Zoeken

Een draagdoek

Weet u welke dag het vandaag is? Naast zaterdag natuurlijk. Ik ga het u straks verklappen. Maar eerst iets over mijn voorval. Tijdens een spelletje padel voelde ik iets knappen in mijn linkerarm. Ik ben linkshandig moet u weten. Het zat niet goed. De radioloog in het ziekenhuis vertelde me dat ik aan een ramp was ontsnapt. Het drong eerst niet tot me door, want ik was in volle bewondering voor het feit dat hij op dat scherm überhaupt iets kon waarnemen. Het zag er eerder uit als een wolkenpartij op een grijze dag. Het bleken mijn armspieren te zijn. "Als het helemaal afscheurt heb je een serieuze operatie aan je been", zei hij nog. Ik kon de woorden 'aan mijn arm zeker' nog net inslikken. Het was niet om te lachen en de man heeft zoiets waarschijnlijk al vaak gehoord. Afwachtend op wat er nu staat te gebeuren moet ik de arm in een draagdoek laten rusten. En afwachtend op de officiële draagdoek stelde mijn vrouw voor om een sjaal van haar te gebruiken. Die moet achteraan wel samengehouden worden. Daar blijkt een clipje ideaal voor te zijn. U kent ze wel, de gekleurde klemmen van Ikea, geschikt om een geopende zak chips of M&M's dicht te houden. Of soepgroenten in de diepvries. En weet je wat straf is? Je gooit zo een klemmetje nooit weg, want als de chips opgepeuzeld is, leg je het clipje terug bij de anderen in de kast. Maar toch geraken ze ooit op en moet je een nieuw stel kopen. Goed gezien van die Zweden. Om terug te komen op vandaag. Laat het vandaag de internationale ‘Linkshandigendag’ zijn. Echt waar, jaarlijks op 13 augustus. Och, het is elke dag wat. Gelukkig ontwaar ik op de sjaal nog een beetje parfum van mijn vrouw. Het maakt het allemaal wat draaglijk.

Rudi Lavreysen
8 1

Kansloze ouwe-lullen-poststress

Ik ben niet meer de jongste, maar je moet mee met de tijd.  Dus wat doe je? Zegt Burbn u iets? Of Systrom? Waarschijnlijk niet, maar op opvolger Instagram gingen zo'n paar honderd miljoen mensen mij voor.Dus wat doe ik?Ik ben niet hip, kan niet fotograferen, maak niets mee. Dus: MCH schrijft een verhaaltje, een paar in de week. Volgens mijn kinderen (die dit medium jaren bevolken en wél begrijpen) is dit kansloos. Ben ík kansloos.En wat gebeurt er? Vrijwel niets, mijn kinderen hebben gelijk: papa is kansloos in de moderne wereld. 25 mei mijn eerste bericht en na de afgelopen maand of drie kan ik concluderen dat deze moderne wereld niet op een verhalenboek zit te wachten. Ik hou stug vol, maar waarom?Dat heb ik onderzocht: Ik noem het de "Kansloze-Post-Stress": de stress om iets te missen met een Post waar niemand op zit te wachten. Stel je voor dat er wél meer dan vier mensen liken? Stel je scoort met een Post 6 likes? Kansloos! Roepen mijn kinderen vanuit de kamer. Maar je weet maar nooit. Stel je voor dat iemand een reactie onder een verhaal schrijft? Kansloos! Roepen mijn kinderen, maar je weet maar nooit. Stel je voor dat iemand je een bericht stuurt (dan hoor je er een ietsieminiepietsie-beetje echtererder bij)? Kansloos! Roepen mijn kinderen, maar je weet maar nooit. Het lijkt op de Lotto: je wint nooit (mijn topper: 15 Euro), en elke keer zit je in spanning te wachten. (Ook hier roepen mijn kinderen, als ik bij de balie van de Primera een lot koop: Kansloos!)  Overigens, die sporadische likes zijn niet van mijn kinderen, stel hun vrienden komen erachter dat ze suffe tekst liken? Daar gaat je imago. Met zoveel bejaarden boven de 20 op Insta, is het al een duffe bedoening, daar hoeft je vader niet bij te komen. Een kansloze vader om precies te zijn.

MCH
16 0

Burenliefde

Het is een late avond in mei. De voetgangersstraat achter ons huis staat vol stoelen en tafels die de buren daar vanuit hun achtertuintjes naartoe hebben gesleept. Een skyline aan glazen en flessen siert het samengestelde tafelblad, tussen de borden en het bestek staan kommen vol oubollige rotzooi zoals borrelnootjes en chips. De kinderen trekken samen met de honden in een grote bende door de wijk, passeren af en toe de tafels om rotzooi bij te tanken. Nuria heeft pizza gebakken, Jesús heeft (zoals zijn naamgenoot lang geleden) visjes geroosterd wier aantallen tijdens het barbecueën op wonderlijke wijze toegenomen lijken. Maar wie bovenal aanspraak maakt op een vergelijking met Onze Lieve Heer is mijn man Alfonso, hij die water in bier kan veranderen en met zijn blauwe ogen iedereen tot zich laat komen.  Veel grond voor bijbelse referenties blijft er echter niet over wanneer de avond overgaat in de nacht en in het licht van de straatlantaarns de diepte van ware burenliefde niet meer te peilen valt. Dan gaat de hand van Alfonso al eens speels over het scrotum van Jesús, of andersom. Tomás, die net in de buurt is komen wonen, lijkt even van zijn melk.  “Oh, dat is allemaal nog niets,” lacht Jesús –wat niet helpt. Maar dan worden de gitaren bovengehaald, en voor Tomás het goed en wel beseft, is hij het middelpunt van de feestvreugde. Hij zingt Spaanse ballades met veel te veel coupletten, en iedereen wiegt mee op zijn muziek. Hij brengt een steengoede imitatie van Joaquín Sabina, het idool van mijn man, en vanuit mijn ooghoeken zie ik Alfonso´s mooie ogen vochtig worden van ontroering. Zodra Tomás de gitaar laat zakken, staat mijn man klaar aan zijn zijde en kust hem vol op de mond.  “Ik zag dat hij het nodig had,” zou mijn man me de volgende dag zeggen. “Die kus. En beetje burenliefde.” En ik weet dat hij gelijk heeft, ik zag het gebeuren. Wie gekust wordt door de man met de blauwe ogen, kan zich onmogelijk nog een buitenstaander voelen. Dat is het wonder wat hier keer op keer geschiedt.

