Zoeken

De hond

Het is een vraag die er in mijn geval niet toe doet, omdat ik er geen heb, maar wat is een goede naam voor een hond? Ik vraag het me af. In een mooie reportage over een Nederlandse boekhandel lees ik dat de hond des huizes er naar de naam Tsjip luistert. Naar de titel en het personage uit de gelijknamige roman van Willem Elsschot. Tsjip was de koosnaam voor zijn kleinzoon. Het doet er me aan denken. Laat ik deze zomer nog wat werk van Alfons Jozef de Ridder herlezen. De tijd lijkt dan altijd wat langzamer te gaan. “Goed gekozen”, zeg ik luidop tegen de uitbaters van de boekhandel, die het niet horen want ik zit alleen in huis met de krant. “Tsjip. Tsjip.” Ik zeg het een paar keer luidop. Maar goed dat mijn huisgenoten er niet zijn. Ze zouden denken: ‘nu moeten we er toch iets aan doen, hij begint als een vogel te fluiten.’ Tsjip. Wat klinkt het goed. Ik zou mijn hond ook geen mensennaam geven. De naam moet trouwens ook bij de gestalte van de hond passen. Tsjip is een teckel, zo lees ik en zie ik op de foto in de krant. Een dobermann met dezelfde naam zou bespottelijk zijn. Een naam naar een personage uit een boek is ook een goed idee. Het springt me zo een-twee-drie niet te binnen welk personage ik zou kiezen, maar het is een klein onderzoek waard. ’s Avonds bij de tv, terwijl ik met mijn hoofd nog bij het onderzoek naar de hondennaam zit, betrap ik me erop dat er een ‘Tsjip’ uit mijn mond ontsnapt. Ik zie mijn vrouw met een half oog naar me kijken. ‘Tsjip Tsjip’, zeg ik.

Rudi Lavreysen
7 0

Het antwoord

We fietsen langs de zaak waar we met ons ma ooit naartoe gingen voor een koffie na de middag. Niet ver van het appartement waar ze woonde. Voor het pand staan twee achtergelaten terraspanelen. Ze vormen samen een hoek en staan er ietwat verloren. Ze lijken de herinnering te bewaren van het café dat al jaren leeg staat. We zijn op weg naar het woonzorgcentrum. Het is opnieuw mooi weer, dus het coronabezoek kan buiten doorgaan. Ze zit al klaar aan haar zijde van de nadarhekken, die met slingers mooi versierd zijn. We zwaaien van ver. Ook staan er plastic windmolens, zoals op het strand. Ze doen goed hun best, alsof ze willen zeggen: zelfs dit waait wel over. Ik zet mijn linkervoet op de onderste richel van de nadar, anderhalve meter tegenover haar. “We staan hier precies alsof we naar de koers aan het kijken zijn,” zeg ik luid. In een glimp zie ik ons allemaal met een koerspetje op het hoofd. Ik heb er eentje van Roger De Vlaeminck. Vraag me niet waarom. De koers brengt verhalen mee. “Weet ge nog dat vroeger zich wel eens een coureur in de garage kwam omkleden,” zeg ik. “Bij de kermiskoers.” De renners kregen dan een stoel en een teil water om zich te wassen na de wedstrijd. Een basseng, zei grootvader. Niemand had een mobilhome om naar de kermiskoers te trekken. Terug thuis, in de keuken, valt mijn oog op de kaart die we in het begin van de lockdown van haar kregen. We hadden er ook eentje gestuurd. Ze schrijft niet meer zoveel, je ziet het aan haar geschrift. Het is een geruststellende kaart met slechts drie zinnen: “Ik krijg mijn tijd wel om. Het is hier goed. We hebben niets tekort.” Moeders weten meestal, ook ongevraagd, het antwoord.

