Zoeken

bommelding

Op een miezerige dinsdag in de herfst, rond tien uur, zit ik, Felix Dekeizer, aan de balie van het Nationaal Museum van de Speelkaart. Low C van Supergrass speelt zachtjes op de radio. Collega Eduardo bevindt zich in de keuken of het toilet. Er zijn nog geen bezoekers. Buiten is het redelijk fris. Vanochtend was het mistig. Plots rinkelt de telefoon.   ‘Goedemorgen. Nationaal Museum van de Speelkaart. U spreekt met Felix.’ ‘Ha, onnozele clown! Bonjour! Hoe is’t?’ zegt een man verward. Wat heb ik nu weer aan de hand? denk ik. ‘Goedemorgen. Hoe kan ik u helpen?’ ‘Gij kunt mij niet helpen! Onnozele! Imbécile!’ Ik luister aandachtig. Ik voel me niet beledigd. Eduardo arriveert aan de balie en heeft twee tassen koffie bij zich. Ik leg m’n balpen neer en gebaar met m’n gestrekte wijsvinger voor m’n lippen dat het stil moet blijven. M’n collega zet de radio meteen zachter, knikt en kijkt me veelbelovend aan.  ‘Ge zijt nen dikke imbécile, manneke! Hé, copain, luistert ge nog?’ lalt de beschonken man. Ik noteer het telefoonnummer dat ik op het kleine, lichtgroene schermpje van het telefoontoestel kan lezen: 02/740 74 69. ‘Ik luister.’ Op de achtergrond hoor ik geroezemoes. ‘Ik hem ik nen boem verstopt. ’t Is te hopen dat ge ze vindt, hé, copain.’ ‘Wat heeft u verstopt?’ vraag ik beleefd. ‘Een bom! Onnozele imbécile! Versta de gij geen Brussels? Ik zen niet van de slimste. Ik geef dat toe, maar vandaag is’t feest!’ Ik blijf aandachtig luisteren. ‘Ik drink van mijn rood wijntje, hé. Clown van het museum. Excusez, hé, ça va? Niet inhaken, hé.’ Ik draai me om en kijk naar m’n collega. Ik doe teken en schrijf in m’n logboekje in drukletters: ‘BOMALARM VALS’ gevolgd door een groot vraagteken. Eduardo leest dat. Hij kijkt ernstig en kribbelt met een andere balpen onder mijn woorden ‘wat nu’ gevolgd door een klein vraagteken. Ik kijk hem aan en haal m’n schouders op. Geen van ons beide is al erg ongerust. De Brusselaar vervolgt: ‘Hebt ge het begrepen? Nen boem, mateke. ’t Zal nen explosieve dag worden daar in Turnhout!’ Ik twijfel of ik de halvegare een vraag zou stellen, maar doe het toch. ‘En waarom legt u een bom?’ ‘Daarom!’ roept de man luid, impulsief en opgewonden. ‘En omdat jullie teveel pornografie tentoonstellen,’ vervolgt hij. ‘Ik heb het veurige week nog gezien. Da werk daar van die imbécile … allez … hij is van de Kempen en heeft niks met speelkaaarten te maken. Ik kan nu niet op z’n naam komen. Allez … (lange stilte) … Jef … Jef Geys! ça va? … (korte stilte) … luistert ge nog?’ ‘Jazeker, ik luister.’ ‘Pure porno is dat! Zelfs één van jullie introductiefilmpjes bevat een erotisch getinte scène. Schande! Nondedju! Schande!’ gaat het luider en luider. Ondertussen belt Eduardo, even verderop, naar de lokale politie. ‘Allez, imbécile, ik ga u laten. Nog nen explosieve dag, hé!’ en tot slot ‘ça va?’ ‘Prettige dag verder mijnheer,’ zeg ik vriendelijk en denk Het is overal iets.   Exact vierenveertig minuten later wordt er in Schaarbeek, in de Huart-Hamoirlaan 23, een tweeënvijftigjarige, zatte hoogleraar godgeleerdheid van de K.U.L gearresteerd op verdenking van pover acteerwerk. De tenlasteleggingen staan beschreven in de Strafwet en betreffen de openbare veiligheid en de openbare orde: vals bomalarm en bedreigingen. Wat is er mis met die mens?            

