Zoeken

FIETSTOCHT MET DE AUTO

Net als twee jaar geleden werd er enorm schijtweer voorspeld gedurende de hele fietstocht die we zorgvuldig hadden uitgestippeld. En net als vorig jaar voelde mijn vrouw de bui al hangen, boven mijn hoofd dan, want hoe graag ik ook fiets en niet terugdeins voor een buitje of twee, een regenvakantie zie ik meestal niet zitten. Ware het niet dat ik me twee jaar geleden gelukkig schromelijk had mispakt aan de welgezindheid van de weergoden, want we hadden toen slechts één dag regen gehad, ondanks een sombere Deboosere. Toch zouden diezelfde goden ons deze keer niet zo beschermen, maar omdat ik placht te leren uit mijn fouten liet ik het niet aan mijn hart komen. Wat wel aan mijn hart kwam, waren ritmestoornissen of overslagen, die ik in 2020 ook al eens had. Wel minder opvallend deze keer.  Enkele dagen voordat we vertrokken stonden onze koffers al klaar. Mijn vrouw had campings geboekt in exotische oorden als Kasterlee, Keiheuvel, Houthalen-Helchteren en Averbode, alwaar ze in bijna alle gevallen een safaritent, een pod of trekkershut had geboekt omdat ik niet kan slapen met een erwt onder mijn matras. Alles was gepakt en geboekt, we hadden er – afgezien van het weer, waarvoor ik nog enkele schietgebedjes zou prevelen tot het Walhalla in de hoop dat het tij nog zou keren – erg veel zin in. Het enige hiaat in ons plan was onze nieuwe fiets, een goed op voorhand bestelde Multitinker van Riese und Müller, die ons zou toelaten enerzijds ruziënde kinderen te scheiden en anderzijds meer bagage mee te kunnen nemen.  ‘Als u hem voor het einde van de maand bestelt, mag u op uw twee oren slapen’, wist de lange stoppelbaard me te verzekeren, waarna hij zijn ogen die achter zijn John Lennonbrilletje verscholen zaten tot streepjes kneep, om me van zijn geruststellende woorden ook non-verbaal te overtuigen. Vijftien dagen voor het einde van die maand voegde ik de daad bij het woord. Daarna ging de bal aan het rollen, maar hij keerde weer terug. Een maand lang had ik het gevoel te pingpongen met een ingeklapte tafeltennistafel. Telkens wanneer ik dacht dat de informatie doorgestuurd was, kwamen er vragen opnieuw mijn richting uit over de informatie die ik net had doorgestuurd. Het werd niet alleen een bron van frustratie, maar bezorgde mij ook stress, want de kans nam elke dag toe dat onze fiets er niet op tijd zou zijn. Het personeel van de betreffende fietsenwinkel was ondertussen zo ingelicht dat de naam ‘Lennart’ iedereen terstond in een staat van militaire paraatheid bracht. Er werd zelfs een kerel aangeduid die me hoogstpersoonlijk had ingefluisterd dat hij er hemel en aarde voor zou bewegen om onze fiets voor 1 augustus in de winkel te krijgen. Nagelbijtend lieten we het lot dan maar haar gang gaan, wetende dat het laatste nieuws luidde dat de fiets zou arriveren op 31 juli.  Toen ik een verlossende telefoon kreeg op 28 juli dat de fiets er vroeger was dan verwacht, was ik ook al enkele dagen verlost van een stevige, door een broodje zalm veroorzaakte voedselvergiftiging, die me erg had verzwakt en waardoor het weekendje Spa met mijn vrouw eerder een bedlegerige trip was geweest dan wat anders. De volgende dag had ik afgesproken met wat vrienden om herinneringen op te snuiven op het Sfinx-festival, waar ik in mijn roaring twenties niet was weg te slaan, en aangezien we nog tot 30 juli aan het cat-sitten waren in een villa in Schoten, leek me dat een uitgelezen testrit voor ons nieuwste rijwiel: Schoten-Deurne-Boechout-Deurne-Schoten. Een goede 30 kilometer in totaal.  ‘O nee. Volgens mij zijn het bedwantsen!’ Ze had ingegeven: ‘meerdere bultjes naast elkaar’. Vrienden van ons hadden onlangs ook een ware hel doorstaan met die haast onverwijderbare mensenbijters, dus de paniek sloeg in omdat we zowel thuis als bij familie in Schoten hadden geslapen en geleefd. Toen het verloop van de symptomen niet meteen overeenkwam met die van insectenbeten; ik had weinig jeuk maar wel pijn, kwamen we uit op gordelroos. Ik had een zona, in mijn nek, enkele dagen voor we zouden vertrekken. Niet alleen kon ik de plotse pijnscheuten moeilijk verdragen, ook was ik enorm vermoeid. Opgeteld met het weinig rooskleurige weerbeeld ben ik toch gezwicht: we gingen onze fietsreis doen met de auto. Heel voorzichtig stelde ik het haar voor – ik behoor tot nader order nog steeds tot het clubje intellectuelen zonder rijbewijs, en zij stemde in, terwijl ze het onweer dat in de wolken hing rijmde met dat in mijn ogen. Een fietsreis in de auto dus. Op z’n minst origineel, toch?