Kathleen Verbiest
57 0

Zitten en knikken

Je vindt ze in de stad, in het bos of op de begraafplaats. Daar zet ik me wel eens op een bankje, vlakbij mijn ouders. Er staan oudere banken met een leuning, waarbij het zitgedeelte ietwat naar beneden helt. De nieuwe hebben enkel een horizontaal zitgedeelte en geen rugleuning. Soms moet je in het leven zelf naar houvast zoeken. In musea zijn ze breder, zodat je rug aan rug met een andere bezoeker kan zitten. Misschien heeft iemand interesse voor het kunstwerk aan de andere muur. Het zitgedeelte is vaak van een zachte stof, zodat je lang kan blijven zitten. In het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen staat al een bankje bij het binnenkomen. Of bij het buitengaan, dat is hoe je het bekijkt. Het museum ligt vlakbij het standbeeld van Willem Elsschot. Hij zit met een boek op een stoel en kijkt over het Mechelseplein, in de richting van het café ‘In den boer van Tienen’. Na het museumbezoek zaten we op dat bankje. Onze vriendin was nog in het museum. Het was iets na de middag. Altijd een kwaad moment. Onze pa deed na het middageten ook altijd een dutje. “Efkes knikken”, zei hij dan. Twee minuten later sliep hij. Het is bij mij niet anders. “Jij kan overal slapen”, zegt mijn vrouw als ik het moeilijk krijg. Maar meestal hoor ik dat niet meer, omdat ik al slaap. “Ge hebt serieus gesnurkt”, zei mijn vrouw. Overdreven wellicht, maar het zal een zicht geweest zijn, met dat hoofd dat alsmaar naar beneden dreigt te vallen. Alsof het losstaat, zoals bij een pop aan een touwtje in een poppenkast. De man aan de balie werd net afgewisseld door een collega. Ik zag hem naar mij wijzen. Ik hoorde niet wat hij vertelde, maar ik heb vriendelijk geknikt.

Rudi Lavreysen
15 1

Knie

  In gedachten zink ik weg tussen een toast advocado met omelet/spek en rucola. Ik besluit m'n gedachten vorm te geven en stap een eetzaak bij me in de buurt binnen.   Een jong, vriendelijk meisje is snel bij me om m'n bestelling op te nemen. 'Doe mij maar zo'n bruine toast met rucola en spek/omelet', zeg ik tegen haar.   Lang wachten zal het niet worden, denk ik als ik even om me heen kijk. In afwachting van m'n toast neem ik even een vleugje krant erbij. Ik lees dat een Feyenoord supporter een crowdfunding heeft georganiseerd zodat de club een speler zou kunnen aankopen, maar volgens de regels mag je geen spelers aankopen met het geld van een crowdfunding. Regels, die zijn toch nergens makkelijker te omzeilen dan in het voetbal, toch? De man heeft 51.000€ ingezameld en de speler in kwestie moet 4miljoentjes kosten. Een voetbalspeler kost nu eenmaal het veelvoud van een huis. Ik weet ook niet wie die regel heeft bedacht. De voorzitters van de clubs beschikken ook niet altijd over de meest ethische normen en waarden. Maar goed, de man van de crowdfunding krijgt doodsbedreigingen van medesupporters die hem betichten van oplichting. In hun gedachten ligt de man met hun geld tussen blootwuivende palmbomen, omringd door alles wat z'n gulzige mond begeerd. 'Blootwuivende palmbomen', niet eens een bestaand begrip, maar de mens struikelt wel eens over zijn woorden als hij het gevoel krijgt dat er geld uit z'n zakken wordt geklopt.    Wat verder lees ik dat Johnny Depp z'n ex-vrouw heeft verkracht met een lege fles drank onder invloed van cocaïne en wijn. Goed om weten dat Johnny dusdanig ver van zichzelf verwijderd was om dergelijke daden te realiseren. Of wil z'n ex een miljoentje meer uit Johnny's krent nijpen met haar verhaal? Wie zal het zeggen. De media doet haar job, de rest lijkt bijzaak. Nu ik meester van al deze info ben, lijkt verlichting van geest me weer wat dichterbij.   Ondertussen stapt het jonge, vriendelijke meisje op me af met m'n toast. De krant leg ik wijselijk aan de kant zodat ik zeker niet op het idee kom om Johnny's gedrag te kopiëren met m'n toast, maar het meisje mag gerust zijn, ik heet niet Johnny, maar Seppe.   Terwijl ik geniet van m'n toast, stapt er een relatief kleine man binnen. Uiterst verzorgd, afgeborsteld tot in de puntjes. De veters van z'n schoenen zijn symetrisch geknoopt en z'n haar heeft veel weg van een perfect opzetstukje dat hij iedere avond ostentatief op z'n nachtkastje legt. Prominent begint hij te vertellen tegen de man achter de toog hoeveel last hij heeft van z'n knie. Over ontstekingsremmers die hij moet nemen, tot de last die z'n knie hem bezorgd tijdens het verorberen van een 4-gangenmenu. Even zie ik zelfs z'n hoofd in een knie veranderen, maar dat is pure schijn, m'n fantasie wordt meester over me.    In spirituele/oosterse denkwijzen gaat men vaak op zoek naar onderliggende oorzaken van bepaalde symptomen/ziektes. Ik las er al wat over en vond er wat waarheid in terug voor mezelf. Right, die vind je ook in horoscopen. Knieletsel zou staan voor 'koppige trots, arrogantie en onbuigzaamheid. Hard en onverzettelijk. Niet willen toegeven.' Ik heb zelf ook last van m'n knie en heb wel eens schuldig gepleit aan koppige trots en niet willen toegeven. Op de andere peilers scoor ik dan weer wat lager. Ik mag niet oordelen, maar als ik naar de de man z'n haar kijk en me bedenk hoe hij het s'avonds op z'n nachtkastje legt terwijl z'n vrouw zucht, schiet 'ombuigzaamheid' me door het hoofd. Nadat hij z'n verhaal tegen 3 mensen achter de toog heeft gedaan en 1 dame voor de toog, stapt hij naar buiten met z'n broodje préparé. In m'n ooghoek zie ik een ombuigzame trek rond zijn mond. Of slaat m'n fantasie weer op hol?   T'is vrijdag en de zon schijnt, da's ook al iets.

