Zoeken

Voor de kleine groten

In de twaalf jaar dat ik mijn ouders gehuwd heb gekend, heb ik ze nooit jaloers gezien. Ik weet niet of het een overvloed, dan wel een schaarste aan liefde was.Mijn ouders waren geen reizigers; ze leefden op een uitgesleten piste die ze rondgingen als afgeleefde lastdieren. De één torste ego mee, de andere angsten. Beiden noemden het rede. Toen wist ik nog niet dat rede altijd acheraf kwam. Volwassenen kunnen namelijk alles uitleggen, vooral aan zichzelf.Het huwelijk kende problemen, zeker. Maar geen problemen die achteraf pas helder werden. Er was geen geweld, geen alcohol of overspel. Er was wat er altijd was, onrust.Onrust is een evolutie. Onrust is honger in de nacht. Onrust is een kettingbotsing van wegkijken. Mijn ouders waren bang van vele dingen, zoals volwassenen wel vaker zijn. Je moet ze niet te veel toevertrouwen. Ik heb ze bijvoorbeeld nooit gezegd dat ik gepest werd , dat kunnen ze niet aan.Kinderen snappen dat veel beter. Volwassenen zijn als kinderen, ze kunnen het gewoon beter verstoppen.Achteraf, als de storm lijkt te liggen (als een rotweiler, sluimerend achter een hek) merken ze het; je kunt niet op vakantie gaan zonder jezelf mee te nemen.Ze pijnigen anderen om niet altijd het slachtoffer te spelen. Want ego en angsten brengen ego en angsten. De ziekte zit namelijk in de remedie.Ze willen dat wij, kinderen, opgroeien. Maar wat ze niet beseffen is dat we niet opgroeien, maar afgroeien, als het waar. We spreken onszelf toe zoals we aangesproken worden. En wij willen niets meer dan liefde in ons eeuwig huwelijk met de volwassenen. Tot ook wij de zekerheid van onze gebroken kindertijd missen als het mes waarmee we ons snijden. De wind blaast het zand over de ruïnes van onze herinneringen. Ons bewustzijn is een woestijn.Kinderen zijn als volwassenen, denk ik dan. Ze kunnen het gewoon beter verstopen.

Stelselmatig
8 1

De draaischijf

"We moesten geluiden raden tijdens de quiz", vertel ik aan de ontbijttafel. "Bijvoorbeeld het geluid van een draaischijf op een telefoon. De quizmaster moest het uitleggen voor de jonge mensen. Het was ook een miserie. Bijna alsof je een fietsband moest oppompen door in het ventiel te blazen. Je moest op tijd je vingers eruit halen, of het liep fout. Onze pa had nogal dikke vingers. Hij gebruikte een potlood om in die gaten te kunnen en te draaien. De toetsen op onze volgende telefoon was een revolutie. We bleven maar bellen." "En het geluid van een speelgoedtelefoon op wieltjes. Zo eentje met een touwtje en een lachend gezicht. Hij vertelde dat de fabrikant op een gegeven moment de draaischijf verving door toetsen. Om mee te zijn met de tijd. Hij kreeg er klachten over. Geweldig toch. Stel je voor, een smartphone op wieltjes, dat slaat nergens op." Terwijl ik mijn toast met gelei besmeer, vertel ik verder. "Zo zei ik bij ons ma ooit tegen onze jongste dat hij iets uit het telefoonkastje moest nemen. ‘Uit het wat?’, zei hij. Ik vertelde dat er vroeger een telefoon op stond. Dat is zoiets als een hoedenplank in de auto. Daar liggen al lang geen hoeden meer op. En dat in het kastje de telefoonboeken lagen. ‘De wat?’, zei hij. Waarna ik moest uitleggen dat daar alle telefoonnummers in stonden. Hij zei me dat we vroeger gek waren.” "Je bent weer over vroeger bezig", zegt mijn vrouw. "Tja", zeg ik. "Ik heb er ook veel van. Meer vroeger dan later." "Hou het gezellig", zegt ze. "Heb ik je ooit verteld dat ons ma vroeger wel eens de boterhammen van onze pa smeerde", zeg ik, terwijl ik een boterham in haar richting schuif. "Gingen we het niet gezellig houden", lacht ze.  

