Zoeken

Ik stap waar ik wil en geniet met volle teugen.

Ik trek mijn stoute schoenen aan.Met veel moed ga ik op stap.Waarheen? Daarheen waar mijn ogen mijn voeten leiden.Onbezonnen maar vastberaden om een goed stuk te wandelen.Let’s walk. Romp rechtop, rasse tred, armen slingeren.Stilaan vind ik mijn cadans.Zonnestralen strelen mijn huid, een blauwe lucht stemt mij vrolijk, een fris briesje waait.Huizen, tuintjes, weiden, bosjes passeren mijn perifere gezichtsveld.De vrouw die haar ramen poetst, de man die zijn gras maait, de postbode die van postbus tot postbus bromt, bouwvakkers en een draaiende betonmolen… zijn waarneembare activiteiten. Vogeltjes die fluiten, in de verte een balkende ezel, kikkers die in een poel kwaken dat het een lust is, een koppel wilde eenden vliegen voor mijn neus, wat verder in de wei… een fazant. Door de kleine afstand en het mooie licht komt het prachtige verenkleed super mooi uit, wat een kleurenpracht.Ter hoogte van een boerderij honden die blaffen, spelende katten, geitjes die bleiten.Ik vervolg mijn weg, haastig steekt een eekhoorntje de weg over. Snel verdwijnt hij achter het groene bladerdek.De natuur leeft! De man die met zijn hond gaat wandelen, de jogger die mij kruist, auto’s die te vlug rijden, wielertoeristen die zich alleen op de weg wanen, de moeder die met een kinderbuggy op stap is… iedereen heeft een doel.Op de grond voor mijn voeten… mieren die naarstig aan het werken zijn, platgereden slakken. Ik kijk op mijn activity tracker… reeds 12.000 stappen… nog 10.000 wil ik gaan.Deze weg lijkt mij leuk… OK… ik voel mij goed.. we vervolgen onze weg… daarheen.“Goedendag” zeg ik tegen de passant, de ene zegt “dag” en de andere… kijkt stug voor zich uit.Een veld vol met gele boterbloemen… prachtig… even stoppen om een fotootje te nemen.Terwijl ik stap mijmer ik nog even na... over van alles en nog wat.Aan de kant van de weg, een koppel zittend op een bank… zij rusten uit. Of is het een leuke en romantische date?De zon staat al hoger en het is warmer… ik begin te zweten… doch af en toe zorgt een frisse wind voor afkoeling. Gelukkig maar! Bekend terrein is in zicht, plots stopt een cabrio… “deze gaat toch niet de weg vragen?” … neen, het is Luc die mij herkent heeft en een praatje doet. Dat is leuk.Nog een paar meter en ik ben thuis… 22.356 stappen duidt de activity tracker aan.Well done, een zalig gevoel.Morgen gaan we weer op stap!

Guy Van Damme
16 0

De baring van eenzaamheid

De gammele poort naar een angstig onbekende, opende zich met een macabere verlokkelijkheid. Het ritmisch gebonk van twee snel pompende hartslagen weergalmde in de mistige hemel. Ze wist dat er geen weg terug was, hoezeer ze ook verlangde de twee bonkende drummen in harmonie te laten musiceren. Ze voelde de uitgedroogde grond onder haar blootse voeten wegschuiven en besefte dat het haar zou zou meesleuren en de kleine trom met haar.  Toch bleven haar tenen stevig in de korrelige aarde verankerd. Een verguld bordje op de met mos overgroeide grijze stenen die het groenmetalen hek in houdgreep vastgekneld hielden, trok haar aandacht. "Een poort die genadig is. Een poort hunkerend naar bijzin. Een keuze wordt gemaakt. Een hart voor een hart. Twee tikkers tikken binnen. Één hart tikt weg. De keuze is aan u." Een eenzame traan baande zich een weg door de in haar gelaat gekerfde vermoeide rimpels. Iemand zou het levenslichtzien, vergezeld van een kwellende eenzaamheid. Wiens eenzaamheid dat zou worden, lag in haar handen. Ze lichtte voorzichtig haar rechtervoet uit de onderaardse korst en treuzelde het licht achter de poort tegemoet. Ze plaatste met stevige bibber haar linkerhand op de dreigende poort en sloot haar ogen. Een flikkerend licht ontrok zich uit haar borst en zweefde enkele beknopt langdurige seconden voor haar donkergroene ogen. Toen ze het wilde aaien, schoot het weg in de dampige nevel. De poort draaide met een scheurend geluid dicht, terwijl een nieuw gloeiend heet hartje de metalen staken versierde, terwijl de geur van verscheurde hoop de lucht vulde. De drum zou eenzaam verder kloppen. Eenzaamheid werd geboren.  