Sepschrift
6 1

Voorwaardelijk

"Maar ge zegt het toch!", riep ik naar de beeldbuis. Mijn huisgenoten keken zelfs niet meer op. Ze herkennen die specifieke toon als ik mijn stem verhef naar iemand op tv. Bovendien zagen ze me al wijzend aan het tv-toestel zitten. Ook dat scheelt in de perceptie. Het roepen gebeurt als iemand het antwoord op een eenvoudige vraag niet kent. Of een politicus met enerzijds, anderzijds en tenslotte niets. Of - zoals in dit geval - iemand die alweer dezelfde zin uitspreekt. Een zin waar ik me al enige tijd aan erger. Een bijzin van slechts drie woorden: 'Ik zou zeggen'.  Ze gaan telkens een zin vooraf waarin ze het gegeven dat ze 'zouden zeggen' daadwerkelijk uitspreken. Laat me de man op tv citeren. U kent hem ongetwijfeld. Het is een Nederlandse hoofdpersoon uit een realityreeks (nou ja) waarin een koppel (nou ja) een kasteel koopt of pretendeert geen cent te hebben, terwijl ze voor hetzelfde programma vet betaald worden. Nou ja. U kan zich het beeld en de stem ongetwijfeld voor de geest halen. "Ik zou zeggen lieve mensen, laten we er een feestje van maken." Beste vriend, je zegt het toch. Dus die 'ik zou zeggen' is volkomen overbodig. 'Ik zou' is voorwaardelijke wijs, maar als je het uitspreekt is het niet meer 'voor waar', maar 'waar'. U moet er eens op letten. 'Ik zou zeggen' is alomtegenwoordig. Zeker bij het gesproken woord. Op tv, bij feestjes, in toespraken. Telkens als tussenzin. Beeld je in wat een tijd we (zouden) kunnen besparen. De receptie kan sneller starten. Het programma is sneller afgelopen. Ik zou zeggen: doen! "Ge kunt ook niet kijken", zei een stemmetje in mijn hoofd. Het laat regelmatig van zich horen. "Of schrijf het van u af." "Daar zegt ge zoiets", zei ik. Zo gezegd, zo gedaan.

