Zoeken

Het aangeprate schuldgevoel

Universele of goddelijke liefde oordeelt niet, maakt geen onderscheid tussen goed en slecht. Werkelijk alles mag in al zijn glorie bestaan, ook datgene dat wij vanuit menselijk perspectief werkelijk verwerpelijk vinden, en dat getuigt van onvoorwaardelijke liefde in zijn puurste vorm. De oneindigheid ervan gaat ons menselijk inbeeldingsvermogen te boven. Het woord God wordt als vanzelfsprekend geassocieerd met de bullebak die het Christendom beenhard heeft neergezet. Eentje die een oordeel velt over zijn creatie en straffen uitdeelt. Al ettelijke generaties lang vertelt men hoe wij uit zijn gratie kunnen vallen. Dat wij in feite zondaars zijn die dienen vergeven te worden. Zulke consequente negatieve inprenting, vaak al beginnend in de kindertijd, kan niet anders dan sporen nalaten op het (collectieve) zelfbeeld. Ook wie beweert niet gelovig te zijn, blijft niet gevrijwaard van de invloed die religie uitoefent op zijn of haar overtuigingen. Zo gaat het verwerpen van het bestaan van God helaas vaak gepaard met het uitsluiten van een spirituele en ruimere betekenis van het woord. Door het woord God volledig uit het vocabularium te schrappen, wordt het kind met het badwater weggegooid. De oorzaak ligt natuurlijk niet enkel bij de diepe inprenting van het Christelijke verhaal, maar het is wel zo dat wij collectief met een minderwaardigheidscomplex kampen. Veel mensen worstelen, al dan niet aan de oppervlakte en vaak ook onbewust, met een gevoel van niet te voldoen. Met een onderhuidse overtuiging niet te deugen. Dit uit zich op ontelbaar veel manieren en kleurt het leven donkerder. Een gebrek aan eigenliefde kan in principe de bron van alle ellende genoemd worden. Net daarom vind ik het zo belangrijk om hierover te schrijven. Ik ervaar zelf ook hoe het maken van keuzes die gestoeld zijn op eigenliefde, ook al zijn deze niet altijd voor de hand liggend, deuren opent en vreugde schept. En ik voel ook nog steeds hoe zelftwijfel en strengheid jegens mezelf kwalen en uitputtende situaties uitlokt. Nu religie in ons hedendaags westers bestaan zo goed als van het toneel verdwenen is, neemt de wetenschap de megalomane rol van een alwetende entiteit op zich. Nu is het de wetenschap die zegt dat wij niet deugen. Dat we onze planeet onder grote druk zetten en een parasiterende plaag zijn. Dat elke droogte en watersnood onze eigen schuld is. Dat we moeten boeten en betalen. En de kans is groot dat we dat dan ook massaal gewillig doen. Omdat we systematisch, op subliminale wijze, onszelf hebben leren verwerpen. Het verhaal rond covid heeft dezelfde uitwerking. De wetenschap zegt dat we besmettelijk kunnen zijn en daarmee anderen in gevaar brengen. En dat ons lichaam zwak is en mogelijk niet kan overleven zonder een tussenkomst van de wetenschap. Elke mening die anders luidt zou van onwetendheid, egoïsme en slechte wil getuigen. De ongevaccineerden zijn de zondaars van vandaag. Los van religie en wetenschap, wordt er ook nog een schuld- of minderwaardigheidsgevoel omtrent de culturele achtergrond aangepraat. Zo heeft wie blank en geprivilegieerd is, geen recht tot klagen. Te midden van zoveel welvaart en comfort moet er niet flauw gedaan worden, met een nieuwe vorm van zelfkastijding tot gevolg. We branden onszelf op, omdat we denken beter en meer te kunnen zijn dan we zijn. Het schuldgevoel sijpelt door in verschillende lagen. Als het niet iemand anders is die het ons probeert aan te smeren, dan wentelen we onszelf er wel in. Ik schrijf deze tekst specifiek om u, lieve lezer, eraan te herinneren dat je een volmaakte creatie bent. Dat je niets hoeft te doen, noch iets verkeerd kan doen, om onvoorwaardelijk geliefd te zijn. Goddelijke liefde maakt geen onderscheid, sluit niets uit. Indien ze dat wel zou doen, zou ze zich tegen zichzelf keren, daar alles wat is uit haar voortkomt. We kunnen het ons als mens haast niet voorstellen wat het is om zelfs de diepste duisternis te omarmen. We hebben geleerd om onszelf in te binden en te twijfelen aan onze goedheid en schoonheid. En dat maakt ons ziek en ongelukkig. Het leven zou een pak lichter aanvoelen indien we milder zouden zijn tegenover onszelf en anderen. Schuldgevoelens en zelftwijfel trekken de collectieve vibratie naar beneden. Hoe meer we onszelf eren, des te mooier onze samenleving wordt. Ik wou dat we het collectief konden injecteren met zelfvertrouwen en eigenliefde in plaats van met chemische substanties.

KarolienDeman
7 0

Jezelf durven zijn zonder handleiding

De enige ankerpunten waaraan ik mijn identiteit kan koppelen, zijn genetische factoren, mijn omgeving, mijn ervaringen en mijn authentieke persoonlijkheid. Deze elementen vormen het fundament van mijn persoon. Daarnaast is er (gelukkig) geen handleiding die zegt wie ik ben en waarmee ik mijn kostbare levenstijd dien in te vullen. Ik ben dankbaar voor die vrijheid, maar er is anderzijds ook geen houvast. Het laat ruimte voor twijfels. Met een niet al te destructieve, maar wel irriterende, regelmaat word ik overmand door twijfels over mijn keuzes en overtuigingen. Die twijfels worden veelal opgewekt door het beeld van mezelf gezien door de ogen van een ander. Ik lijk wel eens te vergeten dat anderen evenmin over een handleiding beschikken. En dat de platgelopen weg van de meerderheid niet perse de mijne hoeft te zijn. Mij afvragen of ik ‘goed bezig’ ben, is niets anders dan een gezonde reflex. Het mag alleen geen inwendig vretend zelfverwijt worden. Er zijn ook momenten waarop ik echt trots ben op mezelf. Op hoe mijn leven eruit ziet en waarmee ik bezig ben. Dan sta ik sterk in mijn schoenen, volledig en schaamteloos opgaand in mijn authenticiteit. Want ik weet verdomd goed dat het verloochenen van mijn gevoelskompas resulteert in niets dan ellende. Dat het leven te kort en te waardevol is om krampachtig aan verwachtingen te voldoen. En dat ik sowieso met afkeuring zal geconfronteerd worden, ongeacht welke keuzes ik ook maak. Ik wil mijn inzichten en overtuigingen niet telkens opnieuw tegen de vlakte gooien wanneer de twijfels binnen sluipen. Ik wil kunnen voortbouwen zonder dat de boel aan het wankelen gaat.   Onverstoord door het leven gaan, is een vet onderstreept aandachtspunt in mijn ontwikkelingsproces. Rotsvast in mijn kern blijven staan, ongeacht de turbulentie van emoties en de al dan niet uitgesproken weerstand van anderen. Ik zal altijd open blijven staan voor het advies en de meningen die mij toekomen, maar dan zonder de slopende reflex om mezelf neer te halen. Sociaal contact is de ultieme, doch soms confronterende, spiegel om aan zelfreflectie te doen. Uiteraard ben ik, in het belang van zowel mijn mentale als fysieke gezondheid, hierin selectief. Om in te schatten of een relatie gezond is voor mij, vraag ik me af in welke mate iemand mijn authentieke ‘ik’ aanmoedigt. Sommige contacten bleken mij helemaal geen deugd te doen en triggerden zelftwijfel. Elke ontmoeting is een reflectie van een deel van mijn interne wereld. Van mijn zelfbeeld. Vind ik mezelf, bewust of onbewust, niet goed genoeg, dan zal ik ook geconfronteerd worden met personen die dit gevoel bij mij opwekken. Vibrationeel of energetisch gezien ben ik dan ook een match voor zulke ontmoetingen. Sterker nog, het kan zelfs zijn dat ik mij aangetrokken voel tot die personen. Of zij zich tot mij. Want de uitgezonden vibratie werkt magnetisch op de ‘passende’ vibratie van iemand anders. Ze willen elkaar bevestigen. Naarmate mijn vibratie verandert, zie ik ook dat mijn sociale contacten veranderen. Change the vibe, and your surrounding will follow. Dit is de reden waarom veel gevoelige en onzekere mensen zich aangetrokken voelen tot narcisten. Ze vormen als het ware een ‘vibrationele match’ en bevestigen elkaars zelfbeeld. Het is een fenomeen dat ik aan de levende lijve ondervonden heb, alsook regelmatig in mijn omgeving constateer. Relaties eindigen op het moment dat één van de twee partijen zijn/haar vibratie verandert. De vibratie die ik uitzend is rechtstreeks gelinkt aan mijn zelfbeeld. Daarmee komen we terug bij de aanzet van dit schrijven, namelijk de vaststelling dat niemand anders dan ikzelf kan bepalen tot waar mijn identiteit reikt. Voluit authentiek handelen vraagt om lef waarmee je dwars door alle oordeel heen boort. Ongegeneerd jezelf durven zijn, geleid door je unieke innerlijk kompas, is vaak een kwestie van durven. Ondanks het gebrek aan richtlijnen en verwarrende sociale structuren probeer ik mijn uniciteit volledig te ontplooien en aanvaarden. En dat gaat met periodes van knagende twijfel, opflakkerende rebellie, maar ook berusting en vertrouwen. https://www.karoliendeman.com/blog/2021/9/26/zonder-handleiding-jezelf-durven-zijn

