Zoeken

Grensoverschrijders

Ik heb al vaker over dit onderwerp willen schrijven, maar veronderstel dat ik eerst nog een paar keer met mijn gezicht tegen een muur moest aanlopen alvorens het belang van grensafbakening goed en wel tot mij doordrong. Het is een werkpunt dat zich in verschillende gedaantes blijft aandienen. Mijn grenzen bakenen mijn authentieke vorm af. Hoe aantrekkelijk het idee van grenzeloosheid ook mag lijken, zonder grenzen zou ik mezelf verliezen. Het unieke perspectief van waaruit ieder wezen het leven ervaart, wordt samen gehouden door een begin en eind. Zonder de wetten en beperkingen van onze realiteit, zouden we onszelf niet zo scherp kunnen ervaren. Focus vraagt om een onzichtbare lijn die het ene van het andere onderscheidt. Weerstand tegenover de grenzen is echter niet abnormaal. Het is verleidelijk om iets te willen zijn dat buiten de persoonlijke afbakening ligt. Om mezelf te vergelijken met alles dat ik niet ben en daarbij het gevoel te hebben dat ik tekort schiet. Alsof ik niet genoeg zou zijn. En dat creëert spanning. Anderzijds kan ik mezelf wel ontplooien en zodus mijn grenzen verleggen. Wij zijn immers fluïde wezens die zich kunnen aanpassen en transformeren. Ik wil het evenwicht tussen het respecteren en het verleggen van mijn grenzen niet uit het oog verliezen. Nu mijn definiëring van wat ik met grenzen bedoel min of meer is afgebakend, wil ik even inzoomen op wat ik onder de noemer grensoverschrijder versta. Een grensoverschrijder is iemand die op mijn pad komt en gevoelens opwekt, al dan niet op zeer subtiele wijze, waaruit ik kan afleiden dat er aan mijn grenzen gemorreld wordt. Het is eigenlijk heel simpel: voelt er iets niet juist, dan mag ik er prat op gaan dat er ergens een grens wordt overschreden. Ik heb alleen nogal de neiging om mijn gevoelens weg te rationaliseren. Ook geef ik anderen vaak het voordeel van de twijfel. Als empaat kan ik mij zeer goed inleven in de noden en kwetsbaarheid van een ander, maar helaas verlies ik mezelf daarbij wel eens uit het oog. Het is een evenwichtsoefening om mij met mededogen in te leven in het perspectief van een ander en tegelijkertijd toch resoluut te handelen naar mijn gevoel en eigenbelang. Als ik tot de constatatie kom dat ik mezelf niet respecteer door bepaalde zaken toe te laten die niet juist voelen, dan borrelt er wel eens kwaadheid op. Soms gebeurt dit op het moment van de feiten, maar vaak ook een hele tijd daarna, nadat ik alles diep overdacht en geanalyseerd heb. Het tijdig herkennen van grensoverschrijdend gedrag vind ik moeilijk. Want het gaat dikwijls over op het eerste zicht futiele en onschuldig lijkende dingen. Zware overtredingen, in de zin van ongepaste aanrakingen of seksuele intimidatie, zijn minder voorkomend in mijn leven. Die zou ik dan ook meteen herkennen en kordaat afblokken. De grensoverschrijders waar ik mee te maken heb, gaan subtieler te werk. Soms komt er vakkundige manipulatie aan te pas en wordt hun verhaal zodanig gebracht dat ik aan mezelf ga twijfelen. Maar vroeg of laat zal mijn gevoel toch spreken en mij aanzetten om vanuit eigenliefde te handelen. De kwaadheid waar ik het over heb, richt zich zowel op de grensovertreder als op mezelf. Erg lang duurt dat gelukkig niet. Met vergiffenis naar de overtreder toe ben ik niet bezig, ik koester dan ook geen wrok of haat jegens iemand. Maar aan de vergiffenis naar mezelf toe schenk ik wel extra aandacht. Het is al gebeurd dat ik mezelf huilend in de spiegel aankeek, mijn gehavende grenzen metaforisch in mijn handen houdend, terwijl ik vanuit mijn hart de meest oprechte sorry probeerde te formuleren. Ik heb me al talloze keren voorgenomen dat het de laatste keer was dat ik iemand mijn grenzen liet overtreden. Er blijven natuurlijk telkens nieuwe uitdagingen op mijn pad komen die mij doen inzien dat ik best nog wat training kan gebruiken. Elke situatie vertelt iets over wie ik ben. Door het contact met anderen leer ik mezelf kennen. Misschien is het mijn naïviteit die spreekt, maar ik ben ervan overtuigd dat de meeste grensovertreders zich van geen kwaad bewust zijn. Ik zie hoe ze roeien met de riemen die ze hebben en net als iedereen gewoon geliefd willen worden. Soms is het manipulerend gedrag een gevolg van beschermingsmechanismen die stammen uit de kindertijd. In essentie willen ze niets liever dan connecteren met anderen, maar handelen ze vanuit kromme overtuigingen ontzettend onbeholpen en destructief. Maar ik moet er bewust rekening mee houden dat ik soms ook gewoon te maken heb met mannen die hun lul achterna lopen. Praktiserend feminisme is niet aan mij besteed, maar mannen blijven mannen. Zoveel is wel gebleken. Het verbaast me altijd hoe blind grensovertreders, zowel mannen als vrouwen (al zijn het in mijn leven meestal mannen), lijken te zijn voor de signalen die worden uitgezonden door de tegenpartij. Als iemand die het empathisch vermogen als een essentieel onderdeel beschouwt in communicatie, sta ik soms met open mond te kijken naar mensen die als een bulldozer over anderen heen walsen. Ze lijken niets te merken van de ongemakkelijke positie waarin ze anderen manoeuvreren. Gezien ik radicaal anders geprogrammeerd ben, is een confrontatie met zulke individuen een ware uitdaging. Ik schreef er al eerder over: ik walg soms van mijn goedheid. Van het lieve begripvolle meisje dat ten prooi valt aan listige grensovertreders. Het is ongetwijfeld zo dat ik mijn woorden van afwijzing veel te vriendelijk verpak. Het zou helpen indien ik een beetje grover, maar wel glashelder, zou zeggen waarop het staat. Geen speling laten en meteen van bij het eerste kleine vermoeden het contact in de kiem smoren. Maar dat is allemaal gemakkelijk gezegd. Kijkend vanuit het perspectief van een overtreder zie ik mijn grenzen vertroebeld. Ik vraag me dan af of ik niet aan het overdrijven ben. Reflexmatig stel ik mezelf steeds keihard in vraag. Op zich beschouw ik zelfreflectie als een kracht, als iets noodzakelijk om te groeien en om constructieve relaties aan te gaan. Het is een onderhoudende ontmanteling van het zelfbeeld en de overtuigingen, elk deel afzonderlijk onderzoekend op gaten en rafels. Als ik mezelf nadien weer in elkaar zet, wil ik natuurlijk dat het geheel nog overeenstemt met mijn authenticiteit en getuigt van eigenliefde en zelfrespect. Ook zelfreflectie functioneert enkel binnen bepaalde grenzen. https://www.karoliendeman.com/blog/2021/2/8/grensoverschrijders

KarolienDeman
30 1

Het eerste teken van vrolijkheid

 Jonah komt enthousiast uit de tuin gelopen.Hij heeft iets in zijn hand."Kijk, mama, ze zijn er terug!" roept hij triomfantelijk.Jonah overhandigt me een sneeuwklokje en sleurt me mee naar het gazon.Daar, verspreid onder de blauwe regen, heeft hij ze ontdekt.Hele bosjes sneeuwklokjes vrolijken onze doorweekte lap gras op.De eerste witte bloemen die je laten weten dat de lente al een stapje dichterbij komt.En ze zorgen voor opnieuw een streepje vrolijkheid in de tuin die er nu toch wel verzopen bij ligt. Ik had, in alle eerlijkheid, de bloemen nog niet opgemerkt.Waarschijnlijk omdat ik me zelf ook wat verzopen voel na de consultatie op vrijdag.Ze was eigenlijk niet zo heel anders dan anders, die laatste afspraak bij de neuroloog.Maar het totaalplaatje werd geschetst en alle laatste beetjes hoop op genezing werden verkruimeld.Ergens leefde er in mij nog hoop, tegen beter weten in, dat alles nog kon genezen: het gehoorverlies, de oogproblemen, de auto-immuunziekte.De neuroloog gebruikte niet altijd de mooiste woorden tijdens het gesprek: 'het is positief dat de medicatie voor geen verdere al te handicaperende zaken zorgt'. Een van de zinnen waar ik, na het gesprek, geen blijf mee wist. Hoe klasseer je die ergens in de grote kast met verdriet, teleurstellingen, angsten,... die sinds het ziek zijn is ontstaan. Dinsdag formuleert de begeleidende oogarts het net iets aanvaardbaarder, zalvender.Hij legt me uit hoe de medicatie een mes is dat langs twee kanten snijdt. Wanneer ik de medicatie neem dan ben ik heel veel ziek, om de twee weken is er wel een nieuwe infectie. Waardoor o.a. werken, het huishouden,... nog moeilijker is. Maar mijn oog blijft gespaard en waarschijnlijk was mijn gehoorverlies erger geweest zonder de behandeling. En dan hebben we nog geen zicht op wat er nog kan bijkomen. Als ik de medicatie niet zou nemen dan zou ik veel minder ziek zijn. Maar dan zou mijn oogzenuw ontsteken, er zou schade komen aan de zenuw en die schade zou niet te verhelpen zijn zoals mijn gehoorprobleem. Waar ik nu een beetje afhankelijk ben van anderen, zou ik het uiteindelijk helemaal worden. Andere zenuwbanen kunnen beginnen ontsteken met gevolgen voor andere functies. Alles begint langzaam te bezinken. Ook het besef dat ik eigenlijk altijd een beetje langs de verliezende kant sta in beide scenario's. Ook al beginnen de eerste tekenen van dankbaarheid soms terug zichtbaar te worden.Dankbaar voor de goede begeleiding van de dokters, (ondanks alles) de medicatie die erger voorkomt, het feit dat ik mijn gezin kan 'zien' opgroeien en hen horen praten-zingen-lachen met de apparaten terug.Nu moet ik nog een leven bouwen rondom alles, met de medicatie en de moeilijkheden.Dat zal tijd vragen maar ik zie terug lichtpuntjes.De sneeuwklokjes zijn er, er is terug schoonheid en kleur