Yvan Van Heyst
11 0

De gouden oorbel

Fuck, ook dat nog. Tomas gromde. Stomme Veerle. Wie gaat nu in het bos wandelen met dure juwelen? Had ze toch wel een gouden oorbel van haar overleden oma verloren. Nu kon hij die gaan zoeken. Door de invallende duisternis zag hij nauwelijks een hand voor ogen. Hij trok zijn laars los uit de modder en rilde.  Liever was hij onder een dekentje in de zetel gekropen met een grote mok warme chocolademelk en enkele speculaasjes. De gedachte daaraan maakte hem nog kwader. Op Veerle maar ook op zichzelf. Was deze zoektocht echt nodig? Waarom moet ik per se bewijzen dat ik geen minnares heb? Dat die sms’jes aan Tamara niets betekenen? Een fijn contact met je ex is toch juist goed? Wie checkt trouwens de telefoon van zijn partner?   Hij probeerde zich te herinneren hoe ze waren gelopen. Waarom hebben we niet gewoon het betonnen wandelpad gevolgd? Hij stak de lamp van zijn oude Nokia 3010 aan. Dat kon die baksteen gelukkig nog net. Hier zijn we naar rechts gegaan, dan daar naar links, hier weer een beetje naar rechts. Plots stond Tomas stil. Hoorde ik nu net geritsel? Hij draaide zich om. Niets te zien. Ik zal het me wel verbeeld hebben. Hij zette enkele stappen. Dat geritsel weer. Word ik nu gevolgd? Tomas besloot het te negeren. Straks word ik nog paranoïde. Hij stapte koppig verder. Tot hier zijn we gelopen, daarna zijn we teruggedraaid.  Zag ik nu net een flits? Hij voelde een lichte paniek opkomen en versnelde zijn pas. We liepen hier naar links, dan bogen we af en daarna terug een beetje naar rechts. Alweer een lichtstraal. Nu was hij er zeker van. Hij begon te lopen. Die oorbel kan me gestolen worden. Ik koop wel een nieuwe. Aan het pad kwam maar geen einde. Dit klopt niet. Hier zijn we nooit geweest. Die lage struikjes heb ik nog nooit gezien.                                                                                                          Tomas besloot een eindje terug te keren in de hoop een herkenningspunt te vinden. Waarom wilde ik ook alweer geen smartphone? Ik had nu wel een GPS kunnen gebruiken.                      Dat licht weer. Plots zag hij een soort kleine vuurtoren naast de weg. Het leek wel het huisje uit Hans en Grietje maar dan in steen, niet in peperkoek. Daar komt dat licht dus vandaan. Nieuwsgierig sloop Tomas dichterbij. Hij keek rond. Niemand te bespeuren.                               Is dat de deur? Hij duwde er voorzichtig tegen. Kleren en een slaapzak. Een nachttafeltje en een opengeslagen boek. Hier woont iemand. Dat kan toch niet? Tomas kon zich niet bedwingen en stapte naar binnen. Een gasstelletje en enkele blikken witte bonen in tomatensaus. Een half opgegeten stuk brood. Twee paar Dr Martens en een verscheurde foto. Wat ruikt het hier raar.                                                                                Tomas zag nog een deurtje en duwde het open. De geur werd sterker, indringender, haast niet te houden. Hij bedekte zijn mond met zijn sjaal. Is dat een lichaam, onder dat doek?  Behoedzaam ging hij dichterbij. Hij schoof het doek een beetje weg, schrok van de plotse aanblik van het bleke vrouwengezicht met wijd open ogen en deinsde achteruit. Hij draaide zich om, wilde het op een lopen zetten en zag nog net iets blinken bij het oor van de vrouw.

