Zoeken

Sint-Raymundus

Bijna was ik non geworden in het laatste jaar van mijn studie. Niet dat ik een roeping had of een degout van de liefde. De aanleiding was veeleer van praktische aard. Ik moest dringend een nieuwe studentenkamer vinden, aangezien het binnen regende in die van mij. De klusjesmannen die mijn huisbaas stuurde, hadden het vak al doende en zonder hulp geleerd. Ze klopten zich op de borst als het probleem gefikst was, maar de dag erop begaf hun oplossing het al. Volgens de huisbaas overdreef ik, hij was dan ook komen kijken op een droge dag. Mijn kamer lag op zijn route langs de verschillende panden die hij bezat en waar iedereen wel iets te klagen had. Bij elke regenbui baanden de druppels zich een weg door de buitenmuur, langs een kier in het plafond. Terwijl ik sliep, landde er op mijn hoofd een trage drup. Ik las dat dat in sommige landen een martelmethode was. Het water sleet op den duur een gaatje in je schedel, als je al niet krankzinnig werd door de zenuwslopende regelmaat van het gedruppel. Ik kon natuurlijk gewoon omgekeerd in het bed gaan liggen, met mijn voeten op het hoofdeinde, maar veel andere uitwijkmogelijkheden had ik niet in de kleine kamer.  Wanhopig kamde ik de straten uit op zoek naar kamers te huur. ‘Studentenkamer voor rustige niet-rookster’, las ik op een dubbelgevouwen papier achter een raam. De gevel zag eruit alsof een enorme hand het dak tussen duim en wijsvinger had geklemd en het hele huis had uitgerekt als was het van klei of deeg. De voordeur en de ramen waren buitenproportioneel hoog. Ik beeldde me in dat er lange en magere mensen woonden, zoals in de schilderijen van El Greco. De schrijver van het zoekertje had de letters dik aangezet met zwarte balpen, zodat ze getypt leken. Kalligrafie kon je het niet noemen. En ik haatte het stereotiep van het keurige niet-rokende meisje. Toch trok iets me over de streep, misschien wel het koperen naambord ‘Denis Van Outreve, notaris op rust’. Het leek me een daad van verzet om jezelf na je pensionering een professioneel naamplaatje te gunnen. Ik drukte op de knop in het koperen leeuwenmuiltje aan de muur en hoorde een ding dong achter de voordeur.  Het duurde even voor ik voetstappen hoorde, waarna iemand minutenlang aan de binnenkant van de hoge deur morrelde. De klep van de ingewerkte brievenbus kletterde ervan. Toen de deur eindelijk open zwaaide, zag ik allesbehalve een reus. Een buikig mannetje met witte haren om een kale kruin begroette me met ‘Juffrouw’. Hij droeg een mouwloze gilet over een vergeeld hemd en een zwarte broek waarin zijn knieën opbolden. ‘Dat verrekte slot!  Wat wil je ook, het is honderd jaar oud’, zei hij.  Ik zei hem dat ik geïnteresseerd was in de studentenkamer. ‘U heeft gelijk. Gelijk en geluk. Want ze is nog niet verhuurd. Het is een hele mooie kamer met veel licht. U kan er de hele dag zonnen achter het raam’, schaterde hij. Hij meende het oprecht en had iets onbevangens ondanks zijn vele jaren ervaring. ‘Kan ik de kamer even zien?’, vroeg ik.  ‘Zeker, ik breng u erheen. Laat me even mijn autosleutel zoeken.’ Hij maakte aanstalten om zich om te draaien. ‘O, de kamer is niet hier?’, zei ik. ‘Ah nee’, lachte hij, ‘het huis ligt even verderop, in een meer dan stijlvolle buurt.’ Hij krabde zich in de haren. ‘Ik kocht dat huis dertig jaar geleden, eind jaren tachtig, toen de stad nog niet zo aantrekkelijk was. Maar ik voelde dat die plek het ging worden. Zoals je dat van personen ook kan zeggen: die maakt het straks wel, die heeft het in zich. Maar laat me nu even die sleutel zoeken.’ Hij hobbelde de gang door met zijn bolle buik en korte benen. Was hij een dier, dan een kangoeroe. In de gang hingen portretten van mannen die de toekomst in tuurden terwijl ze al lang overleden waren.  ‘Hier is hij,’ zei de oude notaris terwijl hij me de sleutel van zijn wagen toonde. Hij trok de zware deur achter zich dicht, en ik hoopte dat hij ook daarvan de sleutel had meegenomen. Terwijl hij me voorging naar zijn auto, vertelde hij over zijn familie, een geslacht van notarissen. Hij straalde van trots op de bloedlijn die zijn beroep had bepaald, terwijl we nu ten allen koste onszelf willen uitvinden, liefst zonder enige hulp. De notaris liep in de voetsporen van zijn voorvaderen, en ik liep achter hem aan. Hij stopte abrupt bij een grijze Mercedes, opende het portier en vroeg me aan de andere kant in te stappen. Onderwijl stopte hij niet met vertellen. ‘Deze buurt was vroeger een zoo, ik ben er als kind nog geweest. Alleen onze straat was er al. Mijn grootmoeder rook de mest van de olifant door het raam. Ze keek uit op de struisvogels, waarvan er veel gestorven zijn. De mensen van de zoo maakten er soep van, zei ze, net zoals ze de olifant opaten tijdens de oorlog.’ De auto van de notaris scheerde rakelings langs een fietser. ‘In welke staat is het huis eigenlijk?’, vroeg ik.  ‘Je krijgt er de kakkerlakken gratis bij’, schuddebuikte hij. ‘Geen zorgen, juffrouw, het dak is enkele jaren geleden gerenoveerd en er zijn dubbele ramen. Er is slechts een, hoe zullen we het noemen, een kleine bijzonderheid. Maar daar valt een mouw aan te passen. Zeker als je de Codex van buiten kent. Bestaat de wereld eigenlijk niet uit mouwen?’ lachte hij.  Hij zette de richtingaanwijzer aan, die dreigend tikte.  ‘Welke bijzonderheid?’ vroeg ik. ‘Daar is een plaatsje. Net voor de deur. We zijn voor het geluk geboren’, zei hij terwijl hij de auto parkeerde. Het huis was net zo statig als dat waar we vandaan kwamen. Het keek uit op de groene berm van een stadspark. De notaris op rust gooide het portier achteloos open en liep naar de stoep, ik volgde zijn voorbeeld. Hij diepte een andere sleutel op uit zijn broekzak, beklom het opstapje naar de voordeur en leunde wat naar achteren terwijl hij zijn sleutel in het slot stak.  ‘Ik zei al dat het huis dertig jaar geleden al tot me sprak, dat het een, hoe heet dat tegenwoordig, charisma is oubollig geworden, appeal is het ook niet, de X-factor? Het heeft een X-factor, vindt u niet?’  Zijn hippe woordenschat deed me glimlachen. En ik kon hem geen ongelijk geven. De vloer was bedekt met muntgroen vasttapijt waarop geen spatje rode wijn of tomatendip te zien was, en de lichtroze muren waren al even onberispelijk. Door de hoge ramen bescheen het zonlicht de woonkamer alsof we ons in het hiernamaals bevonden. De notaris toonde me de nieuwe wasmachine. ‘En er is zelfs een afwasmachine.’  ‘Met hoeveel wonen we hier?’ ‘Er is plaats voor een viertal studenten.’ ‘Maar vier studenten?’ Ik dacht aan mijn oude kamer in het rijtjeshuis met keuken in de kelder. Twaalf studenten woonden er. ’s Avonds kookten we om beurten, wat uren in beslag nam en ‘s morgens schoven we aan bij de douches. Dit huis was anders, het was groter dan het huis van mijn ouders, het was nu al een thuis.   ‘Wat is nu precies dat probleem?’, vroeg ik de notaris.  ‘Probleem?’ ‘Wel, die bijzonderheid waar u het over had?’ ‘O, iets puur administratiefs, niks heel ernstigs’, lachte hij. ‘Het gedrocht dat ruimtelijke ordening heet, laat geen studentenkamers toe in deze wijk.’ Een akkefietje. Je mocht hier als student gewoon niet wonen. De notaris zag mijn teleurstelling. ‘Maar er is een kleine hiaat in de wetgeving’, stelde hij me gerust. ‘Houdt u van creativiteit?’  ‘Hangt ervan af’, zei ik.  ‘Studenten kunnen dus niet,’ ging hij verder, ’maar voor een religieuze orde is men wel mild.’  ‘Een religieuze orde?’ ‘Geen paniek’, lachte hij, ‘Ik sleur u niet om vijf uur ’s morgens uit uw bed om de metten te bidden en ’s avonds kom ik geen vespers zingen.’  Hij veegde een lachtraan weg.  ‘U bent lid van een kloosterorde. Maar alleen op papier.’ ‘Welke orde?’, vroeg ik. ‘Wel, ik heb er even over nagedacht. De Jezuïten zijn me te naargeestig, te plichtsbewust. Met de Franciscanen loop ik ook niet hoog op. Dus dacht ik, ik bedenk er zelf een. De orde van Sint-Raymundus, naar mijn grootvader Raymond’, zei hij ontroerd.  Hij zag mijn verbijstering en voelde zich verplicht extra uitleg te verschaffen. ‘Er is feitelijk een echo naar de Dominicanen, die verscheidene Raymundussen in hun gelederen hadden. Het kan geen kwaad om de principes van die orde eens door te nemen. Mocht er ooit inspectie komen, dan komt dat beter over. Voor die gelegenheid hangen er wat kruisjes in de elektriciteitskast, die kan u dan snel omdoen. Maar ik denk niet dat u ooit controle zal krijgen.’  Hij gaf mijn vertwijfeling geen kans, en sleurde me mee naar de trap. ‘Uw kamer bevindt zich op de tussenverdieping’, zei hij terwijl de deur open gooide. ‘Ziehier uw bezinningsruimte, uw cel. Hier kunt u in alle rust bidden en visioenen krijgen’, gniffelde hij. Terug in mijn studentenkamer plakte ik een plastic zak onder het lek aan het plafond en stopte oordoppen in. Ik had geen religieuze titel over voor een stadspaleis. Liever luisterde ik tijdens de Gentse Feesten naar een niet zo heilige Raymond, die elk jaar liedjes zong tot diep in de nacht. 