Alice Bremt
7 1
Tip

Zigeunerin

Ik zit alleen aan de ontbijttafel. Mama ligt in de hangmat met de ogen dicht. De zon maakt haar haren glanzend goud. Met haar vrolijke roze bloemenjurk lijkt ze wel een klein prinsesje die geniet van de zon. Maar dat doet ze niet. Als mama daar zo ligt zoekt ze haar tao. Ik hoorde haar daarover praten met een vriend en heb dat woord eens op google opgezocht. Tao is het Chinese woord voor “weg”. Ik dacht eerst dat ze de weg naar Brussel kwijt was, want ze heeft al de hele maand de trein niet genomen. Maar toen ik het aan de juf vroeg zei ze me dat die weg eigenlijk symbool is voor rust. Ze vergeleek het met het zenmoment in de klas wanneer we rustige muziek op zetten of elkaar masseren wanneer er teveel drukte was. Dat vind ik altijd heel fijn. In de klas is het soms zo lawaaierig dat mijn hoofd zou ontploffen. Soms word ik dan heel kwaad en dat vind ik zelf eigenlijk niet leuk. Mama zegt dat het leven te kort is en de wereld te mooi om onze tijd te verspillen met kwaad zijn. Zij wordt bijna nooit kwaad, zij zorgt voor zen bij ons thuis, en voor zonneschijn. Maar die zon is al een paar weken verdwenen. Misschien was het ook lawaaierig in mama's hoofd? De dokter zegt dat mama ziek is omdat ze teveel werkt en te weinig slaapt. Maar dat denk ik niet, want mama valt na het eten altijd in slaap voor tv. En ze is nooit kwaad als wij 's nachts wakker worden. Nee, ik denk dat het de schuld is van de vaatwasmachine. Door die stomme machine is mama haar tao kwijt en is de zen in huis verdwenen. En daarom ligt ze nu stil in de hangmat en laat ze mij alleen aan de ontbijttafel zitten. Mama had al wel 100 keren aan papa gezegd dat de vaatwas stuk was en de glazen en borden nooit meer proper waren. Papa zei dan dat mama er teveel vuile borden in stak. Dat begreep ik niet... een vaatwasser maakt de vuile borden toch proper? Elke keer opnieuw heeft mama de vaat dan maar met de hand opnieuw gedaan en zei papa dat hij de vaatwasser had gerepareerd. Maar na een week was hij steeds opnieuw stuk. Daarnet was het opnieuw zover. Mama was al lang wakker en zat met mijn broer voor tv toen ik opstond. Omdat ik niet alleen zou moeten ontbijten kwam ze in de keuken de vaatwasser leeg maken. Ze trok de vaatwasser open en haalde er één vuil kopje uit, bekeek het en zette het terug in de machine. Ze deed de deur weer dicht en ging naar buiten. Zonder iets te zeggen ging ze met gesloten ogen in de hangmat in de tuin liggen. Daarom zit ik nu alleen aan de ontbijttafel. Ik doe mijn ogen dicht net als mama in de hangmat en zoek mijn tao. Voor mij staat plots een blij meisje met lang zwart krullend haar en een lange wijde groene rok met roze bloemen. Ze lijkt op een zigeunermeisje. Maar aan haar groene ogen herken ik mijn mama, ogen die blinken als diamanten. Rond haar middel heeft ze een mooie zilveren ketting met kleine pareltjes en belletjes. En in haar oren dansen de grote fel gekleurde oorringen die ik voor haar gemaakt had. Ze loopt lachend naar de vaatwasser, zwiert de deur open en neemt er een bord uit. Ze begint met haar handen te draaien en het bord maakt sierlijke bewegingen door de lucht. Mijn hartje wordt helemaal warm van dat dansen en van de muziek. Muziek? Waar komt die muziek plots vandaan? De muizen die mama's bureaukast elke winter vol strontjes achterlaten staan in de hoek van de keuken. Ze hebben elk een instrument: een banjo, castanjetten en een accordeon. Mama had de muizen op verschillende manieren proberen verjagen, maar ze kwamen elke keer terug. Nu zijn ze haar gezelschap en vindt ze het niet erg om elke lente een grote schoonmaak te houden. Om mama te bedanken voor haar geduld spelen ze nu haar lievelingsmuziek. En de zigeunerin danst en danst. Plots trekt ze de keukendeur open en zwiert het dansend bord de tuin in. Ze gooit haar haren naar achteren en slaakt een juichende kreet van plezier, van opluchting. Dan neemt ze nog een bord, draait een rondje en gooit. En nog één, en nog één, steeds sneller. De muizen spelen steeds luider, de dans wordt steeds zwieriger, het aantal kapotte borden en kopjes in de tuin steeds groter. Ze dansen en maken muziek tot de vaatwasser leeg is. Dan gooit de mooie zigeunerin de deur van de vaatwasser dicht, geeft mij een hand en samen stappen we naar buiten. Daar staat mama's lievelingspaard met kar: een klein indianenpaard met bruine en witte vlekken. In de hangmat ligt de prinses die ik niet ken, een traan rolt over haar wangen. Naast mij in de kar zit mijn mama, de zigeunerin. Samen gaan we op weg, op zoek naar onze tao.

Fien SB
152 5

Nieuwe oude toestellen

We hebben gisteren samen met papa boodschappen gedaan. Dat vind ik meestal fijn. Aan de kassa kan ik papa altijd overhalen om bloemen mee te nemen voor mama. Maar gisteren was het extra leuk, want we hebben voor mama een nieuw toestel gekocht. Een oud toestel eigenlijk, want mama houdt van oude dingen. Het is een bruine houten bak waar je grote zwarte platen, een cd-tje en een cassette kan insteken. Wij hebben nog veel cassettes, die heeft mama allemaal bewaard. Sommige waren wel zo oud dat het lintje kapot brak toen mijn broer en ik er wilden naar luisteren. Aan de voorkant van die bruine bak staan er ook nog twee grote draaiknoppen waarmee we een radiopost kunnen kiezen. Het ziet er helemaal anders uit dan ons toestel die we vorige maand kapot gemaakt hebben. Dat toestel had felle lichtjes en een ingewikkelde afstandbediening waar mijn broer en ik volgens mama veel te veel op duwden. Platen had ik nog nooit gehoord, want mama haar platenspeler was al jaren stuk. Ik was best wel nieuwsgierig om te horen welke muziek uit die grote zwarte schijven kwam. Dus dit cadeau zou niet alleen mama, maar ook ons echt blij maken zei ik toen papa in de winkel nog twijfelde. En dat was ook zo. Mama had blinkertjes in haar ogen toen ze gisterenavond de doos open deed. Vandaag is ze dan ook extra vroeg opgestaan. Toen wij beneden kwamen was de tafel op het terras mooi gedekt. De zon scheen al heel fel en mama zat naast de platenspeler. Op de grond lagen verschillende platen. Mama koos een Spaanse plaat omdat de zon scheen. Marcel zijn ogen stonden wijd open toen mama het bruine deksel opende en de grote zwarte schijf neerlegde. En ook ik keek nieuwsgierig hoe ze voorzichtig de naald op de plaat zette. Eerst was er geen geluid, enkel een zacht geruis van het draaien van de plaat en een beetje gekraak van de naald. Maar dan werd de hele ruimte gevuld met Spaanse klanken en pakte mama mij vast om te dansen. Mijn hartje danste van geluk. Mama zegt dan dat ze gelukkig wordt als mijn ogen zo stralen. En dan stralen ze nog meer.  Mama kijkt er al naar uit om ons al haar oude plaatjes te leren kennen. En ook de radio vindt ze geweldig. Die radioknoppen doen haar denken aan de radio van marraine, die nu bijna 100 jaar is. Je hoeft maar aan die ene grote knop te draaien om de post te verzetten en je kan gemakkelijk zien hoever je moet draaien, want een plastic stokje verschuift langs een lijn met nummertjes zoals een meetlat die we in de klas hebben. Geen felle lichtjes of een afstandbediening met teveel kleine knopjes, maar gewoon één grote draaiknop. Mama houdt van simpele dingen en ze zegt dat we tijd moeten nemen om te luisteren en te kijken. Dat doen we te weinig zegt ze, gewoon kijken en luisteren. Het is zoals met haar oude walkie-talkie. Die vindt ze veel leuker dan een gsm. Bij een walkie-talkie kan er maar één persoon tegelijk spreken, de andere moet luisteren. Pas als de persoon die spreekt “over” zegt, krijgt de andere de kans om iets te zeggen. Dat vraagt soms heel veel geduld. En het duurt zo lang, maar het is wel spannend om te wachten tot het jouw beurt is. Met een gsm kan je elkaar continu onderbreken, je kan spreken wanneer je maar wil en het gaat allemaal sneller. Ik vind een gsm wel gemakkelijk, maar voor mama gaat een gesprek soms te snel, want als ze de telefoon neerlegt weet ze niet meer wat er gezegd is. Daarom telefoneert ze niet zoveel. Ik wel, ik praat graag. Papa vindt me een kwebbelkous. Maarzet me naast een oude platendraaier en je hoort me niet meer hoor. Dan word ik een mini-versie van mama en vloeit er soms een traantje van geluk.