Melanie Huyghe
33 1

Mijn seksverslaving is de schuld van mijn grootmoeder

   Oma loopt door de moestuin die meneer Wanders onkruidvrij heeft gemaakt. Er is niemand anders te bespeuren. Ze roept mij bij zich. Ik sta wat verder naast de schommel die heen en weer slingert onder de grote eik. Ik heb een vlieger opgelaten en wacht op de juiste windvlaag. Eén vinger hou ik in de lucht. Om de richting te bepalen. Op de tippen van mijn tenen raak ik tot aan de wolken die zo laag hangen dat ze op een verdwaalde mistbank lijken die zich van uur heeft vergist, zich nestelt in de restanten van de dauw die aan de hibiscus is blijven kleven.  Oma roept mij nogmaals. Mijn naam klinkt hypnotiserend met een langgerekte ‘pfff’, uitgesproken zoals alleen zij dat kan telkens wanneer ze zegt dat er honderd pfennig in één mark gaan.    ‘Pfff. Pfff.’    Alleen zij kan de intonatie van een slangenbezweerder zonder gebit het best benaderen, haar stembanden ertoe aanzetten mijn gedachten binnen te dringen. Als een rattenvanger mij hersenloos lam te leggen, gewillig te kneden en alle nieuwe onschuldige gedachten uit te wissen alsof er nooit sprake is geweest van eerdere, vergiftigde hersenspinsels.    Wanneer ik bij de serre, waarin tomaten en komkommers vrij spel hebben, halt hou, lijken er uren te zijn verstreken. Ik draai mij om en staar naar de lucht achter mij. In het ijle niets. Mijn vlieger is verdwenen. Ik voel mij misselijk worden. Braak het blauwe bessensap, dat ik tijdens het vieruurtje bij het stuk vers gebakken stuk appelcake heb gedronken, uit. Mijn mond brandt, het speeksel heeft zich met het gegiste goedje gemengd en is zo zurig dat het glazuur van mijn voorste tanden ruw aanvoelt. Ik adem in en draai mij terug om. Oma komt vanachter de mesthoop vandaan. Ze heeft het rieten mandje met de aardappelschillen tussen haar voorschoot en buik geklemd en legt haar hand op mijn schouder. Ze kijkt over de velden die aan de moestuin grenzen en overgaan in een groen sparrenwoud.    Ze zegt dat het ons geheimpje is, dat niemand dit hoeft te weten. Ik zwijg, tel ondertussen maïskolven die op barsten staan. Het zijn er opmerkelijk meer dan vorig jaar. Misschien kan ik met oma morgen als vieruurtje popcorn maken? Geen zoute, maar die met suiker want die hebben een helende werking, brengen rust in mijn hoofd.    ‘Ooit zal je het begrijpen,’ gaat ze verder. Ik knik en pink een traan weg. Ik wil haar vragen of ik een nieuwe vlieger krijg, maar blijf zwijgen als vermoord. De velden zullen mij vannacht in slaap zingen. Zachtjes zoals het melodietje dat ik vanmorgen van een Duitse kinderserie heb opgepikt en nu als een oorworm aan mijn gemoed vreet.    In de waan dat dit alles een spel is, ga ik op mijn rug liggen en maak, zoals ik dat doe wanneer het gesneeuwd heeft, met weidse arm- en beenbewegingen een modderengel in de omgewoelde aarde naast de prinsessenbonen. Tussen de aardbeien kan het voorlopig niet meer, nu oma ze in weckpotten in de kelder heeft gestockeerd. Ik sluit mijn ogen en zie opnieuw maïskolven. Ik tel, tot ik er honderd heb. Dat moet volstaan om morgen popcorn mee te maken.

Sascha Beernaert
67 1

Fantoomkater

Naast zijn matras op de houten vloer word ik wakker met mijn ziel in de vorm van een zwart kleed opgetrokken tot onder mijn oksels. Voorzichtig adem ik de kamerlucht in door mijn neus om poolshoogte te nemen van mijn toestand.  Geen kater, wel een leegte op die plaats. Een fantoomkater, bedenk ik. Het brengt me naar de bodem van een zwembad zonder water.  Langs de trap naar beneden komt mijn droom terug.  Ik was in een miniatuurhuisje geweest, de verf aan de muren was donkergroen en bladerde af rond de miniatuurramen. Zelf moet ik een miniatuur van mezelf geweest zijn. Net zoals Vicky Pollard en haar dochter die op het tuinmuurtje zaten achteraan met een miniatuurijsje. Als ik vroeg waarom ze zo naar me lachten zei Vicky dat ik het me allemaal heb ingebeeld. Toen moet ik wakker geworden zijn. Daar ligt hij, in foetushouding, in zijn groene zetel met een hand onder zijn hoofd en zijn andere hand tussen zijn benen. Zijn boxershort die al honderd jaar te lang gedragen was deed me in gedachten google-searchen naar de herkomst van het woord. Aan de spanning in zijn armen zag ik dat hij niet dood kon zijn.  In zijn keukenkasten zoek ik naar persoonlijkheid. En ik durf het me alleen met mijn kop in de kast af te vragen, of ik het me zou kunnen hebben ingebeeld.  In een wijnglas van gisteravond laat ik water lopen uit zijn kraan. Het water dat zonder gêne stroomt herinnert me aan de seks die we gisteravond hadden. Nog voor ik er van drink duw ik het glas zacht tegen mijn mond. Zijn kussen zal ik nooit vergeten. Het glas voelt als zijn lul. Hij had niets anders dan lief voor me geweest. Vastberaden, dynamisch en keihard lief. Een beer in het wild, in eigen nest.  Ik ga even bij hem zitten, maar het lijkt hem alleen nog dieper in slaap te wiegen. Ik voel aan de volle koffietas naast hem op de grond terwijl ik mijn ogen op zijn gezicht hou. Warmer dan mijn vingers. Misschien zit hij in een miniatuurhuisje met miniatuursletjes uit één van zijn miniatuurpornofilmpjes.  Zijn kat wil naar buiten. Ik trek zijn hoodie aan en ik ga mee. In zijn tuinhuis zoek ik naar de sigaretten die hij voor zijn vrouw had verstopt. Ik vind ze direct in zijn alaambak, maar geen aansteker. Ik rook niet, maar had wel eens willen proeven van zijn vrouw te zijn.  Door het vierengedeelde raam van het tuinhuis bewaak ik met mijn wakkere ogen hoe hij zoekt naar zijn bewustzijn. Op zo’n afstand van alles en achter glas heb ik me altijd veilig gevoeld. Ik teken een levensgrote smiley in de condens op het glasraam. Was ik maar boven gebleven, en was hij maar bij me komen liggen. En deden we alles maar nog eens opnieuw. Hij zit nu rechtop en staart in zijn koffie.  Het begint te sneeuwen tussen ons. Er zijn nog sigaretten voor een hele dag en bij de tuinkaarsen vind ik lucifers. Ik blijf hier tot hij me vindt. Misschien was ik maar zijn verbeelding.     

