Zoeken

Stil in mij

Soms zit er ineens een zinnetje uit een liedje in je hoofd. Als een mantra. Het blijft een hele tijd hangen, soms wel een hele dag. Dan is het ineens weg om een paar dagen later als een duveltje uit een doosje weer omhoog te ploppen. Geen idee wat de trigger is. Mijn mantra is al een paar dagen “Het is zo stil in mij, ik heb nergens woorden voor.” Een prachtig nummer van Van Dik Hout. De zanger, Martin Buitenhuis, zingt over het verlangen naar warmte en troost op momenten dat het van binnen zo koud en stil kan voelen. Ik probeer door te schudden met mijn hoofd het liedje kwijt te raken. Vaak te vergeefs. Maar gelukkig is er ook afleiding en raak ik dat gevoel weer kwijt. Het zijn die onbewaakte momenten waarop het weer toeslaat. Ik heb inmiddels ook geleerd om dat gevoel te omarmen. Om het niet weg te stoppen. Tenslotte moet ik ook de liefde van mijn leven, waar ik 35 jaar lang mee samen ben geweest missen. En daar mag ik verdriet om hebben, daar mag ik om rouwen. Dat wil niet zeggen dat ik de hele dag loop te huilen. Gelukkig niet zeg, ik zou er geen gezellig mens van worden. Bovendien zou het me ook niet helpen. En zou mijn maatje dat ook niet willen. Maar soms is het gewoon nodig. De tranen zitten gewoon nog heel erg hoog. Soms vind ik dat zelf lastig maar vaak laat ik het ook maar gebeuren. Schrijven over dit soort gevoelens en gebeurtenissen helpt mij. Wel denk ik soms “moet ik daar iedereen wel mee lastig vallen?” Maar ja, van de andere kant, je hoeft het natuurlijk ook niet te lezen. Hoewel ik merk dat veel mensen die mijn blogs lezen ook een lief bericht achter laten om mij een hart onder de riem te steken. En dat helpt ook. Het is een bizarre reis, die ik maak. Vooral ook omdat ik alleen op reis ben. Met de gedachte aan mijn lieve maatje, de steun van heel veel lieve mensen en natuurlijk het gezelschap van mijn kleine Stef. Het komt wel goed.      

Machteld
6 0

Piepjong

Ik ben gewaarschuwd. Door het gepiep van de schurende scharnieren die stipt om kwart over zes de harde knal aankondigen. Gevolgd door het trillen van de ramen en een nagolf van contrasterende stilte. Net op tijd trek ik mijn dikke winterdekbed tot over mijn hoofd. Ik heb het zomer- en herfstdeel op elkaar gelegd om mijn steeds kouder wordende voeten te verwarmen. Uit het dekbed ontsnapt de lucht waardoor de opgeschudde veren als een heerlijke laag zachtheid op me komen liggen. De harde knal van de met slaande deuren vertrekkende buurman is door het dons afgezwakt tot een doffe plof in de verte. Alsof een klein donzig kuikentje uit bed valt. Ik heb nog welgeteld vijftien minuten voor ik zelf uit de veren moet. Dagelijks geniet ik van die heerlijke tussentijd waarop ik nog even in het kuiltje van de matras mag wegzinken. Het kuiltje dat verraadt aan welke kant ik in bed lig. Toch lukt het me niet de slaap terug te vatten. Ik draai me om en voel de zeurende pijn in mijn benen. Iedere spier verkrampt bij elke poging me terug te nestelen. Het herinnert me aan mijn poging van de dag voordien om mijn ouder wordende lichaam jong te houden. Door mezelf wekelijks een uurtje te kwellen met sit-ups, squads en cardiotraining. Hoewel het eerder de up-tempo foute muziek is die mijn uithoudingsvermogen sterk op de proef stelt. Ik maak een gaatje vrij om onder het verendekbed wat meer zuurstof te krijgen. De geur van baardshampoo met sandelhout verraadt dat mijn wederhelft ook nog slaapt. Zo kan ik hem nu wel noemen. Dit jaar ken ik hem de helft van mijn leven. Sinds de avond van zijn vierentwintigste verjaardag. Toen hij niet meer op te beuren was door het idee dat hij de dertig naderde. De verjaardagen erna ontdekte ik dat zijn emotionele uitlating die avond niet aan de hoeveelheid alcohol lag. Maar aan een echte vrees om ouder te worden. Zijn vrees is ondertussen werkelijkheid geworden sinds allerlei ouderdomskwaaltjes hem uit zijn slaap houden. Iedere nacht ligt hij woelend naast me en maakt zo van zijn kuiltje een krater. Zelf blijf ik gespaard van het euvel die mijn leeftijd kan verraden. Het enige wat mij uit mijn slaap houdt is zijn gesnurk. Dat steeds begint als zijn uiteindelijk slapend lichaam in de krater rolt. Ik begreep nooit goed waarom hij zo’n last heeft van de wegtikkende tijd. Ik lig er niet wakker van. Iedere rimpel die ik op de spiegel kan aftekenen is gevormd door mijn lach van de voorbije jaren. De bredere heupen zijn getuigen van het dragen van ons kind. En elk grijs haar bevat wat wijsheid in mijn leven. Verder voel ik me nog steeds, zoals op die avond van zijn vierentwintigste verjaardag, twintig. Tot deze ochtend. Mijn op elkaar schurende gewrichten kondigen een stugge dag aan. Ik voel dat ik niet als andere dagen uit bed zal veren. Door het gebrek aan kracht in mijn verkrampte benen, mijn slapende koude voeten en verzwolgen in het veel te dikke winterdekbed laat ik me uit het kuiltje rollen. Om als een uilskuiken met een harde doffe knal op de grond te vallen. Ik was nochtans gewaarschuwd, door mijn wederhelft in zijn krater, dat deze dag ooit zou aanbreken. De eerste dag van mijn midlifecrisis. Voor de andere helft van mijn leven zou ik me iedere ochtend afvragen hoe ik heelhuids uit bed geraak.