Rudi Lavreysen
9 0

Verloren

Dezer dagen hangen in Brussel Centrum halfgrote affiches, op alle hoeken en de meeste palen, soms met foto’s, soms alleen met tekst, in kleur of zwart wit zoals een goedkope print en waarop mensen hun wanhoop uiten omdat ze iets of iemand verloren hebben.             Of is het verloren zijn?              Snoopy, Punch, Lady en Mirza. Allemaal in de Schildknaapstraat. Verderop, bijna aan het Muntplein, Tijger, Spoetnik, Garfield en Catherine. Een hond, een kat, een viervoeter, een vrouw? Er worden beloningen uitgeschreven maar nergens vermelden de wanhopigen wat die beloning nu juist inhoudt. Het kan 50 euro zijn, dat is een beetje zoals de lotto winnen in een doorsnee gezin dat regelmatig een euro of twee inzet. Voor dezelfde moeite krijg je een doos pralines ‘Made in China’ of een fles goedkope wijn. Erger zijn de schouderklopjes, de ingeoefende tranen en de dank-je-wel-merci-beaucoup beloningen. Daar kan ik écht niet van leven.             Toch blijf ik het vreemd vinden dat mensen Brussel bekladden met zoveel vragen. Aan het Sint-Katelijneplein had ik er ook een tiental opgemerkt toen we afgelopen vrijdag in Restaurant de la Bourse, bij Adil en Sofiane, mosselen zijn gaan eten die er niet waren. Een huisdier, ik kan het nog begrijpen, maar een halsketting? Een portefeuille? Een boek? Een Delhaize boodschappentas? Of zoals vandaag nog: een zetel, een computer, een staanlamp en een paraplu – hartje zomer nota bene!             Het meest vreemde vind ik de hartrubriek in mijn stad van verloren voorwerpen. Een hart, zoals in: ik heb mijn hart aan haar verloren. Maar ook de tijd zoals in: ik verlies mijn tijd. Zichzelf: ik heb mezelf in deze relatie verloren. Het weekend zoals in: ik heb dit weekend niets gedaan, het is een verloren weekend geweest. Een ontmoeting zoals in: wat een tijdverspilling deze date. Een ziel zoals in: ik heb mijn ziel aan de duivel verloren. Een oog zoals in: ik ben hem uit het oog verloren. Een job zoals in: ik ben ontslagen, ik heb mijn werk verloren. Een moeder zoals in: ik heb mijn moeder tien jaar geleden verloren. Punten zoals in: ik heb flink wat punten verloren door mijn onoplettendheid in de klas. Geld zoals in: ik ben in deze weddenschap heel wat geld verloren. Maagdelijkheid zoals in: gisteren heb ik voor de eerste keer seks gehad en het was met die knappe buurjongen maar ik ben zijn naam vergeten. Bij hem heb ik mijn maagdelijkheid verloren. Het hang er allemaal en nog veel meer.             Waar hebben sommige mensen toch het hoofd? Zelfs het hoofd wordt verloren, zoals in: ik wist het niet meer, ik was compleet het hoofd verloren. Lopen die mensen dan verder in het leven zonder een hoofd op hun lichaam? Ik zie ze toch niet, tenzij ze natuurlijk binnenblijven en aan auto-bodyshaming doen.             Als we altijd alles voortdurend verliezen, wat hebben we dan nog over? Waarom dragen we niet meer zorg voor onszelf, waarom letten we niet beter op wat van ons is? Betekent het dat we alles altijd en overal bij anderen verliezen en domweg vergeten weer mee te nemen? Neem nu het meisje dat haar maagdelijkheid is verloren. Gaat ze de volgende dag terug om haar maagdelijkheid weer op te halen? Je ziet dat maagdelijkheid een illusie is, toch?             Gelukkig kan je in de meeste gevallen dat wat verloren is, weer terugvinden. Meestal in een andere vorm, zoals een andere job. Het blijft een job maar het is eens iets anders. Ook een hart kan je terugvinden door iemand anders te ontmoeten. Geld maakt schommelbewegingen en een overleden moeder komt nooit meer terug. Verloren jaren is pure nostalgie, heimwee naar je échte leven. De verloren jeugd behelst een volledige generatie die er wat fluïde en vervelend bijloopt. Saaie mensen, ik zeg het je!             De vergetelheid siert de mens. Vergetelheid vervolledigt de mens. Wat verloren is, is verloren. Wat weg is komt nimmer weer. Berusting heelt. Het is allemaal hernieuwen en herbronnen. Het is eens iets anders uitproberen. Het is leren leven met verlies, ook al is het maar maagdelijkheid.              Veel meer valt er niet over te filosoferen. Ik weet niet hoelang de affiches zullen blijven hangen, ze blijven maar komen en komen. Wat zeker is, is dat je het werkwoord kan vervoegen én met hebben én met zijn. Laten we ook taal koesteren.

Erwin Abbeloos
9 0

Parkeerflap

Ieder werkend mens krijgt er vroeg of laat mee te maken: een reorganisatie. Ook wel geïntroduceerd als organisatieverandering of vernieuwing. Welke versie je krijgt is afhankelijk van het budget en de mate van invloed van de ingevlogen verandermanager. Voorafgaand aan het hele proces wordt de werktitel zorgvuldig gekozen tijdens een denktank met pokebowl. Bij ons kwam de volgende parel uit de projectteam-koker: “de passende organisatie”. Daarbij gaan we naar een platte(re) organisatiestructuur met zelfsturende gebiedsteams. Zijn er nog vragen? In week 16 werd duidelijk dat de term “zelfsturend” teveel vragen opriep en werd er verder veranderd onder de noemer “zelforganisatie”. Ook die term bleek achteraf toch wat onhandig gekozen dus werd in week 33 van het (op de oorspronkelijke planning uitlopende) veranderproces het hoopvolle “optimale regelruimte” geïntroduceerd. Blijven we wel even allemaal aangehaakt? Iedereen aan boord? Out of the box denkend in je optimale regelruimte? Okay! Want zo verlopen verschillende werkprocessen lekker lean, zitten we dichter bij de klant die een fantastische customer journey heeft en kunnen we ontschottend gebruik maken van elkaars expertise. Juist. Vaak wordt het nieuwe werken begeleid door snelle corporate professionals in maatpak en gaatjesschoenen. Nog vaker hebben zij totaal geen idee hoe de praktijk van de mensen wiens werk zij op het punt staan te verbeteren, er dagelijks uit ziet. Dat weerhoudt ze er echter niet van om te overdonderen met hun baanbrekende knowhow. Met bijbehorende termen waar eigenlijk niemand, behalve zij zelf, van onder de indruk is. Onboarden is namelijk gewoon iemand inwerken, lean kun je ook best efficiënt noemen en met een quick win bedoel je een haalbaar korte termijn doel. Zeg dat gewoon. Vaak wordt zo’n term ook tussen neus en lippen door gedropt waardoor er altijd wel iemand vraagt “Ehm… dashboard? Wat bedoel je daar precies mee?” Dít is het moment waarop de verandermanager pas echt tot zijn recht komt. Gemoedelijk glimlachend verexcuseert hij de vraagsteller voor haar gebrek aan kennis. “Een dashboard is dus een online omgeving waarin we met visuals, facts en data je scherm vullen” knipoogt het pak met gaatjesschoenen. Een overzicht dus. Zeg dat dan!  Mijn opmerkingen over het zorgwekkend uitblijven van visie op zoiets basaals als de factor “tijd”, belandden op de parkeerflap. Die hing in een hoek.  Ik wordt er wel eens moe van. Iedere 10 jaar gooien we volledig het roer om; managementlagen eruit en nieuwe termen erin, gaan we van “vangnet naar springplank” en visualiseren we die stip op de horizon. Eerst ontstaat er dan een periode van volledige verwarring en chaos en als we daar dan net aan gewend zijn, beseffen we dat de oude werkwijze er om een goede reden was en we die niet zo radicaal overboord hadden moeten gooien. Dan gaan weer behouden wat goed is en hervormen wat moet. We houden met de benen op tafel sessies en heidagen om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. We doen mee aan klankbordgroep, werkgroep en vormen projectteams om enorm geïnspireerd de ontbijtsessie te verlaten met de valse hoop dat t nu dan echt anders wordt. Maar ach, valse hoop doet leven.