Fien SB
13 3

Wachten op elkaar zoals staartmeesjes

Ik wandel nog bijna iedere weekdag hetzelfde rondje.Het prismaglas is voorlopig nog geen groot succes dus het dubbel zien en de duizeligheid zijn nog steeds een struikelblok. In het begin zag ik dat als een beperking maar nu tracht ik het positief te bekijken.Iedere dag kijk ik rond en ik merk dat ik telkens wel iets nieuws zie.De lucht die verschillende blauwtinten tentoon stelt, een fazantenkoppel tussen de dennenbomen, een hartjespapier op de weg,... mijn kleine wandeling tussen de velden heeft telkens heel wat in petto.Begin deze week ontmoette ik in het veld een familie staartmezen.Kleine zwart, witte vogeltjes zijn het met een lang zwart staartje en een streepje beige tussen hun veren.Het is windstil dus ik ben dankbaar dat ik hen vandaag ook kan horen.Hun getsjirp is best luid voor zo'n kleine verenbolletjes.Wanneer ik dichter kom vliegen ze weg, samen, als familie.Staartmeesjes laten geen enkel vogeltje uit de familie achter, ze wachten geduldig tot ze allemaal samen verder kunnen vliegen. Gisterenavond aan de eettafel had Jonah het over familie.Hij worstelt de laatste tijd wat met zichzelf en heeft vaak verdriet.De tranen komen plots, zomaar en wanneer je doorvraagt komen we altijd uit bij gemis of de angst om iemand te verliezen.Die avond vertelt hij ons hoe hij graag een tijdmachine zou bouwen.Jonah wil graag een paar jaar terug in de tijd reizen met ons gezin.Dan kunnen we terug samen zijn met iedereen, de hele familie.Ook met de twee bomma's en de hondjes Arthur en Luka die er niet meer zijn.Hij mist ze allemaal zo.Een gemis aan verbinding en samenzijn dat ook wij als ouders steeds meer en meer herkennen.Ook al trachten we het te compenseren met zwaaien aan het raam, alles blijft anders.De plekken waar je vroeger veilig in de woonkamer bij familie zat, zijn nu plotseling risicoplaatsen geworden voor besmetting.Hoe geef je dat een plaats als je 5 of 7  of 32 of ... jaar bent. Het verlangen dat er heerst dat mensen, gezinnen, families, nauwe vrienden creatief moeten omgaan met de situatie om verbonden te blijven, wringt soms met de emotionele noden van een kind.Hoe hard we ook ons best doen als gezin, we kunnen niet om het feit heen dat het een worsteling blijft met gemis, verdriet, angst,... ook al maken we ruimte voor het positieve, liefde en momentjes van verbondenheid. We hebben geknuffeld die avond aan tafel en getroost.Als gezin een klein, veilig eilandje zijn voor onze kleine man, meer kan en hoef je soms niet te doen. De staartmeesjes lijken vandaag een beetje op ons.Ongeduldig wachtend in de modder tot we weer bij elkaar kunnen zijn.Om op een dag in alle vrolijkheid en veiligheid samen opnieuw uit te kunnen vliegen naar mooiere tijden.          

Alice Bremt
12 1

Oergeluk

Sommige mensen delen liever in je verdriet dan in je vreugde. Ik vond dit een pijnlijke gewaarwording. Zolang ik anderen deelgenoot maakte van m’n ellende, vond ik gehoor. Vanaf het moment dat het me voor de wind ging werd het ineens stil uit bepaalde hoeken. Teleurstellend. Maar ook dit gaf ik een plaats. Het leven gaat verder. Het heeft me niet tegengehouden op mijn levenspad naar geluk. Hoe heerlijk is het als grootmoedige zielen delen in je vreugde en voorspoed. Ik hou van mensen die je vooruitgang gunnen en die blij kunnen zijn als jij blij bent. Mensen die meeleven met je succes, ondanks dat het hen misschien nog niet zo voor de wind gaat. Kortzichtige mensen verliezen uit het oog dat aan geluk of succes meestal een calvarietocht voorafgegaan is. Een gestadig zwoegen op een pad van vallen en opstaan. Een pad waar de bodem geraakt werd en keihard tegen muren gebotst werd. Bikkelharde levenslessen.  Mijn ervaring is dat geluk ons niet zomaar in de schoot geworpen wordt. Voor mij is gelukkig zijn een werkwoord van consistente en consequente arbeid. Het is elke dag opnieuw durven beginnen met het leven en jezelf met een onvermoeibare discipline in het geluksgareel dwingen. Bewust afstemmen op positieve gedachten terwijl je lichaam en je emoties het uitschreeuwen om het tegenovergestelde te doen, omdat ze dit gewend zijn. Oude negatieve gedachten vervangen door nieuwe is geen sinecure. Volgens mijn bescheiden mening is hoe we ons voelen een keuze. Een manier van denken. Elke emotie begint bij een gedachte, bewust of onbewust. Ik heb gemerkt dat als ik elke dag de knop omdraai van negatief- naar positief, na verloop van tijd het gevoel zich daarop afstemt. Zoals een spier sterk wordt na doelgerichte training, zo wordt onze geluksspier ook sterker door consequente oefening. Elk mens bewandelt een levenspad dat bezaaid is met goed en kwaad, ellende en voorspoed. Wat je achtergrond ook is, niemand wordt gespaard, in tegenstelling van wat sommige mensen denken; dat geluk je zomaar in de schoot geworpen wordt.  Het is aan ons wat we met ons leven doen. Een vrije keuze. Mensen die voor bitterheid en frustratie kiezen, verzuren. Degenen die alles wat hen tegemoet komt kunnen omarmen en ermee leren omgaan in plaats van het te bevechten, zijn meestal de gelukkigste en aangenaamste mensen. Innerlijke rust is de moeder van het geluk. Volgens mij kan je enkel in deze energiestroom de koers van je leven veranderen. Dit staat los van religie, los van spiritualiteit. Noem het empirische boerenwijsheid of onderdeel van de natuurwetten.  In het Westen meent men dat ze in het Oosten verder staan om de opperste staat van gelukzaligheid te bereiken. Balancerend op de flinterdunne lijn tussen religie en spiritualiteit gooien velen zich op de Oosterse filosofieën, in de hoop de begeerde staat van verlichting te vinden. Als ik de algemene staat van welzijn en geluk in China, Japan of India onder de loep neem, heb ik er zo mijn bedenkingen bij. Natuurlijk kunnen we leren van de Oosterse wijsheden en het zal zeker en vast ons leven verrijken. Maar ik vind dat boeken en motivatie coaches uit hun voegen barsten van overstimulatie om de Oosterse methoden te promoten. Het Oosten kan je niet in het Westen wringen. Zoveel is zeker. We kunnen wel van elkaar leren. Ja, ik heb ook geprobeerd om mezelf in ingewikkelde meditatie houdingen te wringen in een poging om mijn malende geest te leren bedwingen. Na veel pijnlijke krampen en fluitende oren van monotone klanken, heb ik het losgelaten. Nog zo’n verheven begrip: loslaten. Sorry, maar ik heb het opgegeven. Noem het de aardse vorm van loslaten.   Ik ben tot de conclusie gekomen dat wij van hier zijn, van het kille natte Noorden, ten westen van het Oosten. De plek waar de Kelten en de Germanen hun ding deden voordat de Christenen vonden dat ze het beter wisten. Oude geschiedenis, maar wel interessant om inzicht in onze roots te krijgen. Om te begrijpen hoe filosofie, religie en spiritualiteit in elk deel van de wereld toch wel een rol blijkt te spelen in het vinden van geluk. In onze contreien pleegde men de natuur te aanbidden. Elk natuurelement werd aan een andere god gekoppeld. Men geloofde in goede en kwade geesten. In deze context werden er veel wilde feesten georganiseerd zoals Carnaval, het Zonnewende, Halloween of volle maan- rituelen. Voortekens voor gebeurtenissen, goed of kwaad, vond men in de natuur. Kwalen en ziekten werden aangepakt met kruiden en alles wat moeder aarde te bieden heeft.  Vanaf het moment dat er goden betrokken worden in het verhaal, draait het altijd rond dezelfde thema’s: de strijd tussen goed en kwaad. Boze geesten verdrijven en de goede geesten of God gunstig stemmen. De vruchtbaarheid vieren en de zegen afsmeken voor goede oogsten, voorspoedige- en vruchtbare tijden. Bij de Noorderlingen speelde goed vreten, flink zuipen en stevig seksen altijd al een belangrijke rol. Op deze manier geraakten onze voorouders in trance om hun staat van verlichting of geluk te bereiken. Als men dan ‘oude Belgen-gewijs’ uit-gefeest of uit-georgiëd was, klaarde de lucht weer op, had men terug ruimte voor elkaar en kon men in vrede verder leven. Nu wil ik niet zeggen dat ik me vastpin op deze oude gebruiken.  Nee, maar het helpt me om het leven op een gezonde en evenwichtige manier te benaderen. Het gaat in essentie allemaal om ruimte creëren in je ziel zodat je in staat ben om lief te hebben, jezelf en je naaste. En dat je daarbij innerlijke rust vindt en anderen het licht in de ogen kan gunnen. Welke weg je kiest om daar te geraken maakt in principe niet zoveel uit. Voor mezelf heb ik gemerkt dat nachtwandelingen bij volle maan, een dankwoord aan moeder aarde en af en toe eens goed doorzakken en lekker feesten, mij ook rust brengen. Soms mezelf lekker orgie-gewijs volproppen met vettig voedsel, kan zo goed doen. Alles met mate of maten, natuurlijk. Aan ons de keuze.  Om terug te komen op de kortzichtige ‘boze geesten’ van mensen die niet kunnen delen in andermans blijdschap of voorspoed, die verdrijf ik tijdens lange wandelingen waar ik mijn grieven uit aan de bomen en het gras, of aan de god daarvan. Ik wens je alle geluk en voorspoed in alles wat je doet of niet doet!  