KarolienDeman
6 1

Berichten uit de psychiatrie: Nadine

Nadine*en het belang van knuffels We kennen elkaar nog maar net. Twee, misschien drie weken. Al meteen bij onze eerste ontmoeting vraagt ze mijn naam. Sindsdien, telkens we praten zegt ze om de twee zinnen mijn naam. Haar geheugen werkt beter dan het mijne, ik moet geregeld naar haar naam vragen. Zij, wat gezet, niet meteen met het hoogste IQ gezegend, maar met fonkelende ogen en een ontwapenende glimlach. Ik, met een gemiddeld IQ dat mij tot op heden niet bijster veel heeft opgeleverd. Soms heeft ze wijze woorden die ze achteloos rondstrooit, als 'tussen de soep en de patatten', woorden die impact hebben, meer dan ze beseft. Die mij aan het denken zetten. Een vrijdag, we nemen samen de bus. Ik vraag haar waar ze heen gaat. ’Naar mijn vriend, in het ziekenhuis.’‘Niets ergs, hoop ik?’‘Een longontsteking.’‘oei.’ Stilte. We zijn samen alleen in onze gedachten, ik bij mijn vriendin, zij bij haar vriend. Maandag.Vreselijk nieuws. Onverwacht is haar vriend overleden. Ik weet niet wat gezegd, vind geen woorden. Zij lijkt het niet te begrijpen. Onwezenlijk. Hij is er niet meer.Nooit meer. Hij is weg. ‘da’s echt ‘beuh’ hoor, filip.’‘waar denkt ge dat hij is , filip?’‘hij is niet gelukkig ,zenne , waar hij is. Dat voel ik, filip.’‘Wanneer wordt hij begraven?’‘Hoeveel kost zo’n kist? Kan je dat eens opzoeken, filip? En wie gaat dat betalen, filip?’ Het vragen stopt niet, en ik heb geen antwoorden. Ik denk aan Jean Gabin -je sais qu’on ne sait jamais- en tracht te troosten. Ik vraag de volgende dagen regelmatig of ze wat kan slapen, of het gaat.‘Moeilijk, ik moet altijd aan hem denken.’‘Het is ni gemakkelijk hoor, filip, het is moeilijk.’‘Ja, want dat doet echt pijn hoor filip, altijd. Pijn!’ Ik vertel haar dat dat normaal is, en dat het verdriet en de pijn nog een hele tijd zullen duren. Dat het betert, na verloop van tijd, maar dat het nooit echt weggaat. Dat ze de mooie momenten moet koesteren. Ik praat niet verder, op zo’n momenten zijn woorden maar woorden. Ik streel over haar schouder. We zwijgen even. Dan volgt een spervuur aan vragen. ‘Dat moet toch niet tof zijn, zo in ne put, met grond over u, he filip?’‘Hoe diep is dat eigenlijk, zo’n put, filip?’ Ik weet het niet, ik weet niet wat te antwoorden, ik ben agnost, wat kan ik doen om te troosten? Symboliek? -‘Als hij ergens is, dan zal hij wel gelukkig zijn.’ -‘maar waar is hij dan? Onder de grond?’ -‘Neen, zijn lichaam wel, maar zijn geest niet.’ -’is dat zo?’ -… ‘is dat zo?’ ‘…misschien, ik weet het niet, maar je kan aan hem denken, en hij aan jou, misschien kijkt hij naar jou.’ -je sais que je ne sait pas- In de living hangt een kadertje met typisch zweverig Boeddhistische afbeeldingen. Kaarsjes, warme kleuren, links onder een klein zwevend Boeddha-beeldje, rechts boven een Boeddha in zijaanzicht. In het beeldje ziet ze haar vriend, en ze ziet dat hij niet gelukkig is. Verhalen helpen ons mensen, dus ik probeer: -‘Misschien wacht hij gewoon, waar hij is, tot jij afscheid neemt, waarna hij verder kan, misschien wel naar de hemel. Of misschien wordt hij een ster, kijkt hij naar je, en is hij altijd bij jou, in je hart.’ -‘die hemel, bestaat dat dan? En waar is dat dan, filip?’ -… -On ne sait jamais le bruit ni la couleur des choses-  Tussen de lijnen door had ik al gelezen; veel sociaal contact heeft ze niet, ze heeft een zus, en hier en daar waarschijnlijk nog wat mensen, maar weinig. -‘Als je wil kom mee naar de begrafenis, om je te steunen?’ Begrafenis. Eenvoudige, serene dienst. Mooie woorden. De psycholoog, een van de zorgverleners, en iemand van het mobiele team -die haar goed kent- tekenen present. Ik ook. Ik heb de man -haar vriend- nooit gekend, maar hij heeft, naar ik vermoed, niet meteen een foutloos parcours gereden. Ik wil, kan en mag niet oordelen, in de dood zijn we allen gelijk. Het is hier, in het mortuarium, verstopt onder of achter de parking van het ziekenhuis (wat kunnen e dat toch zo goed, de dood verstoppen) dat ik de eerste tranen zie. Ik hou me wat op de achtergrond, maar groet haar bij het buitengaan, we geven elkaar een knuffel. Daar en dan gebeurt het meest menselijke, het mooiste; het gevoel verbonden te zijn. ‘af en toe een knuffel, dat hebben we nodig’, zeg ik. Ze huilt, ze knikt, ze lacht.We weten, we hebben gelijk.En weer denk ik aan Jean Gabin. -On oublie tant de soirs de tristesse Mais jamais un matin de tendresse!- *De gebruikte naam is om privacyredenen gefingeerd.

filip couck
4 0

Vrijheid, blijheid

Het aantal campers op de weg begon op te vallen. Diep nadenkend over die toegenomen populariteit, daarbij reflecterend over mijn eigen behoeftes, kon ik niet anders dan vaststellen dat een vakantie met de camper beslist zijn charmes had. ‘De vrijheid die je dan hebt’, betoogde ik gloedvol tegen mijn man, ‘snel even de weerapp raadplegen, vertrekken, gewoon de zon achterna. Lang leve het buitenleven, daar houd jij toch zo van? En je hebt altijd alles bij je. Kleren, eten, bed, bad en toilet.’ Ik werd al blij van de gedachte alleen. Mijn man aarzelde, ging toch vrij snel overstag en voor mijn verjaardag huurden wij een camper.  Op weg naar Frankrijk kijk ik genietend om me heen. Stralend weer, goed onderhouden wegen, uren muziek via Spotify, wat kan het leven mooi zijn. ´s Avonds zit het wel een beetje tegen: de aanbevolen camperplaats in Metz is volzet. Gelukkig vinden we nog een plekje op de gewone parking dichtbij. Geen water, geen elektriciteit, maar kom, besluiten we, voor één nachtje is dat geen probleem. De tweede avond, in Charmes, parkeert mijn man het gevaarte keurig tussen twee andere campers. Op een heel idyllische plek, met zicht op de rivier. Alleen een beetje jammer dat het stroom- en waterpaaltje het niet doet en dat er ´s morgens hondenpoep voor onze deur ligt. En dat hij daar in trapt.Vastbesloten er toch een leuke vakantie van te maken stelt hij voor een paar dagen op een échte camping te gaan staan. ‘Daar heb je toch grotere plaatsen en ruimere sanitaire voorzieningen. En als we wegrijden, hoeven we niet meteen alles in te pakken. Dan kunnen we ons tafeltje en stoelen buiten laten staan.’  Wanneer we terugkomen van een stadsbezoek staat er een grote caravan op ons plekje en hebben de buren rechts onze meubeltjes ingepalmd. Als ik dan ook nog eens bedenk hoe we dat laddertje weer op moeten om in die alkoof te gaan slapen, zinkt de moed me in de schoenen. En dat chemisch toilet… Ineens bevalt me het hele idee niet meer. Het idee dat je altijd alles bij je hebt.