Pons
11 0
Tip

Twee echtparen / één huis

Twee echtparen delen een huis. Er is weinig dat hen verbindt behalve dat hun dochters trouwen. Dat hun dochters trouwen! Dus komen ze samen. Er is veel dat hen niet verbindt: taal, cultuur, gewoontes. De eerste dagen loopt het goed. Ze gaan op stap, bezoeken steden, eten uit met zicht op zee en verdelen de rekeningen eerlijk. Ze nemen foto’s: van elkaar, van zichzelf in verschillende constellaties. Wanneer ze elkaar na een goedgevulde dag slaapwel wensen trekken ze de deuren van hun slaapkamer goed achter zich dicht. Dan, wanneer het donker is, start het gefluister ‘Ik snap niet waarom ze de hele dag zo roept’, zegt de ene vrouw tegen haar echtgenoot. Hij kleedt zich uit, stapt zijn pyjamabroek in. ‘Het lijkt alsof ze vooral zichzelf wilt horen’ voegt ze er nog aan toe. ‘Hij wou zo graag winnen met schaken dat het ongemakkelijk werd’, aldus haar echtgenoot. ‘Ik zou durven zweren dat ik hem zag valsspelen.’ ‘Heb je gezien dat ze de kraan van het toilet gewoon liet doorlopen?’ klinkt het enkele meters verder, in dezelfde gang, achter een andere deur.  Zo fluisteren ze, die twee echtparen, ‘s avonds in bed, de ene tegen de andere, man tegen vrouw, vrouw tegen  man, tot ze moe van hun woorden, moe van hun urenlange observaties en mentale notitites in slaap vallen. Arm in arm liggen ze, als in een herwonnen kameraadschap. Dit heb ik lang niet gevoeld, denkt de ene vrouw terwijl ze haar oog laat rusten op de schouder van haar echtgenoot. In de andere kamer zinkt de man in een diepe slaap en droomt over paarden, schilden, degens, droomt over zijn vrouw die haar zwaard scherpt, naar hem knipoogt, haar vizier naar beneden tikt en weggaloppeert. Het is een droom die hem nog lang zal bijblijven. Stof waait op vanonder de hoeven van haar paard. Ze kijkt nog een keer om en stuift weg, breekt de horizon met haar steeds kleiner wordende gestalte.