ZINinZICHT.
0 0

Knikkertijd

Vandaag start de knikkertijd op school. Na een sperperiode die werd opgelegd door de directeur en gehandhaafd door de toezichthoudende leerkrachten, mogen de leerlingen knikkeren op de speelplaats. Tijdens de speeltijd brengen we onze zakjes en doosjes met knikkers mee naar buiten. Er zijn jongens en meisjes die hun waardevolle bolleket op de rand van een tegel leggen en erachter gaan zitten. Zij hopen een mooie opbrengst te halen door andere jongens en meisjes naar hun glazen kleinood te laten mikken van op een afstand uitgedrukt in aantal tegels. Vier tegels voor een gewone bolleket, zes of meer voor één met een speciale kleur - olies, planeten, piraten, smurfen. Knikkers schieten weg vanuit de kromming gevormd met de wijsvinger, gelanceerd door een flukse beweging van de duim. Sommige handen blijven hierbij mooi op de voorgeschreven afstand, andere handen schieten tot wel een halve tegel vooruit. Andere knikkers worden met een schuivende beweging losgelaten van tussen de toppen van duim en wijsvinger. Een knikker die in de juiste baan vertrekt, zijn koers aanhoudt en tegen de bolleket aanketst bezorgt de jonge eigenaar van de knikker een adrenaline rush. Er volgt een luidkeels geroepen “Ik heb hem!” en het opeisen van de bolleket plus één knikker. Immers, de knikker waarmee je raak treft - of stekt - mag je volgens de ongeschreven spelregels terug opeisen. Naargelang de opbrengst aan verschoten knikkers mee- of tegenvalt, blijft de vorige eigenaar van de bolleket tevreden dan wel ontgoocheld achter. Sommigen spelen het groot; een mini moet worden geraakt vanop een afstand van acht of tien tegels om zo een gespikkelde blauwe reus te bemachtigen, nog anderen vinden het gat in de markt: een set verroeste bielen uit versleten kogellagers levert de jongen een dagopbrengst van enkele duizenden knikkers op. Ik zie hem nog naar huis vertrekken met twee grote zakken en een waspoederdoos vol knikkers. Koning voor één dag. Dat schooljaar was de markt totaal verzadigd met verroeste, slecht rollende bielen. De dynamiek van de knikkertijd was fantastisch. Gedurende de eerste vijf jaren van de lagere school kon ik hiervan genieten, elk jaar opnieuw in de maand juni. Mijn broer en ik maken dagelijks afspraken over het budget aan knikkers dat we die dag meenemen naar school. ‘s Avonds voegen we de dagopbrengsten toe aan onze gemeenschappelijke verzameling, of we vergeven elkaars verliezen op broederlijke wijze. De herinnering aan het knikkeren op school brengt bij mij een uniek sentiment naar boven: de opwinding, het behoedzaam inzetten van middelen, het omgaan met winst en verlies. Net zoals een volwassene actief is op de financiële markten met eerder behoudsgezinde, dan wel risicovolle beleggingen. Merkwaardig genoeg stopte mijn knikkertijd niet omdat ik het spel ontgroeide, maar door een toevallige wending volgens de economische wetmatigheid dat devaluatie steevast volgt op overaanbod. In het jaar na de pensionering van de oude directeur kondigde een leraar van het vijfde leerjaar het begin van de knikkertijd aan met een nota in de agenda’s van zijn leerlingen. Op een moment ruim binnen de vroegere sperperiode. Nog precies één week werd er op onze school geknikkerd met de intensiteit van de voorgaande jaren. In de daarop volgende weken verminderde de interesse bij veel leerlingen en doofde de knikkertijd vanzelf uit om dat jaar niet meer terug te keren. En ook niet meer tijdens het volgende schooljaar, waarin ikzelf het zesde leerjaar doorliep.