Rudi Lavreysen
10 0

Helvetia

“Wat zeg je daar opa, dit is toch het Engelse volkslied maar jij zingt iets dat op Duits gelijkt.““Klopt, jongen, ik zing: Rufst du, mein Vaterland?Sieh uns mit Herz und Hand,All dir geweihtHeil dir, Helvetia!Hast noch der Söhne ja,Wie sie Sankt Jakob sah,Freudvoll zum Streit! Weet je, die tekst ken ik al van mijn veertiende, toen ik net zo oud was als jij nu bent en telkens ik het ‘God save the Queen’ hoor zing ik die tekst. Ik hoorde hem voor het eerst op een vakantiekamp in het bergdorpje Melchtal  in Zwitserland waar een lokaal koor voor ons optrad. Sindsdien raakt het riedeltje niet meer uit mijn hoofd. Later hoorde ik dat het er tot 1961 het nationale volkslied was.”“Nou, dat is allemaal heel lang geleden, opa. Vertel eens over dat kamp.”“We waren met honderden kinderen. Ieder van ons had dezelfde kartonnen valies met onze naam en adres erop.”“Kartonnen valiezen, opa, weet je dat zeker?”“En of, enkele jaren geleden haalde op eBay zo een valiesje de prijs van 58 euro. Kan je nagaan als je weet dat om en bij het miljoen kinderen zo een ‘doos’ kregen om op vakantie te gaan.”“Zwitserland, daar ben ik nog nooit geweest. Gingen jullie dan met het vliegtuig?”“Neen, met de trein, een nachttrein, want we denderden de hele nacht door en ’s morgens vroeg kwamen we toe. Wij wisten niet waar eerst kijken: eindeloze weiden met honderden koeien en daarboven de hoge bergen en een staalblauwe hemel.”“Heb je daar dan bergen beklommen?”“Echt bergbeklimmen kon je het niet noemen, maar wij hebben wel eens een zware bergtocht gemaakt waarbij we over grote rotsblokken moesten klimmen om op de bergtop te raken.”“Hoe was het daarboven, opa?”“Dat, jongen, kan ik haast niet beschrijven. Het was oogverblindend. Ik denk niet dat ik sedertdien nog ooit zo ontroerd werd door een landschap. Zo ver je kon kijken waren besneeuwde bergtoppen en toch was het hartje zomer. Vanuit de bergen kwam een lichte bries. De lucht was zo puur. Ik denk dat ik toen mijn longen voor de rest van mijn leven heb volgezogen. ”“Waarom zijn jou ogen plots zo vochtig, opa, ween jij?”“Ach, jongen, ik had het toen en heb het nog steeds. Als iets zo adembenemend mooi is dat het je de keel snoert, zijn tranen nabij. ““Zullen wij samen eens naar Zwitserland gaan, opa?”“Misschien, jongen, misschien.”

Vic de Bourg
54 2

Not thàt fake...

                                                                                          Afbeelding ©Trends/Knack  “Zo, die rechtervleugel hebben wij uitgemest. Wij kunnen aan de linkerkant beginnen.”“Waar zou u uw bureaumeubeltjes willen zetten, Mevrouw Biden?”“Mmm, ik heb daar achteraan een kamertje gezien waar ik mijn office wil maken, ideaal als ik nog verder videolessen moet geven aan mijn schatten van studenten.  Ik zou op de achtergrond  wat posters kunnen hangen die ze leuk vinden.”“Komt voor mekaar, Mevrouw.  Oh, kijk daar komt mijnheer de President aan.”“Ah, Joe, lieverd wat denk jij? Vind je het goed dat ik die kleine kamer voor mij inricht?”“Doe maar liefste, ik zou trouwens bij God niet weten welke kamer je bedoelt.”“Kom even mee, dan toon ik ze. Voor mij maak je toch een minuutje vrij?”“Al goed, maar snel, ik heb dadelijk een persinterview.”“Kijk, hier is het, wat een schattig kamertje, niet?”“Ja en het heeft rechte wanden, dat is nog zo makkelijk vergeleken met mijn ovalen bureau.  Maar wat is dat kistje?  Is dat van ons?”“Neen, nooit eerder gezien. Het is vast van Melania of van een van de kinderen want naar het schijnt zette Meneer Trump uit principe nooit een voet in de left wing.”“Laat iemand van de veiligheidsdienst het maar openen want van die kerel hebben wij het laatste nog niet gezien. Nu moet ik ervandoor. Tot straks, schat.” Het hoofd van de beveiliging is een uit de kluiten gewassen Mexicaanse immigrante. Ze merkt niets speciaals aan de kist die niet eens een slot heeft. Er zit een minipapierversnipperaar in, een zak met papiersnippers en  een aantal mapjes met op de omslagen namen 'that ring a bell'.  Ze kiest er enkele uit : Benjamin Netanyahu, Viktor Orban,  Recep Tayyip Erdoğan,  Rodrigo Duterte,  Kim Jong-un en Vladimir Poetin.  Alle mappen zijn leeg, uitgezonderd dat van Poetin. In zijn klapper zit nog één document. ‘Memo from the desk of D.Trump, Chairman’:  ‘Mel, kan je jouw secretaresse uit Oekraïne vragen deze tekst in haar beste Russisch te vertalen? Het is dringend en top secret, natuurlijk : Mijnheer de President, Waarde heer Poetin,Beste Vladimir, Zoals je al weet ben ik kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten. Mag ik u verzoeken de afvaardiging die naar u onderweg is te willen ontvangen en haar uw nodige steun te verlenen. Ik ben ervan overtuigd dat wij het samen goed zullen kunnen vinden. Ik heb van uw plannen gehoord om aan de Zwarte Zee een datsja te laten inrichten. Graag wil ik er met u investeren. Zodra het klaar is zal het mij  een genoegen zijn er te komen logeren. Zeer toegenegen, Donald Trump, collega in spe.’ Ze besluit dat iemand ooit de opdracht kreeg de documenten in deze fardes te vernietigen. Waarom is dit document aan de aandacht ontsnapt? Of zou het met opzet vergeten zijn? Ze haast zich naar de First Lady.