Storm Stoorik
107 6

Twee generaties Fleur

Altijd al wou ik een verhaal schrijven dat begint met een vinger die een nerf van een eikenhouten tafelblad volgt. Onlangs heb ik het gedaan: de tafel opgepakt en haar in een café in de haven gezet. Ik heb over 't randje geschreven. Publicatie volgt. Later.   Oostende Vrijdag 11 augustus 2023  Hij volgde met zijn vingertoppen de diepe nerven van de eikenhouten tafel. Zijn vingers waren knokig, de muis van zijn hand bedekt met levervlekken, de levenslijn in zijn palm onderbroken. Margriet wachtte al lang niet meer op zijn teken. Ze pakte de lege pint weg en zette een nieuwe in de plaats. Met het glas aan de lippen vroeg hij zich even af waar de groef hem naartoe zou leiden, maar hij wist het antwoord al. De enige weg die er was, was de weg terug.   Zeven kotters voeren dagelijks de haven van Oostende uit en brachten tonnen vis aan wal. Af en toe ging hij mee om een vinger aan de pols te houden, maar vooral omdat hij nog altijd meer visser was dan reder. Hij ruilde maar al te graag het monotone kantoorwerk in voor het avontuur van de Noordzee.  Voor zijn vijftigste verjaardag kocht hij zichzelf een trawler. Het was een emotionele beslissing geweest, geen zakelijke. Zo kon hij dagenlang op zee blijven en doen wat hij het liefste deed: vis vangen en strippen, 's avonds pinten drinken met de bemanning en de schipper aflossen tijdens zijn nachtdienst. Met weemoed dacht hij vaak terug aan het herstellen van gescheurde visnetten, de vreugde als een sleep veel opbracht en het heen en weer schuiven van de potten en pannen op het fornuis tijdens een zware storm. Volgens de visserstraditie werd de vis gebakken zwemmend in de boter, afgekruid met peper en zout. Hij kon zo intens genieten van het moment waarop de machinist chef-kok de pruttelende pan op tafel zette en de bemanning zich, onder luid gelal, tegoed deed aan een welverdiende maaltijd. Nergens sliep hij beter dan in de scheepskooi, het snurken van zijn scheepsmakkers daargelaten. Het ruisen en wiegen van de zee maakte veel goed. Maar peperkoek aan boord brengt ongeluk en zaken van het hart wreken zich altijd in een wereld waar alles om geld en winst draait. De concurrentie was moordend en niemand zat op hem te wachten. Roosje - zo heette het schip - kostte hem meer dan ze opbracht, maar van verkopen wou hij niet weten. Ook niet toen de visprijs kelderde en de brandstofprijs steeg. Hij deed nog liever de kotters weg dan Roosje.  Om zijn financiële zorgen te vergeten, voer hij steeds vaker uit, maar bij het afleveren van de nokvolle kratten aan de visafslag kon hij niet anders dan de realiteit onder ogen zien. Hij moest toegeven dat hij een zakelijke fout had gemaakt die verstrekkende gevolgen had. De winstgevende kotters die allemaal de namen van zijn minnaressen droegen, had hij net als hen een voor een van de hand gedaan. Behalve Fleur, die had hij om sentimentele redenen gehouden. En Roosje natuurlijk. Roosje moest blijven, hij was haar al een keer verloren.  Hij veegde het schuim met de palm van zijn hand weg toen het scherm oplichtte.   André_ In heel mijn leven maar twee vrouwen gehad die dat goed deden. Sommigen denken dat zuigen letterlijk genomen moet worden. Iris_ Ook maar weinig mannen die het goed kunnen hoor. De meerderheid doet daar maar wat in de buurt. Kom morgen met de auto. Makkelijk parkeren op de Hendrik Baelskaai? André_ Ja, wel betalend. Iris_ No prob. Tot dan! Nieuw bericht Iris_ Ga wat later zijn. Nu in Aalter, hou je op de hoogte.  Hij zuchtte. Iris was jong. Ze kon zijn dochter zijn. Toch hadden ze op Tinder gematcht en al snel een datum voor een date vastgelegd.  André_ No worries. Ik zit al in de JS. Neem je tijd. Haha.  Tijdens het typen moest hij plots denken aan hoe Roosje gereageerd zou hebben. Toen hij Roosje ten huwelijk vroeg, was ze amper achttien. Ze had altijd gewerkt in een kledingwinkel op de Torhoutsesteenweg tot dat vuile kankerbeest haar uit de confectie en het leven had gerukt. Ze had menig koppeltje in innige omhelzing uit het pashokje weten strompelen. Dan wist ze: die zijn verliefd en hebben elkaar passioneel gezoend. Dat volstond, omdat de avond nog veel voor hen in petto had. Maar als eerst de man nonchalant met een truitje uit het pashokje dook en zich er haastig vanaf maakte met een weifelende beweging van het hoofd die zowel ja als nee kon betekenen op de vraag of de maat goed was, wist ze dat de vrouw ongemakkelijk met een papieren zakdoekje het zaad van tussen haar benen aan het deppen was. Pashokjes, soms kreunen ze van passie, maar nog vaker van ellende. Wie het thuis niet vond, moest het zeker niet zoeken achter de blauwe damasten gordijnen met zilverkleurige ringen die altijd met volle geweld de wereld van de uiterlijke schijn dienden werden ingeschoven. Roosje en hij deden het nooit in de pashokjes van de kledingwinkel op de Torhoutsesteenweg. Overal, maar niet daar. Daar had ze een grondige hekel aan. Waarom Roosje er was blijven werken, had hij nooit begrepen. Het was een komen en gaan van verkoopsters die de winkel geen warm hart toedroegen, maar eerder zagen als hun persoonlijke dressing. Zo koos Fleur elke donderdag haar outfit: ze feestte tot in de vroege uurtjes en hing vrijdagmorgen rond tienen de door rook en alcohol doordrongen feestkledij nonchalant bij de retours. Dat de andere verkoopsters geen argwaan koesterden, kon er bij Roosje niet in. Roosje, te goed en te vroeg heengegaan. Fleur kon hemels pijpen. Dat kon ze wel, maar voor de winkel had ze geen respect.  Iris_ Ff plaspauze. Nog ff en we zien elkaar eindelijk. Spannend! André_ Jaaaa, spannend. Ik ook ff snel plassen.  In het smalle gangetje naar het toilet ging hij de herentoiletten binnen. Sinds de breuk met Fleur vermeed hij die van de dames met de aparte hokjes die hem normaliter de privacy boden waar zijn verlegen blaas om vroeg. Margriet had het niet nodig gevonden om de spiegel daar, die hij in een delirium aan stukken had geslagen, te vervangen. Ze had gezegd dat ze al blij was als de dames hun handen wasten, een reflectie van hun dronken kop boven de wasbak vond ze overbodige luxe. Hij wist dat het zeeppompje altijd vol was, dat de Dyson op volle toeren blies en dat de automaat altijd netjes gevuld was met tampons en maandverbanden, maar dat de spiegel gebroken bleef. Hij trok aan de klemmende deur van het toilet en koos het pissijn in de hoek. Hij ritste zijn jeans open en haalde zijn piemel uit zijn slip. Met een erectie kan je niet plassen, maar met Fleur in gedachten kon het urineren wachten. Hij zette zijn linkerhand tegen de muur en begon met volle rechterhand zijn halfharde lul te bewerken.   Fleur was de enige minnares die verliefd op hem was geweest. De seks met haar was geweldig. Ze deed dingen met hem die nog nooit iemand had gedaan. Het was een spel van aantrekken en afstoten geweest. Hij beloofde haar veel, maar kwam zijn afspraken zelden na. Ze kwam te dicht, was te veeleisend en hij wist zich geen houding te geven. Hij had haar herhaaldelijk gezegd dat hij bij Roosje zou weggaan, maar dat was altijd een loze belofte geweest. Hij kon financieel geen kanten uit en hoe geweldig Fleur ook was, Roosje zorgde voor een dak boven zijn hoofd.  Een half jaar duurde het tot Fleur hem doorhad. Toen stond ze plots voor de deur. Hij wilde haar nog tegenhouden, maar met een flinke schouderstoot stond ze plots in de gang. Roosje was boven aan het stofzuigen en de schrik sloeg hem om het hart. Ze wilde alleen naar buiten als hij ook naar buiten ging. Op zijn kousenvoeten was hij op de loop gegaan met Fleur achter hem aan. De verwijten echoden door de straat tot er geen weerwoord meer kwam en hij besefte dat ze was weergekeerd om opnieuw voor de deur post te vatten. Deze keer zou Roosje opendoen en hij besefte dat zijn rijk uit was. Hij kon de confrontatie tussen zijn echtgenote en minnares niet aan, nam zijn jas, trok zijn schoenen aan en maakte dat hij weg was. Toen hij een paar uur later de straat inreed, zag al van ver dat al zijn spullen op de oprit stonden. Hij laadde alles in zijn kofferbak, reed ermee naar de haven en maakte van Roosje zijn nieuwe thuis.  Iris_ Ben er. Ff parkeren. Tot zo. André_ Check.  Hij ritste zijn gulp dicht. Zijn halfharde penis klopte tegen de stugge jeansstof. Hij waste zorgvuldig zijn handen en terwijl hij ze afveegde aan zijn broek, ging hij terug naar zijn tafeltje.  Een fijne, netjes gemanicuurde hand greep zijn schouder beet. Of het oké was om aan de overkant van de straat te parkeren? Hij knikte instemmend. Ze lachte haar hagelwitte tanden bloot en ging tegenover hem zitten, het vaasje met vaalrode kunststoffen anjers tussen hen in. Margriet dook achter haar op, nam een bierviltje uit het houdertje, legde het neer en zette een tot de rand met rosé gevuld glas erop. Het was van het huis en ze knipoogde naar André.  Condens had zich intussen al gevormd en waar haar vingers net nog waren, vormden zich nu druppels die langs de steel van het glas een weg naar beneden zochten. Het hield zijn blik vast. Intussen praatte Iris honderduit. Af en toe keek hij op. Ze was nog mooier dan op haar profielfoto en wat leek ze op Fleur. Ze kon haar dochter zijn. Hij zei dat het hem speet dat hij haar niet bij hem thuis kon uitnodigen. Ze haalde haar schouders op en leidde hem bij de hand naar de damestoiletten. Het was er koud en het rook er naar een mengeling van urine en javel. In de gebarsten spiegel die hij zojuist en alle andere keren zorgvuldig wist te mijden, zag hij hun gefragmenteerde reflectie. Ze koos het laatste toilet en duwde hem rustig maar gedecideerd het hokje binnen. Hij voelde de kilte van de pisgele wandtegeltjes tegen zijn rug terwijl ze zijn broekriem losmaakte. Het bonkte in zijn onderbuik en hij knoopte snel zijn jeans los om zijn erectie wat ruimte te geven. Ze ging op haar hurken voor hem zitten en trok zijn slip opzij. Zijn glimmende eikel verdween zonder aarzeling in haar gulzige mond. De natte warmte gaf hem een gelukzalig gevoel dat zich als een gloed over zijn hele lichaam verspreidde en hem leek wakker te schudden uit zijn dronkenschap. Hij kreunde zacht terwijl haar lippen gretig in zijn ballen leken te bijten en ze hem afrukte. Zijn handen rustten op haar kruin en voor hij er erg in had, trok hij haar hoofd aan de geblondeerde haren naar achteren. Hij keek haar in de ogen en stak ostentatief zijn tong in zijn kaakholte. De boodschap was duidelijk. Zijn hele penis verdween tussen haar kaken. Hij stootte zo hard dat ze moest kokhalzen. Het zuur van de opgegeven alcohol brandde en hij duwde zijn pik nogmaals snoeihard naar binnen. De tranen sprongen in haar ogen en rolden vermengd met mascara over haar wangen. Hij greep met beide handen onder haar oksels en hees haar zo omhoog. Ze wankelde en terwijl haar evenwicht zich herstelde, kuste hij haar vol op de mond. 'Sorry', stamelde hij. 'Sorry', als om zijn eerste verontschuldiging kracht bij te zetten. Ze knikte als aanvaarding. Een derde sorry stierf op zijn lippen toen hij haar gretig begon te zoenen. Zijn handen verdwenen onder haar bloesje. Eigenlijk vond ze die handeling te intiem voor deze plek, maar ze verzette zich niet. Om de een of andere reden voelde het vertrouwd, wilde ze niet eens dat hij zou stoppen. Het was niet uit medelijden dat ze zijn gangen liet gaan, iets in haar zei dat het zo moest zijn. Hij haakte haar bh los, ontblootte haar borsten en zoog aan haar tepeltje terwijl hij het met het tipje van zijn tong zacht beroerde. Ze zuchtte en een kirrend lachje galmde door de toiletruimte.  Seks had ze al lang niet meer uit lust gehad, laat staan uit liefde. Deze keer was het verrassend anders. Deze man leek haar te kennen. Deze man wou ze voelen, aan haar lijf en in haar hoofd. Deze man mocht gewoon. Als uitnodiging zette ze haar voet op de rand van de wc-bril. Met zijn palm op de kanten boord van haar nylonkous en zijn duim onder de jarretel duwde hij haar been opzij. Zijn broek hing op zijn enkels en onhandig schuifelde hij dichterbij. Ze kantelde haar bekken en zo kwam hij zachtjes bij haar naar binnen. Met zijn handen in zijn zij en ogen gesloten ging zijn middel ritmisch van voor naar achter. Hij ging telkens ver uit, alsof vluchten nog een optie was. Diep in haar en met een verlossende zucht kwam hij lang en intens in haar klaar.   Hij ging de smalle gang in, maar in plaats van terug naar het café te gaan, koos hij ervoor om een sigaret te gaan roken onder het schamele afdakje waar Margriet het leeggoed bewaarde en waar de slijter in het verleden al meer dan eens zijn peuken tussen de flesjes cola moest hebben gevonden. Roken deed hij net als drinken om zijn gevoelens te onderdrukken. Psychosomatisch heet dat, mensen die ziek worden van emotionele stress. De borstkanker van Roosje was beslist daaraan te wijten. Maandenlang wist ze niet waar hij uitging en ook al had ze een vermoeden, ze controleerde dat niet. Op een dag stond de politie aan haar deur. Dat hij gevonden was. In de kombuis, comateus van te veel alcohol en met een strop om de nek. De knoop was gelost en ze wist dat als een visser geen goede strop kon maken, het een kreet om hulp moest zijn.   Hij bood Iris een sigaret aan. Ze peuterde er een uit het pakje en hij zorgde voor vuur. Wat haar intentie was en of ze echt iedereen zonder condoom deed? Dat moest ze echt niet doen. Daar kan je van sterven, weet je wel? Dat doet ouderdom met een man. Vroeger zou hij haar louter hebben gebruikt voor de seks, maar met de jaren kwam ook de compassie. Roosje zat daar voor iets tussen. Na haar korte en verloren strijd tegen die verdomde kanker, was hij beginnen beseffen hoe broos het leven was. Sindsdien praatte hij ook altijd even met zijn seksdates. Zo vertelde Iris dat ze een vreselijke jeugd had gehad. Haar moeder was smoorverliefd geweest op haar vader die verder nooit in beeld was geweest. Hij had zijn laatste geld op de tafel gegooid en geroepen: 'Voor de abortuskliniek!' Haar moeder had de huur ermee betaald en er een wieg mee gekocht. De potentiële vaderfiguren die achtereenvolgens 's morgens om beurten naast de toiletpot pisten, kwamen echter sneller dan ze bleven. Haar moeder bleef jammeren om André.  Ze zei dat ze nog had getwijfeld om met hem af te spreken. De naam André riep te veel emoties bij haar op, maar toen ze vroeg waar de letter A in zijn profiel voor stond, was het gesprek al gestart en had ze zichzelf ervan overtuigd dat niet iedereen met de naam André per definitie slecht was.  De lege flesjes rammelden in de krat. Margriet zette ze bij de andere en deed alsof ze hen niet zag. Ze kende zijn levensverhaal. Het grootste deel van zijn jeugd bracht hij door in instellingen. Met een nymfomane moeder en een vader die geheel terecht de eer aan zichzelf hield en vertrok, was hij altijd op zichzelf aangewezen geweest. Hij was een prototypische selfmademan die alles wat hij aanraakte in goud veranderde tot de liefde daar anders over besliste. Hij was Margriet en de Jolly Sailor altijd trouw gebleven, in goede en slechte tijden, en zeker toen er sprake van was dat het café moest verdwijnen voor de oprukkende nieuwbouw die binnen de kortste keren de hele Hendrik Baelskaai - en dus ook de Jolly Sailor - zou opslokken.   Oostende Zondag 5 mei 2024 (Negen maanden later)  Margriet wringt voor de laatste keer haar dweil uit. De eikenhouten tafel waaraan André altijd zat, gebruikt ze nu als keukentafel in haar nieuwe flat in Mariakerke. De tap had ze nog van de hand kunnen doen, maar de rest van de inboedel had ze niet meer kunnen verkopen. Het aanplakbiljet op het raam hangt aan flarden, half opgevreten door de zilte zeelucht.  De postbode passeert voor de laatste keer. Een crèmekleurige envelop valt op de versleten kokosmat. Margriet draait haar hoofd en leest in sierlijke krulletters de naam van André. Ze neemt de omslag, steekt die in haar handtas en kijkt voor de laatste keer rond. De Jolly Sailor was jaren een thuis, niet alleen voor haar, maar ook voor de vele reders en vissers. Ze trekt de deur definitief achter zich dicht. De sleutel gooit ze aan de overkant in het Visserijdok. Een mintgroene Mercedes claxonneert als ze onoplettend de straat oversteekt. Ze kijkt niet eens op. Ze neemt haar fiets die tegen de gevel staat en fietst de vijf kilometer naar de begraafplaats van Stene.   Het graf van André is een berg zand met een houten kruis. Toen hij stierf had hij geen rooie cent. Zijn laatste geld had hij op tafel gegooid en geroepen: 'Voor de abortuskliniek.' Iris had de verfrommelde briefjes geduldig op een stapeltje gelegd en was zonder omkijken het café uitgewandeld. Ze had de huur ermee betaald en er een wieg mee gekocht.  Het begint te miezeren. Margriet zet haar fiets op de pikkel, graait in haar handtas en haalt het geboortekaartje uit de omslag. André is vader geworden van een dochter. Ze heet Fleur. Ze is genoemd naar haar grootmoeder. 'Godverdomme, André', vloekt Margriet.  

