeugd gevuld met creativiteit en een zeer levendige fantasie terwijl ik word aangespoord om mijn hersenspinsels op papier te blijven zetten. En dat is onbetaalbaar. Ja, met LEGO mag ik terug kind zijn.

Mephis
0 0

Vlindervingers

Aan de rechterkant van mijn hoofd, zo’n 10 centimeter erboven, hoor ik mijn souffleuse. Als het gevloeide even stokt, rond zich tast, geeft ze mij woorden in. Soms ben ik dicht of lui en dan verpakt ze de inspiratie van het moment. Voor later. Hoeveel van die pakjes er zo al verloren zijn gegaan. Het is een proces dat soms voelt als het verplaatsen van een dood paard, log en moeizaam. Weliswaar ritmisch verlicht door opstoten van treffende woordstromen. Plots ingevallen en al zeulend gevonden, staan naadloos en precieus geschikt naast elkaar. Het puzzelen en polijsten occupeert, doet mij verzinken in het behaaglijke creatorsvacuüm. De essentie bestaat uit het vormgeven en naar mensenmaat reduceren van de abstractie en onoverzichtelijke weligheid van het innerlijk wezen. Een vertaling van het onuitspreekbare. Woordkeuze staat op gelijke voet met inhoud en enig gevoel voor esthetiek is, wat mij betreft, onontbeerlijk. Bladvulling kan wel verzadigen, het is echter de verrassende complexiteit van de smaak die de doorslag geeft. En alle leegtes liggen overwogen gezaaid, in omarmende cirkels. Het zijn zij die met verdeling alles bij elkaar houden. Urenlang naar binnen staren, dwalen en draaien in een vergeten lichaam. Het schrijven is een scheppende schijndood die niet gepland wil worden en zich opdringt, persistent aandringt. Het noodzakelijke spreken dat geen woord waardig genoeg acht. Omgezette peinzingen die bleke vlaktes ontwijden. Gekiemd in zelfklevende reflecties en met bloeitijden die mij hele winters gewichtloos doen uitzitten. Mijn woorden dwarrelen voorbij andermans forten, uitgezonden om herkenning en afgebakende verbinding te vinden. Het zijn passanten die kleine briefjes tussen poreuze stenen moffelen. Dragers van dubbelzijdige spreuken en oneven gedachten. Vlindervingers geven de richting aan, dansend in een klare missie, steeds opnieuw de bestaansdiepte in.