Fanny Wildemeersch
106 3

Een verhaal over marginaliteit, verval & herval

  Jan was de dagen alweer vergeten waar hij stuiptrekkend over de vloer wriemelde in een hagelwitte rivierlange gangspartelend . naar zijn kamerdeur de enige deur in het gesticht met een papier PAL in het midden van het deuroppervlak geplakteen simpel blad met als simpele functie dat hij de ingang van zijn kamermakkelijker zou terug vindenwat er op het papier stond speelde totaal geen rol het ging om het papier & voornamelijk dat zijn voordeurin zijn nieuwe tijdelijke woonstin zijn tweede verblijfzich dus onderscheidde van de andere patiënten hun gevangeniseen wit licht in de vorm van een A4  Oh Jan de ellenlange dagende tijden van bedwelming de zinvolle zinsverbijsteringhet platliggen onder atypische antipsychotica & robuuste bijzondere benzo’s overleven op ingedikte melk soep die altijd hetzelfde smaakt& ongezoete pudding suiker is te pijnlijkdoet zijn kapotgeknarste kiezen kletteren& zelfs in het zottenkotkan je de dag van vandaagniet bij de tandarts terecht   Hij was de dagen al vergeten waar hij zichzelf vervloekte voor de zoveelste verslaving & voornamelijkom van die verslaving af te geraken Jan is chronisch terminaal verslaafd Hij was de dagen al vergeten waar hij een halve eeuw oud werd op dezelfde afkickafdeling hij was de dagen al vergeten waar hij nog goed at goed fastfood atvadsige vetzakkerij buchtvan ketens met epilepsietriggerende logo's & interieurde glimmende goudgele bogen Mcdo spek voor zijn bekJan is een McBro& natuurlijk de gouwe ouwe Quick Jan is ook een echte Vlaming  Hij was de dagen al vergeten dat de heroïnewaas wegtrok & hij weer kon vertellen over de gouden jaren negentig de hoogdagen van The Stone Roses het vergeten one hit wonder van die tijd I wanna be adoredI wanna be kapotgesmoordFool’s gold Jan’s a fool and old Hij was de dagen al vergeten waar hij het positieve inzag van zijn job als dokwerker roken als een turkkon er ten allen tijde ge ontmoet wel ne man of vier vijf dagelijks& er valt goedkoop handel te drijven zowel de legale als de illegale middelen alleen collega Timmekedaar had hij het niet zo meete nuchterletterlijk& figuurlijk Jan was de dagen al vergeten van minispinnetjes die vliegensvlug krioelden over zijn ganse bovenlijf  de flitsende schaduwen die hem achtervolgde in de gemeenschappelijke garage& die vreemde Marrokaanse verslaafde die zich verstopte in de koffer van de kanariegele bakkersautoa junk in the trunk Jan was de dagen alweer vergetenvan leven rondom kromme verroeste lepels & kapotte naaldende bunsenbrander die het te vaak niet deed& aluminiumfolie voor rond zijn vingers te draaiende lelijke luster in de living van zijn dode omamet centimeterdik ducktape er rond gewikkeldJan had niet zo graag camera’s in zijn lichtvoorzieningen  - wat deed de brandweer daar ook alweer toen ? - Jan was de dagen al vergeten waarin hij niet zat vastgeroest in vervelend cynismemaar in zijn bloednuchtere wereld lag dat dichtbij vervelend realisme Jan was de dagen alweer vergeten dat hij terug zijn eigen moeder herkende zij herkent hem nu al lang niet meervoor de zoveelste keer  Jan was weer te druk bezig met andere dingen zoekend achter datgene wat het snelste geeft sloffend & slenterendlangs de bouwbevallige