ingridvdk
0 1

The swimming pool

‘Mevrouw, waar zijn hier de lockers?’ Ellen schrikt op van de plotse vraag naast haar. Groene ogen met een jong mannenlijf staren naar haar decolleté. Ze heeft net haar bikini aan, moedig op weg voor een frisse duik na acht uren werken aan de laptop. Het is hoog tijd om te bewegen. Eindelijk buiten, eindelijk in de zon en de zwemvijver lonkt.   ‘In dat gebouw, daar links vind je kleedkamers en lockers,’ wijst ze vriendelijk.  ‘Dank je wel,’ antwoordt hij tegen haar borsten. Had ze toch niet beter haar sportieve badpak aangetrokken? Is deze bikini te open en bloot? Ach de puber had nog niets gezien. Ze trekt haar badhanddoek een beetje verder naar voren vooraleer ze verder naar het water stapt.  ‘Zalig he zo een frisse duik nemen na de werkdag!’ Ellen glimlacht naar een andere zwemster. Ze lijkt van haar leeftijd, slank, sportief en met zwembrilletje maar blijkbaar zonder zin in socializen. Na een knikje springt de sportieve het water in. Misschien moet ze snel terug thuis zijn om te koken voor een vervelende dominante man. Daar heeft Ellen geen last van. Vrij als een vogel kan ze kiezen waar of wat ze eten zal straks. Niemand wacht meer op haar sinds de kinderen het huis uit zijn. De drukte van haar job vult veel leegte op. Met flinke stappen en een kleine duik is ze vertrokken. Onder haar zwemmen de goudvissen in de zwemvijver. Met haar hoofd onder water hoort ze de gillende kinderen niet meer. Een andere wereld opent zich.    ‘Waar zwem je heen?’ De groene ogen kijken haar lachend aan. Ellen kijkt verbaasd op.  ‘Uhm, naar de andere kant en terug, en jij?’ Vlug zwemt ze weg zonder zijn antwoord af te wachten. Ze heeft rust aan haar hoofd nodig nu. Groenoog is blijkbaar verdwenen. In de verte zwemt de vrouw met de dominante man. Aan de rand zet Ellen zich af, ze dobbert verder op haar rug, in volle zon. Een vakantiegevoel overspoelt haar. De hoge beuken rond de vijver ademen de zomeravond in. Mini schapenwolkjes zweven boven haar en kleuren het blauw nog strakker, een belofte voor een laatste zomerdeal.  Ellen voelt zich vrij.   Toen ze daarstraks de laptop dichtklapte had ze maar nipt haar acht uren gezeten, zo noemt ze het vaak in zichzelf. Ik moet daar weer gaan zitten zegt ze dan luidop in haar appartement op weg naar haar werkplek. Het was ooit de slaapkamer van haar zoon.  Ze  had vandaag weer de ene video call na de andere. Haar leidinggevende had weer een nieuw systeem opgezet, weer een andere werkwijze, nog meer Excel overzichten en PowerPoints.   Ellen draait zich om en met een stevige slag duikt ze diep onder water. Ze zwemt met volle kracht om de werkdag weg te spoelen. Elke armslag, elk visje, elke zonnestraal brengen haar terug de energie die ze zo goed kent. De energie die ze gebruikt om plannen te smeden met de vriendinnen, om nieuwe leuke activiteiten op te starten, wandeltochten te ondernemen en haar eigen weg verder te zetten.   ‘Dag juffrouw,’ klinkt een zware stem naast haar. Grijze haren en rimpels sieren een gebruind gezicht en de sterke glimlach net boven het wateroppervlak trekt haar aandacht. ‘Hallo, heerlijk zwemmen hier he,’ lacht Ellen terug.  ‘Ja nu zeker, nu ik naast jou mag zwemmen.’ Daar was die donkere stem weer. ‘Zwem je hier vaak?’ ‘Ja ik woon hier vlakbij en ik kom al eens na het werk ontstressen hier. En straks kan ik op mijn terras thuis in het zonnetje verder nagenieten.’ ‘Dat moet daar heerlijk zijn op jouw terras…’ zijn glimlach was veelbetekenend.  ‘Ah ja, dat is zo’. Ellen is even uit haar lood geslagen.  ‘Heb je daar veel privacy op je terras?’ ‘Het is er rustig maar er zijn ook andere terrassen.’ ‘Dus je kan niet naakt zonnen?’ Die heeft lef zeg .... ‘Ah gaan we die tour op?’ Ellen is wat van haar stuk gebracht. Ze zwemt rustig verder, nieuwsgierig waar deze conversatie naartoe zal gaan. Maar het grijze haar zwemt naar de kant en kijkt niet meer om. Ze ziet hem met trage, stevige stappen het water uitgaan. Naar zijn felrode badhanddoek. Hij zet zich op de houten rand in de zon met een blik op oneindig. Groenoog was blijkbaar al terug naar de kleedkamers. Misschien vraagt hij nu de weg aan een andere decolleté. Als ze nu het water zou verlaten en beide heren spraken haar aan, dat zou complex worden.  Ellen voelt de koude van het water in haar voeten sijpelen en de zon lonkt. Ze wandelt het water uit, voorbij de redderspost en zet zich op het warme hout in de zon, als een waterschildpad onder de warme lamp. De grijze man zit wat verderop. Lekker rustig zo. Ze strekt haar benen, trekt haar buik in en leunt op haar ellenbogen achterover met de zon frontaal. Lekker drogen voor ik terug naar huis fiets denkt ze en ze sluit haar ogen.   ‘Neen ik zit niet meer op datingsites maar op Instagram volg ik nu een foodie en die post zo van die superlekkere gerechten. Dus ik dacht ik zal die foto liken en ik stuurde zo van jij kan precies lekker koken? Was dat een goeie vraag denk je?’ Ellen luistert mee en kijkt even op. Twee meisjes analyseren een chatsessie.  ‘Hij vroeg of ik single was. Zou ik daaruit kunnen afleiden dat hij interesse heeft?’  Ze staan op  en wandelen babbelend naar het water. Ellen hoort nog een verre ‘Ja natuurlijk!’ vooraleer ze met veel gilletjes en gelach het koude water ingaan. Rust.   Tijd om zich om te draaien en haar rug te laten genieten van de zonnewarmte. Ze kijkt recht op de rug van de grijze man. De zon is wat gedraaid en hij heeft zich dichter bij haar gezet. Hij lijkt een beetje sportief gebouwd maar niet extreem. Hij kijkt over zijn schouder en met een handige draai zit hij in één beweging frontaal voor haar. Hij kijkt haar recht in haar ogen. De gegroefde bruine huid heeft veel zon gezien. Hij is wat jaren ouder dan haar. Zijn aanpassende zwarte zwembroek lijkt net iets te klein. Of is dat enkel nu?  ‘Dag juffrouw, ik heb weer de eer in je aangename gezelschap te vertoeven. Ik heet Alex.’ ‘Ja hier ben ik weer, ik heet Ellen. Ben je van in de buurt?’ Ellen glimlacht vriendelijk.  ‘Neen, ik kom uit Brasschaat, ik kom speciaal naar hier om in openlucht te kunnen zwemmen. Vroeger deed ik dat in het zwembad daar maar dat is al vele jaren gesloten. Ik tref het weer vandaag, weer mooi gezelschap.’ Hij glimlacht breed en kijkt haar onbevreesd aan.  ‘Ah dus je spreekt hier vaker dames aan tijdens het zwemmen?’ antwoordt ze nieuwsgierig. ‘Ik vind het leuk zo eens een praatje te maken, ja.’ Zijn zware stem blijft vriendelijk en rustig. Doordringend. Ellen kijkt wat verward rond. In de verte strijken 2 eenden kwakend neer op het water. Er zijn bijna geen zwemmers meer. De redders hangen rustig aan de kant. De avond zet zich in. Een bries waait over de zwemvijver en Ellen huivert lichtjes.  ‘Het wordt frisjes nu he? Heb je zin om nog iets te gaan drinken in de taverne vlakbij?’ vraagt Alex. Ellens gedachten flitsen warrig door haar hoofd. Zou hij dat elke keer met een dame doen? Zouden ze hem daar al kennen? Ben ik dan de zoveelste in het rijtje? Maar ach, wat verder babbelen lijkt wel leuk. Straks zou ze toch alleen thuis zitten. En wat zou ze eten?   ‘Ja dat is goed. Ik heb wel zin in een warme thee, ik ga me omkleden en zie je aan de brug, OK?’ ‘Dat is een mooi vooruitzicht’ antwoordt Alex met zijn diepe stem. Ellen neemt haar handdoek en is blij dat ze even uit zijn vizier is. Mooi vooruitzicht zei hij. Als hij maar niet denkt dat dit verder gaat dan een drankje samen. Ellen bedenkt haar strategie voor zo dadelijk. Ze zou luchtig en vriendelijk, beleefd een theetje met hem drinken en dan naar huis fietsen. Ze had nog wel wat in de koelkast of diepvries. Ze maakt vaak het eten klaar waarvoor ze de ingrediënten in huis heeft. Ze is geen foodie.  Het is voor haar alleen en als het een beetje gezond is, lekker en snel gereed dan was het al OK. Niemand stelt verwachtingen aan haar avondeten. Niemand die op een stipt uur een warm bord verwacht. Een beetje verder ziet ze groenoog op zijn fiets stappen. Hij merkt haar niet op. Daar is ze al vanaf. De twee vriendinnen wandelen babbelend langs haar naar de ligweide. Ze gaan de allerlaatste zonnestralen oppikken. Haar handdoekburen zullen kunnen verder genieten van de datingverhalen. Ellen heeft nu haar eigen verhaal.   