Brecht Fevery
29 2

In de wereld waarin ik leef

In de wereld waarin ik leef, worden er weinig vragen gesteld. De voorgekauwde zekerheden schuiven er gemakkelijk in en de aangeleerde overtuigingen zitten als gegoten. Naast routineus geplande vrijetijdbestedingen zoals het apathisch staren naar een beeldscherm en/of het verzinken in een verslavende roes, gaat het gros aan levensuren op aan moeten en verlangen.In de wereld waarin ik leef, dreunt op de achtergrond van elk tafereel de alomtegenwoordige toxiciteit als een aanhoudende valse toon. Maar het collectief gehoor is er immuun voor geworden. De chronische donkere benauwdheid wordt gedwee verdragen, als was het een vanzelfsprekende eigenschap van het leven. De connectie met intuïtie en gevoel ligt in duigen. Het gif is in promotie en wordt gulzig geconsumeerd.In de wereld waarin ik leef, is levensleed vruchtbaar zaad voor de toekomst. Het lijkt erop dat transformatie veelal pijn doet. En dat al de moeizaam vergaarde wijsheid gedoemd is om telkens weer vergeten te worden, cyclisch, zoals het licht elke avond opnieuw plaats maakt voor duisternis.In de wereld waarin ik leef, is angst een drijvende kracht. Wankele zielen verschuilen zich onder een verhullende laag van aangeprate drogredenen. De ogen die mij kruisen zijn vensters van lege huizen, aanbellen heeft geen zin. Iedereen is buiten zichzelf, op zoek naar verlossing. Er heerst een blinde bereidheid om zichzelf te verloochenen in ruil voor geruststellende leugens.In de wereld waarin ik leef, wordt ongemak angstvallig bestreden, omzeild en onderdrukt. Mensen willen het lijden en vergaan steeds een stap voor zijn en zouden daar een arm voor geven. Met ingehouden adem proberen ze weg te sluipen van hun eigen schaduw. Daarbij de meest absurde en tegenstrijdige kronkels makend.In de wereld waarin ik leef, is de vrije wil dood verklaard. Men wordt liever veilig gestuurd in plaats van onzeker in vrijheid te leven. Volgzame burgers schuiven gebocheld door zelfverachting aan in moedeloos lange rijen. Wie goed is, krijgt lekkers. Met de naïeve verwachtingsvolle blik van een kleuter wordt er uitgekeken naar instructies van wat kan en mag. De beperkende regels voelen als een tweede huid, een beschermende laag. Maar verstikt de ware essentie die intern leeft.In de wereld waarin ik leef, hou ik mijn hoofd net boven water. Ik poog een evenwicht te vinden in het zowel overstijgen als omarmen van de menselijkheid die mij werd aangemeten. Doorheen de scheuren van de rafelige sluier van auto-mutilerende onwetendheid ontwaar ik de ingenieuze en magische schoonheid van deze aardse ervaring. Het is hier een waar paradijs, eentje met hoge muren en achterpoortjes waarvan de sleutels in omloop zijn. Tijdelijkheid doet deze plaats eer aan.In mijn huis, dat nog in de steigers staat, ontmoet ik zonnestralen met een herkenbare intensiteit. Het zijn bevestigende leidraden die ik dankbaar door mijn vingers laat glijden. Ook herinneringen aan de bron sijpelen er binnen. Ik heet u, gelijksoortige zoeker met ongenaakbare levens- en scheppingslust, er van harte welkom. Laten we samen ons verheugen over hoe de wereld waarin wij leven aan onze voeten ligt.https://www.karoliendeman.com/blog/2022/2/10/in-de-wereld-waarin-ik-leef