Véronique Scheyvaerts
11 0

Een vroeger land een ander huis

Ze komt van een land dat niet meer bestaat en misschien ook nooit heeft bestaan, daar is discussie over. Haar vader zat in een leger dat niet meer is, dat zichzelf ontmantelde, een leger dat zich tegen zichzelf keerde. Samen spraken ze een taal die veel namen kent, veel tongvallen, accenten. Ze spraken een taal van een unie dat gemaakt werd van volkeren die dat eigenlijk niet wouden. Zo wordt gezegd. Een fictief land, al is daar ook discussie over. De opdracht tot het samenvoegen van mensen over grenzen kwam van hogerhand, de toekomst door machthebbers besloten: jullie zijn één. Jullie horen samen. Er was sprake van economisch voordeel. Er was grond te verdelen. Er werd geld geschept en verbruikt. Enkele jaren leek dat goed te gaan. Maar er waren te veel verschillen, te veel accenten,gebruiken. De gemeenschap van volkeren die niets gemeen wouden hebben bleek onhoudbaar en versplinterde in entiteiten die wel nog bestaan. De scheiding was niet makkelijk. Het duurde lang. Er was bloed. Lichaamsdelen. Kraters. Er zijn hoofdsteden ontmanteld, huizen opengebroken. Er zijn mensen verdwenen.  Haar vader zag het gebeuren en wist niet wat doen. Hij vroeg haar waarnaartoe en ook zij wist niet meer waar ze hoorden. Maar dit stond vast: het werd te onveilig, hun grond, er werd met te veel grenzen geschoven. Dus vertrokken ze. De nachten wandelden ze door, behoedzaam. De dagen verstopten ze zich in bossen, nog behoedzamer, achter heuvels, onderstruikgewas. Ze probeerden te slapen, maar er was ongedierte. Ongemak. Er waren knallen. Snipers. Onrust. Er was een angst die maar niet ging liggen. Maar ze waren niet alleen, deze vader en dochter. Ze vonden een nieuwe gemeenschap. Ze waren met veel, de thuislozen, landlozen, grensverleggers, landlopers. Ze staken de handen uit naar elkaar, grepen kinderen onder de arm, hielpen elkaar oversteken. Ze verdeelden hun brood, granen, water. Ze waren met veel op zoek naar nieuw land, hielden zich aan elkaar vast, trokken zich op aan elkaars broekspijp, middel, hals. De tocht was lang. Niet iedereen haalde het. Maar ze kwamen aan, in een ergens, spreidden zich uit en startten nieuwe levens met nieuwe talen in nieuwe landen met nieuwe namen. Ze zagen elkaar niet meer terug. Het is maar heel soms dat ze terugdenkt aan dat land van haar dat misschien nooit echt een land is geweest. Aan haar slaapkamerraam, open. Aan de geur van wilde vijgenbomen. Aan het geruis van vijgenbladeren op een nog onbeschreven zomerochtend. Ze denkt aan de zwaluwen net onder haar daknok. Aan hoe ze over en weer vlogen naar hun nest