Alex staat haar op te wachten bij de brug. ‘Helemaal klaar?’ Hij kijkt keurend naar haar zomerjurk. Ze had haar haren los nu. Het kleine sportieve staartje paste niet bij een terrasje in de avond en zo kon het makkelijker drogen. In de kleedkamer was ze blij geweest dat  ze haar deo in haar zwemtas  vond en een staaltje blush om zich wat op te maken. Ze voelt zich naakt zonder oorbellen maar om te zwemmen laat ze deze juweeltjes thuis. Ze was al eens één blauwe oorbel kwijtgeraakt toen ze aan de rand van de zwemvijver even het brilletje op haar hoofd zette. Een sportieve man was nog naar de bodem van de vijver gedoken maar tussen de algen was de kleine oorbel snel verdwenen. Ook haar favoriete groene ring die ze samen met haar tante in die kleine exclusieve zaak gekocht had, heeft ze niet om. Het geeft haar een goed gevoel die ring aan te raken en netjes gecentreerd rond haar vinger te draaien.   Ze kijkt hem wat onzeker aan. ‘Ja, wat onverwacht deze date, dus ik heb niets speciaals aan,’ antwoordt Ellen.  ‘Ha, je noemt het al een date, mooi zo!’ Alex biedt zijn arm aan. Er is geen tijd om na te denken en Ellen haakt in. Alsof ze met dit gebaar instemt met zijn intenties. Als ze al wist wat die waren. ’Het is nog een mooie avond.’ Alex ziet het precies al helemaal zitten. Op een vakantiegangetje wandelen ze naar het terrasje.  ‘Ja, prachtig die zon die ginds achter de wolken verstoppertje speelt. Hopelijk wordt het niet te fris straks.’ Alex trekt haar een beetje dichter tegen zich aan. Hij voelt warm en sterk. Ellen geniet van zijn nabijheid.  Zullen we aan dat tafeltje ginds plaatsnemen?’ Alex gidst haar naar het verste tafeltje van het terras. ‘Ja dat lijkt me een rustige plek.’ Daar val ik niet op als er bekenden zouden langskomen, denkt Ellen.  Buren maken zo snel een verhaal van een toevallige vriend of ontmoeting. Eergisteren vroeg een buurvrouw nog waarom haar auto niet verplaatst was deze week. ‘Was je ziek? Was je met vakantie? Mijn volgende auto wordt saai grijs, denkt Ellen. Dat valt minder op dan koperkleur. Wat zouden ze fantaseren als ze me nu met deze oudere man zagen? Zijn rimpels tekenen karaktervol zijn leeftijd. Zijn trendy rode broek en zomers hemd zitten hem als gegoten.   ‘Wat ga je drinken, Ellen?’ Hij spreekt haar naam traag en diep uit en kijkt haar intens aan.  Ze maakt zich los van zijn blik. Hij moest niet denken dat hij haar zou kunnen intimideren. ‘Voor jou ook cava? En bestel ik er ineens wat kaasjes en olijfjes bij?’ ‘Oh lekker. Goed idee!’ Plots bedenkt ze zich haar voornemen om thee te drinken en dan naar huis te fietsen. Te laat. Het leek leuker bij Alex op het terras dan alleen in haar flat. Haar favoriete Netflix serie was ten einde. Morgen was er nog een halve werkdag te gaan. Ja, deze cava-beslissing is onder controle, zo redeneert ze. Alex bestelt. Zijn blik blijft net iets te lang hangen op de lange jonge benen onder de korte rok. De jobstudente tikt de bestelling in. ‘Komt eraan,’ glimlacht ze vriendelijk.  Ellen voelt zich wat opgelaten. Ach mannen doen allemaal zo, verdedigt ze zijn gedrag in gedachten. Hij draait zich terug naar haar met een brede glimlach. ‘Werk jij nog?’ opent Alex de conversatie. Ze gaat met haar hand door haar haar, het voelt nog wat klam. ‘Ja, ik werk bij Astarica, op de IT-afdeling.’  ‘Ah dus als ik vast zit met mijn computer thuis dan kan jij mij komen helpen?’  ‘Neen, hardware is mijn ding zo niet. Ik doe analyses, maak de planning, test de software enzo.’  ‘Slimme dame! Maar jammer, ik wou je al uitnodigen want er hapert wat aan mijn PC...’ Hij kijkt weer diep in haar ogen. Zijn stem neemt haar mee. Zijn handen rusten gevouwen halfweg over het tafeltje. Niet zo ver van haar. ‘Ik ben met pensioen,’ vervolgt Alex, ‘dan heb ik tijd om naar mijn boot in Breskens te gaan. Vaar je graag?’ ‘Ik hou wel van water, is het zeilboot?’ ‘Een jacht met 3 kajuiten. Het is zalig slapen daar, je wordt gewiegd op het water...’ Hij kijkt haar uitnodigend aan.   De jobstudente schenkt 2 cavaglazen uit. De fles gaat in de koeler. Alex maakt plaats voor de hapjes. Zijn rechterarm ligt nu ver vooruit gestrekt op het tafeltje. Als Ellen even niet oplet zou ze hem aanraken. Hij heeft ronde, stevige handen met knoestige vingers. Hoe zou hij aanvoelen? fantaseert ze. Ellen roept zichzelf tot de orde en neemt een paar kaasjes. Ze heeft honger na het zwemmen.  ‘Proost! Ze klinken en kijken diep in elkaars ogen. ‘Anders 7 jaar slechte seks,’ lacht Alex met een bulder. Ellen lacht mee en neemt snel een flinke slok. Ze huivert. ‘Hier, ik heb nog een trui bij, hang die maar over.’ Zijn wollen camel kleurige trui landt op haar schouders. Ze ruikt zijn mannelijke aftershave. ‘Dank je wel, dit is een warme, zachte trui.’ Ze trekt de trui even tegen haar aangezicht en geniet van de strelende warmte.  ‘Ik kreeg die vorige maand cadeau voor mijn 66ste verjaardag, van mijn vriendin’. ‘Ah, je hebt een vriendin?’ Ze laat de trui terug op haar schouders vallen. ‘Ja maar we zijn uit elkaar gegroeid en leven als broer en zus.’ ‘Mooi cadeau dat je kreeg van je zus,’ antwoordt Ellen scherp, ‘wat geeft ze je nog zoal?’ Alex lacht breed. ‘Gewoon cadeautjes met de verjaardagen en met Kerst. En elk jaar maken we nog een reisje. Speciaal omdat zij dat wil. Ik ga mee om de lieve vrede te bewaren. Vorige winter maakten we een cruise langs de Noorse Fjorden. Zij wou zo graag het Noorderlicht fotograferen.’  Ellen drinkt haar cavaglas in 1 teug leeg. ‘Je hebt dorst. Zal ik bijschenken?’ Zonder haar antwoord af te wachten schenkt Alex de cava bij. Zijn rechterhand ligt terug op het tafeltje, nog dichter naar Ellens kant. Hij trommelt met zijn zware vingers op het houten tafeltje. Het klinkt als een vraag naar aanraking. Ellen wil naar de olijfjes met haar prikker maar Alex neemt haar hand en legt ze onder de zijne. Het voelt warm en sensueel. Ze kijkt naar hun handen. Hij streelt traag haar vingers. Hoe zou het zijn om met hem op cruise te gaan? Ze ziet hen al samen op het dek bij zonsondergang en nadien... ‘En dus hebben we geen seks meer met elkaar,’ vervolgt Alex zijn verhaal. Hij knijpt veelbetekend in haar hand. Ellen schrikt op en trekt haar hand terug. Dit gaat te ver. Te snel.  ‘Na dit glas fiets ik naar huis,’ zegt ze kordaat. ‘OK, bedankt voor deze fijne eerste kennismaking alvast.’ Hij leunt over de tafel, over de hapjes en plant een lange warme zoen op haar mond. Even voelt ze zijn tong. Heel even. Ellen kijkt schichtig om zich heen. Wie zag dit? Ze voelt een warme gloed naar haar wangen stijgen. Ze hoort gelach aan de tafel naast hen. Maar ze kijken naar  filmpjes op hun mobieltje, oef. ‘Mag ik je nummer? Dan kan ik zo nog eens een berichtje sturen. Ik vind je leuk gezelschap.’ Hij kijkt haar vragend aan.  Ellen drinkt haar glas leeg, neemt nog 2 kaasjes, staat op en legt snel een eurobriefje op tafel. Ze wil hem niets verschuldigd zijn. ‘Blijf nog even...’ probeert Alex.  Even twijfelt ze maar dan dicteert ze ‘0393 03 13 33.’ Een makkelijk nummer. Hij moet het maar onthouden denkt ze. Hij strekt nog even zijn arm uit en raakt licht haar arm aan als ze voorbij wandelt. Haar huid tatoeëert zijn vingertoppen in haar geheugen...  Het geroezemoes op het terras lijkt te verstommen. Maar kordaat zet ze haar voeten terug in beweging. Ze is op weg naar huis, zo spreekt ze zichzelf toe.  Met een brede glimlach en bijna huppelend snelt ze naar haar fiets. Ze kijkt niet meer om. Lichte schemering zet zich in. Kraaien krassen luid boven de bomentoppen. Hondenwandelaars vinden elkaars gezelschap in het park. Onderweg naar huis voelt ze haar mobieltje trillen. Ze fietst wat sneller. Thuis zal ze lezen. Zij zal de  vriendin wel aan de kant zetten. Zij zal de volgende zijn met wie hij op reis gaat. Zij zal zijn aandacht krijgen. Zij zal stralen. Zij draagt zijn trui.       