KarolienDeman
20 1

Nieuwe gewoontes

Mijn maatje en ik hadden bepaalde gewoontes en rituelen. Dat kan ook niet anders, als je al zo lang bij elkaar bent. ’s Ochtends bij het opstaan begon dat al. Wie doet wat? Wie doet de gordijnen open? Wie schenkt de koffie in? En, heel belangrijk, wie geeft Stef zijn eten? Dat was trouwens altijd degene die het eerste beneden was. Stef liet daar geen twijfel over bestaan. Ik merk nu dat ik een soort eigen gewoontes begin te ontwikkelen. Een soort van, mezelf opnieuw uitvinden. Ik doe het niet bewust, het gebeurt vanzelf. Beneden komen, koffieapparaat aanklikken, Stef eten, televisie aan. Dat laatste verdrijft voor mij de stilte in huis, daar ben ik nog niet aan gewend. Niet dat mijn maatje zo’n lawaaimaker was maar ik mis zijn aanwezigheid. Natuurlijk zeg ik ook goedemorgen tegen mijn maatje. Eigenlijk hoeft dat niet, hij zit de hele dag in mijn hoofd, maar het is een ritueel. Ergens geeft het ook troost, alsof hij de hele dag met mij meekijkt. Als ik thuis werk, gaat Stef mee naar mijn werkplekje. Hij ligt naast mijn bureau op zijn vachtje. Te snurken. Af en toe komt hij eens kijken wat ik aan het doen ben, hij kijkt soms ook mee tijdens een online meeting, vaak tot hilariteit van de anderen. Het geeft afleiding. Want het gevaar is nu wel dat ik geen pauze neem. Lunch lijkt af en toe overbodig, snel een broodje is ook goed. Gelukkig wil Stef dan wel graag naar buiten dus dan doen we ons rondje. Behalve als het regent natuurlijk, Stef houdt niet van nattigheid. Toch raar hoe snel je je aanpast aan een nieuwe situatie. Het verdriet wordt er niet minder door maar het geeft wel een gevoel van rust. Zelfs het alleen eten wordt gewoon. Nog steeds niet gezellig maar niet meer zo confronterend als in het begin. Het huis begint weer te voelen als mijn eigen plekje. Het huis wordt weer een thuis.      

Machteld
10 1

Ons Panini stickerboek

In het sigarettenwinkeltje op de hoek van het Simon Stevinplein koopt mijn vader onze eerste Panini stickers van het WWF thema “RED DE NATUUR”. Algauw volgen meer pakketjes met stickers en het bijhorende stickerboek. Dit is de start van een wekelijks terugkerende gewoonte. In mijn herinneringen komen mijn vader en mijn broer mij ophalen van de turnles, halen we pizza’s bij de italiaanse speciaalzaak en stappen we onderweg naar huis het winkeltje binnen om twee pakketjes stickers te kopen. Aanvankelijk kunnen we vlot de genummerde vrije plaatsen in het boek bekleven. Er zijn rechthoekige vakjes voor natuurtaferelen en ook uitsparingen met de contouren van dieren, planten en schelpen. Later leggen we een lijstje aan met de ontbrekende nummers. We trachten het lijstje in te korten met de inhoud uit meer nieuwe pakketjes of door te ruilen. Mijn broer neemt de stickers die we dubbel bezitten mee naar school en toont bij thuiskomst trots de zeldzame nummers die hij heeft weten te bekomen. Bijna dertig jaar later neem ik het boek opnieuw ter hand en sla het open. Op plaats één van het boek, in de rechterbovenhoek van de eerste bladzijde, prijkt de panda als vaandeldrager van alle bedreigde diersoorten. Binnenin staan bosbranden en oprukkende industrie afgebeeld als directe bedreigingen voor onze natuur. Ik zie beelden van milieuvervuiling door afval en in zee lekkende olietankers. Het cijfer driehonderdvijftig markeert een van de laatste lege plaatsen in het boek, linksboven in een vier-stickers-grote afbeelding van een energiecentrale die baadt in het avondrood. Ik tel de zegeltjes op de volle spaarkaart - vijftig stuks of één per pakketje stickers. Het retouradres op de spaarkaart is niet ingevuld. Ik stel vast dat we zo de mogelijkheid onbenut lieten om tot dertig ontbrekende stickers op nummer te bestellen aan een tarief van vier frank per sticker. Hiermee bleef ons stickerboek onvolledig, als een stil eerbetoon aan de spanningsboog die wij ruim een jaar lang aanhielden.

