Zoeken

EEN OOGJE TOEKNIJPEN VOOR DE SLAAPTREIN

Het is de derde keer dat ik een nachttrein neem. Na die van Parijs naar Milaan en de bekende Caledonian Sleeper van Londen naar Edinburgh, nam ik de SJ Nightjet van Stockholm naar Hamburg. Zo'n slaaptrein is praktisch, gezellig, origineel ingericht, charmant en komt niet te vergeten vaak met prachtige uitzichten, waarbij je de wereld aan je voorbij ziet gaan, niet zoals op het vliegtuig. Ze bestaan al bijna twee eeuwen, slaaptreinen, en hoewel ze maar zelden echt luxueus zijn, heeft zo'n ligwagen altijd een bepaald cachet. Het tafeltje dat openklapt en waaronder een kleine lavabo zit verstopt, inclusief warm water, zeephouder en spiegel, het laddertje dat je kan nemen om het bovenste bed te bereiken, de compacte douches... Het enige nadeel is dat ik op geen enkele van deze treinen al een oog heb dichtgedaan. O, wat benijd ik diegenen die vrij zijn van angsten en geen moeite hebben om de controle uit handen te geven. Zo'n slaaptrein heeft evenwel alles wat je nodig hebt, afhankelijk van hoe luxueus je wil reizen. Zo kan je ook gewoon een zitplaats reserveren voor een luttele 45 euro als je gemakkelijk de slaap vindt rechtop zittend tussen vreemden die allerlei bizarre nocturnale tics blijken te hebben, zoals het produceren van eetgeluiden zonder daarbij voedsel te nuttigen. Ik wou dat ik daardoor kon slapen, maar ik weet wel beter. Daarom heb ik een coupé voor twee personen gereserveerd en wat dieper in mijn zakken getast om de nacht helemaal alleen door te brengen. Het is niet dat ik zo asociaal ben - in de vijf uur durende rit tussen Hamburg en Kopenhagen heb ik bijvoorbeeld een heel aangenaam gesprek aangeknoopt met een Brits gezin - het is gewoon dat ik graag op mezelf ben. De trein zou 's ochtends in Berlijn arriveren rond half negen, maar ik moet er in Hamburg uit om zes uur. Daar heb ik de conducteur meteen bij het opstappen van vergewist en het was duidelijk dat hij het door mij geschetste doemscenario dat ik me zou verslapen niet kon bevatten, waarschijnlijk omdat hij een Duitser is. 'Don't worry, sir, ve vill vake everyone forty minutes before arrival' zei hij in onberispelijk Allo-Allo-Engels en hij dacht er het zijne van. Hij heeft meer wallen onder zijn strenge ogen dan een boom jaarringen en ik vermoed dat hij dit al heel lang doet. Dat stelt me op een vreemde manier gerust. Ik geef mezelf een schouderklopje - wat niet eenvoudig is. Het is goed, ik heb mijn alarm gezet op zéér luid én mijn persoonlijke Duitse wekker. Maar de slaap komt niet. Er zijn te veel geluiden waarvoor ik nog een verklaring moet zoeken. Of ik moet er nog aan wennen. Misschien zijn dit de normale geluiden, maar dat kan ik onmogelijk weten. Geef jezelf toch even de tijd om tot rust te komen. Lezen gaat niet meer, je hebt Kundera's meesterwerk (eindelijk) verorberd tijdens de heenreis en je wilde geen tweede boek nemen omdat je ging schrijven. Maar schrijven, daar heb ik nu de energie toch niet voor. Speel dan een dom spelletje op je telefoon, dat kalmeert. Of dat leidt tenminste af. Na een tijd stoppen we. De trein houdt nogal lang halt, dus ik moet wel uit het raam kijken wat er zich buiten afspeelt. Het is plots ook erg warm. Met ogen waarin Morpheus al enkele naalden prikt tuur ik door het venster. Er valt bitter weinig te beleven daarbuiten dus na een kwartier gapen doe ik een tweede poging om te slapen. De geluiden die ik al de hele tijd hoor en waaraan ik ondertussen gewend ben geraakt, veranderen plots. Hoe kan dat? Is de motor stuk? De motor is stuk. Nee, mijn wagon is losgeraakt! Ga toch slapen