Lumes
120 2

3120 - De blankste gemeente van het land

1In Tremelois er altijdiets te zien op zondagsimpelwegomdat daar nooit       of te nimmerüberhaupt iets te zien is2Als je vanhet NoordoostenTremelo binnen rijdzie je op uw linkerkanteen failliette fitnesszaak& op uw rechterkant      de grootste Aldivan het gehele landzo weet je ook ineensals je er dan toch binnenrijdbij wat voor type volkje daar juist beland3Een mooi nieuwglimmend gemeentepleindat hadden we ooit        in Tremelo ookalleen na een kleine zes maandzag het er uitals de gemiddeldeParijs-Roubaix kasseistrook4Als er iets isdat je moet wetenvan hoe de mensendaar kunnen vretendan kan ik u mededelendat de situatienogal schrijnend& vrij sip iswetende dat de friet             & de kebabdaar nog steeds hip is5Woorden van een anonieme met kruk lopende Tremelonaar' Die documentaire van Pano heeft Tremelo Belachelijk             & kapot gemaaktmaar met enige chancezijn we hier uiteindelijk dan tochvan dat Marokkaans koppel afgeraakt '6Achter Tremelodaar heb je dan Baalietsje kleiner dat welmaar nog een groter schandaaléén cafédrie frituurseen blanke nachtwinkel& een kerkmet mini beiaardhet bruist er volop in het dorp         & dat het hele jaar doormaar voor enige vorm van bankautomaat te zettenal was het er maar ééntjedaar vond de Balenaarjammerlijk genoeg geen tijd voor7In de absolutehoogdagen van Baalwas er een metalplaten & cd zaakbovenop de Balenbergde ironie van het geheelis dat ze dus ineen katholieke CD&V gemeente als Baalhet duivelsgebroedniet van de bergmaar netop de berg jagen8Het absolutehoogtepunt in Baalis de jaarlijkse cyclocross         & dat op 1 JanuariDe Grote Prijs Sven NysZo weet iedereen                 te Baaldat om vier uurin de nadenoenhet laatste greintje hoop van dat jaar                                voor de Balenaardan algepasseerd is9Tremelo & baal in zijn huidige staatPater Damiaandraait zich omin zijn graf

Schrikkentist
26 0

Zandloper

Het zand brandt onder mijn badhanddoek. Ik leg mezelf als een stuk barbecuevlees op de rooster en gril mijn lijf, mijn melkflesbenen, mijn kippenbilheupen, mijn puddingbuik, mijn slagroomborsten, mijn mozzarella-armen, mijn worstenvingers. Als een sfinx lig ik op het goudgele tapijt en door die witte pensen aan mijn hand vergiet ik de korrels in andere zinloze hoopjes zand. Terwijl ik zeef, staar ik naar de verte, naar de dijk met haar grijze muur die mij scheidt van de ijskramen en frietkoten en al dat onbereikbaar lekkers dat in geuren naar me toewaait, net als de kinderkreten die nog lang niet aan september denken, het grommen van de go-carts, het schoppen tegen strandballen en het wapperen van de vliegers in de lucht. De hemel blaast haar adem tussen de parasols, frigoboxen, zandkastelen, en plastieken bloemen, waardoor hun molenwieken in cirkels rondmalen, zoals mijn gedachten deze ochtend toen ik het badpak vond dat na het einde van vorige zomer ergens onderaan in mijn kleerkast belandde, en terwijl ik dat badpak tussen mijn duimen en wijsvingers liet walsen, prikten de twijfels of de stof wel voldoende zou rekken in mijn ogen, ja, ik moest het opnieuw passen om te vermijden dat ik op het strand zou liggen in een badpak dat mijn zomerlijf naar boven duwt als een calippo-ijsje, want mijn lichaam negeert de seizoenen en houdt van winterse kost en warme hapjes gezelligheid, dus keek ik met ingehouden adem hoe mijn spiegelbeeld het zeemeerminnenkorset naar boven trok, en ik schipperde om elk kwabje in de tweede huid te vangen, en ik liet mijn borsten in de voorgevormde schelpen schommelen en ik haakte de spaghettibandjes over schouders, en ik zag hoe mijn oksels parelden alvorens de zon me had kunnen brandmerken. Ik keek naar mijn evenbeeld en even beeldde ik me in dat ik de zeste van mijn sinaasappelbillen eraf kon raspen, ik neep in mijn zijplooien in de hoop ze als stokbrood in plukken van elkaar te kunnen trekken, zo stond ik uren voor de spiegel te draaien en in mijn fantasie waaiden er mensen met scheldblikken en nastaarwoorden voorbij, die dik en ieuw en lelijk schreeuwden, of zwegen, maar in hun ogen zag ik de letters verschijnen, en wat als ik gewoon thuisblijf, jou zeg dat ik ziek ben, dat we wel een andere keer naar het strand kunnen gaan.   Het gebrul van een voetbalspelletje haalt me uit mijn verdwaalgedachten, en even komen mijn armharen recht en spitst het kippenvel de oren, ik kijk naar de spelende kinderen die nog mooi en strak en slank zijn, gevangen in een huid die met hen meegroeit, als een elastiekje dat zijn rek nog niet verloren heeft, en in windvlagen hoor ik hen roepen, ik ben bang voor hen, ik ben bang voor hun geroep, maar gelukkig tieren ze enkel pas en goal en ik sta vrij, en kunnen mijn armharen ontspannen verder zonnen. Ik draai me om en het zand knarsetandt onder mijn rug. De zon schroeit mijn ogen dicht, de zomer wordt langzaam stiller tot ik ze niet meer hoor, alles ruist voorbij, tot ik wakker schrik van natte spatjes. Ik open mijn ogen en zie hoe jouw schaduw me half bedekt. Je schudt de zee van je af. Je lokken druppelen na op mijn huid. Frissen me op. Je dept jezelf droog. Waaiert je bevlekte handdoek naast de mijne. Onze blikken kruisen. Je neemt de zonnecrème. Wrijft me in. Jouw handen. Kussen. Elke naakte centimeter.  