Brecht Fevery
36 1

Carrièreswitch

1983.  Verleden week werd ik negen jaar. Ik kreeg een nieuwe T-shirt en een modelvliegtuigje. Later wil ik stuntpiloot worden of gezagvoerder van een passagiersvliegtuig.Gisteren kwam de kapelaan mij samen met mijn schoolvriend uit de klas halen. Hij had extra misdienaars nodig bij een belangrijke begrafenisplechtigheid. Wij schrokken ons een hoedje. Er stond een tank voor de poort van de kerk  en wel honderd soldaten in verschillende uniformen. Een militaire muziekkapel speelde een treurige mars. De kapelaan legde uit dat er een voorname begrafenisdienst was en er extra misdienaars nodig waren. De mis zou met wel drie geestelijken worden opgevoerd. Dat gebeurt normaal enkel op kerkelijke hoogdagen. Drie oudere misdienaars waren al op post. Vanuit de deur van de sacristie legde ze uit wat er allemaal gaande was. Dit was een staatsbegrafenis voor een piloot die omgekomen was toen zijn vliegtuig was gecrasht bij een reddingsoperatie in een ver land.De kerk zat nokvol met gewone mensen uit het dorp, maar ook de burgemeester was er met enkele belangrijke politieke toplui. Eerst kwamen hoge officieren binnen in prachtige uniformen van zowel de landmacht, de zeemacht als de luchtmacht.  Zelfs een generaal was helemaal  uit de hoofdstad gekomen en vertegenwoordigde de koning. Dan begon de dienst. Wanneer de kist met de nationale driekleur werd binnengebracht speelde het orgel het volkslied. Achter de kist liep een dame die helemaal in het zwart was gehuld. Ze werd ondersteund door een man in een uniform van de luchtmacht. Later vernam ik dat ze amper dertig jaar oud was en dat haar dochtertje pas negen was geworden, net als ik.Alles was indrukwekkend. Er werden speeches gehouden en de vertegenwoordiger van de koning zei dat aan de omgekomen piloot postuum een belangrijk ereteken werd uitgereikt. Dat ereteken werd bovenop de kist gelegd. Bij het buiten dragen van de kist liepen de priesters en wij als misdienaars vooraan tot aan de kerkdeur. Daar gingen wij links en rechts van de wijde poort staan terwijl de kist op de schouders van zes militairen werd gehesen. De echtgenote van de overleden man had haar zwarte voile voor haar aangezicht omhoog gedaan. Ik kreeg de tranen in de ogen bij het zien van zoveel smart en leed. In het voorbijgaan kwam iemand van de aanwezigen naar mijn schoolkameraad en mij, bedankte ons en stopte ons een geldbriefje in de hand. Vandaag heb ik mijn besluit genomen. Ik heb het geld in mijn spaarpot gestopt. Het spaargeld ga ik later gebruiken om mijn studies te betalen. Piloot ga ik niet meer worden maar ik wil studeren voor dokter en ga dan bij het leger om gekwetste soldaten te genezen.  