Vic de Bourg
26 0

Sh*t happens

WHEN SHIT HAPPENS Het is me nog eens gelukt. Ik heb nog eens de moed gevonden om een douche te nemen en me aan te kleden. Zeg gerust uitdossen. Kleedje aan, juweeltjes van onder het stof gehaald, vlecht in de haren. Ik heb zelfs de energie gevonden om me nog eens te schminken. Een vaardigheid die ondertussen toch wat verleerd lijkt te zijn (‘hallo panda-ogen’). Maar hé, ik voel het heel duidelijk: vandaag wordt het mijn dag. Geen zetelhangende pyjamadag, maar een fris en fruitige dag. Voor ik de deur uitga om de wereld mijn herboren ik te tonen nog snel even die baby verschonen.  Think positiveOndertussen dwalen mijn gedachten verder af in mijn positieve flow. Vandaag ben ik gewoon ‘the bomb’, ik ben sexy, ik ben mooi. Ik ben in kak getrapt. Mijn blik dwaalt naar beneden om het te verifiëren. Van tussen mijn tenen zie ik een bruine substantie prijken. Ja, ik ben echt in kak getrapt. Op de een of andere manier is mijn baby er in geslaagd om met de snelheid van het licht een drolletje de ruimte in te schieten.   #perfectlifeDit moet mij weer overkomen. Terwijl andere vrouwen op een roze wolk zitten, sta ik zowel letterlijk als figuurlijk met mijn voeten in de stront. “#lovemylife”, ik kon er niet verder van staan. Is het ok om toe te geven dat ik moeder zijn niet leuk vind? Dat ik moeite heb om een band op te bouwen met mijn baby en dat ik me niet verbonden voel met zowel die moederrol als mijn baby? Toegeven dat je verzuipt in tijden van #perfectlife is een hoge drempel om over te geraken. Maar als ik het doe, zal de maatschappij mij dan in een vergeetput gooien om die dan snel weer af te sluiten? Mogen we in onze maatschappij nog toegeven dat we niet genieten, maar dat we echt worstelen? Kan dat wel? Alleen op de achtergrond Ik heb er lang over liggen piekeren. Nachtenlang heb ik er wakker van gelegen, ook al had ik beter geslapen (gigantisch slaapgebrek enzo). Kon ik wel toegeven aan mezelf en aan mijn omgeving dat het niet was wat ik ervan verwachtte? Dat ik moeite had met de nieuwe dynamieken die gepaard gaan met het ouderschap? Plots lijk je naar de achtergrond van je eigen leven te verdwijnen. Mensen zien je schattige baby, vragen hoe het met je baby gaat en vergeten vaak dat jij achter die baby staat. Soms wil je wuiven en zeggen: ‘Joehoe, ik ben er ook nog hoor! Niet die ‘moeder-Ik’, maar die ‘echte-Ik’. Die ‘Ik’ die er eigenlijk eerst was’. En naarmate de tijd verstrijkt begin je te denken dat die ‘echte-Ik’ misschien toch niet zo belangrijk is in het grote geheel. Je past je aan en wordt naarmate de tijd verstrijkt alleen ‘Moeder’. Na een tijd begin je je af te vragen wie die ‘echte-Ik’ ook alweer was? Je begint een soort van rol te spelen hoe je denkt dat je ‘echte-Ik’ zich hoort te gedragen. Je vindt de put en valt er in. Dit was het dan, lijk je wel te denken. vaarwel vergeetput Toegeven dat het niet gaat. Ik denk dat het het moeilijkste was wat ik ooit gedaan heb. En tegelijkertijd is het ook het mooiste. Blijkt dat er geen vergeetput, maar alleen helpende handen bestaan om moeders die het gevoel hebben te falen vooruit te helpen.  Mensen veroordelen niet, maar begrijpen. We zijn uiteindelijk toch ook maar gewoon mensen – met of zonder kaka tussen de tenen.   **Meer lezen? Ga naar www.exitgrijzewolk.com

