Nog meer aantekeningen uit een badkuip
26/7/2021
Scribbelaartje.
“De oude Grieken hadden het over het wezen van de dingen, de essentie van het paard, de logos, enz.
Hoe ouderwets ook, ik kan me best vinden in dergelijk gedachtengoed. Niet vanuit een of andere rationele overweging – welke overweging is trouwens volledig rationeel? –, maar omdat ik het aldus ervaar.
De afstand tussen werkelijkheid en essentie.
Zoiets.
Zo is het onomstotelijk waar dat een bruid te mager kan zijn, een babyromp te lang, een man te dronken, een gezicht te gedrongen.
En hoe dit te verklaren dan door te verwijzen naar een essentie?
‘Maar wat dan met deze aantekening?’ hoor ik u denken.
U hebt gelijk, ook deze aantekening overschrijdt de grenzen van haar eigen wezen, laat staan van de betamelijkheid.
Dat gaat maar door en door.”
En het scribbelaartje maakte er komaf mee, streek languit neer op de bank waar hij, in afwachting van het tijdstip om te gaan slapen, aan niets probeerde te denken, al zeker niet aan het moment waarop hij de dag nadien in zijn Opel Corsa onder een bedrukte lucht naar het gemeentehuis zou rijden, waar zijn aanstaande echtgenote, bruidsboeket in de aanslag, hem met blozen en schreeuwtjes van geforceerd geluk zou opwachten zodat hij eindelijk zou doen wat hij al zo lang had moeten doen.
Het bezegelen van het verbond.
Hier en nu en tot in de eeuwigheid.
27/7/2021
Ik lig in bed, maar ben al lang wakker, denkend aan een deprimerend boek waarin het hoofdpersonage na 750 pagina’s, geplaagd door allerlei trauma’s, zichzelf van het leven berooft.
Ik sta op en hoor mijn dochter roepen dat ze wakker is. Ik vraag aan mijn vrouw of haar kleren voor de eerste dag van het kamp klaarliggen.
Tijdens het ontbijt blijft mijn hoofd hangen in de treurige nevelen van de gelezen roman en allerlei existentiële vragen. In de taal van mijn vrouw zegt mijn dochter dat ze niet naar het kamp wil: "Я не хочу ехать в лагерь."
Het Russische woord voor kamp is Lager. Je zou voor minder terugdeinzen.
Omdat mijn vrouw het spannend vindt, gaan we met z’n vieren. We nemen de tram en moeten de kinderwagen optillen wanneer de roltrap het niet doet.
Het afscheid is kort. “Dag, meisje,” zeg ik nog, wanneer ze op het punt staat met de begeleidster door de deur naar binnen te lopen en ze draait zich om en kijkt me beteuterd aan. Ik had niets mogen zeggen.
Op de terugweg zet de jongste het op een luid krijsen. Ik wist dat het een vergissing zou zijn om haar mee te nemen en kan het niet laten om verwijten te maken. Mijn vrouw begint te huilen en nog sneller te wandelen dan ze al deed. Ik word boos.
Tegen de tijd dat we thuis zijn hervind ik mijn kalmte. Ik haal onze dochter uit de kinderwagen en troost haar. Ik excuseer me. Ook mijn vrouw excuseert zich. Om 10.30u kruipen we weer met z’n drieën onder de lakens. Energie voor een volledige dag opgebruikt.
27/7/2021
Colombia. Echt gebeurd. Voor haar verjaardag gaat een vrouw met enkele vrienden bungeespringen. Ze staan op een brug boven een ravijn. Op een bepaald moment geeft de instructeur het signaal om te springen. De vrouw stort zich in de diepte. Wat blijkt: de vrouw heeft zich vergist, het was haar beurt niet, de instructeur had het tegen iemand anders uit het gezelschap. Dit realiseert ze zich zo’n vijftig meter boven het aardoppervlak, wanneer ze eveneens begrijpt dat ze met touw noch haak is vastgemaakt.
29/7/2021
De oudste ligt in bed en blijft maar huilen en klagen. Ik ga de trap op, doe in de badkamer mijn lenzen uit en raak geïrriteerd door het aanhoudende gejank, straks maakt ze de baby wakker. Ik storm haar kamer in en zet het op een roepen. Ik zie haar beteuterde gezicht met de grote vochtige ogen en heb in één klap spijt van mijn boze reactie. Een kind dat bang is de daver op het lijf jagen, wat een idee. Ik vraag wat er scheelt, oprecht. Zij is nog te jong om uit te leggen. Ik aai haar rug, haar arm, ga naast haar liggen, hopend dat dit soort uitvallen niet in haar geheugen gegrift blijven. We vallen samen in slaap.