Vic de Bourg
37 1
Tip

ode aan alle supermarkten

5 januari IK KAN NOOIT MEER NAAR HUIS. (meer dagboekfragmenten)     Vandaag ben ik verdwaald in de Delhaize, vijf keer opnieuw. Misschien is verdwalen niet het juiste woord, want ik deed het met opzet en met opzet verdwalen kan niet, bestaat niet. Wat ik deed was eerder zwerven. Ronddolen tussen de ingeblikte groenten en pakjesrijst op zoek naar iets wat mooi genoeg is om een gedicht over te schrijven, naar een chiasme of twee. En ik vroeg het aan een voorbijganger of drie, maar niemand wist waar de woorden ergens lagen en of ze ook verhalen verkochten in de supermarkt. De laatste man bedacht dat ze misschien aan de kassa konden liggen, maar daar had ik natuurlijk al lang gekeken, want achter de kassa liggen ook altijd de sigaretten en die zijn al even gevaarlijk verslavend als woorden. Een kassierster vertelde mij dat ze alleen voedsel en huishoud- middelen hadden, dat ik beter naar een andere winkel kon gaan, een boekenwinkel misschien, of de bibliotheek om de hoek. Dan keek ze op haar horloge en zei: het is beter dat je gaat, we gaan zo sluiten.   -   (En graag had ik ook mezelf in een verpakking gerold, één van bubbeltjesplastiek als dat mocht, had ik mezelf ergens onderaan een rek verstopt, tussen de frisdranken en de wijn, in de hoop dat een oud vrouwtje haar bril vergeten was en zich vergiste, dacht dat ik een blik soep was en me meenam naar huis. Dat ze mij tussen haar kruiden-collectie plaatste en me daar vergat, pas op een zonnige ochtend in april terugvond en daar zo gelukkig om was, oprecht blij om mij te zien. En dan zou ze me liefdevol klaar maken, zachtjes roeren en mooie woordjes toefluisteren. Ze zou me zelfs kruiden, met tijm en kamille, en dat zijn dan nog mijn lievelingskruiden.)   -   ik verdwaal ergens tussen de soep en specerijen in, vind mezelf in een diepvrieszak erwtjes, bedenk tien woorden die rijmen op zuivelproducten en schrijf een gedichtje over hoe wit de vloer hier is en hoe ik zóóó houd van donuts en chocolademelk, van tijm en kamille en een beetje van de andere boodschapgangers ook <3   -   De kassierster draagt een donkere schort en er zitten vlechtjes in haar haar, twee. Ze staat  in het gangpad met een aubergine tegen haar borst geklemd en vraagt of ze mij kan helpen, of ik iets zoek. Ik zeg: verkoopt u soms ook wat woorden? Zij lacht, schud haar hoofd en zegt dat ze wel een paar kranten hebben, een scheurkalender en cursusblokken, als ik dat misschien bedoel. Ik knik en vraag of ze dan ook even mijn hand wil vasthouden, want het is al drie weken geleden sinds ik voor het laatst iemand aanraakte en mijn huid is hongerig, mijn vingertoppen gulzig. Of ze me misschien wat leugens kan vertellen zoals ik zal je nooit vergeten of: je bent niet alleen, ga maar slapen nu. Ze fronst en kijkt op haar horloge, zegt dat het beter is dat ik nu ga, ze gaan zo sluiten, en ik val op de knieën en sla mijn armen om haar benen, als een kleuter met verlatingsangst, smeek of ze mij wil meenemen naar huis, ik zal alles voor haar doen. Ik zal op de grond slapen, zal morgenochtend voor haar afwassen. Ik vertel haar dat ik nooit meer naar huis kan, dat mijn verdriet thuis op me wacht, verstopt onder mijn bed, en dat dat verdriet zo hongerig is, nooit voldaan, dat het aan mijn geluk zal vreten tot er niets meer van me overblijft behalve de tranen en misschien een paar woorden.   Het is al bijna ochtend wanneer ik thuis aankom. Mijn appartement is donker en leeg, en ik bid voor mooie dromen, ga liggen, sluit mijn ogen en laat mijn monster-onder-het-bed me dan maar verslinden.    