Nathalie B
7 1

Thuiswerkpa

"Ze vinden toch wat uit hè", zeg ik aan tafel waar ik de krant lees. Ik kijk boven mijn leesbril de huiskamer in. Mijn huisgenoten zwijgen als vermoord. Geen wedervraag. Geen 'wat vinden ze dan uit?'. Ze turen elk naar hun scherm. De aantrekkingskracht van de tv en de smartphone is zo sterk als de magneet die tegen de ijskast allerlei papiertjes verzamelt. "Thuiswerkmoe. Dat is een titel in de krant. Over een moe die thuis werkt wellicht. Dan ben ik soms een thuiswerkpa." Als ik alleen thuis ben, werk ik in de eetkamer. Anders trek ik naar boven, naar het torentje. Driehoog. Daar zie ik door het dakraam bijna het gebouw van mijn werkplek. Ik ga wel eens naar boven met mijn jas aan. Op mijn sokken. "Waar gaat gij naartoe met die jas?", vragen ze dan. "Naar het werk hè schat. Kus. Tot straks." De mopjes worden wellicht flauw van het lang binnen zitten. Het is zoals soep die je te lang laat koken, dan gaat de smaak van de verse groenten weg. Onze pa was geen thuiswerkpa. Zijn laatste job was die van portier in de fabriek. Dat kon hij thuis niet uitoefenen. Al bracht hij zoals iedereen zijn werk af en toe mee naar huis. Zo beantwoordde hij thuis de rinkelende telefoon ooit met 'hallo portier'. De mensen aan de andere kant van de lijn wisten het, dat hij zich soms vergiste. Er werd nog niet zo veel gebeld in die dagen. Al vanaf de eerste zinnen in het artikel over de thuiswerkmoe blijkt dat ik de titel verkeerd geïnterpreteerd heb. Het gaat over mensen die het thuiswerken moe zijn. Die de babbels bij het koffieapparaat missen. Die de gesprekken over voetbalwedstrijden missen. Mensen die thuis een jas aantrekken als ze de trap naar hun bureau opgaan.  

Rudi Lavreysen
15 0

lente

In de te kleine straat dweilt een man zijn gang. Het is zaterdag dus kuisdag. Zelfs nu de zon het weekend in lichterlaaie zet. Er zijn rokjes met meisjes op fietsen. Ballonnen en buggy’s.Jonge ouders die voor het eerstsamen het platgetrapte pad vanhoekje om betreden. Ze weten nu wat, naast geluk, ookeenzaamheid is. De man, met de dweil stevig in beide handen,knijpt hem droog in een emmer, zwart en gedeukt.Het vieze water met de geur van bruine zeepdoet hem denken aan de binnenkant van een bakkerij. Altijd.Dus krijgt hij zin in zoet. Éclairs bijvoorbeeld of carré confiture. Starend naar de bakkerij waar nu Turken de boel bestieren, vraagt hij zich af of ze dat daar hebben. Ik ken ze niet, denkt de man die nu, de dweil slap om zijn arm, zijn buurt inkijkt. Ik ken niets meer. Moedeloos, bijna droef, zet hij zijn vogelkooitje buiten. De kanariepiet zingt vastberaden liederen waar menig kind voor smelt. Hij slaat de dweil om de trekker en met lange halen geeft hij de gangeen laatste beurt. Er stopt een kind, zo te zien zonder ouders in de buurt, dat met halfdicht geknepen ogen naar het kooitje staart en met zijn kleine vinger wijst naar de vogel die, halfstok nu, blijft proberen de zon te vangen in zijn lied.  De man ziet zichzelf en krijgt nu naast zin in zoet ook zin in kervelsoepzijn mond die wordt schoongeveegd aan de schort van zijn grootmoeder, die hinkend op spataderenbenen het tuinpad op en neer wandelt. Één traan die zwaarder weegt dan zijn sowieso al niet lichtzinnig gemoed valt op de net geboende gang. Toch voelt de man weinig nood om zich te herpakken. De moeder van het kind grijpt het bij de hand, mompelt dat hij bij haar moet blijven, knikt beleefd de man gedag, ze ziet zijn betraande ogen, zijn ingevallen kaken geven verdriet een quasi tijdloze glans. Die vrouw kon zijn dochter zijn maar ze is het niet. Zijn dochter is niet meer, gestorven in een auto waarvan de bestuurder dacht onsterfelijk te zijn. Waarna een vangrail zijn these vakkundig de nek omwrong. Na haar dood werd de te kleine straat plots erg groot. Onmetelijk was de afstand tussen straat en trottoir. De greppel een slotgracht die herinneringen zwelgt als tol zodat na ieder ommetje het beeld van zijn meisje vager werd. Hij voelt weer hoe zijn bloed toen kookte, hoe het zich samenbalde in zijn aderen tot buskruit. Nog steeds weet hij de deuk in de deur van zijn moedeloze vuist zitten. Bovenop alle misérie ook nog een kapotte deur. Het waait wat, blaadjes manoeuvreren zich licht, dansend bijna, van kant naar kant. Hij schraapt zijn schor geworden keel. Ook lente beukt genadeloos pril geluk stuk.     