Marleenvandecamp
19 1

Over meditatie en constipatie

"Meditatie duwt je met de neus in de stront. Als het dat niet doet, dan is het louter zelfhypnose." Meditatie beloofde een kosmisch bewustzijn, maar leerde me slechts dat ik een rioolstelsel op pootjes ben. Toen ik twee jaar geleden een meditatie-app downloadde verwachtte ik nochtans dat mijn hoofd altijd zou uitdeinen. Die belofte werd immers geëvoceerd door de naam van de app – Headspace – en door de kalme stem van Andy Puddicombe – meditatiecoach, public speaker, voormalige Boeddhistische monnik en gewiekst zakenman. Voor Andy – zoals ik hem iets te vriendschappelijk noem – is meditatie een kwestie van wolken en blauwe lucht. De wolken zijn de gedachten, gevoelens en gewaarwordingen die opduiken in de geest. Ze zijn talrijk of schaars, vormen dikke stapels of uitgerekte slierten, ze zijn zwanger van regen of licht als linnen – maar ze zijn allemaal vergankelijk. Wat daarentegen blijft is de blauwe lucht, het hier en nu: onveranderlijk, onmetelijk en leeg.  Meditatie is concentratie, observatie, bewustwording en vrijheid – in die volgorde. De logica is volstrekt eenvoudig: Concentreer je op je ervaringen, zie hoe vergankelijk ze zijn en ze wegen vanzelf minder door. Meditatie toont de wolken in hun ware gedaante: vluchtige constellaties met een beperkte houdbaarheid.  "Het hier en nu waar Andy Puddicombe over doorboomt is geen blauwe hemel, maar een verstopte rioolpijp."  Vrijheid komt echter met een prijs: Hoe blauwer de hemel, hoe scherper de details van het ondermaanse. Dat merkte ik tijdens een zogeheten body scan, een techniek waarbij je in één vloeiende beweging van kop tot teen de gewaarwordingen in jouw lichaam observeert.  Op de avond van een zomerdag, waarop ik meer ijsjes had gegeten dan goed is voor mijn buik, had ik mezelf teruggetrokken voor mijn eerste meditatie, zogezegd om mijn geest te ruimen. De body scan passeerde vlot mijn hoofd, hals, schouders en borstkas, maar net ten zuiden van mijn middenrif werd mijn scanapparatuur gestokt door een obstructie in mijn darmen. Het hier en nu waar Andy over doorboomde bleek geen blauwe hemel te zijn, maar een verstopte rioolpijp.  "Is de Schepper van mijn disfunctionele darmstelsel geen kosmische Panamarenko - die even geniaal als verward is?"  Wat me benauwde was niet de gewaarwording van flatulentie, constipatie en darmkrampen. Daar had ik tenslotte al jaren last van. Wat echt pijn deed was het bewustzijn, en dus onvermijdelijk het bedrog. Headspace beloofde een venster dat uitkijkt op de kosmos, maar toonde slechts dat ik een complex leidingstelsel ben, een assemblage die is opgetrokken uit vlees, vet, huid, slijm en botten, en die dagelijks liters stront en urine produceert.  Mindfulness ‘fokte’ met mijn mind én met mijn God. Is de Schepper van dit disfunctionele darmstelsel immers geen kosmische Panamarankeo - die even geniaal als verward is? Mijn lichaam is zijn artistiek experiment, een installatie die zo inefficiënt functioneert, dat hij eerder gefabriceerd lijkt ter vermaak van de kunstenaar en zijn schare hoogopgeleide bewonderaars, dan als een gave Gods.  Geloof dus niet de goeroe die zegt dat meditatie je naar een hoger zielsniveau brengt of jouw kosmisch bewustzijn cultiveert. Meditatie duwt je met de neus in je eigen stront, en als het dat niet doet dan is het geen meditatie, maar zelfhypnose.  Juist daarom blijf ik mediteren. Meditatie verdrijft de wolken niet uit mijn leven, maar zorgt er voor dat ze niet langer mijn dag vergallen. De voorwaarde daartoe is het bewustzijn – tot in het meest banale lichaamsproces – dat alles vervloeit.1 In die zin schept Headspace wel degelijk ruimte in mijn hoofd. Voor ruimte in mijn darmen daarentegen blijf ik aangewezen op lactulose.  Pieter Van der Schoot  [1] Pun intended. Afbeelding: Jan Toorop, Public domain, via Wikimedia Commons  