bruingebladerde appartementsblokken aan den Beerschot het kiel de uitgeholde kies in het smoelwerk van Antwerpen de nagel aan burgemeester Bartje zijn doodskist & paljas Van Grieken zijn golden ticket het kiel met zieldie plek aan de randstadwaar de schimmel op het gemiddelde badkamerplafond meer leeft als de gehele buurt bij elkaar die plekwaar de doordeweekse inwoner nog in nihilisme gelooft & waar gentrificatie nooit in de mond zal genomen worden maar eenieder die het waagtzal het weten  Hier minachten ze den Tourist want die man is van de Seefhoek & hoe kunt ge in vredesnaam zo teren op de miserie van een ander Sukkeleir ! alleen het kiel is real Hier in deze broeihaard voor de verworpenen der aardeis het kaffee op de hoek de trekpleister voor allerhande leven hiërogliefen die graag praten over den tijd van toen ‘Kaffee bodemloos’een zweterig zuiphol voor discussies over GSM gebruik Julliette gaf er eens een saflet aan Antoinettewant ze had haar angst weer teveel gevet op het internet kletterende gesprekken over non-binaire mensen & wokers                      – wat dat ook mag wezen - heen en weer gaand breinverkeer over al die mottige buitenlanders die ons land komen inpikken één bruisende boel van betweterigheidhet spel staat er nog & het leeft er nog maar hier verstaat men onder leven liefst zo snel mogelijk het huidige moment vergeten & het gemekker oh het gejank van de gemiddelde klantover hun verdriet doordrenkt met drank hier in dit kruipkotgroot hol zijn de oudste stukken meubilairde mensen die er de krukken warm houden oud & antiekauthentiekhun mentaliteit geurt ouder als dat de gemiddelde mens leven kanboerkesglazen bifiweusten oplosroycosoep & Oxo de Pitjesbak de beeldbuis de sigarettenbakken op den toog echtheid is hier belangrijker als beleefdheid hier weet men wat men wilt & wat men niet wilt hier hebben de mensen een mening die teltJan tussen de Jannen met de pettenhier kleuren de straten vijtig tinten grijs & vijftig tinten spierwit hier loopt geen Marokkaan , neger of tsjoef uit Borgerroco rond & diegene die er dan toch rondlopen zijn even halfdood als Jan in zijn ontwennigsperioden van weleer even diep even ver weg even ver van alles vandaan de blikken bier in de kant de zakken weed op het speelplein de gebroken spiegels in de brievenbus & paars veel te veel paars  Jan is geen vrijdenkend man & al die getikte geitenwollensokkendragende yogasnuivers mogen naar Deurne-Noord  Jan is geen ecologisch levend man maar heel zijn woonst ligt bomvol brol stinkend afval gerolde sigarettenpeuken & het geurt er naar ammoniak & penetrante putlucht Jan leeft op zijn eigen manier in een containerwoning desondanks zijn afschuw voor groen Hij had het weer veel te druk met staren naar het plafond in het scheve & schrijnende appartement dat hij had geërfd van grootmoederlief smack daar moest hij het tegenwoordig weer van hebben smack de coke die je kan roken daar diende je niet voor te prikken & na jaren kon hij zelfs niet meer in zijn voeten prikkenJan kent er al effe iets van een Junk in hart & nieren een Junk in menselijk verval een held in escapisme een held in herval oh zijn eeuwig junkieverdriet ! Jan nam de dingen terug zoals ze altijd al waren geweest Jan was het weeral maar eens niet verleerd 