Thomas De Mulder
24 2

Ongeduld

"We kunnen ons anders daar even tegen de kerk zetten" hoor ik een jongen zeggen tegen zijn vriend wanneer ik door de Belfortstraat fiets. Ze komen uit een nachtwinkel die blijkbaar ook bij valavond open is en dragen beide een krat wijn.Normaal zit het hier vol met duo's als die twee, en ik bedenk me dat het pleintje waar ik net overheen reed waarschijnlijk voor het eerst in decennia niet stinkt zo midden in de week eind juli. Dat vind ik triest, eigenlijk, maar ook wel mooi zo, gezien de omstandigheden.Die omstandigheden, daar ga ik niet over schrijven. Bleekwater biedt geen genezing, inkt - zo bleek de voorbije maanden - evenmin. Ongeduld dan.Ik ben een ongeduldig persoon. 'Alles komt goed' vind ik een vreselijke mededeling.Ofwel is het goed, ofwel moet er iets veranderen.'We zullen wel zien' antwoord ik dan. En ik denk: we zullen niks zien, we regelen dat hier gewoon even.Maar ik schreef een doctoraat de voorbije jaren, dus ik heb het eigenlijk wel wat getraind, dat geduld. Heel erg goed zelfs. Ik zei 'We zien wel' terwijl ik dacht 'Fuck dit, ik heb geen been om op te staan en geen enkel beetje fut meer om verder te zoeken'. Ik knikte begrijpend bij 'Alles komt goed' en hoorde in mijn achterhoofd niks dan een cynische 'HA.HA.HA'.Ik werd een heel erg geduldig persoon. En dat was goed blijkbaar, want ik kreeg het diploma, ik heb het papiertje in mijn bureaulade liggen. Ik ontving de instemmende knikjes en de speech.Dat ik onderweg niet enkel mijn ongeduld verloor, maar ook mijn nieuwsgierigheid, mijn interesse, mijn geloof in heel de academische wereld en mijn plezier in het sociale leven dat me ooit zo lief was, staat niet op mijn diploma, noch in het ellenlange supplement.Maar goed misschien, want ik zou het zo weer inruilen. En wat dan nu? We kunnen ons anders daar even tegen de kerk zetten.

Fien
26 0

Sneeuw- en kappersknipperspret

Hoe blij en gelukkig was ik zondag? Ik keek doorheen mijn venster en zag  tot mijn grote kindervreugde al dat maagdelijk wit tot zover het oog reikte.  Eindelijk nog eens een echte winterdag met kou en een laagje sneeuw. De zon erbij maakte het tafereel compleet.  De natuur op zijn mooist. Terzelfder tijd hoorde ik mijn grootvader,  de superbompa voor mijn kinderen, zeggen: ‘Dat ze lang niet meer de winters maakten zoals ze vroeger waren, dat iedereen in 1958 genoot van de kermis op de Schelde.… Toen vroor het dat het kraakte.’  Mijn moeder vulde de anekdotes aan met haar vertelsels over de schaatsavonturen na haar schooltijd.  Natuurlijk herinnerde ik me tochten op de slee samen met mijn broer door het dorp. Een strak lang gespannen touw verwijderde ons van een open gapende koffer en de wolkende uitlaatgassen van een twee pk (Citroën 2CV) alsof het ons kon deren. Daarnaast kende ik de schamele winterverhalen van mijn kinderen. Moedig begonnen zij aan het wegrollen van het sneeuwtapijt. Ze plakten de sneeuw tot twee stevige bollen of een soort iglo. Tot het laatste restje sneeuw van hun kunstwerk het opgaf genoten zij nog van de sneeuwpret van  dagen ervoor.  Met dit alles in gedachten wilde ik mijn kinderen met de grootste zuigkracht van Antwerpen naar hier ‘de buiten’ trekken. Dit was de dag dat we ons kind zijn en alle pret konden herbeleven Dat ik, tussen hen beiden in, de sneeuw onder onze voeten hoorden kraken. Dat we rond de vuurkorf heerlijke warm appelsap van eigen kweek met gember en een stokje kaneel dronken. Dat we dit deelden met geliefden, vrienden en familie. Dat laatste was nu helemaal uit den boze. Nu konden ze wel voor gezelschap en geknipt haar deze zaterdag best meteen naar de kapper gaan… Wat hebben het weer en de coronamaatregelingen gemeen?Beide zijn ze veranderlijk.   Ann Stuckens12-02-2021