Pieter Van der Schoot
19 0

Dirty money

Onze vakantiepot is een restant uit de periode dat onze mannen uitkeken naar het tellen van de 2 eurostukken die we door het jaar samen hadden verzameld, zodat ze leerden om te sparen. U kent ongetwijfeld het principe. Nog steeds verdwijnt er af en toe een stuk van 2 euro in de vakantiepot. Soms lijkt het alsof ze uit mijn portefeuille rechtstreeks hun weg naar de pot vinden. Ook dit jaar gaan de muntstukken uit de vakantiepot mee naar de kust. Na een verkwikkende, doch behoorlijk forse strandwandeling door de felle wind nestelen we ons op een terras. De ober is gelukkig snel bij ons, want de dorst is groot. Zijn Nederlands is nog niet perfect, excuseert hij zich meteen. "Francais? English?", vraag ik. "Nee, ik probeer Nederlands", antwoordt de jongeman. Onze bestelling wordt door hem netjes herhaald, alsof hij in de les Nederlands zit. Ik verduidelijk dat het voor mij drie garnaalkroketten mogen zijn. "Drie? Toe maar", zegt mijn vrouw. "Jawel", zeg ik. "Stel dat ze dit jaar kleiner zijn, dan ben ik zeker." "Met de kaart of cash?", vraagt de jongeman nadat we hebben verzekerd dat het eten voortreffelijk was. "Cash", zeg ik, waarna we een biljet en stapeltje 2 eurostukken op tafel leggen. "Dat is inderdaad cash", lacht hij. Ik meen iets te zeggen over de vakantiepot, maar besluit het niet te doen wegens allemaal te ingewikkeld. Met cash geld betalen wordt langzamerhand een curiosum. De jongeman kijkt ons aan alsof we net een lunapark hebben overvallen. We zien er na de wandeling door de zeebries dan ook behoorlijk verwilderd uit. "It’s dirty money", lach ik, wat de toestand niet meteen verbetert. Ik twijfel of ik de term 'zwart geld' correct heb vertaald (toch wel blijkt later). Het slaat trouwens nergens op en de jongeman moet de 'vuile' muntstukken nog meenemen. Misschien had ik hem toch het verhaal van onze vakantiepot moeten vertellen.

Rudi Lavreysen
15 1
Tip

Rock Werchter, of: de angsten van een beginnende oude zak

"Terwijl elf miljoen landgenoten cocktails en muntthee drinken in de schaduw van een boom, tel ik het aantal erwten in een blikje van 140 gram." De pandemie ligt achter ons. De Derde Wereldoorlog laat op zich wachten. Het land zakt in de zee, maar de dijken houden stand. We leven in een klein intermezzo van vrede en vrijheid. Hier geldt slechts één gebod: Profiteer vandaag, want morgen zijt ge dood! Trouw aan dit woord steken de Belgen hun barbecue aan en heffen het Duvel-glas. Zelfs mijn overbuurvrouw, die een gans leven kwijnde in de schaduw van haar pas gestorven man, vertrouwde me onlangs toe dat ze ‘nu eindelijk eens Spanje kan zien’. Mensen willen knallen en knuffelen. Iedereen, behalve ik. Terwijl elf miljoen landgenoten cocktails en muntthee drinken in de schaduw van een boom, tel ik in mijn woonkamer het aantal erwten in een blikje van 140 gram. Dit zette me aan het denken: Als zelfs die wereldvreemde Magda het vliegtuig naar Málaga neemt, waarom zou ik dan tijdens de zomer in de zetel hangen? Hoe overleef ik deze tussenstop naar de ondergang? Wijsheid komt niet uit boeken, maar uit het leven van alledag. Dat las ik ooit op een tegel. Logisch dus, dat mijn nood niet werd beantwoord door profeten en filosofen, maar door een Facebook-advertentie voor Rock Werchter. Hoog op de affiche prijkten mijn jeugdidolen: de Red Hot Chili Peppers. Bijna kon ik het gras, het bier en het zweet ruiken van de festivalweides uit mijn wilde jaren. Ik dacht aan tequilashots, eeuwig durende schemeringen, snelle seks in een gammel tentje, en joints van schimmige makelij; aan Lucas die altijd een druiper had, Sharon die ongewenst zwanger raakte of Brend die op een dag wakker werd met een lepel in zijn reet. Ik dacht aan alle feesten die we vergalden met onze verknaldrang. Maar boven alles dacht ik aan de zomer van 2002, toen ik samen met duizenden anderen slaafs meedeinde met de robotrock van de Queens Of The Stone Age. Die herinnering trilde in elke vezel van mijn lijf. Onwillekeurig tikte ik mijn voeten op het ritme van de liedjes die in mijn hoofd draaiden als platen in een jukebox. Ik zag mijn reflectie in de vuile raam van mijn living, betrapte mezelf op een glimlach en zonder verder nadenken kocht ik een meerdaags ticket voor Rock Werchter. "Wie kan in godsnaam een festival overleven zonder 5 gram hasjiesj?" Nauwelijks had ik de QR-code voor de betaling gescand of de eerste vragen doemden op. Wat neem ik mee? Wie neem ik mee? Zijn drugs een jeugdzonde of is leeftijd slechts een getal? De meeste vragen losten zichzelf op. Wat ik meeneem is slechts een kwestie van lijstjes maken, en de uren voor het vertrek als een gek door het huis rennen om zeker te zijn dat ik niets vergeet. Wie ik meeneem is volstrekt irrelevant. Mijn vrienden zijn immers dood, ontoerekeningsvatbaar of levenslang veroordeeld tot het ouderschap. En daarmee was ook de kwestie ‘drugs’ opgelost, want wie kan in godsnaam op z'n eentje een festival overleven zonder 5 gram hasjiesj op zak? Eén vraag bleef onbeantwoord: Waar leg ik mijn hoofd te rusten? Alle hotels waren immers al vol geboekt. Ik kende niemand in de buurt die een slaapplaats kon aanbieden. Slechts één optie restte mij: de camping. "Op mijn loopshirt stonden in drukletters de woorden ‘NO PAIN, NO GAIN’. Ik vroeg me af of dat ook geldt voor katers en chlamydia." Ik ging naar de badkamer en keek naar de zevenendertigjarige, beginnende oude zak in de spiegel. Ik vroeg me af hoe hij zou aarden tussen de tieners en studenten, vijftien jaar na zijn laatste campingervaring. Is zijn maag opgewassen tegen festivalvoeder? Staan zijn ruggenwervels nog recht na een slapeloze nacht op een dunne matras? Is hij bestand tegen de geur van toiletten met een rechtstreekse aansluiting op het rioolstelsel van de derde cirkel van de hel? De man in de spiegel zag er jong uit. De grijze schaduw in zijn donkerbruine krullen en de luttele, ondiepe groeven in zijn voorhoofd ontsierden hem geenszins. Ze gaven zijn babyface zelfs een welgekomen illusie van levenservaring . ‘Je bent nog jong!’, zou Magda roepen, ‘Waar wacht je op? Doodgaan doe je toch.’ Misschien is Rock Werchter wel de uitlaatklep die ik nodig heb, dacht ik, al is het maar om het fiasco te vergeten van die halve dag Scherpenheuvel laatstleden, toen ik thuiskwam met een stijve nek, drie SOA’s en een ingeklapte long. Ik keek een laatste maal naar het spiegelbeeld, las de woorden die in drukletters op mijn loopshirt stonden - NO PAIN, NO GAIN - en vroeg me af of dat ook geldt voor katers en chlamydia. Drie dagen voor de start van het festival nam ik een besluit en zwoer eeuwig trouw aan m’n persoonlijke tegelwijsheid. Ik trok mijn sandalen aan, stak de straat over en belde aan. Magda keek me bedrukt aan toen ze de voordeur opende. Ze was net haar koffers aan het pakken. Ik vroeg of ze nog iemand zocht om op de katten te letten. Ze keek me aans alsof ik gek was. ‘Werchter overleeft de nucleaire winter wel’, zei ik, ‘Bovendien ben ik volgend jaar ook nog jong.’ Pieter Van der Schoot Afbeelding: Camping Rock Werchter, door: Steven Lek, CC BY-SA 4.0 https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0, via Wikimedia Commons