Fay_vk
7 0

Niet zonder natte voeten

Om zeven uur zondagochtend rinkelt de wekker mij wakker. Op een normale werkdag zou ik nog minstens twee keer snoozen maar nu spring ik opgewekt uit bed. Ik ga met mijn vader naar de grote Noordelijke waterplas, die tijdens mijn jeugd mijn thuis was. Ik huppel van de trap, zet koffie en maak mij klaar. De weersvoorspellingen zien er goed uit maar als rasechte zeemeermin, weet ik dat die niet altijd betrouwbaar zijn. Ik vul mijn rugzak alsof ik op trektocht door de Zwitserse Alpen vertrek: een trui, een regenjas, een sjaal maar ook een zonnebril, een pet en een strandlaken prop ik erin. En niet te vergeten, een extra paar sokken, want al sinds ik pas kon lopen hou ik ervan om tikkertje te spelen met de golven. De trein richting kust zit goed vol. Een jongen met kort blond haar, ik schat hem een jaar of vijf, zingt luid en stampt wild met zijn voetjes op de grond. “Zijn we er bijna, mama?”Vanbinnen voel ik mij even vurig als die kleine jommekeskop, zo zag ik er vroeger ook uit trouwens. Als tweeëndertigjarige blijf ik op mijn stoel zitten. Ik wieg mijn voeten zachtjes heen en weer. De trein vertraagt, met piepende remmen houdt hij halt aan het perron van Diksmuide. Het wiegen van mijn voeten versnelt, nog drie stops. Zee in zicht. In het station van De Panne word ik opgepikt door mijn vader. We cruisen richting strand en halen herinneringen op.Over die keer dat we samen iets voor middernacht langs de waterlijn wandelden, naar elkaar keken met een blik van: “Als jij het doet, doe ik het ook” en vijf minuten later met vuurwerkknallen boven ons hoofd in het lauwe water zwommen met de sterren als enige toeschouwers.Over die keer dat ik als achtjarige per se nog een keer het sop in wou en hij snel achter mij aan liep, zijn bril vergat uit te doen en die verloor in het water. Liever zijn bril kwijt, dan mij.Over die keer dat we samen over het strand huppelden tijdens een zandstorm, en onze ogen pijn deden van het opwaaiende zand en dat we vervolgens de zandkorrels van tussen onze tanden wegspoelden met een warme chocolademelk.Over die keer dat ik als twaalfjarige met hem meezwom naar het diepe, met mijn reddingsboei naast mij kon mij niets overkomen. Vandaag zijn we hier enkel om te wandelen. Hoe graag ik het ook wil, mijn dialysekatheter verbiedt het mij om te zwemmen. Al twee en een half jaar heb ik het zoute zeewater niet meer geproefd, de speelsheid niet meer gevoeld. Maar voor mij geen zeebezoek zonder natte voeten. We trekken onze schoenen uit en lopen in de richting van de horizon het water in. Ik gil de koude uit mijn enkels. De schelpen prikken in de onderkant van mijn voeten, net zoals het leven. Op de tippen van mijn tenen trappel ik verder. Dat ben ik gewoon. Mijn innerlijke kind dwingt me om te flirten met de grenzen van het drooghouden van mijn broek, zoals ik als dialysepatiënt ook geregeld flirt met de grenzen van mijn energie. “Allé kom!” roept mijn vader plagerig. “Waar blijf je?” Hij lijkt te vergeten dat hij met zijn lange benen meer speling heeft dan ik. Vroeger wandelde ik ook steeds in lichte looppas naast hem. Hij heeft de gave om mij met weinig woorden over mijn grenzen heen te helpen. Ik ga naast hem staan en voel hoe de opgerolde randen van mijn broek nat worden. Hij ziet het. “Je bent het nog niet verleerd” zegt hij gniffelend.We nemen een selfie. De arm die hij nu om mij heen slaat doet evenveel deugd als die warme chocolademelk. We keren terug naar het strand, ik volg hem door mijn passen in zijn voetafdrukken op het natte zand te mikken. Het vraagt enige lenigheid. Ik laat me in het zand vallen en tuur naar de opspattende golven. Ooit zwemmen we hier weer samen. Hier komen we later mijn nieuwe nier dopen, dat heb ik mezelf beloofd. De zee maakt mij zacht vanbinnen. Ik denk aan mijn moeder, die er niet meer is. Met haar woonde ik hier. Ook zij hield van de zee. Wij hielden van de zee en vooral van natte voeten.Mijn vader zit naast mij. Samen kijken we naar het eb, die de herinneringen die we vandaag hebben gemaakt, mee-ebt naar het diepe. Het water mengt ze met alle voorgaande. De zee is de lijm die voor mij alle bijzondere momenten goed samenhoudt.Een zwerm meeuwen landt op het woelige water, ze dobberen langzaam verder, op en neer, vooruit en achteruit maar steeds in de juiste richting. Net zoals ik.