Storm Stoorik
24 3

Water

Vrijdagochtend, 6u22.                                                                                                                 Net als op alle andere weekdagen werkte Lea 60 lengtes af. Met haar een handvol andere fanatiekelingen. Ze zwom 25 meter heen en 25 meter terug in een soepele crawl met tussendoor een goed ingeoefend keerpunt. Ze voelde zich als een muis in zo’n loopwiel dat doet denken aan het reuzenrad op de kermis, maar dan zonder pretparkvibe. Zouden muizen zichzelf die monotone beweging opleggen net als zij? Zouden ook zij die routine nodig hebben om niet gek te worden?  Dat ze eigenlijk veel verder wilde dan die 25 meter, vertelde ze aan niemand. Ze verlangde naar eindeloos zwemmen, slag na slag, met om de drie slagen een gecontroleerde ademhaling. Ze hoopte zichzelf zo langzaam uit te wissen. Ze wilde verdwijnen uit het hier en nu, overgaan in een parallel universum zonder gedachten. Er zou enkel water zijn met happende, stille monden en langzame, zwemmende bewegingen.   60. Lea tikte de rand van het bad aan. Ze duwde zichzelf op haalde haar spullen uit de locker. Bijna vergat ze haar eurostuk.  Zwijgend droogde ze zich af. Op de grond van het kleine hokje lagen een klit lange, zwarte haren en een verdwaalde pleister met nog wat bloed. Ze walgde. De chloorgeur en de warme, vochtige lucht maakten haar draaierig. Ze haastte zich naar buiten en hapte naar adem. Ze voelde de frisse ochtendlucht in haar longen.   Ze bedacht dat ze morgen naar zee zou rijden. Ze wilde het open water in. 