Heidi Schoefs
90 0

Personage

Ik heb mijn personage naar de trein richting dood laten vertrekken. Ruim vijftien maanden droeg ik het verhaal met me mee. Omdat ik weet wat haar te wachten staat, bleef ik het vertrek uitstellen. Ik zocht uitwegen, deed vluchtpogingen of probeerde haar te laten onderduiken. Maar de waarheid is meedogenloos, bovendien is ze te belangrijk om niet verteld te worden. Hier ligt het dagboek van Sura Pessa Lipszyc. Centraal bovenaan op de beige kaft van het schrift, een wit etiket met dubbele blauwe rand, de hoekjes afgekant. Binnen het kader staan drie lijnen voorgedrukt, maar het schrift kreeg geen titel of naam. Het lijkt ongebruikt, maar als je beter kijkt, zie je dat de hoeken licht gekruld zijn, een plooi loopt van boven links tot rechts onderaan over het soepele karton. ‘Lief dagboek’ opent het op 1 juli 1942. Binnenin is het tot halverwege gevuld, geschreven in een keurig meisjeshandschrift. Sura Pessa beschrijft haar leven als vijftienjarige in het bezette Antwerpen. Op 3 augustus van datzelfde jaar schrijft ze haar laatste woord: ‘Adieu’. Het dagboek is in Borgerhout gebleven. De schrijfster koopt een kaartje voor de trein naar Mechelen. Op 5 augustus meldt ze zich met haar oproepbrief in Kazerne Dossin en vertrekt met het tweede transport op 11 augustus naar Oost-Polen. De transportlijst meldt het volgende: 802.  Lypszcik Sura Pessa, –         25.10.25 – Zdunska Wola, – Staatenl. – Nähschule. Handmatig is een rode letter F toegevoegd voor Frau, zoals 9 van de 10 namen op de lijst. En twee blauwe V’s, twee vinkjes die getuigen dat Sura Pessa wel zeker daar aanwezig was. De trein houdt halt aan de zogenaamde Judenrampe, een perron in het rangeerstation, vanwaar ze na lang wachten nog een 800 meter te voet richting Auschwitz II-Birkenau moest gaan. Sindsdien ontbreekt elk spoor van Sura Pessa. Ze kreeg geen kampnummer getatoeëerd, werd dus niet voor arbeid geselecteerd maar rechtstreeks de dood ingestuurd. Net zoals haar twee zussen en ouders ruim een week later op dezelfde plek. Sura Pessa heeft dit laatste nooit geweten, tegen die tijd was ze al niet meer bij de levenden. Het tweede transport waar zij mee vertrok, vervoerde 999 mensen, slechts drie van hen overleefden de oorlog. Sura Pessa’s laatste woorden blijven als een brok in mijn keel steken. De tranen zoeken al geruime tijd hun weg naar boven. Bij het woord ‘Adieu’, dat zowel Frans als ook Jiddisch kan zijn, slik ik. Dan knalt de krop uit mijn keel en loop ik over. Het is een afscheid van een personage maar evengoed van iemand die echt, het grootste deel van haar korte leven, in mijn huis heeft gewoond. Toen de namen een gezicht kregen, was ik diep geraakt door haar indringende blik. Ik wist meteen dat zij mijn personage zou zijn, zocht en vond een reeks sporen van haar bestaan, bewaard in ambtelijke systemen. Eén foto van haar als baby, op de arm van haar moeder met haar broertje erbij. De andere als bozige veertienjarige vrouw, diezelfde foto die op de muur in Dossin samen met al die andere portretten, een gezicht aan de gruwel geeft. Ik leefde met haar mee als tweejarige peuter, net uit Polen gemigreerd en hier wonend in grote armoede. Ik zag haar opgroeien en spelen, als tienjarig meisje haar kleine geheimpjes tussen de spleten van de plankenvloer verbergen. Ik leefde mee in haar dagboek als zestienjarige puber: kwaad op de wereld die haar verbiedt zichzelf te zijn. Een puber die niet beseft dat ze weer richting Polen wordt gestuurd om te sterven in haar geboorteland dat ze als baby ontvlucht was. Ik rouw om iemand die ik nooit gekend heb, maar die me dierbaar is. Ik rouw om alle twaalf bewoners van mijn huis die naar Auschwitz zijn gestuurd. En om iedereen die hetzelfde lot onderging.

Marieke Genard
31 2

De bakbutton

Jonah en Eli klauteren enthousiast op de keukenstoelen. Ik heb ze reeds tegen het keukenaanrecht geschoven en het hele oppervlak bedekt met bloem. Onze twee jongens nemen hun kleine deegrollen stevig vast. Jonah draait zich naar me om en knuffelt me. Hij zegt me hoe leuk het is dat we eindelijk nog eens samen koekjes kunnen bakken. En dat hij hoopt dat ik vanaf nu terug heel veel goede dagen heb om samen dingen te doen. Ik glimlach, knuffel hem met mijn rechterarm en moffel mijn opgezwollen linkerhand weg.   Het deeg voorbereiden ging niet echt vlot met een linkerhand dat maar half werkt. Eigenlijk deed het pijn maar ik wou het zo graag. Een leuk moment creëren nadat ik terug enkele dagen met koorts door een keelontsteking in bed had gelegen. Onze jongens zien vaak heel wat gebeuren, vangen flarden op uit gesprekken en maken zich zorgen. Iets wat we goed proberen opvangen, kaderen,... maar toch. Verdriet kan je niet goed wegstoppen en dat doen we dan ook niet meer. Soms mag dat verdriet er zijn. Een van mijn grootste zorgen is om hen een zo normaal mogelijk gezinsleven te geven. Wat dat dan ook mag zijn.   Die maandagnamiddag heb ik dus met behulp van een keukenrobot geprobeerd om een koekjesdeeg in elkaar te flansen. Ik kon amper de kom tegenhouden maar het is me gelukt. Mijn linkerhand is twee keer zo dik, rood en de pijn klopt fel in mijn vingers. Toch voelt het als een vreemd soort overwinning.  Alsof ik mezelf net een button met 'Goed bezig moeder' heb opgespeld. Ondertussen zijn Eli en Jonah al druk in de weer met de zandkoekjes. Ze duwen rondjes, bloemetjes en hartjes uit de lap deeg en proppen af en toe een brok in hun mond. Jonah draait zich, bedekt met patisseriebloem,  naar me om en zegt: "Later als ik groter ben dan wil ik een bakker worden die goed kan bakken. En een goede mama en papa net zoals jullie." Daar was ze, mijn button. Ik draag ze al de hele dag met me mee.  

Alice Bremt
1 1

Ergens tussen grijs en blauw

De dokter schudt haar hoofd."Ik ga eerlijk zijn met u mevrouw, ik had dit resultaat niet verwacht." zegt ze vanachter haar plexiglas scherm.Vorige week vrijdag was mijn eerste onderzoek in het UZ Gent van het nieuwe jaar.Mijn oogspieren werden getest en onderzocht.Ik keek al naar de deur omdat de meeste onderzoeken nog niet veel hebben opgeleverd.Waarom zou dit anders zijn. De dokter draait zich om en haalt er een tekening van het oog bij.De linkerbovenspier van mijn linkeroog, daar zit blijkbaar de schuldige.Al sinds september heb ik vaak een duizelig gevoel, alsof ik dubbel zie. Soms gepaard met misselijkheid.Maar de reden was tot nu toe, na talloze onderzoeken, onbekend.Het blijkt dus die ene spier te zijn die heeft besloten om minder te gaan werken.Waardoor mijn linkeroog bij het opzij- of opkijken net dat ietsje trager beweegt dan rechts.Met als resultaat dat ik alles even dubbel zie.Zeer vervelend bij het afdalen van een trap, wandelen of het bepalen welke auto echt is, dat kan ik u verzekeren.En dus doe ik bovenstaande activiteiten al even niet meer (het rijden) of onder begeleiding (het wandelen in een onbekende omgeving) of extreem traag zoals een waardige, oudere dame (trappen afdalen). Nu zit daar die dokter die kan verklaren hoe het komt.En ik heb even zin om een vreugdekreet te laten horen of haar te omhelzen ("Oppassen, Corona!" zou mijn zoon zeggen).Ik hoor jammer genoeg Murphy al op de deur kloppen en hij komt al om het hoekje piepen."En wat kan ik daar aan doen" vraag ik de dokter nog steeds redelijk vrolijk."Niet zo heel veel, vrees ik." blijkt het antwoord te zijn.Spieren kan je toch trainen, dacht ik in al mijn naïviteit. Alleen blijkt dat hier niet het geval. Ik pols naar wat er kan en van waar dit in godsnaam toch weer allemaal komt.Een bevredigend antwoord blijft voorlopig uit.Een operatie kan maar ze moeten overleggen.De dokter verdwijnt even in de magische overlegkamer met andere assistenten en de professor. Na een kwartier komt ze terug. Een prisma zou misschien een oplossing kunnen zijn.De dokter tovert een doosje tevoorschijn en haalt er een glaasje uit.Dat glaasje zal dan door een opticien op mijn glas worden gekleefd om te testen of het werkt.Het zal weer even wennen zijn, geeft de dokter mee maar het zou kunnen helpen.We maken afspraken over de verdere nauwe opvolging en het overleg dat zal volgen indien dit niet werkt.Tijdens mijn wandeling vandaag langs de vertrouwde route laat ik alles bezinken.Het prismaglas is besteld en zou er volgende week zijn.Ik ben hoopvol en wens van harte dat dit glas alles verhelpt.Het was ook een opluchting om toch van één ziekteverschijnsel de oorzaak te weten.Al weten we niet wat het veroorzaakt heeft of wat er volgt.Ik kijk naar de lucht tijdens de wandeling die van grijs zachtjes naar blauw overgaat. Zo voel ik me een beetje vandaag.Ergens tussen hoop en angst.

Alice Bremt
5 0

Oprechte liefde

Liefde is oprecht als intentionele eenheid aan de basis ligt. Wanneer gedachten en handelingen geen onderscheid maken tussen ik en de ander. Als geven en krijgen naadloos in elkaars verlengde liggen. Zielen kunnen met elkaar versmelten en simultaan ook elkaars eigenheid vieren. Eénwording zonder de authenticiteit te verliezen. Liefde is elkaar eren en bevestigen. Alles kan rationeel gewenteld worden, maar de onderliggende gevoelens zullen blijven primeren. Soms gaat het met kleerscheuren, of zelfs vleeswonden, maar gevoel wint het uiteindelijk altijd van ideeën. Onderhuids herkennen we het gezicht van oprechte liefde als was het ons eigen spiegelbeeld. Al heb ik me wel vaker op illusies blindgestaard. In essentie is alles liefde. Ook elke vorm van destructie en alles dat we verwerpen. Maar daar heb ik het misschien later nog over. Met deze tekst hou ik een pleidooi voor de soort connectie die eigenliefde aanwakkert. Liefde die het gevoel van eigenwaarde vergroot. Waarbij je elkaar optilt en stimuleert om gezonde keuzes te maken. Mijn zelfbeeld beïnvloedt mijn levenskwaliteit en partnerkeuze. Als mijn keuzes en handelingen getuigen van zelfrespect, trek ik mensen aan die mij respecteren. Maar ik heb ook ervaren hoe mijn wankele eigenliefde gereflecteerd werd in een relatie waarin ik het gevoel had niet geapprecieerd te worden. Interacties met anderen interpreteer ik als spiegelbeelden. Iedere persoon weerspiegelt een deel van mezelf. Anderen helpen mij om mezelf te ontdekken. De relatie die mijn ouders hebben, is voor mij een perfect voorbeeld van oprechte liefde. Ik weeg hier dan ook elke uitspraak af, controlerend of die opgaat voor hun connectie. De constructie van hun relatie is de blauwdruk waarop ik mij baseer. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat de liefdesbron oneindig is en we in principe meerdere personen tegelijk innig kunnen liefhebben, verkies ik toch ook een monogame verbinding. Het model waarbij er in de massa slechts één uitverkorene is. Ik heb die voorkeur uiteraard meermaals in vraag gesteld, maar kom steeds tot dezelfde vaststelling: namelijk dat ik vol overgave voor een exclusieve connectie ga. Maar uiteraard niet ten koste van mezelf. Het moet goed voelen. En elkaar graag zien is vaak niet voldoende. In een relatie wil ik intellectueel uitgedaagd worden en gestimuleerd om het beste in mezelf naar boven te halen. Door zijn ogen wil ik naar mezelf kijken op een liefdevolle manier waartoe ik zelf nog niet in staat was. Ik wil me geborgen, gekoesterd en begeerd voelen. En alle liefde op authentieke wijze schaamteloos laten overlopen. Want er is altijd meer dan genoeg. Oprechte liefde hoopt niet, maar weet zeker dat het vertrouwen gefundeerd is. Er is dan ook absoluut niets dat twijfel zaait. Dat geeft rust. En enorm veel vrijheid. Binnen de muren van het liefdesnest wordt het pantser afgeworpen en de kwetsbaarheid omarmd. We helen elkaars wonden en drogen elkaars tranen. Het kleine meisje in mij voelt zich beschermd en ik ben vervolgens ook vertederd door de jongen die ik doorheen zijn mannelijkheid zie schemeren. En ik wil niets liever dan mijn deken van warmhartigheid rond zijn frêle lijfje wikkelen. En zijn volmaakte oorschelpjes strelen met lieve fluisterwoorden. Zo ongeveer, ziet oprechte liefde er voor mij uit. En ja, het mag best klef en melig zijn. Des te beter wat mij betreft. Maar ieder zijn stijl.