Rudi Lavreysen
8 0

Een aarzelende schoonheid

We zijn op weg naar Brussel, voor een concert van onze favoriete band. Ze spelen voor de tweede avond op rij een uitverkochte show. "Heb je gezien wat ze gisteren speelden?", vraagt mijn vriend aan het stuur naast me. "Serieus, staat die playlist online?", vraag ik terwijl ik mijn telefoon uit mijn broekzak haal. "Ze spelen nooit twee avonden na elkaar allemaal dezelfde nummers", zegt hij. "Anders is het voor hen ook niet plezant." "Ja, daar is iets van", zeg ik. "Dat is alsof je elke dag hetzelfde zou eten. Alhoewel, vroeger bakten we thuis op maandag de overschot van de op zondag gekookte aardappelen in de pan. Met wat er over was van de groenten. Ik vond het dan nog beter smaken.” We hebben tijd om over vroeger te mijmeren. "Ze hebben gisteren 'Hesitating beauty' gespeeld", zeg ik met een blik op de setlist. "Wist je dat Woody Guthrie die song geschreven heeft?" Natuurlijk weet hij dat. “Dat wordt geen aarzelende schoonheid vanavond”, zegt hij. We hebben tijd om taallolligheden in het rond te strooien. Nog meer dan het liedje zelf, is de titel van de song een parel. Schoonheid begint aarzelend. Het laat zich niet meteen zien. Soms moet je twintig keer naar een schilderij kijken om die schoonheid te zien. Of een song telkens opnieuw beluisteren. Of dertig keer een gedicht lezen. Echte pracht neemt een aarzelende start, maar blijft dan hangen. Maar dat vertel ik allemaal niet in de auto. "Van Brussel zeggen ze ook dat het een aarzelende schoonheid is”, zeg ik. “Na een tijdje ga je ervan houden.” Dat aarzelend blijkt te kloppen. De bus die ons vanaf de randparking naar de concertzaal brengt, moet aan een slakkengangetje rijden. Brussel zit potdicht. Alsof het prachtig concert ook aarzelend op gang moest komen.  

Rudi Lavreysen
31 1

Aliens Alliance

Op de kerktoren wijst het verlichte uurwerk vijf over acht aan.  Klokslag acht is hij begonnen aan zijn dagelijkse avondwandeling met zijn Golden Retriever. Vreemd, dat het kerkplein leeg is op dit uur. Er hangt iets onheilspellend in de lucht, alsof er elk moment iets te gebeuren staat. Dan merkt hij het vliegend gevaarte dat achter de kerktoren vandaan komt alsof het er zich al die tijd had verscholen. Hij ziet ook de lege lijnbus die voor de kerk geparkeerd staat. De hond gromt vervaarlijk. Het plein baadt plots in een oogverblindend licht. Hij moet de ogen sluiten. Als hij de ogen terug opent, ziet hij de totaal uitgebrande bus aan de bushalte.  Het ding dat hij als een ruimtetuig bestempelt verdwijnt zo snel het gekomen is in het wolkendek. Later leest hij in zijn favoriete krant: Was het de kleur of het nummer van de lijnbus?  Men had er het raden naar wat deze creaturen bezielde toen ze het stilstaande voertuig aan de halte eerst met een alles verschroeiende vuurstraal bestookten om het meteen daarna met ijskoud sneeuwschuim  te blussen. Gelukkig zat niemand op de bus en de bestuurder, die net terugkeerde van een plaspauze was de enige getuige. Het idee werd als ongeloofwaardig afgevoerd dat dit een reclamestunt betrof van een lokaal wellnesscenter. Hun poster  op het wachthuisje had het over:  ‘Eerst heerlijk warm in de sauna, dan lekker rillen in de ijskamer.’ De bekende roddelkrant  had een fortuin betaald voor het exclusieve verhaal van de buschauffeur. Veel later had hij vernomen dat de (on)fortuinlijke man ontslag had genomen en nooit nog met een bus had gereden. Hij had nochtans  ook op het plein gestaan maar had zijn ogen hard dicht geknepen bij de lichtflits. Wie zal dit ooit geloven?  

Vic de Bourg
17 0