Zoeken

De laatste petanquer

Gisteren vond ik tijdens het opruimen een oude zomerfoto met zes zongebruinde mannen op een rijtje: Rob, Ludo, Pier, Georges, Eric en mijn papa. Ik zag het weer helemaal voor mij. Voorbij de kabinetjes op een stuk hard zand bakenden ze met een wit koord hun terrein af. Met een houten plankje aan een lange steel veegden ze het terrein effen. De ploegen werden verdeeld en pas na een uur of drie zagen we de mannen terug onze richting uitkomen. Wij, de families, zaten aan de kabinetjes en passeerden de mannen af en toe als we gingen zwemmen.  Na een paar jaar vervolledigden een Antwerpenaar Toon en twee jonge West-Vlamingen, schoonbroers van Ludo, de petanquers op regelmatige basis. Het koordje viel weg en er kwam een houten scorebordje in de plaats met een zwart en rood pinnetje. Ik was intussen een jaar of tien en mocht al bij het terrein staan kijken. “Fientje geef ons ne keer twee puntjes, meistje” klonk het dan. Waarop ik het rode of zwarte pinnetje verzette. De favoriet van mij en mijn mama was Pier. Pier had spierwit fijn golvend haar tot in zijn nek en, een wit baardje, grijze bril en sproetjes over zijn hele lijf. Pier kwam altijd een uur voor de start van het spel bij ons aan de kabinetjes een babbeltje doen. Mama zat dan met de tranen in haar ogen van ’t lachen. Vaak gierden en schaterden we voor het hele strand. Pier zijn ex-vrouw had een paar stoornissen die hij dan heel gezapig kon nadoen. Hoewel ze zijn leven deels had verwoest kon hij geen slecht woord over haar vertellen. Ze hadden samen een zoon, die niet zo snugger was, en een dochter die de stoornissen van haar moeder had geërfd. Pier was al drie keer afgevoerd met een zware hartaanval. Eén keer lag hij in ’t dodenhuizeke, daar is hij wakker geschoten en  heeft hij alle verpleegsters verbaasd hoe snel hij weer de oude was en de schone “mokstjes” bedankte voor hun goede zorgen. Hij zag de vrouwen graag op zo een zachtaardige manier dat het bij mij is blijven hangen. Pier was een kettingroker en de tussenstop in ’t dodenhuizeke had het hem niet afgeleerd. ’t Was mooi daar aan de overkant zei hij. Hij was niet bang. Hij was hier al langer dan voorzien was. Dus kwam hij petanquen met pilletjes in zijn zak. Mijn papa wist de pilletjes zitten en wist wat hij moest doen. Hoe vaak stond mijn hart niet half stil als er een helikopter op het strand landde? Was het Pier? Bijna jaarlijks werd iemand afgevoerd. De heisa die dan ontstond als de helikopter bleef cirkelen tot er een landingsplaats werd vrijgemaakt, de snelheid waarmee een stukje strand werd afgebakend met donkerblauwe zeilen om de reanimatie te starten, de zandstorm die ontstond wanneer hij weer opsteeg en het lege verlaten gevoel achteraf, het zit allemaal in mijn geheugen geprent. Zelfs nu 30 jaar later voel ik het nog wanneer een helikopter overvliegt. Tot ieders verbazing was er plots die zomer waarop Pier zijn nieuwe echtgenote aan ons voorstelde: een gezellige dame met veel te veel overgewicht. De gezellige dame bleek na wat verhalen van Pier geen fantastische keuze. Op minder dan tien jaar tijd was zijn hele spaarboek erdoor gedraaid en Pier voelde zich meer en meer teleurgesteld in hoe alles gelopen was. Zijn mooi huis in het centrum van de stad waar hij zo graag uit ging werd verkocht en hij verhuisde naar een stacaravan buiten de stadsrand, samen met zijn gezellige dame die intussen door een maagring haar vetrollen voor rimpels had verruild en daarbij wat gezelligheid als tol betaalde. Pier zijn ogen straalden als hij zijn miserie met ons kon delen en we er samen om konden lachen. En vaak moest hij ook een traantje wegpinken of wat verdriet wegslikken. Dat was het moment waarop hij naar mij keek en vroeg hoe het was of welke taartjes ik bakte of hoeveel strandbloemen ik had verkocht. Met de jaren werden die vragen vervangen door vragen naar de liefde. Maar Pier kwam alsmaar minder. De dokters waarschuwden hem dat hij niet veel tijd meer had en dat bleek te kloppen. We gingen niet naar de begrafenis, dat was te zwaar. Met veel moeite en verdriet bracht mijn papa de zomer na Pier’s dood iedereen terug bijeen om de petanque verder te zetten. Mijn andere favoriet Ludo was stiller, maar altijd blij mij te zien. Volgens mijn mama had ik als kleuter bijna zijn scheiding veroorzaakt. Ludo had een vrouw en drie kinderen, dezelfde leeftijd als mijn broer, zus en ik. Op een dag heeft ze het hele strand bijeen geroepen omdat Ludo in mijn mama haar koffietas de melk omroerde nadat hij al de hele dag met mij had gespeeld in plaats van met zijn eigen zoontje. De scheiding vond een paar jaren later plaats. Geen idee of wij er voor iets tussen zaten. Ludo kwam dus wat minder petanquen. Soms was hij er, soms zijn ex en hoe ouder ik werd geen van beide. Het kabinetje werd dan ook alsmaar meer gebruikt door de schoonbroers met jongere kinderen. Die broers werden ook in de petanquegroep