sukkel. Derde poging. Rijden we nu niet heel snel? Deze trein heeft toch 180 km/u als maximale snelheid? Dit voelt sneller, te snel. Ik probeer mezelf eraan te herinneren dat ik niet misselijk word op treinen, enkel op bussen in Zwitserland. Maar hoe harder je denkt dat je niet misselijk mag worden, hoe sneller je vindt dat de slaapcabine wel erg krap voelt, en er precies heel weinig lucht is, en er kan geen raam open. Ademen, in en uit. In en uit. Langzaam. Nog een slok van het gratis aangeboden brikje water, denken dat dat helpt. Als ik nu niet begin te slapen, word ik misschien niet op tijd wakker, zelfs niet als die zombie me wakker komt maken. Slaap godverdomme! Het is een slaaptrein! De trein komt tot stilstand vlak voor Malmö. Uiteraard weet ik dat omdat ik helemaal niet slaap en stiekem mijn rolluik voor de zevenenveertigste keer naar boven heb getrokken. Opeens hoor ik de klik van de intercom, gevolgd door slechts één woord: 'control'. Ik check of ik mijn papieren binnen handbereik heb, zoals de conducteur vier uur eerder vriendelijk had verzocht, al weet ik dat ik dat heb gedaan. Nu mag ik uiteraard niet in slaap vallen, ze komen meteen op mijn coupé kloppen om te verifiëren of ik geen gezochte crimineel ben. Het duurt heel lang en Morpheus is de strijd aan het winnen. Dan zie ik op het mistige perron van Malmö een lange kale man met rode bomberjas in de boeien. Hij wordt weggeleid door twee agenten, terwijl hij onhoorbaar hoofdschuddend zijn ongenoegen uit. Hij wordt schaapachtig gevolgd door een jonge kerel met zwart kroezelhaar die eveneens geboeid is maar niet tegenpruttelt. Ik herken hem als de jongeman naast wie ik mijn Zweedse balletjes met rode bessen heb gegeten in de restaurantwagon. Verder blijft het stil. Ik wacht, en check nog eens de afstand tussen mijn gestrekte arm en mijn officiële papieren, maar niemand klopt op mijn deur en na meer dan een uur vertrekt de trein weer. Slapen dan maar. Waarom hebben ze eigenlijk niet bij mij gecheckt? Hoe kunnen ze ervan uitgaan dat ik onschuldig ben? Misschien beraam ik wel een overval op deze trein. Of wil ik het toestel saboteren zodat al die Zweden, Denen en Duitsers die ongetwijfeld naar de Olympische Spelen op weg zijn, niet op hun bestemming geraken! Als ze niet bij mij geweest zijn, zullen ze ook niet bij een heleboel anderen hebben gecontroleerd. Er zitten met andere woorden potentiële terroristen op deze trein. Hoe kan ik nu rustig slapen? Het is al na één uur, ik moet nu echt slapen om rond vijf uur wakker te worden! Maar stel nu, gewoon hypothetisch, dat er zo meteen een terrorist aan mijn coupé staat, wat kan je dan doen? Zou ik niet even gaan checken waar die hamer hangt, om snel een ruit kapot te kunnen slaan mocht het nodig zijn? Ik besef natuurlijk dat ik aan het confabuleren ben, maar ik stel mezelf terecht de kritische vraag wat idioter is: wél voorbereid te zijn op iets dat waarschijnlijk niet gebeurt of niet voorbereid zijn? Om vijf over vijf neem ik mijn telefoon van het tafeltje om hem vijf minuten later het zwijgen op te leggen. Je eigen alarm uitschakelen net voordat het afgaat, dan weet je dat je niet zinvol bezig bent. Van het inbegrepen ontbijt heb ik enkel het kleine broodje met Erdbeerkonfitüre tot mij genomen, ik had niet zoveel honger. Bovendien zou ik zelfs met grote honger de laktosefreier Mangokäse liever aan mij voorbij laten gaan. De trein stopt na een rit van dertien uur (waarvan één uur vertraging in Malmö door het rapalje dat zich in de wagons had verschanst). De meeste passagiers zien er uitgeslapen uit. Heerlijk toch, die slaaptrein.  