KarolienDeman
117 1

IJzerhard & Verveine I (Fragment- literaire thriller)

De 1ste van de Zomermaand Anno Lucis 6019 1 juni 2019 Profane Tijd Guy printte Lucindes mail af, vouwde hem dubbel en stak het hoopje papier in het borstzakje van zijn hemd.  Hélène verwachtte hem om half negen voor het ontbijt. Hij startte de motor van zijn Toyota, reed in gedachten verzonken de oprit aan zijn huis af en draaide de hoofdweg op. Links van hem bevond zich de middeleeuwse rotonde, het symbool van het dorp. Guy smeekte de architect van het imposante gebouw om vergiffenis. Het spijt me, maar de tijd is gekomen dat we je geheim onthullen. Even twijfelde Guy, had hij het recht om dit te doen? Zou het hem lukken om het geheim te ontsluieren en was de wereld klaar voor deze wijsheid? Hij berispte zichzelf. Uitgesloten! Door niet te handelen, zou de informatie op een dag in malafide handen komen van organisaties met minder nobele doelen. Het is nu of nooit, bedacht hij en schakelde naar de tweede versnelling. Traag daalde hij de bochtige ringweg af die zich slingerde tussen de rotsachtige heuvels van Simiane-la-Rotonde. Tien minuten later stond hij aan het voorportaal van het 16de -eeuwse kasteel van Sint Petrus. Zenuwachtig klopte hij aan. Kon hij de inwoners van het kasteel deelgenoot maken van het geheim? Veel keuze was er niet. De toegang tot het labyrint lag in hun tuin. Hélène begroette hem hartelijk en opende de deur naar de eetkamer. De geur van koffie en croissants, vers van bij de bakker in het dorp, deed Guy watertanden. Op de gedekte eettafel stonden lekkernijen uitgestald die uitnodigend naar hem lonkten. Hoe lang was het geleden dat hij nog fatsoenlijk had gegeten? Zijn intense focus op de opdracht van Lucinde had hem uitgeput. Dagen en nachten had hij zich opgesloten in zijn studeerkamer voor het nodige speurwerk en had hij druk gemaild met leden van de Orde. Uit het aanpalende salon kwamen hemelse klanken. Klavecimbel. Johann Pachelbel’s Canon In D. Robert speelde op het 17de -eeuwse  instrument dat hij vakkundig had gerestaureerd. De muziek toverde Guy’s laatste twijfels weg. Hij was in gezelschap van de juiste mensen en vertoefde op de juiste plek. Robert sloot liefdevol zijn klavecimbel en kwam zijn gast met uitgestoken hand tegemoet. ‘Ik ben blij dat je gekomen bent, Guy. Vertel ons alles, want we zijn nieuwsgierig.’ Wat kon Guy vertellen? Eigenlijk was hij zelf zoekende naar een antwoord op een prangende vraag. Lagen er vervlogen wijsheden onder de fundamenten van dit kasteel? Hopelijk vond hij vandaag een concrete aanwijzing. ‘Mag mijn kleinzoon, Maxime, bij ons gesprek aanwezig zijn?’ Hélène keek Guy verwachtingsvol aan. ‘Natuurlijk! Indien hij de toegang tot de ondergrond kent, heeft hij recht op de waarheid. De jeugd van Simiane is onze toekomst.’ ‘Maxime is in de bibliotheek aan het studeren voor zijn aankomende examens; ik zal hem roepen.’ Een lange kerel beende de eetkamer binnen met een smartphone in zijn hand. Maxime stak meteen van wal. ‘Ik ben nooit verder gegaan dan het bevoorradingsbekken. Verderop wordt het te riskant.’ Zijn blik gleed weer over zijn smartphone. ‘Sorry,’ zei hij, ‘Ik verwacht een mail met een samenvatting van enkele hoorcolleges die ik gemist heb. ‘Je studeert geologie?’ De jongen knikte bevestigend. ‘Laatste jaar, ik zit op kot in Aix-en-Provence. Mijn grootmoeder heeft me overtuigd om een paar dagen in Simiane door te brengen omdat je een speciaal verzoek voor me hebt.’ ‘Eerst eten! Jullie hebben energie nodig voor de expeditie,’ onderbrak Hélène, ‘Tast toe!’ Guy was opgetogen dat ze het gespreksonderwerp even konden vergeten. Hij at twee croissants en enkele sneden brood, rijkelijk besmeerd met zelfgemaakte confituur ‘Prunes des Jardines, recolte 2018,’ stond op het glazen potje. De datum, deze confituur wat zou hiervan resten indien hij zijn plan doorvoerde? Nadat hij zijn laatste hap van de maaltijd had doorgeslikt, haalde Guy diep adem en begon zijn betoog. ‘Het zijn speculaties. Doch voel ik me gesterkt door mijn jarenlang onderzoek. Toen ik me tien jaar geleden in Simiane vestigde, raakte ik geïntegreerd door de architectuur van de rotonde en de structuur van het plateau waarop deze gevestigd is. Simiane heeft een rijke geschiedenis, daar moet ik jullie niet van overtuigen. Zijn blik gleed langs het 17de- eeuwse behangpapier dat in de hoeken van de kamer lichtjes krulde maar in de rest van de ruimte bijzonder goed bewaard was gebleven. Hoe oud was het kasteel? Ondanks dat het gebouw meermaals was gerestaureerd, hoofdzakelijk in de 20ste eeuw, had het zijn oorspronkelijk charme behouden. De fundamenten dateerden uit de 12de en 13de eeuw toen Venetiaanse glasblazers zich vestigden op deze site op vraag van de Provençaalse adellijke familie Agoult. Vermoedelijk, nee, het was niet langer een vermoeden; hij was er absoluut van overtuigd dat de fundamenten van dit kasteel een bijzonder verhaal konden vertellen. ‘Ik baseer mijn theorie op documenten uit het archief van Digne-le-Bain. teksten uit de 18de eeuw, die verwijzen naar geschriften uit de 12de en 13de eeuw. Deze zijn gevonden in L’Abbadie, nu bekend als de abdij van Valsaintes. De archivaris gaf me toelating om een kopie te maken. Wat me verontrust, is dat bij een tweede bezoek aan het archief de documenten spoorloos verdwenen waren. De archivaris kon ze nergens meer vinden en vermoedde dat ze zijn overgemaakt aan een geologische onderzoekscommissie van het departement. Met zekerheid kon de archivaris me dit niet vertellen, want nergens is vermeld wie de documenten heeft uitgeleend.’ Robert keek Guy argwanend aan. ‘Dus de originele teksten zijn verdwenen? Waarom?’ ‘Geen idee. De archivaris heeft voor zijn baas verzwegen dat ik een kopie bezit.’ Guy hield wijselijk zijn mond over het feit dat de archivaris een persoonlijke vriend was, die hem deze gunst had verleend als een gezworen broeder. Hij haalde de documenten uit zijn dik gevulde aktentas en spreidde ze uit over de tafel. ‘De laatste toevoegingen zijn in het Frans, maar de hoofdbrok van het document is in het Provençaals en het Latijn geschreven.’ Guy leunde achterover op zijn stoel. Het moeilijkste deel van zijn verhaal was achter de rug. ‘Achterin de bundel, heb ik een vergrote scan gestopt van enkele tekeningen uit het document. Plannen uit de 18de  eeuw, maar gebaseerd op de Latijnse aanwijzingen van de monniken van L’Abbadie. Robert reikte naar de documenten en bladerde ze door. ‘Dus, het is slechts een vermoeden?’ Maxime richtte zich tot zijn oom.  ‘Dat is het niet! Guy heeft gelijk. Ik heb de gangen gezien, zelf ben ik er nooit ingelopen. Het leek me te gevaarlijk.’ ‘Ik wil niet dat je verder gaat dan het vergaarbekken, Maxime!’ Hélène klonk ongerust. ‘Luister, Guy, je krijgt toelating om af te dalen in onze waterput. Maxime zal je leiden, maar breng hem niet in gevaar.’ ‘Dat beloof ik! Ik neem geen enkel risico, Robert.’ Maxime kwam gehaast tussenbeide. ‘Luister, Guy, ik ga regelmatig in het ondergrondse waterbekken van Simiane. Onze bron is aangesloten op het waterlabyrint. Elk voorjaar vraagt mijn grootmoeder om af te dalen, zodat ik het aansluitpunt kan vrijmaken van losse stenen en slib. Het plateau van Albion waarop de heuvel van Simiane aansluit, is een kalkformatie waarin de rivier, de Calavon, met haar zijtakken ondergrondse grotten en kloven heeft gegraven. Onze bron geeft uit op een gemetselde gang, waarschijnlijk uit de 16de eeuw en deze tunnel geeft toegang tot het vergaarbekken. In de ondeugende blik van Maxime las Guy dat de jongen meer wist dan hij aan zijn grootmoeder opbiechtte. ‘Maak je niet ongerust, Hélène, ik heb me goed voorbereid en stuur Maxime weer naar boven wanneer we het bekken bereikt hebben. Ik heb twee zaklampen, een houweel en plastic zeilen om rond me te binden indien ik door water moet waden. ‘Je hebt beide handen nodig om je door de nauwe gang te wringen,’ waarschuwde Maxime. ‘Ken je de film, a Shawshank Redemption? Net zoals de bankier die wil ontsnappen uit de gevangenis, stop ik mijn materiaal in een plastic zak, die met een touw vastgebonden is aan mijn been. Zo kan ik het benodigde materiaal moeiteloos door de tunnel sleuren.’ Robert bulderde van het lachen. ‘Je bent me er eentje, Guy!’ Je inventiviteit is schitterend. Maar iets moet me van het hart. Dit dorp is heilig voor mij. Wat je ontdekt mag niet als gemeengoed worden verspreid. Beeld je in dat we in de toekomst een massa toeristen moeten opvangen zoals de Luberon. Indien de buitenwereld een vermoeden krijgt van een onderaards gangenstelsel dat leidt naar de Heilige Graal, zijn we ten dode op geschreven.’ ‘Daar ben ik me terdege van bewust en je hebt mijn erewoord als toekomstig burgemeester van Simiane. De bedoeling van mijn expeditie is om onze vriendin Manon een uitweg bieden uit haar netelige situatie en natuurlijk het bewijs vinden voor mijn theorie. Wat we ontdekken blijft tussen ons. Het zal enkel gedeeld worden met ingewijden die de wijsheid kunnen aanwenden ter vervolmaking van de mensheid.’ ‘Van dat laatste begrijp ik niets, Guy! Je sprak gisteren aan de telefoon over een boek dat Manon gaat schrijven. Een boek brengt toch alles in de openbaarheid, niet?’ ‘Haar boek zal niet gepubliceerd worden in het reguliere circuit. Het zal enkel beschikbaar zijn voor ingewijden en uit dankbaarheid stellen we het ook aan jullie ter beschikking.  De afgelopen jaren hebben jullie Manon steeds hartelijk ontvangen in het gastenverblijf en bovendien zijn jullie de rentmeesters van het labyrint onder het kasteel. ‘Daar wil ik het even over hebben,’ sprak Hélène. ‘Het gastenverblijf is in principe volgeboekt tot eind juni. De Amerikanen die op dit moment bij ons logeren, heb ik voorgesteld om hun intrek te nemen in het kasteel. Daar was weinig overtuigingskracht voor nodig want ze zijn dol op de geschiedenis van dit gebouw. De Australiërs die in december komen, heb ik gemaild met de vraag of ze willen omboeken naar een gratis verblijf in augustus.’ ‘Bedankt Hélène, we zullen de onkosten vergoeden.’ ‘Dat is niet nodig, hou je wel aan de belofte om je ontdekkingen niet wereldkundig te maken. We zijn verheugd om jou en Manon een dienst te bewijzen en een steentje bij te dragen aan de loop van de menselijke geschiedenis.’ ‘Om eerlijk te zijn, Hélène, hebben we een bijzonder periode nodig. Van 20 juni tot 22 juni 2019. En van 21 december 2017 tot 4 januari 2018.’ Hélène staarde hem verward aan. ‘Maar Guy, die laatste datum ligt in het verleden. Vergis je je niet?’ ‘Toch niet, ik leg je dat vanavond uit en help je om dat euvel organisatorisch en administratief op te lossen.’ Guy twijfelde. Zou hij in staat zijn om deze anomalie op te lossen? De tijd bracht hopelijk raad. ‘We moeten vertrekken, Guy, vanavond gaat het regen. Je kan niet het risico lopen dat de gangen volledig onder water lopen. Kom, volg me!’ Maxime trok hem ongeduldig aan de mouw. ‘Ok, ik haal mijn plastic zak en het touw uit de auto en trek mijn bergschoenen aan.’ Enkele ogenblikken later stonden Guy en Maxime in de tuin naast de bron die schijnbaar uit het niets opborrelde in een vergaarbak. Op de grond vlak naast de bron lag een vermolmde plank. Maxime tilde hem voorzichtig op. Onder het houten luik daalde een stenen trap metersdiep af in de ondergrond. Behoedzaam volgde Guy de geoloog in de onderaardse tunnel. ‘Deze stenen trap en gang zijn redelijk recent en in goede staat. Nadien wordt het moeilijk en moeten we ons door de kalksteengroef werken, deze is heel smal en mondt uit in het centrale vergaarbekken een paar honderd meter verderop. Het bekken ligt, denk ik, onder het pleintje aan de Faubourg, het lagere gedeelte van het dorp. Aan het einde van de tunnel bind je best je materiaal aan je been, want je moet je kruipend  verplaatsen.’ Guy deed wat de jongeman hem opdroeg en bond de zak stevig vast. Samen klauwden ze zich een weg doorheen de claustrofobisch nauwe kloof. Ze vorderden heel langzaam en het putte Guy uit. Hij had moeite om de jongen bij te houden die behendig en met de nodige ervaring zich door de nauwe engte duwde. Tot zijn opluchting naderden ze inderdaad na enkele tientallen meters een ovale ruimte waarin ze rechtop konden staan. De ruimte was tientallen meters hoog, het plafond had de vorm van een gotische koepel waaraan stalactieten dropen. Aan hun voeten strekte zich een klein ondergronds meer uit dat aan beide zijden was begrensd door kalkstenen rotswanden. ‘Ik heb gelogen,’ zuchtte Maxime, ‘maar, vertel dit niet aan mijn grootmoeder. Deze gangen inspireerden me om geologie te studeren, dus mijn nieuwsgierigheid heeft me reeds verder gedreven ondanks het mogelijke gevaar. Kijk daar!’ De jongen wees richting de wand. ‘Zie je die uitsparingen in het gesteente? Deze zijn deels natuurlijk, het water heeft de wanden uitgesleten, maar ik denk dat het gesteente ook door mensenhanden is uitgehouwen. Wanneer je het stenen pad neemt rond het meer kom je uit in een wirwar van ondergrondse gangen. Daar stopt mijn kennis, want ik had tot nu geen enkele aanwijzing waar die gangen naartoe lopen en ze zijn in erg slechte staat. Indien je dat wenst, ga ik met je mee. Het is al te idioot dat ik als toekomstig wetenschapper nooit verder ben durven  gaan.’ ‘Een verleidelijk voorstel, Maxime, maar ik heb Hélène beloofd om je terug te sturen. Indien ik voor het vallen van de avond niet op jullie stoep sta, sla dan alarm. Ofwel keer ik terug, langs het pad dat je me hebt aangewezen, naar jullie tuin. Maar aan de andere zijde bevindt zich waarschijnlijk ook een uitweg. Indien mijn theorie klopt, zal jij de eerste zijn die ik meeneem op een volgende expeditie, hopelijk langs de zijde van de rotonde.’ Hij omhelsde de jongen en keek vervolgens toe hoe hij zich murwde door de nauwe doorgang waaruit ze gekomen waren. Guy rustte even uit aan de rand van het meer en haalde een kopie van het plan uit de plastic zak die tot zijn opluchting het gewroet doorheen de tunnel goed had doorstaan. Met zijn zaklantaarn belichtte hij het document en bestudeerde het voor de zoveelste maal aandachtig. Het plan vertoonde overeenkomsten met wat hij momenteel waarnam. Voorzichtig klauterde hij de steile wand op en zocht naar houvast op de glibberige stenen. Hoe verder hij zich verwijderde van het meer, hoe meer grip hij kreeg. Tot zijn verbazing steeg het pad steeds hoger tot hij opnieuw in een ondergrondse kamer terecht kwam. Uit de wanden vertrokken verschillende gangen, waarvan enkelen half afgesloten waren door stenen. Dit wordt een moeilijk karwij, bedacht hij. Hoe ga ik al dat gesteente in mijn eentje verplaatsen? Niet alleen dat, nog steeds was het een raadsel welke van deze gangen hij moest nemen. Met een geconcentreerde lichtstraal van zijn halogeenlamp streek hij de wanden af op zoek naar een aanwijzing. Nogmaals inspecteerde hij het plan. Er stond maar één tunnel getekend die zogezegd uit deze ruimte hoorde te vertrekken. Hoe was dat mogelijk? Indien hier ooit mensen, vermoedelijk de monniken, hadden gelopen dan hadden ze deze gangen  toch opgemerkt? Nogmaals speurden zijn ogen de donkere ruimte af, maar zijn lamp verlichtte enkel de delen waarop hij de lichtbundel richtte. Hij moest het grotere geheel zien. Dat kon enkel door stap voor stap de ruimte in zich op te nemen en in zijn hoofd de verschillende delen te reconstrueren tot een groter geheel. Twaalf open gangen en drie gesloten of half gesloten. Twaalf gangen dat kon geen toeval zijn. Vermoedelijk waren de tunnels door mensenhanden gesloten. Het was te toevallig dat de natuur de getallen twaalf en drie had gekozen. Maar welke gang leidde naar de rotonde? Het kompas! Dat kon hem helpen oriënteren. Hij had het vanmorgen in één van de zakken van zijn jagersvest gestoken. Waar was het oosten? Gevonden! Hij scande de oostelijke wand af. Nauwelijks zichtbaar voor niet ingewijden maar zeer duidelijk voor zijn analytische blik, ontrafelde hij een vertrouwd symbool. De meest oostelijke gang droeg een door menshanden gekerfd symbool in de sluitsteen. Het Egyptische anch-teken. Dus toch! Guy kreeg een fikse energiestoot. Hij wrong zich de tunnel in die steil en met een wijde boog trapsgewijs heuvelopwaarts liep. Guy’s longen piepten van inspanning. Maar zijn ijzersterke wil spoorde hem aan om vol te houden. Wat zou hij vinden? De gang was droog, er stond slechts een plasje water in. Wanneer hij aandachtig keek, merkte hij dat er in de vloer kleine putjes zaten, een drainagesysteem dat het overtollige water afvoerde naar de lager gelegen tunnels en waterbekkens. En dan zag hij het! Eureka! In de verte scheen een vaag licht, bijna uitnodigend. Na enkele meters bereikte hij een ander vergaarbekken, de waterbron op het binnenplein aan de rotonde. De wanden van dit bekken liepen trechtervormig samen in een nauwe zijde naar de bodem. Zodat je van bovenaf niet kon opmerken dat ze uitliepen in een ondergronds labyrint. Het vergaarbekken had dezelfde structuur als het eerste dat Maxime hem had aangewezen. Alweer zag Guy een schijnbaar natuurlijk uitgehakt pad in de rotswand. Gehaast werkte hij zich naar boven. Met zijn houweel prikte hij in de wand en duwde zijn romp in de richting van de verscholen gang die slechts een halve meter omtrek had. Met een laatste krachtinspanning duwde hij zich centimeter voor centimeter doorheen de opening. Wat als het instortte?  Niet aan denken!  Hij moest zich focussen op het hier en het nu, dat was alles wat telde. Eenmaal hij het einde van het gat naderde, zag hij een nieuw gangenstelsel. Nu waren het er zeven. Zou hij opnieuw de meest oostelijke moeten nemen? Dat zou te eenvoudig zijn. Het duizelde in zijn hoofd en twijfel maakte zich van hem meester. Hoeveel van deze gangen moest hij nog doorlopen? Hoe lang zou hij nog tegen de vermoeidheid kunnen vechten? De tekening maakte hem niet wijzer. Deze zeven gangen stonden er niet op. De laatste aanwijzing op het papier was de gang richting de waterbron aan de rotonde. Waar was hij nu? Welke kennis bezaten de wezens die deze natuurlijke grotten hadden aangewend om een ondergrondse toegang naar de rotonde te maken? Eerst had hij het oostelijk pad gekozen. Maar nu? Natuurlijk! Logischer kon het niet! De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen, waarna ze de volgende ochtend weer in het oosten opkomt. Resoluut stapte hij de westelijke gang in. Deze was voldoende ruim om rechtop in te lopen en steeg slechts enkele tientallen meters schuin bergopwaarts. Maar de gang liep dood! Zijn moed verdween. Dit kon niet waar zijn! Al die moeite voor niets! Had hij dan toch de oostelijke tunnel moeten nemen? Zijn intuïtie liet hem vast niet in de steek. Koortsachtig onderzocht hij in het vale schijnsel van zijn zaklamp de wand en het uiteinde van de tunnel. Niets te zien. Geen enkele aanwijzing. Geen inscripties. Enkel glibberig verweerde stenen! Wat een vreselijke vergissing! Er zat niets anders op dan het hele eind terug te lopen en alsnog de oostelijke gang te kiezen. Hij wilde zich omdraaien en verplaatste zijn volledig gewicht op zijn rechtervoet om rechtsomkeer maken. Onder zijn voet knerpte iets. Het klonk niet als steen, maar metaalachtig. Metaal? Hier? Hij bukte zich en keek onderzoekend naar de grond waar hij voor het laatst zijn voet had neergezet. Onder een dikke laag stof die hij met zijn bergschoen had weggevaagd, lag een grote metalen ring. Zo te zien honderden jaren oud en aangetast door oxidatie. Met zijn houweel geritselde hij de rest van de stoflaag weg zodat de volledige ondergrond zichtbaar werd. Hij voelde een houten luik dat zich langzaam maar zeker aftekende onder de centimeters dikke stoflaag. Het massieve eikenhout had de tand des tijds beter doorstaan dan de metalen ring. Hij trok voorzichtig aan de ring. Met een diep krakende zucht gaf het luik mee. Onder het houten luik liepen stenen treden die toegang verleenden tot een ondergrondse tempel. Guy kon zijn ogen amper geloven. Hij stond in een exacte kopie van de bovengrondse rotonde in miniatuurvorm, deze was slechts enkele vierkante meters groot. Twaalf ornamentale zuilen die een spiraalvormig koepelgewelf ondersteunden, maar het oculus ontbrak. Of toch niet? De nok van de koepel was zo te zien dichtgemetseld. Centraal in de tempel stond een bizar mechanisme. Een rad met twaalf tanden, het deed hem denken aan de oude persen die in de Provence gebruikt werden om olijven te pletten tot olie. Hij was er vrijwel zeker van dat het mechanisme een andere functie had. Twaalf tanden? Zijn theorie klopte als een bus. Hij had niet alleen de gangen gevonden maar ook de ondergrondse tempel! Hij moest de grootmeester, Lucinde, waarschuwen. Met zijn smartphone nam hij een foto en maakte aanstalten om terug te keren. Wacht eens even, had deze ruimte misschien een uitgang? Nu al de fragmenten van zijn hypothese op zijn plaats waren gevallen, durfde hij ook te hopen dat deze onderaardse tempel een opening had naar de toegangspoort van de middeleeuwse omwalling rond Simiane. Deze omwalling bestond niet meer, maar de toponymische naam La Brèche was behouden gebleven en verwees naar de oude poort. Anno 2019 staat op de ruïnes van de omwalling de Provençaalse mas La Brèche van de familie Dautry. Jaren geleden had monsieur Dautry hem gevraagd om samen poolshoogte te nemen in zijn kelder. Monsieur Dautry vermoedde dat er onder zijn kelder oude gangen liepen, want de vloeren klonken hol. De veronderstelling van monsieur Dautry was niet uitzonderlijk, bijna al de kelders in het middeleeuwse heuveldorpje Simiane hebben een dubbele bodem. Maar bijna niemand neemt de moeite om te onderzoeken wat er zich onder hun voeten bevindt. De enige uitleg die de inwoners zichzelf gunnen, is de ondergrondse loop van de Calavon, de rivier die het dorp voorziet van drinkbaar water tijdens de kurkdroge zomers. Wie had ooit durven vermoeden dat zich in deze onderaardse gangen eeuwenoude geheimen verscholen? Guy danste een vreugdedans. Al die jaren van naarstige studie en opzoekwerk in archieven hadden zijn vruchten afgeworpen. Zou er een toegang zijn naar de kelderruimte onder La Brèche? Vermoedelijk wel, maar het zou onmogelijk zijn om deze te openen. Door de jaren heen was de toegang door verschillend bouwlagen volledig afgesloten. Er zat niets anders op dan op zijn voetstappen terug te keren. Maar Guy had vleugels gekregen. Hij had de poort naar de hemel ontdekt. De toegangspoort naar de sterren.