opgenomen, wat voor wat extra leven zorgde en de zekerheid dat er elk weekend minstens zes spelers waren. Op mijn zeventien, aan het kabinetje van Ludo en zijn schoonbroers zag ik plots terug zijn zoon. Als kleuters waren we onafscheidelijk en nu we allebei tot mooie tieners waren uitgegroeid sloeg de vonk terug over. We wilden nog wel eens samen spelen en trokken naar het water. De vonk bij mij was maar van korte duur, na twee spelletjes aan het water gingen we samen de stad in. Toen dat avondje uit eindigde met drugs besloot ik verder maar uit de buurt te blijven van mijn kleuterlief. Een goeie beslissing, zo bleek dat later, toen Ludo terug kwam petanquen en meedeelde dat zijn zoon in het gevang zat, zijn dochter flik was geworden en de oudste zoon een nietsnut. Ludo was op dat moment hertrouwd met een militaire. De militaire kwam mee petanquen. Dat werkte enkele jaren tot wanneer een nichtje van Ludo in het spel kwam. Ludo verdween weer jaren en de militaire speelde nog een zomer verder. Toen ook zij verdween vertelden Ludo zijn schoonbroers dat Ludo zich had opgesloten. De militaire had hem zijn levenslust en materiële goederen ontnomen in een loodzware echtscheiding en hij is het niet meer te boven gekomen. Rob was een chique type uit Brussel. Hij was er niet altijd bij omdat hij ook nog tennis speelde en altijd wel ergens een jonger liefje had. Zijn vrouw wist het, maar de schone schijn moest hoog gehouden worden, dus bleef ze glimlachen. Rob kwam na Pier’s dood niet meer spelen. We zagen hem soms nog aan de tennis of op de dijk en dan later alleen nog de schoonzoon en de kleinkinderen. Met Toon werd vaak gelachen omdat hij slechter speelde en wat trager was, maar ze hadden hem er graag bij. Toon kreeg prostaatkanker. Spelen deed hij veel minder. Het oprapen van de ballen deed hij met een magneetje. De kanker was nog maar enkele jaren onder controle of er werd dementie vastgesteld. Hij kwam af en toe nog kijken naar de petanquers en dan ook dat niet meer. Eric was een luidruchtige zongebruinde al vroeg kale man met gouden ketting en dikke bierbuik. Veel te vaak was er met Eric discussie. Eric had nog een ander petanquegroepje. Toen zijn einde naderde en de kanker in zijn hele lichaam verspreid zat bleef hij positief. Zolang hij kon zou hij spelen en een aperitiefje drinken. Hij bleef als voorlaatste over en speelde dus nog een aantal jaren met de nieuwe garde: een paar jongere mannen die hadden gezien dat die petanquers best wel plezier beleefden. Eric en Pier kenden Georges zijn vrouw goed. Het was een duinsletje in de gouden jaren. Of ze Georges bedroog omdat hij vaak knorrig was of andersom kan ik niet zeggen. Wel vond ik Georges als kind maar een rare vent. Toen ik zelf moeder werd en Georges heel lief met mijn eigen kinderen omging begon ik hem beter te appreciëren. Hij zag er toen ook al een opa uit. Maar hoe ouder mijn kinderen werden hoe vaker ik opmerkte dat zijn blik steeds vreemder werd, alsof hij weg was van de wereld. Hij had verdriet over hoe zijn leven gelopen was en zag de toekomst steeds somberder. Hij kreeg antidepressiva, maar kwam er niet meer bovenop. Op een ochtend nam hij zijn fiets, zonder portefeuille, zonder gsm en belandde onder de trein. De sportieve Georges die altijd ging fietsen, zwemmen en petanquen eindigde zonder benen in een rolstoel. Zijn vrouw beheerde zijn telefoon, dus open gesprekken voeren kon ook niet meer. De medicatie tastte zijn brein verder aan en deze zomer stond mijn papa plots aan mijn raam met zijn doodsprentje en immens verdriet omdat zijn sportieve vriend zijn laatste levensjaren opgesloten en verminkt had moeten doorbrengen.  Mijn papa, de laatste van de petanquers, speelt intussen al twee jaar alleen nog met de nieuwe garde. Het scorebord gaat nog mee. Het plankje om het terrein te vegen, het koordje en de meter om de afstand juist te meten zijn achterwege gebleven. Het uur en de plaats om te petanquen hangt niet meer af van de getijden. Het water komt al meer dan 20 jaar niet meer tot aan de kabinetjes. Overal rukken duintjes op. De nieuwe garde gaat na een spelletje petanque niet meer zwemmen of pintelieren, maar recht de fiets op naar huis of gewoon terug in de strandzetel tot etenstijd. Tijden zijn veranderd. De gesprekken nog dezelfde: schunnige opmerkingen over mooie meisjes, commentaar op rare individuen, de kinderen en kleinkinderen, de gezondheid, de nieuwe gebouwen of de toestand van de oude, het weer, reisplannen, evenementen en lekker eten. Mijn dochter speelt af en toe mee, net als ik destijds met Pier en Ludo en zijn schoonbroers. Als ze het scorebordje verzet hoor ik Pier zijn stem. Maar zij herinnert zich enkel Georges en Eric, de rest heeft ze niet gekend. Zij heeft een band met de nieuwe garde. Mijn tijd was de tijd van Pier.  Dat waren dé tijden zegt mijn papa. Profiteer ervan, dat zegt hij ook, want niets komt terug. Wat voorbij is, is voor altijd voorbij.