Irina Schrijft
23 2

DE OUDE DICHTER

Naar aanleiding van het verschijnen van zijn gebundelde dagboeken komt de oude, misschien wel, grootste nog levende dichter van ons land langs voor een voorstelling in onze boekhandel. Om aan zijn wensen te voldoen hebben we een hotel voor hem geboekt. Een van de medewerkers van het hotel is een goeie vriend van me die af en toe een kop koffie komt drinken in onze leeszaal annex koffiebar. Hij weet me te vertellen dat de vrouw van de oude dichter is meegekomen en om een aparte kamer heeft verzocht. Het is vrijdagavond en naast de harde kern zit er een heel divers publiek in de koffiebar. Onder de bewonderaars - variërend van soms vreemd uitgedoste jonge snuiters tot oude grijsaards met mutsen of hoeden waar haarplukken weerspannig onder uitsteken - herken ik enkele bibliothecarissen en een aantal al dan niet getalenteerde dichters en schrijvers waarvan tenminste een van hen zichzelf binnen enkele jaren, als in een droom, daar op die begeerde stoel ziet zitten, hoewel het gewoon dezelfde stoel is als alle andere stoelen hier.Iemand fluistert me toe dat de oude dichter het evenement op een haar na heeft afgezegd, wegens het overlijden van z'n broer. Maar ze hadden naar verluidt al jarenlang weinig of geen contact meer met elkaar. De oude dichter schrijdt binnen, vriendelijk maar gereserveerd - zijn vrouw is er niet bij. Hij kijkt eens rond, vraagt waar de poëzie staat en inspecteert de kast. Het is een kast waar we trots op zijn, er staan honderden gedichtenbundels in; ongeveer alles wat de moeite waard en te verkrijgen is, van aanstormende, gevestigde en verscheidden poëten, door de eeuwen heen.Van de oude dichter is dat niet enkel zijn meest recente werk maar ook wat nog steeds bij de uitgever in herdruk is, waardoor hij een behoorlijk stuk van deze kast inneemt.Tenslotte vraagt hij een glas wijn, gaat aan het tafeltje zitten dat daar speciaal voor hem werd neergezet en stalt zijn boeken en paperassen voor zich uit. We bevinden ons al voorbij het aanvangsuur en langzaam valt het publiek stil, weliswaar zonder de minste aanwijzing dat er iets op til is, als de oude dichter even kucht en de eerste zin leest. De lezing is officieel begonnen. Ofschoon nog maar net gestart, blijkt het - door de grote stiltes die de oude dichter laat vallen - vaak moeilijk om vast te stellen of de voordracht nog verder gaat of alweer afgelopen is. Soms doet het geritsel tussen de paperassen en het bladeren in een boek vermoeden dat er nog iets achter komt. Het is dan ook één van de kenmerken van de oude dichter. Dat hij zijn tijd neemt.Langzaamaan raakt hij op dreef en leest voor uit het boek vol gemoedsbewegingen, waarin hij zo rauw in zijn ziel laat kijken dat een recensent liet weten dat hij de blik tijdens het lezen geregeld af moest wenden. Maar het is een lovende recensie, het zijn allemaal lovende recensies, zeg maar onvervalste liefdesverklaringen voor de oude dichter en zijn meest recente, volumineuze boekdeel waarvan iedereen diep onder de indruk is, zowel vriend als vijand. Ik sta aan de bar toe te kijken, als last man standing, naar de bijna religieuze stilte bij het publiek, naar het onmiskenbare ontzag voor deze hogepriester van de woordkunst die hier op deze plaats en op dit moment een bijna goddelijke uitstraling bezit.In sterk contrast met dit alles wipt, telkens de stem helemaal stilvalt, de kleine hond driftig overeind door het losbarstende applaus waarvoor ze nooit enig begrip heeft kunnen opbrengen. Iedere keer stelt ze zich tot doel dit collectief aangedreven monster met man en macht te bestrijden, een gevecht dat ze aangaat in de vorm van hysterisch geblaf en pas staakt als het weer rustig wordt. Waarna ze opnieuw neerzijgt, genietend van haar overwinning op de recente vlaag van verstandsverbijstering. Merkwaardig genoeg ontlokt deze reactie keer op keer veel lachende gezichten bij de aanwezigen, deels opgelucht omdat de zwaarmoedige sfeer hiermee eventjes wordt doorbroken, maar ook omdat ze er een vorm van appreciatie vanwege mijn viervoeter in menen waar te nemen, want aangezien een teckel niet kan applaudisseren, moet ze haar enthousiasme wel uiten via geblaf. Wanneer het al geruime tijd weer stil is, begint de oude dichter aan een volgend relaas, een bijkomende of andere overpeinzing of beslommering die ooit eens in hem opkwam en die zich al dan niet enkel in zijn hoofd heeft afgespeeld.Af en toe steekt hij, zonder op te kijken of het lezen zelfs maar te onderbreken, een hand omhoog met daarin zijn lege wijnglas. Op zo'n moment kan ik mijn oude professie als cafébaas nog eens demonstreren en loop dan, ietwat overdreven plechtig - ik kan het niet verhelpen - met m'n linkerhand op mijn rug en met in de andere hand de fles, op de oude dichter af. De eerste keer vul ik z'n glas voor een derde bij, maar, luider verder lezend steekt hij z'n hand wat hoger, dus vul ik het glas nogmaals aan en opnieuw tilt hij z'n hand iets hoger, alsof zijn dorst werkelijk niet te stillen valt dus vul ik het glas dan maar tot aan de rand, dit alles tot grote hilariteit van het publiek dat daarna geamuseerd toekijkt hoe hij het glas voorzichtig, zonder te morsen, tot aan de lippen brengt en het lezen net zolang onderbreekt als het duurt om de volledige inhoud in één keer naar binnen te gieten. De oude dichter loodst ons doorheen de gedachtengangen van z'n dertigjarig labyrint en spendeert naar het einde toe ook nog enkele woorden aan zijn gestorven broer, om ons daarna te trakteren op enige neergeschreven bedenkingen hieromtrent en andere zaken en zichzelf met vaste regelmaat op een glas wijn vooraleer er tenslotte de brui aan te geven, tot opluchting van het overgrote deel van de aanwezigen die weliswaar heel erg genoten hebben maar nu ook dorst krijgen en uitkijken naar ietwat luchtiger vertier om hun vrijdagavond alsnog in te zetten, vrolijk nakletsend aan één of andere toog met een frisse pint of iets sterkers. Onze koffiebar loopt leeg, iedereen vertrekt en de oude dichter blijft achter met de obligate bewonderaars wiens boeken gesigneerd moeten worden en die hem bedanken door nog een glas wijn aan te bieden, een aanbod dat hij grootmoedig aanvaardt. Ondertussen raakt de oude dichter steeds meer in zichzelf gekeerd, wat maar goed is ook want aan de woorden die hij spreekt valt geen touw meer vast te knopen. Zijn bewonderaars daarentegen, die de tijdens de voorstelling opgelopen achterstand nu in een snel tempo met wijn en bier proberen weg te werken, hangen als vliegen om hem heen, remmingen vallen weg en ze ratelen erop los. Sommigen vertellen hun hele leven, bewieroken de oude dichter voor wat hij al die jaren voor hen betekende, bedanken hem nogmaals met een handdruk of zelfs al eens een schouderklopje en gedragen zich alsmaar familialer. Michael komt me vragen of de oude dichter binnen mag roken. Er zijn maar een handvol aanwezigen meer en het is tenslotte bijna winter, we kunnen de arme man toch niet naar buiten sturen? Maar ik wijs hem erop dat het rookverbod in publieke ruimtes ook voor oude dichters geldt. Even later merk ik dat de oude dichter iets voorovergebogen staat, een sigaret tussen de lippen, met zijn handen een kommetje vormend rond de aansteker alsof een felle wind ook hierbinnen zomaar toe kan slaan, terwijl Michael hem een vuurtje geeft, met een grote grijns opzij kijkend naar mij, benieuwd wat ik daaraan ga doen. Ik moet hem echter ontgoochelen, want ik doe niets, ik laat het allemaal voor wat het is en gun hem zijn pleziertje.Terwijl ook de laatste aanwezigen beneveld raken, getuige de mij onbekende, oude Vlaamse liederen die ze zingen waarbij hun interesse in de oude dichter begint af te nemen zodat deze mompelend verdwaalt tussen de boekenkasten, maak ik aanstalten om af te ronden. Mopperend verlaten ze het pand, met een brabbelende Michael als hekkensluiter, die, als ik zeg dat hij zijn glas niet mee kan nemen, nog snel het laatste restje van zijn inmiddels verschaalde pils achterover kapt. Ik help de oude dichter in zijn overjas, schuif de mouwen over zijn armen, knoop het kledingstuk vooraan dicht en zet zijn pet op z'n hoofd. Ik begeleid hem naar de wagen, mijn arm stevig in de zijne gehaakt hoewel het pas eind oktober is en de wegen nog verre van glad. Hij laat zich welwillend zakken in de passagierszetel van de oude Peugeot 309 die ik, toen iedereen nog in gesprek verkeerde, iets verderop ben gaan halen en met het oog op deze handeling hier voor de deur heb geparkeerd. Ik rol de veiligheidsgordel naar voor, ga ermee rond de buik van de oude dichter en klik de metalen plug in de houder. Daarna neem ik de kleine hond, zet die op de achterbank in z'n mandje, sluit ik de winkeldeur af en ga achter het stuur zitten waardoor het een beetje aanvoelt alsof ik mijn oude vader wegbreng. Ik draai de baan op en moet meteen naar rechts waardoor het hoofd van de oude dichter onverwacht op mijn schouder belandt en daar eventjes blijft liggen. Ik krijg hem pas weer overeind als ik linksaf moet zodat datzelfde hoofd nu tegen het raampje van de passagiersdeur slaat. Geschrokken hou ik de oude dichter daarna zo respectvol mogelijk met mijn rechterhand bij de kraag van z'n jas vast terwijl ik verder in de richting van het hotel stuur. Echt handig is dat niet, vooral niet als je moet schakelen, maar hierdoor verloopt de rest van de rit redelijk vlot en tenslotte parkeer ik de wagen voor het hotel. Ik stap uit, loop om de wagen heen en help de oude dichter met uitstappen.'Isss errr hierrrr misss-sschien nog een drankgeleeegennnheid waar we noggg een klei-niggg-heid kunnnnen nut-t-t-tiggen?' Hij doet zijn best om duidelijk te articuleren maar sommige letters blijven hangen in zijn mond en lettergrepen lijken bergen waar hij moeizaam over raakt. En hoewel er inderdaad nog veel zaken open zijn op dit tijdstip, het is pas iets na elven, heb ik weinig zin om zo'n kroeg met de oude dichter te betreden. Het is overduidelijk dat de man nu enkel nog baat heeft bij z'n bed. 'Er is ook een bar bij het hotel', opper ik voorzichtig, in de veronderstelling dat hij ook daar niets meer zal krijgen vanwege z'n benevelde toestand en hij zich dan tenminste al dichtbij z'n kamer bevindt.'Wiltt u mij dann verrr-ge-zel-lennn bij een laatsste glasssss?'Ik weet dat het onbeleefd is om dit aanbod af te slaan, want dat het een hele eer is meegevraagd te worden door de oude dichter maar de avonden dat ik mistige redeneringen en dronken gewauwel moest aanhoren toen ik nog in de horeca werkte, hebben voor een klein trauma gezorgd waar ik me in gewone omstandigheden niet van bewust ben maar die op zo'n moment opnieuw de kop opsteekt. Was ik zelf dronken geweest, dan was er nu natuurlijk niets aan de hand en zou ik vrolijk zijn meegetrokken om god weet waar te belanden. Een avondje met de oude dichter, wie weet, het zou een mooie anekdote kunnen opleveren. Ondertussen zijn we bij de deur van het hotel aangekomen.'Ik moet u helaas ontgoochelen, het is een lange dag geweest en morgen is de winkel opnieuw open en ik heb nog wat opruimingswerk. Maar ik ben heel blij dat u vandaag bij ons bent langs geweest en wil u graag nogmaals danken voor de boeiende lezing die u gaf.'Hoofdschuddend wuift hij mijn woorden met een verveelde uitdrukking op z'n gezicht weg, draait zich om en loopt mompelend en met onvaste tred naar de deur die leidt naar de bar van het hotel. Zo verdwijnt hij zonder verder om te zien. De volgende dag verneem ik via mijn vriend in het hotel dat ze de oude dichter midden in de nacht de bar hebben uitgezet. En dat er even later een ijselijke gil weerklonk die bij nader inzien afkomstig was van zijn vrouw die wakker werd toen hij bij haar in bed wou kruipen. Waarna ze hem naar zijn eigen kamer hebben gebracht.Ik blader door de aanbiedingen die de uitgeverijen voor het komende voorjaar in petto hebben, kijk wat er straks allemaal verschijnt en wie we nu eens voor een lezing kunnen vragen. Want je moet zo'n voorstelling toch geruime tijd van tevoren plannen. Zodat je voor niet meer verrassingen dan noodzakelijk komt te staan.