Melanieke
6 1

Storm en liefde

Om verder te vertellen, zodat het opschiet voor Meeke, die graag wil weten hoe het afloopt, voordat Sturm der Liebe begint. "Haasten? Stolz der Liebe?" Dat was niet de afspraak. De jonge Laïs kijkt ons teleurgesteld aan. "Opschieten? Snelsisnel? Nee toch.." denkt ze. "Kan ik dan nooit rustig van de dingen mogen genieten? Tiktok moet al snelsnelsnel. Alles moet op een-twee-drie." Haar blik slaat naar de grond neer. Zij wil niet te snel gaan. Halt, jongens, wees kalmmm. Zij houdt van een mooi verhaal.. "Boeie die Streich der Liebe. VerdAmmt de Schmerz der Liebe. Wat een saaie soapsie.. Welk een saaie Duitsers." "Meeke heeft iets met die Duitsers," vermoedt ze. "In de middelste schuif van Mee, bovenop TeVe-BLAD, ligt een zwarte dolk met Germaanse runen. Staat volgekrast met îhaz en sôwilô's.." Tegen de dieven, zegt Mee. --- Laïs laat het hoofd zakken. Tegen Mee valt toch niks te beginnen. Het is wat het is, denkt ze. Que sera, sera. Het is haar dag al niet. Tranen wellen op. Ze denkt verslagen aan vanmorgen terug, aan het whatsappje dat ze had gekregen. Ze veegt een traan weg met de mouw. Meeke mag niks merken. Het liefst wil ze nu tegen haar grote zus aankruipen. Liefst wil ze opgaan in rook. Liefst wil ze verdwijnen in een van de verhalen die ze thuis in de zetel met haar grote neef verzint, ook een beetje een dromer. Zij houdt van een mooi verhaal. Maar Meeke houdt van Sturm. Zucht. "Gaat er nu echt niemand voor mij opkomen? Gaat iedereen weer naar Mee luisteren?" --- Uit de Technics-platenspeler op de achtergrond klinkt ouderwetse elektrische blues. Muziek verzacht de zeden. "Tiens.." mijmert Laïs. Zoiets ouds en bijzonders heeft ze nog nooit gehoord.. De rauwe woorden raken haar. Nog iemand met smart. Een forse sterke man, aan de robuuste stem te horen. Hebben die ook zoveel verdriet, soms? Oh, I asked her for waterOh, she brought me gasolineThat's the troublingest womanThat I ever seen --- "Soaps zijn rommel," oordeelt Cato, het nichtje van Laïs. Ze knikken mekaar aan. Laïs is dankbaar wanneer ze steun krijgt van Cato, die vastberaden en wilskrachtig is. "Het is allemaal onzin," wuift Cato weg. "Schnickschnack. Propaganda van Nyarlat. Geklasseerd. Ziezo." Cato probeert alles in het hoofd netjes te organiseren. Zin hoort aan de rechterkant / onzin aan de linker. "Dat lukt maar half hoor," glimlacht ze geruststellend. Een mens zou van haar ratio een paar stappen terugdeinzen. Soms is dat net goed, vindt ze. Het geeft haar de ruimte om rijen en kolommen vol oplossingen te bedenken voor andermans problemen. --- Hannah fronst, controleert haar nagels, plukt de pluisjes van haar t-shirt af. "Straks praten ze weer allemaal door elkaar," vreest ze. Haar familie is druk, druk samen. Het zijn er, hier alleen al, een slordige 23. Het leven is vol prikkels en sensaties. Er is geen tijd om alles ordentelijk te verwerken, gewoon geen tijd. Och toch, Yog-Sothoth! "Tuurlijk heeft Zus gelijk," zegt ze tegen Celia, "Meeke en de tantes zouden beter naar een docu kijken over de voedingsindustrie, over alle seksisme en corruptie op de wereld, over de onwil van zoveel schijtleiders en f*cking boomers om er gezamenlijk nog iets moois van te maken voor ons, voor onze generatie." "Ssshh," sust Celia, "Je moet altijd een balans willen bewaren, Hannah, tussen de zienswijze van de ene en de zegswijzen van een ander. Ik probeer er dan steeds met een verenigende mening tussenin te staan." Meeke fronst. --- Mee zet haar flegmatieke striplezertje Isaak weer veilig aan de grond. Hij is de allerjongste maar kijkt al prentjes in De Rode Ridder. Dat wordt een hoofse knaap, zodra hij op z'n eentje uit de maxicosi geraakt tenminste, een dwangbuis toch voor kleine avonturiers. Isaak maatje, leg er uit protest maar gewoon een dikke kak in. Weg met dat weinig-maxi, weinig-cosy kraam. Een groot avonturenpark moeten ze rond Isaak bouwen, met overal draken en gevaarlijke attracties, om Willem en Cleo en Rémi uit te nodigen, en tot slot een mooie geluidsdichte stolp erbovenop. Plop. Meeke neemt de frêle Alix op schoot, een Mini-Me van d'r tante Helen, met helderblauwe ogen en engelenhaar. Alix stelt veel Waaromvragen. Ze stelt vragen bij zowat alles, die kleine. Waarom zitten er twee Twixen samen opgesloten in zo'n smal zakje, terwijl die vuile Bifiworst een verpakking voor zich alleen krijgt? Waarom de wolken niet groen zijn terwijl het gras mooi blauw was geweest, wel, het is voor Alix soms een domper op een vergezicht. "Tsjaka!" lacht Beyoncé. Bé probeert immer vrolijk te blijven, ze draagt al teveel mee om de moed nog te verliezen, maar ook zij kan zich enorm om de wereld lopen vermalen. "Mooi gesproken lieve Hannah. Waar houden die boomers zich in gOdsnaam mee bezig? Met heelder dagen soaps kijken. Met bodyshaming.." "Met voze anonieme commentaartjes op de socials," springt Marijke bij. "Terwijl ik," danst de guitige kleine Mila huppelend tussendoor: "Terwijl ik al direct zou zeggen: ik probeer iemand anders te behandelen zoals ikzelf gejespecteerd wil worden. Neh. Dansen dansen dansen!" --- Svens forse gestalte werpt een verkoelende schaduw over de spelende en duttende kleintjes neer. "Dank Svenneke," wrijft Kaartje hem dierbaar over de hand, "Ge zijn een schattenbeer." "Enfin.. meer een zilverruggorilla," denkt ze toegenegen. Van ver, mocht het donker zijn, lijkt hij op Mike Tyson. Buffelschouders, de brede kop, het korte zwarte haar. Een toeval. Het is Tyson met wie Sven langs de tv opgroeide. Ze delen een nietig teer hartje, de twee verschoppelingen, maar ook een temperament dat in beestachtige knokpartijen uitbreekt. Op café, op de voetbal, op café en laatst nog op de barbecue van de voetbal. (Daar liep hij een infectie aan de vuist op omdat zijn opponent, Benno Barnard, een pedante ploertige Hollander, alweer vijf weken de tanden niet had gepoetst. "Zelfs waar ik sta, kan ik uit zijn bek ruiken!" had ons Ilanootje geroepen, niet de beleefdste, vindt Mee.) Gelukkig voor de brute linkshandige bokser Sven gaat het er dikwijls aan toe zoals Tyson vs. Ratliff of smijt hij soms het meubilair door alle vensters om duidelijk te maken dat het stoeien beter stopt. Er wordt veel na Sven opgekuist maar ook door Sven, om schoorvoetend iets proberen goed te maken. "Wiedergutmachung," klopt Mee af, baf, alsof Blokken bezig is. "T.R.E.-oefeningen Sven," dringt Katy almaar aan, "Tension Release, ventje." Naar zijn familie toe is hij een lam, een zorgzame herder, een trouwe herdershond. --- Meeke knikt haar kloekende Sven weer goedkeurend aan. Zij beseft hoeveel waarde hij de familie toebrengt, hoeveel kolossale energie er in hem schuilgaat die hij meestal aanwendt om er Goeds voor anderen mee te doen. Svens favoriete docu, enfin: het is niet echt een docu, maar hij beweert van wel, is de verfilming van Jesus Christ Superstar, een excentrieke maar prachtige evocatie -vindt zelfs Mee- van Christus' lastige Passiedagen. De muziek, in elk geval, is magnifiek. En de rest ook. Traantjes van beroering.. Jaarlijks met Pasen kijkt heel de familie samen rond Mee vergaard naar de documentaire. Listen Jesus I don't like what I see.All I ask is that you listen to me.And remember, I've been your right hand man all along.You have set them all on fire.They think they've found the new Messiah.And they'll hurt you when they find they're wrong. --- Het is echt een fantastische film. Vinnie draait het volume dan naar een vreedzaam niveau opdat ook de nieuwe gereformeerde buren kunnen meeluisteren die verstopt achter hun sobere, voorbeeldige gevel behoorlijk wat kabaal maken met huiselijk dronkemansgeweld. Meeke slaat een kruisje om Ted Neely, gewoon een hele aardige vent. En om Maria Magdalena, "dat beschimpte arme schaap, dat allicht niks dan Goeds wou doen, maar onder de vroegste Christenen weer klof tegen een patriarchaat aanliep. Waarom halen ze dat niet als een boodschap uit de Bijbel, de Ouderlingen, die ouwe mannen? Het staat letterlijk in de Apocriefen." --- Maxime ondertussen sleutelt aan de tuintafel in een notaboekje aan de oplossing voor het torsieprobleem op de nokaskoppeling van zijn matzwarte Damon Hypersport HS Premier. Trekt 200pk, voor een moto! Een prachtmachine. Dat machtige geluid op kruissnelheid.. als van een McLaren. Max draagt soms visies uit zijn dromen mee de baan op waar de ingenieurs van motorfabrikanten nog niet in kunnen volgen -en dat frustreert hem. --- "Ik bezet en ik betoog!" Willem, schelms en guitig, is langs de regenpijp in de dakgoot geklauterd. Katy & Marie zijn gegêneerd. Elise keuvelt met Cleo en Odile over de Belgische stoet raspaarden. Ze kijkt op en giechelt om de klimmende belhamel Wimpie, de Jean Genet van de familie. "Ik lees De Standaard van mijn vier jaar. Maar er is al lang geen standaard meer. Ik verwerp de wereld die mij verworpen heeft!" roept de boef daarboven, "En ik bezet daarom het dak."  