Hubert Grimmelt
0 0

AANSCHEID

Men noemt het 'afscheid', maar het scheiden is niet af. Het is net begonnen en het moet nog een lange weg afleggen. Ik sta helemaal achteraan, niet omdat ik te laat ben, maar omdat er al zoveel mensen zijn. De eulogie weerklinkt reeds en het is koud in de kerk. Ik beroep me op typische dingen die je alleen maar doet omdat je ze kent en niet per se omdat ze werken, zoals in de handen wrijven en ademen, een paar keer opzettelijk rillen en wat wiebelen op je benen. De illusie aan opgewekte warmte die daarbij vrijkomt, vervliegt meteen weer telkens wanneer iemand de deur opent in de zijbeuk. Het kuchen en het snikken van de aanwezigen en de opgerakelde herinneringen van enkele dappere lezers, inclusief de krop in hun keel bewegen zich voort op geluidsgolven die culmineren in een heuse tsunami waar ik sta, waardoor ik overladen word met verdriet, maar weinig kan zien of horen. Een oude vriend heeft het over zijn zachtheid die hem heeft aangeraakt en iedereen knikt instemmend. Hij vertelt ook over hoe zijn vriend een fanatiek sportman was. 'Hij was zo actief, altijd maar gaan fietsen. Maar ook altijd platte band.' Die zalvende woorden laten een lach door de tranen breken. Een troost daalt neer en nestelt zich tussen de stoelen van zijn vrienden en familie als een warm deken in dit kille huis van God. Het is een heel lange dienst. Naast hartzeer heb ik ook pijn in mijn benen. Bij het naar buiten gaan laat ik mijn blik glijden over de bekende en onbekende natte wangen. De mijne zijn droog. Ik ben een man die kan huilen, maar dat gebeurt met films of muziek. Soms ook uit nostalgie. Bij zoiets droevigs als dit houd ik het altijd droog, maar boort het verdriet zich een weg naar binnen, zodat ik aan andere dingen lijd. Verdriet kleeft aan mijn binnenkant en klauwt zich daar vast. Liever zou ik huilen. De frisse buitenwind doet goed, alsof nieuwe hoop komt aanwaaien. Mensen vallen elkaar in de armen. Zelf kende ik hem niet heel goed, maar bij elke omhelzing krijg ik een stukje verhaal op mijn borst gedrukt dat ik niet kende. Iemand omklemt me met zijn zin voor zon en zomerfestivals, iemand anders geeft me zijn enorme passie voor de scouts door en van een derde krijg ik zijn liefde en geduld voor zijn drie dochters tegen het hart gedrukt. Ik weet niet of ik nu meer of minder spijt voel dat ik hem niet beter heb gekend.  (voor Pieter)   

Lennart Vanstaen
21 5

Waar de stijlen in elkaar overvloeien

Waar de stijlen in elkaar overvloeien roep je: eureka! Van latente naar opvallende zelftherapie, gooide ik mezelf naar iets beters. Tussen de vele muren van de instelling, groeit een belangstelling naar jezelf graag zien.  San Diego Serenade van Tom Waits klinkt mijn oren ondertussen in, terwijl massaal veel personages ontstaan in de bufferzone tussen bedenken en vergeten.Hier in dit andere thuisoord, het kleine kamertje waar Dries via zijn laptop poëzie zingt, kan men spreken van een noodzaak. Een noodzaak om een stijlbreuk in gang te zetten, of een noodzaak om er één te voorkomen. Wat er dan per ongeluk gebeurt: een flits, een error: heruitgevonden passie. En ik weet: niemand hoeft ooit nog even mooi te zijn, als jij dat in mijn herinnering bent. Met de herinnering heb je soms voldoende beschikbaar geluk voor je uitgespreid liggen. Met dat beschikbare geluk gedij ik soms op voldoende wijze. Van nature uit ben ik eerder ongelukkig, maar dat is nooit echt een (echte) last geweest.  Jij bent er nog, in de tekst, in de aanslag op de binnenkant van mijn geweten. Ik hoef niets te vergeten om er beter van te worden! Tracht eens naar je eigen voorbeeld fanatieker te worden. Het helpt om momentum uit te rekken. En jij werd er geheel onbevangen uitgeplukt, zin per zin, woord voor woord.Uit de put van de terugval, door de trechter van de thrill of life, moet ik zien hoe jij vertaald wordt, naar iets onbetaalbaars, en er geheel door wordt ingenomen. Ik vind je wel terug als daar nood aan is. Waar ik poëzie probeer te overstijgen, mijmert de lezer dan maar verder. Het vervolg is even waardevol, daar waar de stijlen in elkaar over mogen vloeien.