Schrikkentist
11 0

Veldboeket

Vrijdag 10 november, 3u47, toonde het schermpje van de digitale alarmklok. Helena lag klaarwakker en met wijd open ogen in bed. Een luid gebonk had haar gewekt. Net nu Thomas op zakenreis was en ze voor het eerst een nachtje alleen sliep in hun nieuwe huis.  Ze vloekte stilletjes. Een beveiligingssysteem hadden ze overwogen maar uiteindelijk toch niet geïnstalleerd wegens te duur. Ze hadden zich immers al laten verleiden door een luxueuze sofa met bijhorend eikenhouten salontafeltje. Misschien was het de investering toch waard geweest? Nu lag ze daar. Alleen. Angstig was ze niet, eerder ongerust.  Zou er iemand beneden zijn? Zou een inbreker er met de mooie designsofa en het tafeltje vandoor zijn?  Ze overwoog vanuit bed de politie te bellen. Helena, doe niet zo kinderachtig, waarschijnlijk is het gewoon Rémy die van de kast is gesprongen. Zo sprak ze zichzelf moed in en besloot te gaan kijken.  Voorzichtig gleed ze vanonder het warme dekbed in haar pantoffels, griste haar badjas van het haakje aan de slaapkamerdeur en baande zich een weg naar de trap. Trede per trede sloop ze naar beneden, zorgvuldig de plekken vermijdend waar het hout zou kraken. Rémy, haar geliefde grijze Chartreux, lag vredig te ronken in zijn mand. Hij was het dus niet geweest. Vanop de laatste traptrede keek ze rond. In de ruime living met open keuken was niets of niemand te bespeuren. Alle meubels stonden ook nog keurig op hun plaats. Had ze gedroomd, zich het geluid gewoon ingebeeld? Ze voelde een koude windvlaag en rilde. Nu werd ze wel bang.                                                                                                                                        Plots zag ze dat de schuifdeur naar de tuin op een kier stond, net breed genoeg om de nachtelijke bries binnen te laten. Dat had ze zich alvast niet ingebeeld. Gauw trok ze de deur in het slot. Ze keek nog een keer rond in het lege huis. De maan zorgde voor juist voldoende licht om te zien dat alles rustig was.  Helena liep naar de keuken, vulde een glas met kraantjeswater en besloot terug naar bed te gaan. Vermoedelijk had Thomas de schuifdeur niet goed gesloten na zijn laatste sigaret. Ze voelde zich nu eerder geërgerd en best wel kwaad. Haar nachtrust verstoord voor niets voor zo’n prul. Ik geef Thomas onder zijn voeten als hij thuiskomt.   Na een halfuurtje woelen en draaien, viel ze uiteindelijk terug in slaap. Pas toen ze de volgende ochtend nog half slapend beneden kwam om koffie te zetten, merkte ze de enorme vaas met prachtig boeket veldbloemen op in het midden van de salontafel. Had die er vannacht ook gestaan? Plots hoorde zachte muziek. Your Song van Elton John. Hun liedje. Was dit wat ze dacht dat het was? Ineens voelde ze beweging achter zich. Twee sterke armen namen haar stevig vast. Ze draaide haar hoofd en zag het gezicht van haar lieve Thomas. "Ja, ja, ja !!!" Helena riep het nog voor Thomas iets kon vragen of zeggen. Hij lachte breed. Zijn nachtelijke plannetje was dan toch gelukt.

Melanie Huyghe
31 1

De stand van de middenstand part II

Karolien hoorde het slot klikken. Ze probeerde nog een spurt tot de deur maar haar vermoeide benen sneden haar de adem af. Gespannen keek ze rond zich heen. Omgeven door karkassen zakte de moed haar in de schoenen. Een koelcel openen van binnenuit kan niet. Er was niemand meer in de winkel of het atelier en thuis wachtte niemand. Haar ouders zouden haar op termijn wel beginnen missen, daar was ze zeker van en sowieso: als de beenhouwerij morgen niet opengaat en de eerste klanten, altijd dezelfde klanten, voor een gesloten rolluik staan zal er alarm geslagen worden. Allemaal te laat natuurlijk. Tegen die tijd zou de kou die zich als een sluipmoordenaar rondom haar manifesteerde haar helemaal hebben ingepalmd. Zoals een zeeman een zeemansgraf krijgt zo krijg ik ook wat me toekomt met deze mindere tijding, dacht Karolien. Omdat ze de koude voelde dacht ze onwillekeurig aan ijsberen. Ze dacht, beroepsmisvorming, in één moeite door wat er met een ijsbeer te doen viel. Zou ze er paté van kunnen maken? Ijsberenpaté. Heerlijk op een toastje tijdens de feestdagen. Ze moest lachen bij die gedachte. Ijsberenpaté verkoopt niet, daar was ze zeker van. Geef het kind een naam en het verkoopt, zei haar vader steeds. Haar pa was ook een beenhouwer geweest, een spekslager feitelijk. Zij was enig kind, het lag voor de hand dat zij de zaak over zou nemen en zo gebeurde ook. Na haar opleiding in Maria Spermalie te Brugge begon ze te werken bij vader. Stiekem droomde ze van een traiteurzaak maar daar kon volgens hem geen sprake van zijn. Niemand zat te wachten op steeds dezelfde, veel te zoute en anderszins weinig smaakvolle schoteltjes. De magnetron was een hype die dra over zou zijn. Traiteurs hadden geen toekomst. Wel mocht ze een nieuwe naam voor de slagerij bedenken. ‘Het gewassen varkentje’, doopte ze haar eigen zaak. Ze vond het jammer de iedereen in de buurt toch bij Versluys bleef zeggen. Haar vader, Erik Versluys, had destijds geen moeite gedaan om een originele naam te bedenken. Ze zag haar adem wolken. Ze stelde zich voor dat ze een schoorsteen was. De gedachte alleen al maakte dat ze het iets warmer had. Een schoorsteen in een voor het overige volledig bevroren omgeving hoe zou die zich voelen? Eenzaam waarschijnlijk. Karolien was ook eenzaam, ze gaf het voor het eerst toe. Niet enkel nu. Al een hele tijd. Tussen mes en vlees zit weinig menselijke warmte weet Karolien. Ze was graag bemind geweest door een man. Een sterke kerel die haar zacht op het bed legt en met zijn liefdesdolk haar vurige onderwereld ontsteekt. Terwijl ze zich een beeld probeerde te vormen van hoe die man er uit zou moeten zien, wreef ze over het karkas van een varken. Alles aan dat karkas was stijf. Stijf en hard. Ze wilde iets hard. Ze wilde iets hard in haar. Diep in haar, wilde ze. Dieper en dieperen sneller en sneller. Ze hijgde, ze krijste als een gnoe. Bij de laatste slag blies ze haar laatste adem uit, met wat rest van het ooit fiere dier nog in haar.