Lennart Vanstaen
31 1

HOOFD, HART en HANDEN

Het kraken van de mesheften onder mijn zolen geeft een verrassend bevredigend gevoel. Bij haar zal dat iets minder het geval zijn, want ze heeft haar schoenen uitgetrokken en ze draagt ze in haar linkerhand terwijl de wind een poging doet onder haar nagelnieuwe regenjas te komen, waar ik alleen maar begrip voor heb, het is er aangenaam toeven. De regenjas hebben we zonet gekocht in een van de opmerkelijk vele regenjassen verkopende winkels aan de bevolkte dijk van De Panne als bescherming voor onze tocht naar Bray-Dunes. We zijn net Frankrijk binnengewandeld, ze wijst naar de eenzame vlaggenstok die moeilijk te ontwaren is vanaf de waterkant, hij steekt net boven de duinen uit. Onze monotone mars staat in schril contrast met ons intense, boeiende gesprek. We hebben het over welke mensen we graag zien en wat die gemeenschappelijk hebben. Het belang van familiebanden en in hoeverre sommige mensen eraan vastklampen als was het een boei in een zwarte, allesverslindende oceaan. We hebben het ook over welke mensen we liever mijden. Mensen die niet oprecht zijn of die denken dat wat ze doen, wie ze zijn of wat ze denken iets uitmaakt. Nu klink ik als een pessimist, maar laat dat net de conclusie zijn van onze conversatie, dat wat zij en ik delen een joie de vivre is zonder weerga, dat we te veel houden van dit leven om alles zo serieus te nemen. En dat menen we heel serieus. Met liefde rollen de namen van vrienden, familieleden en kennissen over onze tongen. We geven elkaar te kennen wat we waarderen in hen, en hoe zij ons zouden zien. Ik zeg haar dat mensen mij soms zien als een (halve) neuroot, een controlefreak, een angsthaas. Gelukkig zien ze me ook als iemand die anderen wil helpen, dingen wil creëren en graag en veel nadenkt over het leven. Je eigen tekortkomingen accepteren en weten wat je als mens te bieden hebt, terwijl je probeert een evenwicht te vinden tussen anderen helpen en jezelf zo goed mogelijk amuseren voordat het allemaal afgelopen is. Als je daarvan uitgaat. Omdat we toch al in een filosofische bui zijn, en ik weet dat zij niets liever hoort dan mijn zweverige gezwets, rakel ik het principe van hoofd-hart-handen van de Zwitserse pedagoog Pestalozzi op, een principe waarmee ik ben opgegroeid in de Steinerschool. Pestalozzi dweepte met Rousseau, hij noemde zijn eigen zoon zelfs Jean Jacques naar de beroemde filosoof. Volgens deze pientere geesten is een kind een kind en geen volwassene-in-wording. Kinderen moeten dicht bij de natuur opgroeien en de baas zijn over hun eigen leerproces. Rousseau is iets analytischer – hij is ook filosoof – en onderscheidt verschillende stadia in het kind-zijn, waarbij de wereld opnemen via de zintuigen voorop staat. Pestalozzi schetst een soort Vitruviusman, de gedroomde mens en burger, waarbij hij een holistisch paradigma presenteert van hoofd, hart en handen. Een mens is pas volledig ‘af’ als hij zowel kritisch heeft leren denken, met zijn handen heeft leren werken maar bovenal, en dat is het belangrijkste, geleerd heeft zijn emoties tot uitdrukking te brengen. Dat klinkt natuurlijk een beetje elitair, maar zij begrijpt goed wat ik ermee wil zeggen. Dat we trouw, eerlijkheid, openheid, vrolijkheid, vriendelijkheid en oprechtheid misschien wel veel belangrijker vinden dan al de rest. Ondertussen wandelen we in het doodse Bray-Dunes. Hoewel er een sfeer van vergane glorie heerst, zegt ze me dat ze zich hier wel ziet wonen. Maar jij niet, zeker? voegt ze er meteen aan toe, wetende dat ik gedij in een bruisende omgeving, ofschoon ik geen people person ben. Dat is het verschil tussen ons, zegt ze. We zijn beiden introvert, maar jij hebt mensen rond je nodig. Christophe Vekeman, wiens ‘Tot God’ ik zopas gisteren uitlas, stelt dat hij mensen niet haat maar ze gewoon niet kan uitstaan. Niet dat dat de conclusie is van zijn laatste boek, waar hij eerder positief uit de hoek komt. Toch neig ik met die stelling akkoord te gaan, hoeveel liefde ik soms ook voel voor mijn medemens. Maar ik heb ze nodig. We zitten op een bankje te wachten op de bus die ons terug naar het Plopsahotel voert, niet dat we daar logeren, maar dat is nu eenmaal de eindhalte. Van daaruit nemen we de KT, oftewel de tram waarop kinderen zijn toegelaten. Stilzwijgend zitten naast haar, ik doe het bijna even graag als niet zwijgend naast haar zitten. We kunnen het ook heel goed, zegt ze zo vaak, samen niets doen. Dan vervallen we in platitudes, zoals we wel eens plegen te doen, maar met een gezonde dosis relativering. En zo hebben we misschien de nodige veerkracht gekweekt bij elkaar. Misschien hebben we die veerkracht louter te danken aan oprechtheid. Dat we elkaar toelaten dingen te voelen, te denken en te doen. Dat we naast een koppel en ouders ook nog mensen zijn met een hoofd vol dromen, een hart vol verlangens en jeukende handen. In al die jaren hebbe we geleerd alles te zeggen, ook de lastige dingen. Blijkbaar kunnen we nu ook al naast elkaar zwijgen, dat belooft voor ons pensioen.

Lennart Vanstaen
6 0