Dries Verhaegen
20 1

Kerstreclames

Het is weer zover, december, de mooiste tijd van het jaar. Tenminste, als je de supermarktreclames mag geloven. Dit jaar zijn ze weer mooier en uitgebreider dan vorig jaar. Twee eenzame mannen die ruzie hebben, een meisje dat last heeft van prikkels. Gelukkig komt het wel allemaal goed en is niemand alleen met Kerst. Als je tenminste dan je inkopen maar doet bij de supermarkt in kwestie. En je hoeft niet te denken, ik ga naar een andere supermarkt, één die niet van die overdreven reclames maakt, want dat is niet mogelijk. Ze zijn allemaal hetzelfde. Ok, de Aldi, die zegt het geld liever uit te geven aan goede aanbiedingen. Nou, eigenlijk is dat nog niet zo’n slechte gedachte. Want ik kan me ook zo maar voorstellen dat er mensen zijn die naar die reclames kijken en denken, ‘dat kan ik helemaal niet betalen.’ Die mensen zouden ook graag zo’n rijk gevulde tafel willen hebben en Jan en alleman uitnodigen voor het Kerstdiner. Maar dat gaat niet want de voedselbank verzorgt wel eten maar niet op zo’n manier.  Nee, ik begrijp best dat deze tijd zich bijzonder goed leent om lekker bij elkaar te kruipen. Kaarsje aan, drankje, hapje, gezellig. Ik ga dat ook doen hoor. Ik kan alleen niet zo goed tegen het ophemelen en idealiseren van de feestdagen. Je moet met de hele familie aan het diner. Net of dat altijd goed gaat. Je zou de families niet de kost moeten geven waar ome Jan aan het eind van de avond bijna slaags raakt met ome Bert. Omdat ze allebei een borrel te veel op hebben en de familievete weer in alle hevigheid toeslaat. Eigenlijk vind ik dat wel grappig. En dat dan hun vrouwen proberen de boel te sussen. Je kunt mensen niet dwingen gezellige dagen te hebben. Maar goed, dat verkoopt natuurlijk niet. Dus daarom kijken we allemaal naar zoete gezinnen, in allerlei samenstellingen, met kadootjes onder de boom en de meest exotische gerechten op tafel. Ik ben niet alleen met Kerst. En ik ben ook niet zielig. Maar ik mis wel iemand met Kerst. En die stomme reclames drukken me steeds weer met mijn neus op de feiten. Ik zal blij zijn als het allemaal weer normaal is.      