Fien SB
130 2

hormoon-balans

De boiler buldert zijn laatste warmte. Het water blijft toch koud. Vandaag ga ik terug werken na een zombie-keelontsteking en de etter die ik de afgelopen week doorslikte lijkt zich nu te hebben getransformeerd tot ongelukkige collega's. Ik vraag niet door want ze doet een handgebaar dat ik interpreteer als 'nu niet'. Ik stel de foute vraag en het antwoord blijft uit. Een vroeger familielid vraagt me om hulp in haar onderzoek naar de ontrouw van haar voormalige man, mijn neef. Ik wil haar wel helpen maar anderzijds interesseert het me niet. Hij heeft ondertussen een kind met een ander, zijn collega. Ik heb dit soort spelletjes nooit gespeeld en ik ontwikkel een nieuw voornemen. De volgende keer dat mijn tante een debiele opmerking maakt over mijn afwezigheid schijt ik haar uit. Dan mag ze de etter vanuit de achterkant van mijn keel eens proeven. Hoe langer ik zwijg, hoe erger ze het te verduren zal krijgen en ik heb al heel, heel lang gezwegen. Het zal zo onvoortreffelijk vies zijn, ze zal door haar eigen egoistisch afgietsel zakken wanneer ze mij vraagt wanneer ik voor kinderen zal zorgen. Ze heeft er zelf bewust geen, haar rijkdom mag niet gedeeld.  Over een halfuur mag ik met de fiets door het donkere bos naar huis en ik ben mijn hoofdtelefoon vergeten. Het is oke, ik kan mijn aanval al boorbereiden.  Mijn lieve, lieve vriend maakt taco's vanavond en de boiler wordt herstelt. Wij samen zijn sowieso warm genoeg en ik barst van liefde met een mes achter de rug. Dat is voor wanneer de buurman zijn beklag komt doen over het weer.     