Kleine Cleo wijst kirrend omhoog en port Odile aan, die weinig interesse toont. Er bestaan blinkender dingen dan muurklimmers en bezettingspolitiek, denkt ze. --- Als zij om jongens lacht, Odile, dan is het op ondoorgrondelijke wijze. Het is nooit duidelijk of ze met of jegens jongens lacht. De gulden Mona Lisa noemen ze haar op school in Latem, op de Latemse school. Jongens langs de schoolpoort staan voor haar soms gevaarlijk onnozel te doen. Maar Odile glimlacht pas om zoveel dwaasheid nadat ze hen geruisloos in een wolk van wasverzachter is voorbijgeschreden. "Aanstellers," denkt ze keer op keer. "Hoe kan een meisje nu onder de indruk geraken van ongemanierde apenstreken?" Ze doet soms denken aan De Roos uit dat prachtige jeugdboek van Anne Provoost. De Roos en Het Zwijn, geloof ik, is de titel. "Odile kan dan een roos zijn," zegt Simon, "Maar zwijnen zijn er genoeg." --- Ook om Odiles dolle moeder Vinnie worden er door dolverliefde Vlaamse zangers sibillijnse liedjes als Domino gecomponeerd. Zij houdt van verre landen, Vinnie, van godverlaten stranden. Wachten op Godot, daar heeft ze geen geduld voor. Ze heeft soms in haar ogen het rood van regenbogen na een nachtje Cava Mirgin met haar klinkende vriendinnen. Giechelend, snaterend en schaterend galmen de prettige dames tot een holst in de nacht over de Leie. Er wordt soms over venten gesproken. Dan klimt het schateren omhoog. --- Willem verliest bijna het evenwicht, daarboven in de goot, maar wil er nog geen kwaad in zien. "Zulke fratsen gebeuren toch voornamelijk met de jongens," sakkert Katy, roodgeworden als een klaproos. "Elaba!" zegt Mee eindelijk, "Geen drukke bedoeningen hé daarboven. Willem! Past u op hé! Doe maar kalm gij kleine boef. D'r valt hier nietnie te bezetten dan een plekske tussen ons op mijne schoot. Klim naar beneden, kom hier bij mij, manneke, waar ge veiligstaat." "Ola Mee," bromt Sven, "Laat Wimpie daarboven toch smurfen. Otis & Ilano klimmen d'r ook maar bij. Hupatee. Ze kunnen thans straks minimaal wat lappen krijgen, de drie musketiers. Een goeie stevige peutering, hoort ge mij daarboven!" "Jamaar manneke," wuift Meeke meteen weg, "Ons kiendjes moeten altijd veilig met de voeten op de grond weerkeren, verstaan?" "Dikken beuzak!" roept Ilano zwierend rond de parasol. "Ge geeft uw familie natuurlijk geen rammeling," denkt Helen, een ware Ondine Bosmans. "Maar de rest soms van de mensen?" Er zijn dingen die Helen door de vingers wil zien. --- Simon, de trouwhartige jonge kickboxer, hoort alles lijdzaam aan. Legt de telefoon neer waarop hij net de kranten overliep. Onrecht, hij kan er moeilijk mee om, met de ellende uit onrecht. Hij denkt vaak aan later. Waar gaan mensen naartoe? Welke avonturen kan ik allemaal gaan meemaken? En mijn vrienden? Gaan mijn zussen het toch wel goed hebben? Nu en dan betrekt zijn gemoed. Hij vreest soms om later op grotere schaal in mensen ontgoocheld te zullen geraken. Maar, soit, "we zullen wel zien." Hij schudt het van zich af en gaat sporten. Hij probeert in de vakanties met het hoofd in de natuur te leven, waar er ook wreedheid bestaat, jazeker, maar dan als offer, als een dienst aan het algemeen belang. "Bijna alle dieren doden uit noodzaak," weet Simon. "Ze martelen en ze folteren niet. Alleen de dieren die meest op de mens lijken vertonen soms nijdige, sadistische neigingen." Waar in de evolutie is dat uitgesplitst? Waarom? Waarom is dat laakbare gedrag niet uitgeroeid maar dominant geworden? Waarom laten wij zo vaak de wreedste regeren in plaats van 'm samen gewoon plat te leggen? "Ik moet Yuval Harari herlezen," besluit Simon. Zijn favoriete docu is die over een grote getergde wolvenfamilie uit het park van Yellowstone. De edele dieren huilen vaak, zoeken 's nachts contact. Mostly wolves depend on getting along. --- Kwinten staat uit de sofa op met Rémi onder de arm en de kleine smiecht Otis als een tasmanian devil rond de benen. Karen probeert Otis' teugeltjes te grijpen. Ze lokt met appelsiensap. Van dat truttige woord 'fruitsap' wenst Otis niet te weten, het boeit hem niet, dat flauwe fruitsap. Nee. Hij heeft zelf een woord bedacht. "Zuipsap," vordert hij, "Grote fles. Zuipsap." "Een student," start Kwinten aan enkele verwarden te doceren, "Een student poneerde mij een wel zeer boude stelling omtrent de paradoxen van het tijdreizen." Rémi bijt papa plots keihard in het oor. Gilt soms met plezier een trommelvlies aan flarden. Het is Maarten die vervolgt: "Ja. Er bestaat nochtans met onze kennis nog geen logica van het tijdreizen. Dus Kwint die antwoordde toen maar met een wedervraag, en het bleef lang over heel de aula stil: Stel je koopt hier bij het Paard van Troje een kopie van The Tragedy of MacBeth, je reist in de tijd terug naar het jaar 1600, overhandigt het boek aan een verbaasde Shakespeare, waarna je terstond terugflitst naar het jaar 2024, de boekhandel weer binnenstapt en naar een kopie staat te kijken van Macbeth. De vraag is nu: wie heeft dan het stuk geschreven?" --- "Dinges.." beweert Mee. --- "Kak die Duitse liefde," licht Laïs aan de besnaarde Laure toe, een elf, een fee, die met een hoofd vol dansballet en biowetenschap aandachtig naar haar nicht probeert te luisteren. "Goethe is wel wijs met zijn Werther. Ik wist niet dat jongens zo zielig konden doen. Maar de Kabale van Schiller ben ik niet doorheen geraakt hoor Laure. Precies een roddelblad! Lijkt wel een soap. Een dwaze soap enfin. Een beetje zoals Stu.." Laure moet lachen. Ze denkt aan de vele klassieke soapverhalen die herwerkt werden tot mooie balletstukken: Anna Karenina. Lady Chatterley. Coppélia. Don Quichot. "Een ander slag is Fraze Kafka, Laure, die schijnbaar nooit over de liefde rept. Schreef alleen maar over de zotste dagelijkse Zazieaanse toestanden. Mja. Dat was precies nogal een leutigaard." "Misschien, Laïs, lag zijn missie hoger dan het persoonlijke leed uit liefde," spreekt Laure zacht en vast. "Misschien vond hij dat anderen dat beter konden beschrijven en voelde hij meer affiniteit met mensen die verdwalen in hun geest of in de gangen en de kelders van de maatschappij." "Waw. Da's mooi, Laure.. Dat zou veel verklaren, ja." --- "Okee. Maar wie doet er zich nu ombouwen tot een kever?" zegt Beyoncé. "Zonder op voorhand een plan klaar te hebben," zucht Cato. "Tssss. Kafka toch. Ik had graag een handje toegestoken." "Maar dat kan toch gebeuren, zonder plan vallen?" vecht Hannah tegen, "Er kan zoveel gebeuren. Dat wou K. bedoelen." Vinnie knikt. Herkenbaar. Er kan veel gebeuren. Zeer veel. "Niet moeilijk," bedenkt Maarten, "Het universum draait op chaos en entropie. Althans, het schijnt dat volgens de simulatiehypothese zodanig echt te doen dat het bijna niet te ontkennen is." "Ja-a dat kan zeker," beaamt Katy, "Het overkomt mij elke keer: proberen om een situatie vooruit te plannen en ommekeer, hups, de situatie verandert. Merde! Dan vloek ik de pannen van het dak. Ik heb al hele daken kaalgevloekt." --- "Excuseer, m'n lieve dames, die kritisch zijn op Kafka," probeert Marie op het gebeuren vat te krijgen, "Maar wij moeten zijn proces niet maken, want ons verhaaltje is toch ook volledig uit het slot gerukt?" "Hoezo?" kapt Laïs af, "Ge kan Kafka niet met ons verhaal vergelijken. Een plattelandsdokter is peanuts." Oei. Ze voelt schuld zodra ze dat zegt en herneemt: "De Plattelandsdokter, bedoel ik, is ver ver van ons bed vandaan. Dit verhaal hier is van ons, Marijke, ons allemaal. Het is ons sprookje, maar ook horror." Cato denkt er het hare van maar zwijgt als een kluis. "Mijn meningen dienen niet om er mensen mee tegen te werken," is haar principe, "Enkel om iemand vooruit te helpen." "Kinders," tikt Mee op haar versleten koper horloge, "Over een halfuur begint Storm. Zet teevee maar al gereed. Oh! Ich freue mich.." --- Laïs kijkt rond. Niemand anders freut sich momenteel aan televisie, ziet ze. Simon schenkt een glas Chablis voor Helen en voor Vinnie. "Tchin-tchin," lacht H'tje stralend en werpt haar neven kusjes toe. Stefano, in het hart getroffen, laat zich kermend uit de stoel vallen. Mila schaterlacht. Hij acteert als een artiest. Cleo, kleine Alix, Elise, Bé, Helen, Hannah, hij brengt ze allemaal aan het lachen. De grote Alix zet een verse kan koffie op tafel. Dim brengt thee. Ilano tracht vuur te stichten met een vergrootglas op een gordijn. Oei, denkt Celia. Laat maar doen, denkt Vinnie. Het is jammer om te moeten zeggen, denkt Dim, maar die jongen hoort eigenlijk achter de tralies. Iemand, in het dak gezeten, steekt je-m'en-fous een joint op. Sven trekt uit de vuist een Duvel open. "Ons verhaal," opent Laïs, "Is zwart als het leven, maar ook vol van kleur en licht. Het zijn verschillende sferen dooreen. Er gaat veel liefde in verscholen. Maar ook pijn. En wanhoop. En verraad. O, en zeemansliedjes! Die ken ik uit de zeescouts. Dus Maarten, Laure, Dim, wat moet een verhaal feitelijk nog meer hebben? Leg mij dat eens uit, dan, slimpies? Monsters als Wrykolakas!?" Kaartje, een hartveroverende Zorgzaamheid, met voelsensoren overal, capteert zeer goed hoeveel de kaduuke familievertelling voor haar nichtje betekent. Ook Karen vindt het gezellig om als familie rond het flikkerende vuur van een verhaaltje te verzamelen. De lijm in een kleine gemeenschap bestaat tenslotte uit verhalen, weet ze, uit een mengsel van deernis, roddels en verhalen. Karen gaat achter Laïs staan, strijkt haar door de haren en kust haar op het hoofd. Vinnie fluistert Laïs iets aan het oor. --- Ze beslaat een beetje rood, de mooisie Laïs, en aarzelt. Kijkt licht bevreesd naar Helen om, die schijnbaar op elk ogenblik in een kille wraakengel kan veranderen. Ze durft veel, zeer veel, een moedige jonge vrouw is ze, Laïs. (Heleen