Machteld
7 1

Ten voeten uit

Het begin van alle wijsheid, de eerste stap naar volwassenheid en het einde van de meeste illusies. Dat is zelfkennis. Weten wat je kan en wat je niet kan. Gebreken opmerken aan jezelf en tegelijkertijd je talenten ontdekken. ’t Is natuurlijk een heel karwei om eigen sterktes en zwaktes in te schatten. Iedereen heeft ze, al is de mix telkens anders. Wij zijn allemaal unieke cocktails. Merkwaardige mengelmoezen. Pompelmoezen met of zonder pit, bitter maar toch een beetje zoet, sappig of droog, met veel of weinig vruchtvlees, met of zonder vluchtvrees. Een mens kan immers vluchten voor zichzelf of er net naar op zoek gaan. Zelfbedrog en ontkenning zijn veel gemakkelijker dan de moeilijke ontdekkingstocht naar de kern van het zijn: de eigen ik. Ik ben een lentemens met een zomerwens. Op herfst kan ik niet rijmen en de winter is me te koud, te nat en te glad. Ik heb bijvoorbeeld nooit geschaatst. Zelfs nooit geprobeerd. Als kind besefte ik al heel goed dat het niets voor mij was. Het ontbreekt me aan de nodige concentratie en coördinatie en bovendien ben ik er simpelweg te slungelig en te harkerig voor, vond ik.  Op een al even houterig bankje naast de schaatsbaan zat ik als enige koppig en saai te zijn, want iedereen leek het noodzakelijk te vinden dat ik meedeed en eveneens onbegrijpelijk dat ik het maar niet wilde, of durfde. Laat ze maar lekker lachen en samen dolle pret beleven, dacht ik, ik zie graag vrolijke gezichten. Ik hield het been stijf, schaatste niet en vroeg mezelf heel even af of een koppige pornoacteur het been ’s winters ook urenlang stijf houdt. Daarna kwam ik terug tot de essentie. Ik? Schaatsen? Binnen de kortste keren zou ik op mijn smoel vallen en een of ander lichaamsdeel breken. Ik breek kin, kaak, vinger, arm, been of enkel … of ontbreekt het me enkel aan zelfvertrouwen? Geenszins, besefte ik toen al, als kind. Vroegontwikkelde zelfinschatting en talent voor zelfbehoud, niet meer of niet minder. ‘Jij zou nooit kunnen vreemdgaan,’ zei mijn vrouw onlangs, ‘want ik zou het meteen aan je zien en binnen de twee minuten zou je je sowieso verspreken, flapuit.’ Zoals gewoonlijk probeerde ik tegen te stribbelen. ‘Ik ga al heel mijn leven vreemd!’ riep ik naar waarheid. Iets met mijn ene stijve been dat net iets langer is dan het andere stijve been, of iets ertussenin, al is dat nooit bewezen. Hoe het komt, weet ik niet, maar telkens als ik met iemand ga wandelen, wordt me gevraagd of ik gekwetst ben of waarom ik mank of ongemakkelijk loop. Ow … ‘kunnen vreemdgaan’, zei ze. Zoals zo vaak dringen haar woorden of de juiste volgorde ervan veel te laat door. Ze heeft gelijk. Een scheve schaats rijden is in mijn geval totaal onmogelijk. Ik ben geen schaatser. Een schuinsmarcheerder in het beste geval, maar dan moet je me al heel letterlijk nemen. Ik zet mijn voeten scheef en stap als een houten klaas, maar bij het leger ben ik nooit geweest en gemarcheerd heb ik bijgevolg nooit. Hooguit gestapt en geslenterd.  Nee, ik ben geen vrouwenloper, fuifnummer, bon vivant of losbol. Daar ben ik veel te weinig uitbundig, te rustig en veel te rechtuit en onverbloemd voor. Te eerlijk. Soms spreek ik te veel. Net dat vinden veel vrouwen aangenaam, vooral de niet al te jonge. Ouwehoeren! Over alles praten, bedoel ik dan. Als ik een frituursnack was geweest, dan was ik vermoedelijk een playboy speciaal. Een onhandige en toch bijdehante babbelaar met eigenzinnige, (ongewild) grappige ideeën. Een verleider zonder het zelf te willen, een mentale flierefluiter die niet met zijn fluit denkt, zoiets. Gelukkig ben ik niet waanzinnig knap, anders had ik een kingsize vliegenmepper nodig om ze van me af te houden, de vrouwen. Gelukkig maar.  Gelukkig, maar een beetje raar. Dat ben ik ten voeten uit. Zelfkennis, weet je wel.  

Danny Vandenberk
6 1