Chloe synkineses
6 0

Toxic

“I’m addicted to you, don’t you know that you’re toxic.” Giftig. Haar venijnige opmerking had zich in haar hoofd genesteld en haar langzaamaan verlamd. Zoals altijd had ze het niet verwacht. Was het omdat ze omdat ze nagelaten had goeiedag te zeggen aan de keukentafel? Of omdat ze haar kleren had laten rondslingeren? Ze had er het raden naar. Met haar moeder kon je het onmogelijk weten. Haar gezichtsuitdrukking verried geen enkele emotie. Soms had zij de indruk dat haar moeder zelf een puber was. Dat zij, Aimée, voor haar moest zorgen en haar morele kompas moest zijn. Zij was degene die haar emoties moest bedwingen. Terwijl haar moeder degene was die last had van mood swings waar noch kop, noch staart aan vast te binden was. Haar moeder was een bloedmooie vrouw. Eentje waarvoor je als een blok zou vallen met haar betoverende verschijning. Iemand van wie je gemakkelijk hield maar die niet van zichzelf hield. Kennissen, buren en Aimées vrienden omschreven haar als ‘joviaal’, ‘uitbundig’, ‘goedlachs’ en ‘attentvol’. Het woord 'authentiek' was zelfs eens gevallen. Haar moeder stond altijd klaar voor iedereen met advies, tips en een luisterend oor maar dit bleek haar manier om mensen op een afstand te houden. Als een afleidingsmanoeuvre om niet te dicht te komen. Want vroeg of laat botste je op een muur zodra je haar spiegels voorhield. Dan veranderde ze in een andere persoon. In iemand die koel, afstandelijk en onvoorspelbaar was. Iemand die bij de minste trigger klaar was om uit te barsten en je te overstelpen met vernietigend kritiek. Dan moest je zorgen dat je uit haar buurt was en je zo klein mogelijk maken. Dan voelde ze zich zo waardeloos en stom in haar bijzijn. Was haar moeder emotioneel onbereikbaar zoals haar vriendin Jeanne had geopperd? Aimée had toen haar schouders opgehaald maar haar opmerking was blijven hangen. Was het erfelijk? Een jongen uit haar klas had haar gezegd dat ze best wel mooi was voor a brown chick. Ze had toen op dezelfde manier gereageerd: ze had haar schouders opgehaald. Wat moest ze voelen? Soms leek het alsof ze geen toegang had tot haar gevoelens. Alsof haar emoties achter slot en grendel waren. Zijn emotioneel onbereikbare personen gemeen? Dat was ook één van de vele vragen die ze zich stelde. Haar moeder kon poeslief zijn maar ze wist nooit of het oprecht was. Of hoelang de show duurde. Want vroeg of laat keerde het zich tegen haar; zoals die keer in de supermarkt.

Ckaisala
11 0

Afscheid van Baloe

Mijn manneke, m’n allerliefste vriendje,Ik was niet voorbereid.Je gaf het al eerder aan, maar we hadden het druk met onze mensen.  Mantelzorg in stereo. Stress, omdat de dood loerde, eveneens in stereo. Ondertussen was je, rustig en lief, zorgzaam en bescheiden, zelf bezig met je eigen aftakeling.   Ik was niet voorbereid.Ik had het niet gezien. Wilde het niet zien. Je had pijn. Je wonden genazen niet. Je pootjes hadden het opgegeven. Je werd op korte tijd blind.  11 jaar was je er altijd voor me. Elk moment van rust, tijdens onze zorgelijke tijd, stond je naast me. Aan m’n voeten, trouw en bezorgd. Elf jaar samen. Van Vechmaal naar Spanje en tientallen keren heen en weer, tot Tongeren en Cambridge. De favoriet, overal waar je opdaagde.  Ellenlange wandelingen, tot je broze pootjes het begaven. Mee naar de slaapkamer ging niet meer. Je wilde zo graag met je papa en mama mee, maar de trappen waren te hoog. Steeds geduldig wachtend tot we er weer waren. De grote beschermer en vriend van onze meisjes. Wat waren ze dol op je en jij op hen. Knuffels in het kwadraat en wandelen tot we er zelf moe van waren.  Je was de beauty van de hondenwei. In stijl, vriendelijk, maar toch gereserveerd. Je was een klasse-hond. Iedereen bewonderde je. Kinderen riepen van ver, hoe schattig je was.   Je was en je bent mijn allerliefste vriendje. Waar mensen faalden, stond jij altijd voor me klaar. Onvoorwaardelijk, altijd tevreden. Opgewekte ziel. Oude ziel.  Vlieg, m’n lieve Baloe. Speel in de eeuwige jachtvelden met je hondenvrienden. Ren, blaf, bedel en voel je vrij. Vrij van pijn en beperking.  Voor altijd in mijn hart. Dankbaar en vereerd dat je bij mij wilde zijn.  Onze zielen ontmoeten elkaar terug, ergens in de toekomst, achter de regenboog…  Vaarwel mijn lieve manneke.   

Heidi Schoefs
29 2