Ann Stuckens
36 0

START

Een blog beginnen. Klinkt simpel. En dat is het ergens ook. Anderzijds is het ook een beetje jezelf blootgeven. Iets minder simpel. KennismakenOm te beginnen zal ik mezelf even voorstellen. Wie ben ik? Goede vraag. Daar knelt ook meteen het schoentje. Ik ben namelijk mezelf een beetje kwijtgeraakt en voorlopig heb ik nog geen idee waar ik uithang. Nu de feiten zijn wat ze zijn. Ik ben een vrouw en recent werd ik ook moeder. Naast moeder worden, werd ik depressief. Kan gebeuren zo blijkt. Een soort twee voor de prijs van een, tot niemands vreugde. Zorgen vs. Zetelhangen Dat eerste, dat moeder zijn, maakt mij een zorgend persoon. Altijd druk in de weer met pampers en flessen. Terwijl het tweede me een professioneel zetelhangster maakt, steeds in pyama met een slechte lichaamshygiëne. Beiden gaan niet bepaald hand in hand. Zo wijst de praktijk toch uit. Je kan niet professioneel zetelhangen en ondertussen pampers verversen. Zo ligt de zetel binnen de kortste keren vol met vieze pampers en is er geen ruimte meer om professioneel zetel te hangen. Je merkt al snel, naast moeder en depressief zijn heb ik ook echt hulp nodig. Die krijg ik gelukkig ook.  EenzaamVan de hulp die ik krijg, krijg ik dan te horen dat ik niet alleen ben. Een postpartum depressie, zo zijn er nog zo blijkt. Alleen vraag ik me dan af, waar zijn die andere moeders? Als ik op sociale media scroll kom ik alleen perfecte plaatjes tegen van gelukkige moeders met hun schattige baby’s. Zo ben ik niet. Pyama nog steeds aan, baby in de arm en bezig aan de derde huilbui van de dag. Ik dan, mijn baby is eerder van het blije soort.  Deze keer omdat mijn baby een vieze pamper had en ik het pas te laat doorhad waardoor zijn billetjes nu vuurrood zien. Zo erg is dat toch niet denk je misschien? Wel, in depressieland is dat het einde van de wereld. Naast een goede lichaamshygiëne gooi je tevens ook alle relativeringszin overboord. Imperfecte plaatjesNiet bepaald het perfecte plaatje om op instagram te delen. Of misschien net wel. Misschien mag er wat meer tegenwicht geboden worden aan al die perfecte plaatjes. Misschien hebben al die perfecte plaatjes wel een keerzijde. De mijne in ieder geval wel en ik voel de nood om dit te delen. Het is namelijk goed om te zeggen dat het niet altijd geweldig is. Het maakt er ons alleen echter door. Dus daarom, voor al mijn mededepressie moeders, maar ook voor de moeders die het moederschap niet altijd geweldig vinden: ExitGrijzeWolk. Mijn verhaal. Sit back, relax and I hope you enjoy. 

Nathalie B
2 2

De hond in de winterzon

"Je bent bijna zoals een hond", zegt mijn vrouw. "Die doet dat ook." Het klopt. Een hond schuift telkens mee op met de zon, als die haar stralen op een andere plek in huis richt. Zodat hij de warmte blijft voelen. Ook ik verleg me op de bank voor het raam tot ik het laatste stukje winterzon op mijn gezicht krijg. Om halftwee komt ze voor het eerst piepen in onze woonkamer. Als ze zin heeft natuurlijk. Een winterzon op zondag, dat is geld waard. Met een boek of de krant en de radio die op de achtergrond zachtjes speelt. De krant vertelt me dat er ook in ons land alsmaar meer voor- en tegenstanders zijn. Dat we de Nederlandse toer opgaan. Voor of tegen een vaccinatie. Voor of tegen de klimaatopwarming. Voor of tegen Zwarte Piet. Samenzweringstheorieën steken de kop op Leren ‘akkerderen’, zoals pa het vroeger al rijmend zei, is niet meer van deze wereld. De radio speelt een vrolijk lied. Al is het eigenlijk de tv die radio speelt, want de provider zendt het radiosignaal niet langer uit via de kabel. Kijk, daar ben ik wel tegen. Ik zou het oude radiotoestel van de zolder moeten halen, maar daar is niet iedereen in huis voorstander van. De zon richt ondertussen haar stralen op het schilderij dat onze jongste ooit creëerde in de tekenles. Het heeft een vaste plek in huis. Stel je een man voor in Picasso stijl, een geschilderd borstbeeld in diverse tinten grijs. In zijn grijnzende mond, aangekleed met een fraaie snor, zit een dikke sigaar waaruit grote rookwolken komen. Hij lijkt wel te zeggen dat we allemaal de sigaar zijn. Je kan daar tegen zijn, maar helemaal gelogen is het niet. Al ben ik voorlopig nog de hond op de bank in de winterzon.