Pieter Van der Schoot
181 3

Krijm en zjiepkes

Soms begrijpen onze Nederlandse neefjes niet wat we zeggen. Het zijn trouwens hele neven, maar je kent dat: je blijft het verkleinwoord gebruiken. Zo wordt onze jongste zoon nog ooit aangeduid met 'onze klenne', terwijl hij boven iedereen uittorent. Correcter zou zijn als ikzelf word vermeld als 'onze klenne', wat ze trouwens met het nodige leedvermaak regelmatig doen. Maar terug naar onze neefjes. 'Wat zeg je ome Ruud?', vroeg de jongste van de twee toen ik hem vroeg of we 'ne krijm' gingen eten. Ik weet het. Ik besef dat ik af en toe waakzamer moet zijn met onze spreektaal, maar de woorden zijn sterker dan mezelf. Ze zitten er ingebakken zoals de aardappelschijfjes die te lang in de pan hebben gelegen. Je krijgt ze er moeilijk uit. 'Een ijsje', verbeterde ik mezelf. 'Ah, een ijsje', lachte hij. 'Crème kennen we ook, maar dat is iets anders.' Het lijkt soms een aflevering van FC De Kampioenen als we met elkaar spreken. Door de taalverschillen stapelen de misverstanden zich op. Maar het is altijd lachen. Behalve toen ik vroeg of hij een 'zjiepke' wilde. Hij keek me aan alsof ik hem een chemisch product ging voorschotelen. 'Een wat?' 'Och ja', zei ik. 'Dat kennen jullie niet.' Het was zoeken naar het correcte Nederlandse woord. Een snoepje is te ruim. Een gummy snoepje misschien? Al is dat ook een verzamelnaam. "Als ik in de winkel naar 'grün zjiepkes' vraag, begrijpen ze me ook niet meer", zei ik tegen mijn vrouw. "God weet waar sturen ze me naartoe." Onze pa en grootvader moesten het meegemaakt hebben, dat woorden als 'grün zjiepkes' niet meer zouden bestaan. Verdwijnen met de woorden meteen de 'grün zjiepkes'? Thuis stonden ze op de schouw. Misschien moet ik dat doen. Ze zichtbaar houden. Of waren dat van die bruine 'zjiepkes'?