ManonvandeBron
14 0

IJzerhard & Verveine II (Fragment- literaire thriller)

Renaissance Gisteren heb ik heel de nacht geschreven. Dit boek moet af voor mijn verjaardag. Maar hoe oud word ik? Ben ik nu drie, vijf of zeven jaar? De tijd is mijn slaaf, leerling, gezel en meester. Hij vertelt me dat ik haast heb. Mijn buurvrouw vereenzaamd zoals iedereen in deze tijden. Ik nodigde haar uit voor een borrel in de tuin onder de geurende seringenboom. ‘Meen je dat? Oh, wat ben ik blij, want ik heb gezelschap nodig. Tot morgen,’ stuurde ze via Messenger. Heel de ochtend haastte ik me om de sporen uit te wissen van mijn schrijftrance, de vuile wijnglazen, een uitpuilende asbak, de resten van een opgewarmde maaltijd. Schrijven is verdwijnen uit de realiteit, je lichaam verwaarlozen in een pijnlijke gevangenis achter je computer. Het was middag toen mijn buurvrouw opbelde. ‘Ik heb me bedacht. We mogen niet afspreken. In jouw tuin kunnen ze ons zien zitten. Stel je voor dat we een gasboete krijgen.’ Ik respecteerde haar keuze, ieder zijn manier om mentaal te sterven. Daarom trok ik mijn voordeur dicht en liep naar de Grote Markt. Midden op het plein zette ik me op de rand van de fontein. Aan de gevel van het stadhuis wapperden verfomfaaide witte lakens als eerbetoon aan de frontsoldaten van de zorgsector die elke dag strijden tegen de nieuwe vijand. Van ver zwaaide een vriendin vanop het verlaten terras van haar restaurant. ‘Hoe gaat het met je? Ben je het nog niet beu?’ Kotsbeu zijn we het, de gedwongen eenzaamheid, al onze vrijheden die zijn verschrompeld in deze oorlog tegen een onbekende vijand. Maar ik heb nog één vrijheid; mijn pen. Er rest me nog één hoofdstuk te gaan. Het laatste dat ik steeds heb uitgesteld. Door het voor me uit te schuiven, blijf ik ademen en ben ik geen moordenaar. Zolang dit hoofdstuk niet geboren wordt, ben ik onschuldig en slechts een onschuldige passant in de wereldgeschiedenis. Wanneer ik het op papier brandt, eindigt alles. Dan kiest de geschiedenis hopelijk de beste versie van zichzelf. Ik heb notities van de gruwelijke feiten, een versie in de profane tijd, in de maçonnieke tijd en nu herschrijf ik het in de retrotijd. Lucinde had me bij ons afscheid in Simiane een lederen koker meegegeven. Het was een brouwsel van Michel. Een blauwe en een rode pil, onschuldig op zichzelf, maar met elkaar vermengd veranderden ze in een gifbeker die ik moest schenken om de Orde te redden. Nog steeds is er de twijfel of ik blind orders volgde of net gekozen heb om vrij mijn levensloop te kiezen. Er zijn de beelden in mijn hoofd; geen feiten maar flarden van de route van één van de tijdsdimensies. Ik ben een moordenaar in één van de ruimtekrommingen van het universum. De moord voltrok zich op het feest van Madeleine. We hadden de tafel feestelijk gedekt met porselein uit Limoges en Philippe had zijn kooktalent aangewend om ons te verwennen. De abt had zijn beste fles uit de kelder gehaald, een fles bubbels uit de abdij van Haute Combe. Na de maaltijd werden we zoals gebruikelijk verwacht in het oratorium voor filosofisch overleg. Ik treuzelde en bood aan om koffie en gebak uit de keuken te halen. Ik stapelde de kopjes en de onderbordjes. In één van de kopjes goot ik de inhoud van Michels pillen en roerde stevig tot beide substanties zich vermengden. Tot mijn opluchting was het goedje kleurloos. Het leek alsof de kopjes net waren omgewassen onder de kraan. Voorzichtig liep ik met het dienblad naar het oratorium en zette het neer op het dressoir dat het verst verwijderd was van het salon waarin de kloosterlingen waren neergeploft. Hitsig discussieerden ze over de verschijning van Madeleine. Er was de Rastafari met zijn vrolijk gekleurde muts, de boeddhist met een sereen witte broek boven zijn blote voeten en de hindoe in een okergeel gewaad; het symbool van zijn geliefde India. Allen waren ze blind getuige van mijn letaal dessert. ‘Voor mij zonder suiker, puur zwart, bedankt.’ Die wens herkende ik en zou ik respecteren. Armands zwarte koffie zou zijn laatste worden. Zijn gifbeker bewaarde ik voor het laatst. Volgens de regels van de etiquette bediende ik eerst de abt, dan Frère Hôtelier, dan de vrouwen en tot slot de mannelijke retraitanten. Armand knipoogde. ‘Merci, c’est très gentil.’ Frère Hôtelier wees naar de lege stoel naast hem. ‘Schuif aan, Manon en vertel ons over het Belgisch bier. Heb jij enig idee hoeveel soorten Trappist er bestaan?’ Ik kon niet meer tellen en al mijn kennis was vervlogen door mijn instinct om te doden. Daarom deed ik alsof ik me verslikte in de Franse taal, begon te stotteren, zocht naar woorden en sprak in tongen. Gisèle verloste me van mijn spraakangst en vertelde over vergiffenis en oordeel. In de ochtend was er een man in haar boetiek verschenen. Hij wilde olijfolie en zeep, die de paters vervaardigen, om cadeau te doen aan goede zielen die hem hadden gered. De dag voordien had hij motorpech gehad omdat hij zonder benzine was gevallen. Hij stapte uren en ging aanbellen aan een huis dat toebehoorde aan vluchtelingen. Hij kreeg niet alleen gratis brandstof maar ook eten en drank. De abt stond recht, zegende de koffie en deelde gebakjes uit. Iedereen dronk, maar Armand liet zijn koffie onaangeroerd staan. Hij was nog steeds druk in gesprek. ’s Morgens had een retraitante het lef gehad om te vragen waarom de vrouw gedoemd is om in pijn te baren. Nu haalde Armand de Bijbelteksten aan die volgens hem illustreerden dat Jozef wordt voorgesteld als de man van Maria en niet omgekeerd, zijnde dat Maria de vrouw van Jozef was. Volgens Armand het ultieme bewijs dat de vrouw wel degelijk een bijzonder plaats krijgt binnen het christendom. De vrouw die het lef had gehad om de erbarmelijke rol ter sprake te brengen, gniffelde. ‘Gelukkig heb ik Simone de Beauvoir gelezen, Le Deuxième Sexe. Dat heeft me meer wijsheid gebracht.’ Armand probeerde zijn woede te verzachten met koffie. Slechts een halve seconde bedacht ik me en wilde de koffie uit zijn hand rukken. Maar het was te laat. Hij slurpte gretig en gaf me een compliment. ‘Je zet goede koffie; lekker smeuïg.’ Er gebeurde niets, hij snakte niet naar adem en viel niet morsdood op de plavuizen. Hij bleef praten over zijn wens om Frankrijk te bevrijden uit de macht van vrijdenkers en republikeinen. ’s Nachts hoorde ik geroezemoes op de binnenplaats. Een helikopter vloog over het domein en landde in het open veld achter de groentetuin. Om me te wapenen tegen de herrie en het gedaver trok ik mijn laken over het hoofd. Ik onderdrukte mijn nieuwsgierigheid en weigerde te gaan onderzoeken wie in nood was. Ik wist wie stervende was en dat schuldgevoel sloeg een gat in mijn wil. In de late ochtend, pas na de sext durfde ik mijn celdeur te openen. Gisèle zat op het muurtje te roken. ‘Wat is er gebeurd? Ik hoorde gestommel, maar was te moe om op te staan.’ ‘Armand is vannacht onwel geworden. De pompiers uit Forcalquier hebben hem met de helikopter naar het ziekenhuis in Digne gevlogen.’ ‘Toch niet erg?’ Mijn stem klonk gebroken, mijn toneelstuk was perfect. ‘Tijdens de sext hebben we voor hem gebeden, het komt wel goed. Hij heeft een hartaanval gehad, maar volgens de abt gaat het nu beter met hem. Armand is een workaholic en hartpatiënt. Maak je maar geen zorgen.’ Maar dat deed ik wel. Armand moest sterven. Dat was mijn opdracht en ik had gefaald. Mijn tijd was op. De week in het klooster was verstreken. Ik dweilde de vloer van mijn cel, trok de lakens van het bed en pakte mijn bezittingen in. Mijn cel was opnieuw kaal met slechts een eenvoudig eenpersoonsbed, een klein houten bureau met daarop een Bijbel en een leidraad met de regels van Benoît, een oncomfortabele stoel en een kruisbeeld aan de wand met gewijde palm. Ik poetste de badkamer, haalde mijn haarplukken uit de afvoer van de douche, blonk het emaille van het toilet en maakte de vuilnisbakjes leeg. Er was geen spoor meer van mijn verblijf in het klooster. Ik reed mijn auto de binnenplaats op en laadde mijn bezittingen in de koffer. Philippe zat onder een olijfboom te gluren en wenkte me. ‘Je was toch niet van plan om te vertrekken zonder afscheid te nemen? Ik heb iets voor jou.’ Ik verwachtte het boek met de inscriptie om me aan te sporen om te schrijven. Maar hij schoof zijn bedelarmband van zijn pols. ‘Zoals beloofd!’ Geheimzinnig fluisterde hij mij in het oor: ‘Deze winter ga je niet naar de Verdon!’ Ik schrok. ‘Ben jij Christophe uit Comps-sur-Artuby?’ ‘Onthoud dit mijn zuster, elk levend wezen heeft zijn evenbeeld in schakeringen die ontstaan uit de geboorte van de verschillende tijdsdimensies. Maar ik ben mezelf in het nu, hetero, kok, bon vivant en rokkenjager. Het gaat je goed. We zien en horen elkaar ooit weer als de sterren het willen.’ ‘Is Armand dood?’ ‘De tijd zal beslissen of hij zich definitief zal schikken naar de scheppend kracht van de menselijke geest.’   ...                