Rudi Lavreysen
23 0

Eddy Enhoenog

Het is een opvallend fenomeen. Nu de cafés, tavernes en eethuizen al een tijdje dicht zijn, begin ik ze te missen. Een aantal zaken hebben ze gelijk, deze onbekende vrienden. Meestal weet je niet waar ze wonen. Een gsm-nummer heb je niet. Met een beetje geluk ken je hun familienaam, maar vaak niet. Nu denk je misschien: ik heb die niet, van die cafévrienden. Ik durf het te betwijfelen. Ik denk dat iedereen er heeft. Bijvoorbeeld iemand die je vaak ontmoet in de cafetaria van het zwembad als de kinderen in het water ravotten. Of het koppel met wie je na de film een praatje maakt. Of met de man die elke woensdag met de markt op hetzelfde tijdstip een koffie drinkt in het koffiehuis. Nu al die plekken gesloten zijn, ontmoet je elkaar ooit in de supermarkt.  Of op straat. Dan knik je beleefd of je zwaait naar elkaar, zoals truckchauffeurs of bikers dat doen, omdat ze tot dezelfde groep behoren. Maar een praatje maken doe je daar niet. De magie zit tegelijk in de locatie waar je elkaar in normale omstandigheden tegenkomt. Ook is er meestal een gemeenschappelijke interesse. Bijvoorbeeld sport, kunst of politiek. Zo heb ik het thuis ooit over Eddy. Ik zag hem regelmatig in de zaak met de Parijse terrastafels. “Eddy heeft die film gezien”, zeg ik dan. Of: “Eddy is pas in dat restaurant geweest.” “Welke Eddy?” “Tja, Eddy van dinges”. “Eddy en hoe nog?” “Zijn familienaam ken ik niet.” “Waar woont hij?” “Dat weet ik ook niet.”Er wordt al eens smalend over hem gedaan. “Aaaah, Eddy vertelde dat zeker.” Alsof ik hem verzonnen heb. Dat hij een onzichtbare of een denkbeeldige vriend is, zoals kinderen er ooit eentje hebben in een film of in een jeugdboek.Maar hij bestaat echt. Al zie ik hem nu niet meer zo vaak. Eddy Enhoenog.

