ode aan alle supermarkten
5 januari
IK KAN NOOIT MEER NAAR HUIS.
(meer dagboekfragmenten)
Vandaag ben ik verdwaald in de Delhaize, vijf keer opnieuw. Misschien is verdwalen niet het juiste woord, want ik deed het met opzet en met opzet verdwalen kan niet, bestaat niet. Wat ik deed was eerder zwerven. Ronddolen tussen de ingeblikte groenten en pakjesrijst op zoek naar iets wat mooi genoeg is om een gedicht over te schrijven, naar een chiasme of twee.
En ik vroeg het aan een voorbijganger of drie, maar niemand wist waar de woorden ergens lagen en of ze ook verhalen verkochten in de supermarkt. De laatste man bedacht dat ze misschien aan de kassa konden liggen, maar daar had ik natuurlijk al lang gekeken, want achter de kassa liggen ook altijd de sigaretten en die zijn al even gevaarlijk verslavend als woorden.
Een kassierster vertelde mij dat ze alleen voedsel en huishoud- middelen hadden, dat ik beter naar een andere winkel kon gaan, een boekenwinkel misschien, of de bibliotheek om de hoek. Dan keek ze op haar horloge en zei: het is beter dat je gaat, we gaan zo sluiten.
-
(En graag had ik ook mezelf in een verpakking gerold, één van bubbeltjesplastiek als dat mocht, had ik mezelf ergens onderaan een rek verstopt, tussen de frisdranken en de wijn, in de hoop dat een oud vrouwtje haar bril vergeten was en zich vergiste, dacht dat ik een blik soep was en me meenam naar huis. Dat ze mij tussen haar kruiden-collectie plaatste en me daar vergat, pas op een zonnige ochtend in april terugvond en daar zo gelukkig om was, oprecht blij om mij te zien. En dan zou ze me liefdevol klaar maken, zachtjes roeren en mooie woordjes toefluisteren. Ze zou me zelfs kruiden, met tijm en kamille, en dat zijn dan nog mijn lievelingskruiden.)
-
ik verdwaal ergens tussen de soep en specerijen in,
vind mezelf in een diepvrieszak erwtjes,
bedenk tien woorden die rijmen op zuivelproducten en
schrijf een gedichtje over hoe wit de vloer hier is en hoe ik
zóóó houd van donuts en chocolademelk, van tijm en kamille en
een beetje van de andere boodschapgangers ook
<3
-
De kassierster draagt een donkere schort en er zitten vlechtjes in haar haar, twee. Ze staat in het gangpad met een aubergine tegen haar borst geklemd en vraagt of ze mij kan helpen, of ik iets zoek.
Ik zeg: verkoopt u soms ook wat woorden?
Zij lacht, schud haar hoofd en zegt dat ze wel een paar kranten hebben, een scheurkalender en cursusblokken, als ik dat misschien bedoel. Ik knik en vraag of ze dan ook even mijn hand wil vasthouden, want het is al drie weken geleden sinds ik voor het laatst iemand aanraakte en mijn huid is hongerig, mijn vingertoppen gulzig. Of ze me misschien wat leugens kan vertellen zoals ik zal je nooit vergeten of: je bent niet alleen, ga maar slapen nu. Ze fronst en kijkt op haar horloge, zegt dat het beter is dat ik nu ga, ze gaan zo sluiten, en ik val op de knieën en sla mijn armen om haar benen, als een kleuter met verlatingsangst, smeek of ze mij wil meenemen naar huis, ik zal alles voor haar doen. Ik zal op de grond slapen, zal morgenochtend voor haar afwassen. Ik vertel haar dat ik nooit meer naar huis kan, dat mijn verdriet thuis op me wacht, verstopt onder mijn bed, en dat dat verdriet zo hongerig is, nooit voldaan, dat het aan mijn geluk zal vreten tot er niets meer van me overblijft behalve de tranen en misschien een paar woorden.
Het is al bijna ochtend wanneer ik thuis aankom. Mijn appartement is donker en leeg, en ik bid voor mooie dromen, ga liggen, sluit mijn ogen en laat mijn monster-onder-het-bed me dan maar verslinden.