Zoeken

Hedde tal gehoord?

Patje zit aan den toog van café ‘De Pelikaan’ en is in gesprek met Debby de cafébazin. P.:  ‘Hedde tal gehoord?’ D.:  ‘Wa?’ P.: ‘Verleden dinsdag zat ik bij Simonneke op café. Ineens stormt daar een grote rat de frituur van dikke Guy langs achter buiten recht het café binnen. Da was daar een gekweek en een gedoe. Een geroep en een getier. Simmoneke die wier zot. De Laenen zat er me nen borstel achteraan.’ D.: ‘En? Speelde dieje het kleer?’ P.: ‘Neen, tuurlijk nie. Ge meugt gerust zen. Aloïs begon al lelijk te doen. Die zijn keers was bijna uit. Tripel van Westmalle die kunnen daar nie tegen.’ D.: ‘Zuiver voor de commerce. Ik weet ikke  ook wel da’s in café ‘De Volksvriend” worden opgedaan. Zuiver voor de commerce.’ P.: ‘Ge meugt gerust zen. Da’s iet aarig ze, een rat. Goe zat allemaal. De Laenen is van z’n kruk gevallen. Da was t’een en t’ander. Gusje zat Simonneke te plagen. Die zei “Aa gezaag zal sebiet wel gedaan zijn zeker?” D.: ‘Groot gelijk. Simonneke hee meestal groot gelijk.’ P.: ‘Ge meugt gerust zen. Goei bazin!’ D.: ‘Vleeje week hee die nog gebeld. Het vat was af. Ze vroeg of we konnen ruilen. Nen de Koninck veur nen Golding Campina. Ik zei nog: “Rolt er nie mee of ge ga wa voorhebben, hé.” Dieje loempe van de vakbond van z’n kloten maken. Veul te zwaar. P.: ‘Allez! Op ne werkdag lopen ze al met een vat van teen café naar tander, oep ne werkdag. Den dag van heden mag da dallemaal zeker?’ P.: ‘Hedde tal gehoord?’ D.: ‘Wa?’ P.: ‘De Léon is bekan me visbak enal de vort ingeduikelt. Voorover, recht erin, bekan.’ D.: ‘Da maakte mij nie wijs.’ P.: ‘Dieje kan nie vissen met den haak. Nen dikke meerval, genne snoek. Verkeerd aas. Hoe loemp kunde na zen?’ D.: ‘Tja, dieje kan nie vissen.’ P.: ‘De miserie van een ander, daar zen we nie mee gediend.’ P.: ‘Iet anders.’ D.: ‘Wa?’ P.: ‘Café ‘Arizona’ was gisteren om drei uur nog open. Dikke corona-boet.’ D.: ‘Echt?’ P.: ‘Ge meugt gerust zen. Hedde tal gehoord?’ D.: ‘Wa?’ P.: ‘Karel hee nen nieve caravan. As Linda het kraantje in da keukentje openzette begon toilet te loepen. Da darmpke zat verkeerd. Iet later stond de schuif onder de poempbak, met bestek, ge wet wel, helemaal vol water. Linda vloeken. Vloeken da die dee zei Karel. Hij heet er al veel zever meegehad. Karel moet na wel naar de keuring want dieje nieve weegt meer dan zeuven honderd kilogram. Karel en Linda hemme chance gehad da ze in Hühnerscheid genne regen hemme gehad. Da’s Luxemburg nie ver van Bastogne. Ullie Kelly had greppeltjes gegraven. Hoe loemp kunde na zen? Veurige keer hadden ze regenweer. Niks dan modder. Klote weer en problemen met gasvuur. Een steekvlam van zeker drei meter.’ D.: ‘Allez.’ P.: ‘Da darmpke zat verkeerd. Bekan heel de voortent weg. Da’s nylon hé, da zeil. Karel had nog nooit zoveul sigaretten meegebracht. Die camions konnen allemaal aan de kant. Met ne caravan konde gewoon door. Karel zei wel dat de Opel Zafira wa aant verslijten is. Linda zei dat geld op is.’ D.: ‘Allez.’ P.: ‘ Ge meugt gerust zen.’ D.: ‘Ik hem horen zeggen dat die van de Flor tegen haar kippen prat?’ P.: ‘Och, serieus.’ D.: ‘Die is zo zot as een mus.’ P.: ‘Ge meugt gerust zen.’  

Hubert Grimmelt
7 1
Tip

Juli

Juli   Gulzig Ze vraagt je om wakker te blijven Op wankele waterverfbenen bekijk je haar blauwe plekken Het is tijd om te vertrekken Afscheid na afscheid, rug aan rug Ze vermijdt haar spiegelbeeld Balanceert op kantelende perrons   Denkt Hoe wij om elke hoek loeren Voor het donker thuis zijn Vloeken tot we niet meer kunnen  ademen Elkaars tenen tellen Vertellen over vroeger Elkaar geloven Beloven elkaar vrij te laten maar nu Nog niet   Neemt alles persoonlijk Neemt alles aan Neemt alles Wordt gulzig genoemd Draagt deze naam met trots Trekt elke dag een nieuwe onderbroek en oude gewoonten aan Bouwt forten in haar hoofd Jouw woorden begraaft ze  onder haar nagels Ze proeft ze als ze aan haar vingers likt   Vergat haar adres vier keer Leert het kantelen niet meer te voelen Ligt hier nu al een tijdje Vergeet iedereen  Uit het zicht Ligt open Ze is braakliggend terrein geworden Volgt de boog van de zon met haar navel   Droomt Hoe wij de bebouwde kom doen schommelen Indommelen buiten onszelf Buiten de perken Het wordt al licht Ik steiger wanneer je te dicht komt Vraag je om het toch te doen Het   wordt   al   licht   De stad is een eiland Iedereen daar spoelt af en aan Je kan de lucht er dragen als een donsdeken En alles is er oranje  g l o e i t De mensen daar hebben moeite met Evenwicht Zwichten snel voor kleine zonden Ze willen gevonden worden Gekoesterd Ver verwijderd van het vaste land   Zingt Hoe wij in elkaars armen Hoe wij kwijt Hoe wij altijd afscheid Hoe wij bang Hoe wij nog zo jong Hoe wij zacht Hoe wij heerlijk ongelukkig Hoe wij nukkig Hoe wij in het water Hoe wij aan land Hoe wij licht worden

Marieke Ornelis
258 7