floo
140 4

het regende vandaag

3 januari 2022 Dagboekfragmenten.     Het regende vandaag. Ik nam een tram, vergat mijn bestemming ergens halverwege – was te druk bezig met buiten in het stormweer te verdrinken – en bleef dan maar zitten. Drukte mijn voorhoofd tegen het raam en keek toe hoe Brussel achter het glas helemaal onder water liep, hoe de mensen met dikke winterjassen en haastige passen het voetpad afsnelden, de haren nat, hun schoenen volgelopen. Hoe een meisje schuilend onder de gevel van een vijfsterrenhotel te druipen stond, de mascara al langs haar wangen naar beneden gelopen, haar ene schoentje kwijt.   Twee keer reisde ik van eindhalte naar eindhalte, mezelf afvragend hoe je toch in hemelsnaam een schoen ongemerkt kan verliezen, om vervolgens mezelf te verliezen bij halte zes: Hallepoort. (Ik heb nog gezocht op de mivb site voor verloren voorwerpen, maar daar stonden nergens meisjes tussen.)   -   Brussel is de verdrinking nabij. Het water komt al tot mijn enkels dus ik doe mijn schoenen uit, bind ze rond mijn nek en ga blootvoets verder. Een paar mensen staan op het perron te wachten op een tram die waarschijnlijk niet meer zal komen en doen alsof ze mij niet zien. Ik kies de diepste plas en ga rondjes drijven op mijn rug, kijk hoe druppels zwaar als kwik de lucht uit komen gevallen en proef er eentje met mijn tong. Het wil maar niet stoppen met regenen.   Op het Beursplein branden er nog steeds kerstlichtjes en ik vind er een vis. Een vis met gouden schubben en blauwe vinnen, eentje die bijna even groot is als mijn onderarm en rondzwemt in een plas.   Graag wil ik je vertellen over de vis, een gedichtje schrijven over hoe ik zwom van zuid naar noordstation, maar jij zal me nooit geloven. Daar waar jij bent regent het nooit zo, hier kent de hemel duidelijk meer verdriet.   -   Vanochtend wachtte ik op een tram en het regende en de regen tokkelde zo prachtig mooi tegen de kasseien en het asfalt en ik moest weer denken aan die laatste keer toen je met je haren tegen je voorhoofd geplakt stond te wachten op de zonsondergang zo helemaal natgeregend, en ik moest denken aan hoe mooi je was toen en hoe de regen je wangen kuste en van je wimpers drupte en ik dacht aan hoe je fluisterde dat de zonsondergang het altijd waard zou zijn en ik wilde huilen toen ik je daar zo zag staan in mijn herinneringen, met het laatste zonlicht nog net in je ogen, het liefst huilde ik alle vijf de oceanen terug bij elkaar, verdronk ik mezelf en de rest van de wereld in mijn tranen, ja, ik had zo graag al mijn verdriet voor jou verspild, lieveling, maar het regende en als het regent zijn tranen ook maar gewoon water.             https://flodemeyer.wixsite.com/blub/januari

floo
4 0

Allener

Sommige dagen zijn allener dan andere. Ik heb het opgezocht, het woord bestaat echt. Het geeft ook goed weer wat ik op zo’n dag voel. Dat heeft ook niks te maken met de afspraken die ik heb of met de dingen die ik moet doen. Het is een soort leegte die in mijn ziel kruipt en die maakt dat er een kilheid in mijn botten komt. Op die dagen begrijp ik dat mensen die alleen wonen de verwarming een graadje hoger zetten. Je krijgt de neiging je dikke sokken aan te doen en bovenop de kachel te gaan zitten. Maar het helpt niet, de kou komt van binnenuit. Op die dagen moet Stef een heel eind mee gaan wandelen. Hij wordt van zijn warme vacht afgehaald en hup, naar buiten. Mijn handen diep in mijn zakken, kraag omhoog en lopen. Stef vindt dat op zich niet erg. Zoals gebruikelijk loopt hij mijn route drie keer. Heerlijk om een hondje te zijn. Toch is Stef op zo’n dag veel meer troost dan die kleine man beseft. Onwillekeurig krijg ik toch meer energie van zijn enthousiasme. Ook de frisse lucht doet goed, het waait toch de mistflarden uit mijn hoofd. Weer thuis doe ik dan mijn best om de draad weer op te pakken en te proberen positief in het leven te staan. Meestal gaat dat dan ook wel een stuk beter, zo’n wandeling doet goed, hoe slecht het weer ook is. Natuurlijk moet ik wel zorgen dat ik eerder bij de deur ben dan Stef. Die viezerik banjert overal doorheen en loopt met een grote boog om de handdoek in de garage heen. “Pootjes schoonmaken Stef”, nee, dat is niet zijn favoriete bezigheid. Maar om te voorkomen dat het in huis gaat kraken als je door de kamer loopt, moet er toch flink gepoetst worden. Meestal ga ik dan even aan tafel zitten. Even helemaal niks. Straks ga ik weer aan de slag maar nu wil ik even voor me uit staren. En dan hoor ik de stem van mijn maatje stil in mijn hoofd. “Kom op Mach, jij kunt alles.” Nee hoor, lang niet alles, maar ik doe mijn best.

Machteld
3 1