ManonvandeBron
6 0

Zelf beslissen over je lichaam

Het is begin november. We zitten in een kamer in het UZ Gent. Ergens op de tiende verdieping, afdeling neurologie. Mijn man zit naast me op het bed. De kamer geeft een troosteloze indruk (en zo voel ik me ook). Het meisje naast me in het bed verdraagt door episodes van migraine geen felle lichten. Alles is duister. Ik heb de indruk dat het mistige weer met ons mee naar binnen is gekomen. We wachten op de dokter. Ik sta vandaag op de planning voor een biopsie van een lymfeklier om sarcoïdose uit te sluiten. De dag nadien staat er normaal een ruggenmergpunctie gepland. Ik weet niet goed wat er zal gebeuren tijdens de biopsie en misschien is dat soms maar goed ook. Alleen voor de ruggenmergpunctie begrijpen we niet zo goed waarom ze moet gebeuren. En dus blijven we wachten op de dokter voor meer uitleg. Na een lang kwartier is hij er. Hij start zijn uitleg over het waarom van de punctie. Het gaat over de zoektocht naar welke auto-immuunziekte ik nu precies heb. Het uitsluiten van de piste dat mijn eigen lichaam hersenvliesontstekingen veroorzaakt. En verdere onderzoeken van hun kant. Ik ben moe van alle onderzoeken die elkaar in sneltempo de voorbije maanden hebben opgevolgd. Alle mogelijke diagnoses die zijn voorbij gegaan. De pijn, het gehoorverlies, het opnieuw voelen verbrokkelen van al mijn plannen,... De dokter ziet het en zegt: "Mevrouw, u beslist over de onderzoeken ook. Het is uw lichaam.".   Alleen voelt het al sinds 2018 niet meer als 'mijn lichaam'. Ik weet zelf ook niet meer wat dat lichaam allemaal doet. Laat staan dat ik weet waar de grenzen liggen of wat we het best doen. En ik krijg zelfs het gevoel dat de dokters het ook niet helemaal meer weten. Waar ik vroeger een rotsvast vertrouwen had in dat lichaam (alles zou wel lukken als ik er maar voor ging - nog even doorbijten) lijkt het nu zijn eigen wil te hebben en onvoorspelbaar te reageren. En hoe ga je daar mee om? Hoe maak je beslissingen over een lichaam dat zijn eigen wil lijkt te hebben? Een lichaam dat door het aanmaken van verdedigingsmechanismen zichzelf ziek maakt. En wanneer we het door medicatie in bedwang proberen te houden (reguleren zoals dokters dat zo mooi zeggen) dan maar alle ziektekiemen met open armen verwelkomt. Ik ken mijn eigen lichaam niet meer. Dat zou ik tegen de dokter willen zeggen. Maar ik zeg het niet en huil.        

Alice Bremt
76 0

Locatietheater - op de camping

Gemiddeld één nacht op drie poot ik mijn zeilen kijkhut neer in een beschermd reservaat. Om daar ongegeneerd het menselijke theater gade te slaan. Nog voor het fluwelen doek openzwaait, komt hij de scène al op gedrenteld. De mens. Halfnaakt met veel borsthaar, getooid in zwart boxershort en goedkope teenslippers, een strandhanddoek rust op zijn schouder. Hij improviseert fluitend een onbeduidend wijsje wanneer hij op het met houtsnippers aangelegde kronkelpad luidruchtig één voor één alle tentjes passeert.  Altijd kraait wel ergens een haan, in het sanitair krijgt zijn eigen vroege vogel het hoogste woord. Ritmisch klateren krachtige stralen tegen het gebarsten porselein. Daarna steekt de protagonist een sigaret op en sloft vijf passen naar het dichtstbij gelegen douchehok waar hij zijn peuk door de goot spoelt. Wanneer het warme water stroomt, verkent hij uitvoerig de akoestische reikwijdte van al zijn lichaamsholten. Hij rochelt en reutelt, blaast en gorgelt, snottert en hoest. Schraapt en spuugt, knettert en schalt, wat is het heerlijk om koning van de schepping te zijn. De regie overdag is vaak voorspelbaar. Meestal verpoost de vrouw, niet zelden van respectabele leeftijd, in haar ligstoel om haar achterstallige society magazines bij te werken. In een actiever moment lost ze legpuzzels op onder de shelter. Vier keer per dag wrijft ze met een schotelvod de plastieken opklaptafel proper terwijl haar man uitvoerig de trekhaak inspecteert. Enthousiast worden sporten beoefend die in eigen land nooit worden uitgeprobeerd. Petanque natuurlijk, met een lauwe Pastis want ijsklontjes hebben ze niet in de caravan. Badminton waarbij enthousiast wordt gekraaid telkens een raket toevallig het pluimpje raakt. En schaken met grote stukken op een aangelegd speelveld waarbij ze de regels niet kennen dus dammen ze maar. Tragedie is er pas ‘s avonds. Wanneer huilende kleuters van de speeltuin moeten geschraapt, de onhandige dochter haar bord spaghetti laat vallen en er van vrouwlief geen nieuwe fles wijn op tafel mag. Wanneer alcoholisch geïnspireerde filosofische gesprekken ontaarden tot vlammende burenruzies en de slechtst bespraakte er met zijn SUV vandoor raast. Pas als het slapenstijd is, zet de Duitse figurant een opgenomen Duitse komedie op en proest hij het telkens uit op aangeven van de lachband. Als ook de allerlaatste lichten van de campers uitgaan, opent de Filipijnse familie, centraal op de camping, het verjaardagsfeest van hun kleine. Als verjaardagscadeau krijgt de tienjarige zoete taart en luide iPad-muziek en ritmisch handgeklap maar eigenlijk wilt hij gewoon wat ook de rest van de camping wil. Slapen.

Cédric Raskin
7 1