Thomas De Mulder
12 0

Life is pain au chocolat

Ik nam een kartonnen doos en sneed met een breekmesje de zijkant eraf. Met een zwarte alcoholstift blokletterde ik PARIS op het afgesneden stuk. Ik twijfelde of ik een hartje als puntje op de i zou zetten, maar bedacht dat het niet noodzakelijkerwijs mijn kansen op een lift zou vergroten en besloot om het niet te doen.  Het was een typisch herfstige novemberdag waarop je zonder op je horloge te kijken niet kon weten of het ochtend, avond of gewoon pal op de middag was. De afgevallen bladeren en de modder opgespat van tussen de straatstenen vormden een massa als papier-maché waarin de afdrukken van mijn voetzolen nog tot de volgende stortbui zichtbaar zouden blijven. Ik stapte naar de oprit van de autostrade. Ik had niets meer bij dan de kleren aan mijn lijf, de muts op mijn hoofd en een rugzak met een enkele propere slip en een toilettas met onbeduidende inhoud. Natuurlijk was er ook het kartonnen bord. Parijs, oftewel het New York van Europa, de stad die nooit slaapt en waar al je dromen uitkomen. De oprit was een haakse bocht naar rechts met aan de rechterkant ervan een parkje met niet meer dan wat gras en op regelmatige afstand van elkaar wat bomen. Er was geen speeltuig of een bank waardoor het vooral werd gebruikt als hondenwei en als het binnenste van een spiraal leek te worden opgevreten door de bocht die het hele lapje groen omsloot. Onder een boom vatte ik post, het bord voor mijn borstkas gedrukt alsof ik een statement wilde maken. Een auto vertraagde. Ik zag in de rode Ford Fiësta een man en een vrouw naar elkaar kijken. De vrouw schudde haar hoofd alsof het een teken was om te acceleren en weg waren ze. De man had er niet onaardig uitgezien. En ik net iets te veel wat de vrouw betrof. Een monovolume stopte. Vader, moeder en op de achterbank twee dreumesen van een jaar of vier. Uit de luidsprekers klonken de jankende stemmetjes van K3. Papa draaide aan de volumeknop, terwijl mama het woord nam. Ze konden me meenemen tot in Rijsel. Met een half oog op de kleuters, bedankte ik vriendelijk. Het teleurstellende oooh vanop de achterbank werd door het opgaande raampje gesmoord. Een grote, zwarte Range Rover parkeerde zich gezwind voor mijn neus. Het passagiersraam ging naar beneden en half leunend over de middenconsole een lichaam, een arm die de deur van binnenuit al voor me opende. Met mijn rugzak op mijn schoot ging ik aarzelend op de lederen fauteuil zitten. Het leek of de rugleuning me omarmde en mijn dijbenen werden gestreeld door het zitvlak. Ik keek opzij, recht in zijn ogen. Een brede glimlach die zijn tanden ontblootte, begroette me. "Parijs?" vroeg hij terwijl de richtingaanwijzer knipperde en hij al bezig was in te voegen. Ik knikte in de bocht van de oprit.  Hij zou die maand nog zevenenvijftig worden, wou niet veel kwijt over zijn relatiestatus - die zonder trouwring beslist een situationship was - en had een job waar hij wel een uur over had verteld maar waarvan ik de eigenlijke inhoud niet echt begreep. Hij moest ervoor in Parijs zijn en het was waarschijnlijk goed betaald.  Zijn huid was gaaf en gebruind, hij was kalend en had zijn baard netjes getrimd. Hij droeg een zwarte, klassieke merinowollen trui met daaronder een netjes gestreken wit linnen hemd en een beige chino. Zijn handen rustten relaxed op het stuur. Hij vertelde over zijn eerste huwelijk, zijn vorige relaties, zijn kinderen, zijn werk en vroeg mij helemaal niets. Ik was er en luisterde. Ik knikte, zuchtte mee en stemde in. Na een uur of twee zei ik dat ik moest plassen. Hij stopte bij een tankstation en terwijl ik op het toilet zat, kocht hij twee chocoladebroodjes die we in de auto opaten. Ik gooide het papieren zakje in de vuilbak en we reden verder. Het begon te regenen en de ruitenwissers zwiepten heen en weer op de enorme voorruit. Ik viel in slaap. Toen ik wakker werd, stonden we stil. Het regende intussen zo hard dat ik niets zag behalve het water dat met gulpen over de ruiten stroomde. "Ik wou je niet wakker maken," zei hij, "maar het is onverantwoord om verder te rijden." Om zijn woorden kracht bij te zetten, legde hij zijn hand op mijn been. Ik keek van de hand, naar zijn gezicht en weer terug. Hij glimlachte bijna verontschuldigend en ik kon niet anders dan zijn gebaar bevestigen door ook mijn hand op zijn been te leggen. In een zwarte Range Rover, op een parkeerstrook ergens tussen Antwerpen en Parijs, zaten we met gekruiste armen minutenlang naast elkaar. Ik weet niet meer wie het eerst bewoog. Het doet er ook niet toe. Zijn hand bewoog naar de rand van mijn jeans terwijl de mijne zijn kruis omklemde. Met een enkele beweging haalde hij de knoop uit het knoopsgat en trok hij de rits omlaag. Mijn schaamhaar kwam in een klein toefje vanonder het elastiek van mijn slip. Hij boog zijn bovenlichaam over de middenconsole en terwijl hij zachtjes in het vrijgekomen vlees beet, schoof hij via een hendel mijn stoel traag naar achteren. Met de hiel van mijn ene voet ontdeed ik mijn andere voet van een schoen, ik stak mijn bekken omhoog en duwde mijn jeans en slip omlaag. Hij keek op en ik knikte. Met zijn tong tussen wijs- en middenvinger befte hij me ritmisch klaar. Terwijl mijn onderbuik nog naklopte, stapte hij uit en niet veel later zat hij doornat op zijn knieën voor me. Ik legde mijn voeten op het dashboard en met een druk op een knop voelde ik mijn bovenlichaam onderuit en tegelijk naar beneden zakken. Gulzig kwam hij bij me binnen. Zijn hardheid klopte in mijn binnenste. Bij elke stoot kreunde hij zacht. "Ik ga komen," fluisterde hij in mijn oor. Schokkend, met gesloten ogen en rechte schouders kwam hij klaar. De stortbui was over. Hij ritste zijn gulp dicht en ging terug achter het stuur zitten. Een klein uur later reden we langs de Seine. Ter hoogte van de Eiffeltoren zette hij zich aan de kant, boog hij over me en opende de deur. Ik griste mijn rugzak nog vanonder de passagiersstoel voor hij even gezwind vertrok als hij gekomen was. Zijn roman werd een bestseller. Wist ik dat hij ook schreef en dat dit schamele kortverhaal verbleekt tegen zijn relaas. Ach, eigenlijk is seks met geen woorden te beschrijven. Ook de zijne niet.