KarolienDeman
30 0

De teleurstellende kunstwereld

Kunstonderwijs, dat was voor mij een vanzelfsprekendheid. Het was het transcendentale aspect van kunst dat mij aantrok. Hoe kunst de grenzen van het alledaagse kan overschrijden. En tegelijk daarmee het alledaagse op ongeziene wijze zichtbaar maakt.  Met de kunstenaar als onderzoeker en interpretator, gezegend met een geest die het voor de hand liggende steeds een stap voor is. Deze persoonlijke definiëring kleurde de keuze van mijn studietraject. Van mijn ervaring met het kunstsecundair onderwijs rest er enkel nog eelt op mijn ziel. De opleiding schoot schromelijk tekort omdat de waarde van het creatief denkend brein werd onderschat. Het kso is als een restafvalbakje waarin de leerlingen die zich niet vlekkeloos in het onderwijssysteem laten gieten worden gekieperd. Men reduceert kunsteducatie tot veredelde handenarbeid en plaatst het onderaan de sociale ladder der studierichtingen, op gelijke hoogte met het beroeps en technisch onderwijs. Ik zat het uit, zes ellendige puberjaren, met mijn hoop en verlangen gericht op meer verzadiging in het hoger onderwijs. Daar kon ik uiteindelijk smullen van vakken zoals filosofie, psychologie en literatuur. Vakken die mij ook evidente input hadden geleken tijdens mijn middelbare opleiding. In de hoge school is kunsteducatie weer serious business. De marginale positie van de kso-er wordt prompt ingewisseld voor de status van iemand die het zich kan permitteren om hogere studies te doorlopen in een vakgebied dat in essentie enkel als spielerei in de zijlijn van het echte leven bestaat. Alleen wie het overleven heeft overstegen, heeft de tijd en ruimte om diepgaand over kunst te contempleren. Van de vele door studenten opgezette toonmomenten in de aanwezigheid van koffie slurpende juryleden, grootmeesters in gewichtig doen en bedenkelijk kijken, leerde ik dat een hoge score vaak school in de overtuigingskracht van de presentatie en niet zozeer in de kwaliteit ervan. Charismatisch gelul gehuld in een hip kunstenaarsjasje van pedante onverschilligheid haalde het vaak van een kwetsbaar oprecht onderzoeks- en ontwikkelingsproces. Er werd languit gekauwd op het concept achter de bewegingen van de maker, dewelke men graag vertaald zag in een zo droog en complex mogelijk uitgeschreven filosofisch essay. Ondanks het gevoel onder een elitaire stolp te vertoeven, smeerde ik de hogere kunstopleiding breed uit over mijn twintigerjaren en verteerde zowel een master, postgraduaat als lerarenopleiding. Totaal vervreemd van de praktische realiteit en gebrainwashed in mijn ideeën van wat kunst en het kunstenaarschap eigenlijk inhoudt, opende ik samen met mijn voormalige partner een kunstgalerij waar we laagdrempeligheid met kwaliteit trachtten te verenigen. Het was tien jaar lang op verschillende vlakken een mooie oefening in het worden van wie ik vandaag ben. In een wereld waarin namedropping een sport is, gelakte puntschoenen en opzichtige brilmonturen inspiratieloze uitingen van artistieke apartheid zijn en cirkels bewust klein gehouden worden, heb ik niets (meer) te zoeken. Mijn weerstand wordt in het licht van de huidige crisis alleen maar bevestigd, want ook nu lijkt het zelfzuchtige behoud van status en de exclusieve bubbel de koers van de kunstwereld te bepalen. Gedwee worden de absurde en discriminerende maatregelen van de overheid opgevolgd. Men laat zich voorliegen, muilkorven, isoleren, commanderen en chanteren. Ziel en gezond verstand worden voor een appel en een ei verkocht zodat de show onverstoord door kan gaan. Want de plannen waren al gemaakt, de contracten reeds getekend. Ook in de kunstwereld, staat succes gelijk aan een drukke agenda. Er rest geen tijd om plots opdoemende barsten in het systeem nader te onderzoeken. En als scheuren kloven worden, dan zijn er de talrijke drogredenen om deze tot de laatste snik te overbruggen en negeren. Geoccupeerd en afgeleid door de kleine warme interne keuken, heeft de hedendaagse kunstenaar en zijn entourage niet gemerkt dat ook zij gehypnotiseerd werden door het verhaal dat in de marge van hun verheven wereldje stond te flikkeren. Het storende en onvermijdelijke poppenspel krijgt een boze blik toegeworpen, maar helaas wel voor waar aangenomen. Mits het toepassen van opgedrongen aanpassingen waarmee een resem grenzen en rechten worden overschreven, krijgt men de toelating om zichzelf weer vrolijk te verliezen in zoete dikdoenerij en de verkoop van gebakken lucht. En daar lijkt men zich warempel gelukkig mee te prijzen, want halleluja, de deuren van de sacrale white cubes mogen weer open. Ik ben er mij bewust van dat mijn relaas hier door verdomd korte bochten vliegt, wat enkel maar bijgedragen heeft aan de ontlading en het plezier van dit schrijven. Ondanks de teleurstellingen die de zich consequent afzijdig houdende kunstwereld mij bracht, blijft mijn creatiedrang en liefde voor kunst onaangetast. Enkel mijn reeds gehavende beeld van gerenommeerde kunstinstellingen en hun aanhangers is verder de dieperik ingetuimeld. Dit is een tijd waarin de onderliggende structuren en hun mankementen bloot komen te liggen. Het rammelt en kraakt langs alle kanten en status biedt niet langer een betrouwbare houvast. Het ziet ernaar uit dat ook de kunstwereld dit op hardhandige wijze zal moeten ondervinden.https://www.karoliendeman.com/blog/2022/1/3/de-teleurstellende-kunstwereld-onverstoorbaar-afzijdig

KarolienDeman
33 1