Rino Feys
4 0

Mooi en haai

Ik zit in bikini in de anti-pijn zetel in de zon, op een werkdag. Ik heb weer te weinig mijn gedachten een loop laten nemen, teveel antwoorden ingeslikt, teveel vrolijke praatjes geforceerd, teveel tranen verstikt. Samen hebben ze een stapeltje gevormd in mijn vijfde ruggenwervel. Mijn spieren waren daar niet mee akkoord en leggen me nu al drie dagen lam. Lam van de pijn. En pijn moet je genezen met genot. De bijtjes zoemen. In de struiken zitten vogeltjes te tsjilpen, heel zacht zoals ik het graag heb. En de kip scharrelt wat blaadjes aan de kant. Ik probeer die rust op te zuigen, maar in mijn hoofd spookt die vervelende mail van begin deze week. Woest werd ik ervan. Ik heb teveel geleefd om op het matje geroepen te worden door een onbekwame leerkracht. Dat mijn zoon de afspraken niet naleeft en zijn enthousiasme storend is zou ik geloven als andere leerkrachten dit konden beamen, maar laat nu net het tegendeel waar zijn. Mijn zoon is lief, aandachtig en werkt goed mee. Raar toch dat het in de klas zedenleer uit de hand loopt? Zou het niet kunnen dat mijn vragen over de inhoud van de lessen (zijnde films die niet geschikt zijn voor achtjarigen en waar geen enkel verband te vinden is met zedenleer) zodanig veel irritatie hebben opgewekt dat mijn zoon nu nog meer geviseerd wordt? Zo’n mails verstoren de rust in huis. En als je thuis komt na een lange vermoeiende dag op het werk, omdat de pijnstillers net niet lang genoeg hun werk deden om als een normale mens te functioneren, dan wil je alleen maar rust. Geen kind dat huilend straf zit te schrijven en tussen de tranen door iets brabbelt van “ik heb zoveel energie en ik vind de les zo leuk, ik kan er niet aan doen dat ik zoveel energie heb, ik wou dat die energie op was”. Ook geen wederhelft die dan brult “ja, neem de suikerklont maar eens goed vast, zo gaat hij de boodschap zeker begrijpen”. Thuis zouden we moeten kunnen doen wat we willen, zonder rekening te houden met gefrustreerde juffen en regeltjes van hoe de opvoeding hoort te zijn.    Woest ben ik ook omdat de mooie kat uit de buurt steeds weer de vrijheid van Lucy, mijn kip, beneemt. Zodra Lucy vrij in de tuin loopt ligt ze op de loer, klaar om toe te slaan. Lucy komt dan onder zacht gekakel onder mijn zetel gekropen op zoek naar bescherming. Zo is het toch steeds weer bedenk ik, wezens die denken dat alle terreinen de hunne zijn en wezens die hun plaats en vrijheid afstaan zonder er lang bij stil te staan. Niet dat ik niet van katten hou, integendeel, maar waarom zit moed en vrijheid niet beter verdeeld? En wat met pijn? De ene niks, de andere een leven lang? Mag ik dan hopen dat de portie pijn tenminste in verhouding staat tot de portie geluk die we toebedeeld krijgen? En niet in het hiernamaals wel te verstaan. Over het hiernamaals mogen ze zeggen en schrijven wat ze willen. Ik leef hier en nu. Dat ik leef wordt tegenwoordig ook bevestigd door mijn smartwatch. Ik die weinig of niet met technologie bezig ben, heb sinds kort binnenpretjes nu ik merk dat liefde dan toch een beetje meetbaar is. Die hartslag van mij maakt soms rare sprongen dankzij bijzondere mensen die niet zomaar toevallig mijn pad kruisen, maar wel heel goed getimed op afspraak komen om te zorgen dat pijn en geluk in verhouding blijven. Net als de zon die fijne straaltjes door een dik donker wolkendek stuurt om een “ooo” te laten ontsnappen in plaats van een “aaa”. En van al dat moois word je haai, zelfs zonder pijnstillers. En een haai kan onbekwame juffen beter aan.

Fien SB
59 2

ABBA

Onlangs vroeg iemand me wat ik altijd had willen worden. Wat en niet wie. Zonder twijfelen zei ik “Madonna.” Het klonk als een statement en hoewel ik niet de kronkelende MTV Like-a-virgin bruid of de fetisj SM-meesteres bedoelde, refereerde ik eerder tot wat Madonna anno 1985 in Desperately Seeking Susan en later met het innemende Live To Tell mij inspireerde. Madonna heeft me toen het huis uitgejaagd, naar New York en naar Parijs gebracht. Naar muziek, dans en schrijven. Naar seks, soms ook naar liefde. Maar ik miste iets.             ABBA heeft me altijd terug thuisgebracht. Ook vandaag nog.             Niet Madonna maar ABBA is de rode draad gebleven, niet als rolmodel, eerder als inspirerende steun voor mijn teder hartje en mijn soms trieste ziel. ABBA is altijd thuiskomen, vooral als je al zo lang ver weg bent van je home. Ik was 17 toen ik vertrok omdat je als tiener weet dat je het huis uit moet, omdat homo zijn en thuis blijven wonen niet te combineren viel, ook al liet je je kleine zus achter. ABBA is altijd dat hokje gebleven waar je graag in wil en mag blijven, al neem je allerlei bochten in de snelwegen van het leven of sla je aan kruispunten de verkeerde straat in. ABBA heelt, door hun muzikale perfectie, door de melancholie die ik sterk genegen ben en waarbij je niet weet of je tranen van verdriet zijn of van puur geluk omdat je zoveel moois hoort en het je sterk maakt. Als er een hemel zou zijn, dan zijn het de stemmen van Frida en Agnetha die je er hoort. Ik kan écht vol goede energie zitten na intens geluisterd te hebben naar ABBA.             Madonna en ABBA hebben me respectievelijk het leven ingestuurd en naar huis teruggebracht. Of ABBA vandaag nieuwe generaties inspireert, kan ik niet weten. Madonna has been en ABBA blikt met tevreden geladenheid terug. Live To Tell en I Still Have Faith In You komen samen. Na de muziek, na het dansen, na de wilde seks en de intensiteit van de liefde, komt het schrijven. Hier ligt de berusting, hier ben ik terug thuis en ben ik Frida, Agnetha, Benny en Björn eeuwig dankbaar.  

Erwin Abbeloos
18 0