Véronique Scheyvaerts
32 0

boekenfestijn

Soms moet je meanderen. Soms wil je niets, en wordt net daardoor alles mogelijk. Is vrije wil niet helemaal niets willen?In elk geval, je voeten brachten je naar het boekenfestijn. Een naam dat even hoogstaand klinkt als terug opgewarmde frieten.Natuurlijk kwam ik je het liefst tegen in een andere keten (liefst van al geen keten), maar zo is het tegenwoordig. Je dreef als het ware tussen de commerciële boeken. Marvel stage four. Je wachtte nietsbeseffend op de vonk.De vonk dat de cilinders in je hoofd op en neer deed bewegen.  Ik stelde een vraag, je zei niets. En ja, je antwoordde me op automatische piloot, net als je voetstappen bestuurd werden door een joystick. Maar tegelijk bracht het je geest terug naar je lichaam.Ik stelde een vraag. Je zei niets.Ik ging verder. Je stond stil. Je werd wakker. Hier begon je film. Vandaag was de eerste bladzijde uit je dagboek. Ineens was je een lichaam. Jij was helemaal jij. Ik daarentegen glipte langs een wolk menopauze en zocht een boek van een Japanse schrijver. Hij was heel populair. Hoewel hij volgens mij maar één verhaal schreef, schreef hij vele boeken. Misschien was dat het leven, bedacht ik. Eén ding goed kunnen, het duizend maal herhalen.Misschien is kunst wel een slaaplied, en iedereen heeft dezelfde droom. En deze ideeën spookten door jouw hoofd;- Hoe zou de eerste mens die besefte dat de aarde rond was zich voelen?- Wat als al die tijd verkwist op pornosites zou gebruikt worden voor het schrijven van liefdesbrieven?- En dan, wat is een relatie?Zou je bij jezelf in de auto willen zitten? Wat is eigenlijk een vreemde anders dan een familie die je nooit hebt gehad. Is religie niet een oude vorm van ordehandhaving? Een allesomvattende wetboek dat een fantastisch wezen creëert in de geest van de mens? Je stond er ettelijke minuten, want zulke gedachten hebben tijd nodig.Ik keek je nog smalend aan. Ik wist niet eens zeker wat het betekende, maar ik dacht het. Dat ik smalend naar je keek.Jij keek naar de uitgang. Je moest weg uit die boekenwinkel. Je was uit-ge-meandert. Jij was veranderd.

Stelselmatig
11 1