Rudi Lavreysen
19 1

Nietszeggend

Sjors en Femke: dat is het enige dat ik herinner, hun namen. En dat vind ik een hele prestatie van mezelf. Ook al lopen deze nieuwe buren na het voorstellen, op dit moment, ons grindpad af op weg naar de overburen.    Het lijkt mij niet een leuk stel, maar ook geen niet-leuk stel. Een gewoon stel, zou je dan zeggen, maar nee, dat is het ook niet.    Al tijdens het monotoon, nasale praten van Sjors probeerde ik uit te vogelen wat voor types ze waren. Femke keek schuin naar beneden langs mij, alsof in het verlengde van mijn rechterelleboog een stip op de keukendeur was getekend die ze niet uit het oog mocht verliezen. Verlegen mensen kijken ook vaak naar beneden en naast je, maar die gluren héél af en toe naar je kin en als de sfeer goed is, schampt hun blik je neus. Ze keek niet verlegen, je zou kunnen beargumenteren dat ze niet keek, of preciezer geformuleerd: ze keek niet bewust, ze had haar ogen open uit gewoonte, maar zonder verder doel.    Ze waren niet saai, want saai is een kwalificatie van een vervelend alledaags karakter waar je van gaat gapen of waarvan je juist onrustig wordt omdat je zoekt naar een ontsnapping. De term karakter was het probleem, ze toonden noppes-en-nullemans karakter.   Leeg dan? Dat ook niet, mensen die met lege ogen naar je kijken, tonen in die blik en bijbehorende houding vaak de geschiedenis waardoor die leegte is ontstaan. Het leven is hard voor ze geweest, waarbij een verlies van een geliefde of kind of het verraad van de wereld een diepe krater in hun gevoel heeft geslagen. Leegte is zonder twijfel een duidelijke kwalificatie van karakter, je zou kunnen argumenteren dat dit een sterk karakter weergeeft, omdat de schrijnende geschiedenis er doorheen gloeit.    Sjors en Femke waren karakterloos. Waarbij ik aan moet geven dat dit niet bedoeld is als een negatief keurmerk, niet op de manier zoals vaak een gewetenloze crimineel wordt beschreven die ouderen oplicht en voor de rechter zonder berouw grinnikend vertelt over Oma Flus die met aandacht haar spaarvarken voor hem kapot tikte.    Zij waren zonder iets, een lichtgrijze vlek op een lichtgrijze achtergrond. Begrijp mij goed, dat is iets anders dan een zwarte vlek op een zwarte achtergrond of een witte op een witte. Zwart en wit zijn krachtige kleuren, al vindt de purist dat zwart geen kleur is en wit alle kleuren, je weet wat ik bedoel. Zwart en wit spreken met een flink volume in de ruimte, ze hebben het vermogen ruimte in hun bezit te nemen om deze niet meer te afstaan. Zwart en wit zijn in staat een ruimte te definiëren.    Sjors en Femke niet, die namen nauwelijks het drie-bakstenen-diepe richeltje in bezit dat wij ons stoepje noemen. Ze zullen vast een schaduw hebben gehad, maar zelfs die was onzichtbaar.    Nietszeggend, dat is de beste omschrijving die ik kan geven. Het dekt niet de hele lading, want enige lading zit er bij hun niet in, maar dit woord komt goed genoeg in de buurt. Ze waren nietszeggend.   Hun gezichtstrekken vervaagden binnen een seconde nadat ze omdraaiden, ze zijn het grindpad af en ik ben de kleur van hun kleren vergeten. Al hadden ze in hun poedeleniksie voor mij gestaan, ik zou het niet meer weten.   Ik vind het al een hele prestatie dat ik de namen Sjors en Femke heb onthouden.   Sjors en Femke. Om eerlijk te zijn klinken die namen niet eens beroerd. Die kan ik tot morgen onthouden.   'Ze lijken mij wel ok,' zegt Janet en ze sluit de deur, 'maar zeker weten doe ik het niet.' Ze kijkt mij peinzend aan alsof ze heel diep nadenkt en schudt haar hoofd waarbij het lijkt of haar iets ontschoten is en niet meer terug schiet. Ze haalt haar schouders op en vraagt: 'Wat vind jij van Sjoerd en Veerle?'

MCH
22 1

Tsjiep tsjiep

Op het terras van De Duifkens, een gekend etablissement aan de Antwerpse Graanmarkt, zei de Nederlandse man dat hij hetzelfde verlangde, waarbij hij naar mij wees. Daarmee bedoelde hij niet de tweedehands verhalenbundel van Truman Capote die voor me lag, maar wel de vers getapte Stella. Het boek had ik aangeschaft bij de voortreffelijke Demian aan het Conscienceplein. "Wanneer in Rome, doe zoals de Romeinen doen", luidt het gezegde. Dat geldt ook voor Antwerpen. De combinatie van De Duifkens met een boek is het ideale decor. Zitten, kijken, lezen en genieten. "Een Stella drieëndertig voor meneer?”, vroeg de serveuse aan de Nederlandse man. Hij keek even vertwijfelend, maar bevestigde met een "absoluut". "En voor mevrouw?" "Hebt u een Sauvignon Blanc?", vroeg ze. Nu weet ik niet of u vaak bij De Duifkens komt, maar 'droog' of 'zoet' is de enige omschrijving voor de witte wijn aldaar. Dezelfde beperkte keuze voor het eten waar het koppel naar vroeg. "Chips, nootjes of droge worst", antwoordde de serveuse. Toen de mevrouw iets later na een bezoek aan de kleinste kamer terugkwam, zei ze tegen haar man dat hij dit moest zien. “Dit moet je meegemaakt hebben”, vertelde ze. Na een slok van zijn gerstenat trok hij ook richting koer, wat daar de betere omschrijving is. “Inderdaad”, zei hij bevestigend. “Dat zie je niet meer vaak.” Terug thuis stond ik net voor sluitingsuur aan de kassa van de supermarkt. De mevrouw voor me haalde haar klantenkaart tevoorschijn en wees ermee naar het bakje om haar kaart te scannen. “Moet ik hier van tsjiep tsjiep doen?”, vroeg ze. Maar goed dat het Nederlandse koppel uit Antwerpen dit niet hoort, dacht ik nog. Ze zouden zeggen: “Nou, in België heb je niet alleen De Duifkens, ze doen er ook nog van tsjiep tsjiep.”

Rudi Lavreysen
13 1