Rudi Lavreysen
20 3

Oergeluk

Sommige mensen delen liever in je verdriet dan in je vreugde. Ik vond dit een pijnlijke gewaarwording. Zolang ik anderen deelgenoot maakte van m’n ellende, vond ik gehoor. Vanaf het moment dat het me voor de wind ging werd het ineens stil uit bepaalde hoeken. Teleurstellend. Maar ook dit gaf ik een plaats. Het leven gaat verder. Het heeft me niet tegengehouden op mijn levenspad naar geluk. Hoe heerlijk is het als grootmoedige zielen delen in je vreugde en voorspoed. Ik hou van mensen die je vooruitgang gunnen en die blij kunnen zijn als jij blij bent. Mensen die meeleven met je succes, ondanks dat het hen misschien nog niet zo voor de wind gaat. Kortzichtige mensen verliezen uit het oog dat aan geluk of succes meestal een calvarietocht voorafgegaan is. Een gestadig zwoegen op een pad van vallen en opstaan. Een pad waar de bodem geraakt werd en keihard tegen muren gebotst werd. Bikkelharde levenslessen.  Mijn ervaring is dat geluk ons niet zomaar in de schoot geworpen wordt. Voor mij is gelukkig zijn een werkwoord van consistente en consequente arbeid. Het is elke dag opnieuw durven beginnen met het leven en jezelf met een onvermoeibare discipline in het geluksgareel dwingen. Bewust afstemmen op positieve gedachten terwijl je lichaam en je emoties het uitschreeuwen om het tegenovergestelde te doen, omdat ze dit gewend zijn. Oude negatieve gedachten vervangen door nieuwe is geen sinecure. Volgens mijn bescheiden mening is hoe we ons voelen een keuze. Een manier van denken. Elke emotie begint bij een gedachte, bewust of onbewust. Ik heb gemerkt dat als ik elke dag de knop omdraai van negatief- naar positief, na verloop van tijd het gevoel zich daarop afstemt. Zoals een spier sterk wordt na doelgerichte training, zo wordt onze geluksspier ook sterker door consequente oefening. Elk mens bewandelt een levenspad dat bezaaid is met goed en kwaad, ellende en voorspoed. Wat je achtergrond ook is, niemand wordt gespaard, in tegenstelling van wat sommige mensen denken; dat geluk je zomaar in de schoot geworpen wordt.  Het is aan ons wat we met ons leven doen. Een vrije keuze. Mensen die voor bitterheid en frustratie kiezen, verzuren. Degenen die alles wat hen tegemoet komt kunnen omarmen en ermee leren omgaan in plaats van het te bevechten, zijn meestal de gelukkigste en aangenaamste mensen. Innerlijke rust is de moeder van het geluk. Volgens mij kan je enkel in deze energiestroom de koers van je leven veranderen. Dit staat los van religie, los van spiritualiteit. Noem het empirische boerenwijsheid of onderdeel van de natuurwetten.  In het Westen meent men dat ze in het Oosten verder staan om de opperste staat van gelukzaligheid te bereiken. Balancerend op de flinterdunne lijn tussen religie en spiritualiteit gooien velen zich op de Oosterse filosofieën, in de hoop de begeerde staat van verlichting te vinden. Als ik de algemene staat van welzijn en geluk in China, Japan of India onder de loep neem, heb ik er zo mijn bedenkingen bij. Natuurlijk kunnen we leren van de Oosterse wijsheden en het zal zeker en vast ons leven verrijken. Maar ik vind dat boeken en motivatie coaches uit hun voegen barsten van overstimulatie om de Oosterse methoden te promoten. Het Oosten kan je niet in het Westen wringen. Zoveel is zeker. We kunnen wel van elkaar leren. Ja, ik heb ook geprobeerd om mezelf in ingewikkelde meditatie houdingen te wringen in een poging om mijn malende geest te leren bedwingen. Na veel pijnlijke krampen en fluitende oren van monotone klanken, heb ik het losgelaten. Nog zo’n verheven begrip: loslaten. Sorry, maar ik heb het opgegeven. Noem het de aardse vorm van loslaten.   Ik ben tot de conclusie gekomen dat wij van hier zijn, van het kille natte Noorden, ten westen van het Oosten. De plek waar de Kelten en de Germanen hun ding deden voordat de Christenen vonden dat ze het beter wisten. Oude geschiedenis, maar wel interessant om inzicht in onze roots te krijgen. Om te begrijpen hoe filosofie, religie en spiritualiteit in elk deel van de wereld toch wel een rol blijkt te spelen in het vinden van geluk. In onze contreien pleegde men de natuur te aanbidden. Elk natuurelement werd aan een andere god gekoppeld. Men geloofde in goede en kwade geesten. In deze context werden er veel wilde feesten georganiseerd zoals Carnaval, het Zonnewende, Halloween of volle maan- rituelen. Voortekens voor gebeurtenissen, goed of kwaad, vond men in de natuur. Kwalen en ziekten werden aangepakt met kruiden en alles wat moeder aarde te bieden heeft.  Vanaf het moment dat er goden betrokken worden in het verhaal, draait het altijd rond dezelfde thema’s: de strijd tussen goed en kwaad. Boze geesten verdrijven en de goede geesten of God gunstig stemmen. De vruchtbaarheid vieren en de zegen afsmeken voor goede oogsten, voorspoedige- en vruchtbare tijden. Bij de Noorderlingen speelde goed vreten, flink zuipen en stevig seksen altijd al een belangrijke rol. Op deze manier geraakten onze voorouders in trance om hun staat van verlichting of geluk te bereiken. Als men dan ‘oude Belgen-gewijs’ uit-gefeest of uit-georgiëd was, klaarde de lucht weer op, had men terug ruimte voor elkaar en kon men in vrede verder leven. Nu wil ik niet zeggen dat ik me vastpin op deze oude gebruiken.  Nee, maar het helpt me om het leven op een gezonde en evenwichtige manier te benaderen. Het gaat in essentie allemaal om ruimte creëren in je ziel zodat je in staat ben om lief te hebben, jezelf en je naaste. En dat je daarbij innerlijke rust vindt en anderen het licht in de ogen kan gunnen. Welke weg je kiest om daar te geraken maakt in principe niet zoveel uit. Voor mezelf heb ik gemerkt dat nachtwandelingen bij volle maan, een dankwoord aan moeder aarde en af en toe eens goed doorzakken en lekker feesten, mij ook rust brengen. Soms mezelf lekker orgie-gewijs volproppen met vettig voedsel, kan zo goed doen. Alles met mate of maten, natuurlijk. Aan ons de keuze.  Om terug te komen op de kortzichtige ‘boze geesten’ van mensen die niet kunnen delen in andermans blijdschap of voorspoed, die verdrijf ik tijdens lange wandelingen waar ik mijn grieven uit aan de bomen en het gras, of aan de god daarvan. Ik wens je alle geluk en voorspoed in alles wat je doet of niet doet!  

Heidi Schoefs
90 0