Debruyne, met een sierlijke wondermooie pen, vlijmscherp als het moet, is een van haar favoriete columnisten.) Maar ze durft niet te herhalen wat de plichtvergeten Vinnie daarzo zegt. Niet tegen Meeke.. En zeker niet met een statige Helen op de wacht. Ai.. Haar jonge innige ogen zoeken schroomvallig naar die van haar peter, haar eenzelvige neef, haar beschermengel, die gemesmeriseerd op afstand toekijkt, tegen de muur aangeleund, met naast hem zijn broer, een gelaten geleerde reus. Hij glimlacht het meisje vertederd terug en spoort haar met een knikje aan om het toch maar te proberen. "Wat is het ergste dat nu zou kunnen gebeuren liefje," stelt hij haar dikwijls gerust. "En zou het dan onvermaakbaar zijn?" --- Ze haalt diep adem. "Ge moogt ons niet afyakken, m-Meetje," zegt Laïs, "Wij gaan hem rustig laten vertellen. Hij doet zijn best." Er valt een stilte. Het geroezemoes valt stil. Haar peter gebaart naar Helen dat het niet nodig is, nee, om tussen te komen alvorens Meeke heeft gesproken. Laat die kleine maar moedigzijn, gebaart hij. Ze knipoogt en knikt hem begrijpend toe. Ze hebben het immers allemaal een keer moeten doen. Meeke ondertussen kijkt op. Haar strenge staalblauwe ogen zoeken naar het tegenlaweit. Ze pint de blik op Laïs vast en fronst. "Mmm," denkt ze, de wakkere krokodil, "Wa mee die kleine te doen.." Vroeger zou ze die kleine onmiddellijk de mantel hebben uitgeveegd. Tegenspreken? Sebiet een kakesmete. Maar diep vanbinnen peist ze in haar eigen, minzamer geworden, doodvermoeid van lastig te hebben geleefd, van negen kinders op haar eigen te hebben grootgebracht, van met de riem te zijn geslaan en van venten bespuwd en vernederd geweest (maar luctor et emergo), wel, na een hele Eeuw te hebben moeten overleven, na al die vele worsteling, denkt ze tegenwoordig diep vanbinnen, de oermoeder: "Mmmm.. Ik heb misschiens al genoeg van mijn gelijk gekregen. Het grote gelijk moet nu van langsom aan de kiendjes toekomen." Ze ziet, op die kleine Laïs, een vlindertje landen. "Moh! Tuurlijk," denkt Mee magisch, "het moest een vlinderke wezen of een dunne gulden zonnedraad. 't Kan pertan ook een bloemblaadje zijn, als ik die kleine goed bezie.." Ze smelt, Meeke, een heel klein beetje wegens het lef van haar dappere achterkleindochter. Ze plooit, om al haar kinderen ter wereld, en zegt: "d'Akkoord, mijn kind, speciaal voor U, me schuun wijveke", en knipoogt Laïs met een warme glimlach toe, die onmiddellijk komt te stralen, in liefde weer ontsteekt. --- Laïs' mama, Zazie, ontsteekt tevreden mee. Ze draagt haar dochter op een wolk. Zij, die dolgraag Franse literatuurles geeft, ze mijmert: "On est toujours trop bon avec les femmes" en glimlacht om de deugniet Queneau. Het was absoluut Le dimanche de la vie -wat anders- dat haar de ogen opende rond de oersimpele ingeving om het zondagse genotsgevoel ook langs dinsdag zo naar vrijdag door te trekken. Sindsdien is ze gelukkiger. --- Meeke verstaat amper Engels maar komt in gedachten gaarne bij Ted Neely terecht. Who are you to criticise her?Who are you to despise her? Leave her, leave her, let her be now.Leave her, leave her, she's with me now. If your slate is clean, then you can throw stones.If your slate is not, then leave her alone. --- "Dat is gesproken." Meeke draait het hoofd, de glimlach verdwijnt. "Celia? Sieleke? Zeg eens rap tegen uw tante Juul, lieveke, dat ze voor Sturm en Liebe de videorecorder programmeert. En dat hij van deze keer moet marcheren. Zeg het maar twee-drie keren. Zeg maar dat het rechtstreeks van mij afkomt. En géén reclames wil ik zien. Neh." Odile, een Amazone, altijd fier op Mee, ze lacht om zoveel lef. Ook Vinnie doet dat steeds, al krijgt ze soms nog van grootmoeder op haar donder. Maarten, dromerig, tikt Laïs op de schouder en reikt haar een kop verse chocomelk met een scheef torentje slagroom. Ze bedankt hem en knipoogt. Hij bloost en denkt: "Ik heb toch weer iemand gelukkig gemaakt." Kwinten, met een plakker op het oor, schuift geamuseerd bij en fezelt Laïs een nieuw vers raadsel toe. "Pss-psss.. Een vrouw sprong van een hoog gebouw maar kreeg spijt kort voor ze neerkwam. Wat zou er gebeurd kunnen zijn, Laïs?" "Wow," denkt ze gelijk, "Waanzinnig wijs raadsel! En macaber. Dat moet in het Verhaal, peetje." "Danku Kwinten," zegt ze, "Danku iedereen.." Blozend werpt ze een kusje in de lucht. Meeke, zij glimlacht alweer om zoveel mooie oprechte beleefdheid. "Een dankbaar kind," kijkt ze vervuld naar de vogeltjes in de lucht. Dankbaarheid de schoonste deugd --- Alix peilt de gemoederen. Zij adviseert de verteller. Zijn hoofd is te klein, denkt ze, om onze vertelling ook maar in de buurt van een goed einde te brengen. Hij is impulsief, meent ze, en veel te gevoelig. Voer voor spychologen. De hele Mythos, vreest ze, is hem te machtig. Ze staat op wacht, Alix, om te helpen mocht het nodig zijn. Tenslotte wordt ook zij door hem geholpen en, met hem naast haar, versterkt. Het schijnt een eeuwige beurtrol. Maar het is fair, rechtvaardig. Ze kan erin berusten. Om hem geeft ze wel ja. Legit. (Toen ze klein was en niet slapen wou kwam hij traag en dramatisch de krakende houten trap opgekropen -zij giechelde- om voor te lezen uit Het herdersleven van James Rebanks. Hij liet overal veelzeggende stiltes. Het werden haar eerste verre reizen. Later kregen zij en Laïs voorgelezen uit de boeken van Daniel Wallace en uit de raadselachtige avonturen van Hercule Poirot. "Zodat ge mettertijd een beetje voor uzelf leert denken," zei hij tot slot, en knipte met die boodschap het licht uit, waarna ze slaapwekkend wat lag na te tobben.) Hij probeert nog altijd om regelmatig attent te zijn en mooie dingen in haar te sommeren. Het lukt soms (maar nooit op een maandag: een van haar bijnaams is Garfield). Dan gaat ze op in de schoonheid van de verhalen die ze uit de vingers tovert en tot werkelijkheid brengt. Anderzijds kan ze zeer aandachtig luisteren, Alix. Om de zoveel tijd, bijvoorbeeld, vergezeld van haar neef, luistert ze gekluisterd naar Isis van Bob Dylan, een parel van een avonturenlied. De platenspeler gaat aan, de terrasdeuren zwaaien open, een spliffke wordt er gedraaid, ze gaan betoverd zitten luisteren, die twee, en houden de wereld een paar ogenblikken voor bekeken. --- "Seg vriend," segt ze, "Om de vertelling spannender en sappiger te maken: kunnen we hier en daar een dooie mus uit de dakgoot laten vallen? Een lijk dat van het dak afdondert? Of gewoon, een stoffelijk overschot?" Ze wijst omhoog. Ik kijk 'r gepuzzeld aan, speur onwillekeurig naar onraad omdat ze een grijns onderdrukt. "Oei! Erbarmen. Moord! Dat dooi vogeltje, Wiene, o wien heeft het vermoord!?" acteert ze heel slecht (maar echt heel slecht). "Ik start een afleidingsmaneuver," verklaart ze, "Om de wankele structuur van uw verhaal met een extra steunbeer te ontlasten. Moord. Een whodunit. Waarom ook niet. Ook onze vertelling mag in de hoekjes versierd en verlucht worden, toch? Zoals die mooie miniaturen?" We gaan zien liefje. We gaan zien of dat met mussen lukt. --- Piano piano. Geen zorgen importeren. Sachte bitte, Jungs. Niet teveel hooi op onze riek nemen. Meeke, in de eiken schommelstoel bij het haardvuur, met omzwachtelde benen en geruite pantoffeltjes, een geruit dekentje over de schoot, klapt blijmoedig in de handen. Ze is verzot op roodborstjes en mussen. Zot van dooie ratten. "Meikevers en rodododenrons, dr"..oomt ze even naar heel vroeger weg, toen zijzelf geducht was om vanalles, Meeke, en de Klereberg in Kerelbeke nog veels en veel steiler om met haar roze fietske tegenop te piepen. "Maar vroeger is van tel niet meer. En ook het nu is zo zo wreed belangrijk niet. Later.. Binnenkort kom ik bij Jezuske terecht," glimlacht ze verzaligd. "En quasi al mijn kiendjes schijnen gelukkig. Ze zorgen voor mekander. Gelijk ik het wens. Ze gaan ook goed veur mij zorgen.." A cruce salus --- "Ik hoop wel, aan de hemelpoort gekomen, dat Sinte-Pieter geen difficiele vragen meer stelt," heeft ze altijd gepeinsd, "Of ik zou het aan de meet nog zelf durven om zeep helpen." "Maaarrr," grint Meet, "Maar ik zal eerst keer goed mijn mening aan Petrus doneren: ik verschiet bij de wreedheid van de snelheidsboetes, m-Monseigneur. Want ons Karen, dat kind, een helse verkeersduivel, akkoord, maar zij gaat langzaam onder de boeteschuld gebukt. Straks kennen de kinders maar een karige Sinterklaas. Daarom: ge legt met die boetes feitelijk Uw eigen winkel droog, heel de santenboetiek. Sinterklaas is nog de enige Heilige die ze kennen." --- Meetje, nog steeds op Aarde, roept genegen om de beschermengel Helen, de liefste onder al haar Wienes, en om een tasje muntthee met honing, of rietsuiker is ook goed. "Merci me wijveke," fezelt Meeke enige momenten later al en streelt Helentje langs de rug, wrijft haar warm over de hand, en langs de lachende kaakjes van de kleine keizerin Maxine, Meekes fierste Moederschat. Meeke warmt zich liever aan Helen of aan Celia dan aan de open haard. Mijn gewassen engelkes, zegt ze. Helen smelt weg. Some people are worth melting for Daarom. We vertellen maar gewoon verder, lieve Laïs, zodat ons verhaal kan verderkachelen, opdat de warmte niet uit Mee vertrekt.   --- I guess it's the chain that binds me.I can't shake it loose, these chains and things.

Lucien Haentjens
1007 2