Lennart Vanstaen
4 2

Schrijffouten

Ik dacht altijd dat ik best goed was in onze Nederlandse taal. Dat ik best wist hoe en waar ik komma’s en hoofdletters moest gebruiken. Tenslotte word ik altijd redelijk narrig als mensen het hebben over me boek en zich irriteren aan mijn commentaar daarop. Natuurlijk maak ik ook fouten, dat weet ik echt wel. En soms krijg ik ook opmerkingen, zelfs van professionals, dat ik iets te veel spreektaal gebruik in mijn blogs. Ik probeer er op te letten. Maar, ik vond dat ik toch altijd wel aandacht schonk aan de manier waarop ik mijn teksten op papier zette. Totdat een echte redacteur het verhaal dat ik heb geschreven voor de Texel-verhalenbundel Voetsporen onder ogen kreeg. En ik het weer terug ontving. Poeh, tijd voor een lesje nederigheid. Want er zat niet één fout in, er zaten ettelijke tientallen fouten in. Zeker, over het algemeen weet ik wel wanneer ik deetjes en teetjes moet gebruiken maar mijn interpunctie is echt om te huilen. Komma’s waar punten moesten, kleine letters die toch echt een hoofdletter moesten zijn. Oei, het was niet mals.  Het leuke en leerzame er van is, dat je ook zelf je fouten moet herstellen. En dan heel goed moet kijken of je geen nieuwe fouten maakt. Dat je een zin herschrijft omdat er een fout in zit, maar dat je dan bijvoorbeeld weer twee nieuwe maakt. Want dat kan zomaar gebeuren. En dan maak je je werk niet beter maar slechter. Door al deze ervaringen krijg ik toch steeds meer ontzag voor alles dat komt kijken bij het proces van het uitgeven van een boek. Want dan is het verhaal geschreven en dan begint het pas. De schrijver denkt dat hij of zij een helder en duidelijk relaas op papier heeft gezet. Tenslotte kan de schrijver in het hoofd van de personages kijken, hij heeft ze immers zelf bedacht. Maar de lezer kan dat niet. Want die ziet alleen wat de schrijver laat zien. En die kan in zijn ongeduld of arrogantie nog wel eens denken, ‘nou, dat snap je toch wel.’ Ik ben erg blij dat ik aan het avontuur van de schrijfweek ben begonnen. Natuurlijk ook omdat het mijn allereerste vakantie alleen was. Maar ook omdat er ongelooflijk veel van leer. En wie weet, misschien lukt het me om het boek dat in mijn hoofd zit echt op papier te krijgen. Een boek, hoeveel fouten zullen daar dan wel niet in zitten. Arme redacteur.    

Machteld
6 0

TUSSEN DE SPOREN

Ik zit op het kleinste treintje dat ik ooit heb gezien, dat van de Efteling meegerekend, van Spa naar Verviers. De derde keer al wordt de trein opgestart. Twee wagonnetjes, een tiental mensen. Er lopen twee NMBS-medewerkers voortdurend heen en weer, en dat mag je erg letterlijk nemen aangezien de trein maar veertig meter (?) lang is. De vrouw is telkens wat zenuwachtiger en iets roder aangelopen wanneer ze me passeert. Ze worstelt in het Frans met haar innerlijke demonen maar blijft stoïcijns in haar gezichtsuitdrukking. Een kerel zonder officieel pak met een man bun staat naar de achterkant van het kleine treintje te turen met zijn IPhone tegen zijn slaap gedrukt. Ik overhoor iets van een ‘fuite’ en moet daarbij zowel denken aan een lek als aan een vlucht. Het duurt nu al bijna een uur, zullen we dan maar vluchten? Mijn vrouw en ik voegen de daad bij het woord en maken ostentatief aanstalten tot vertrekken, in de hoop een lichtend voorbeeld te zijn, maar tegelijkertijd na-ijver te kweken bij de andere passagiers. Zie je, wij gaan gewoon te voet: nu jullie. We zijn nog maar vijftig meter aan het wandelen met een niet misplaatste trots wanneer we een herkenbare slinger mensen ons zien volgen. Man bun heeft het dan toch opgegeven. Hij praatte nochtans erg vaak in zijn toestel. Hij had waarschijnlijk geen moersleutel bij zich, iets wat ik nochtans wel verbind met zijn keuze van haarsnit. Het volgende station in Spa blijkt slechts tien minuten stappen, hadden ze dat nu niet vroeger kunnen aankondigen? Terwijl een nieuwe conducteur – de vrouwelijke van het minitreintje was samen met ons mee opgestapt – eveneens in het Frans maar met een verraderlijke Vlaamse tongval kosten noch moeite bespaart ons zeer luid welkom te heten, ben ik in gedachten verzonken. Door het raam zie ik hoe men de vangnetten van staaldraad met enorme pinnen heeft vastgeboord in de rotswand, tegen rollende stenen. Zouden ze ook iets tegen die vervelende kevers hebben? Je hebt immers mensen die de rollende stenen boven de kevers verkiezen, zoals mijn vader. Er valt me plots iets op tijdens het verwijlen. Ik houd mijn pen enkele centimeters boven mijn notaboekje, waarin ik over treinen schrijf, en kijk naar buiten. Ik vraag me af waarom ik de natuur hier plots zo vertederend vind. En dan daagt het. Oké, dichte bossen en weidse landschappen zijn een verademing wanneer je van een grootstad komt. De meanderende klotsende steenstroompjes, de vossenhollen en de geur van nat loof vind je niet in een metropool. Maar ik vind iets troostends aan de plaats waar natuur de menselijke aanwezigheid ontmoet of zelfs opzoekt. Hoe de reiger niet opschrikt terwijl we voorbijrazen, alsof hij wachtte op de trein van 13u20 en de daarbij horende frisse wind die hij zich laat welgevallen. Hoe een mees een servet van het spoor plukt en er vol trots mee komt aanzetten bij zijn vrouwtje om hun nest in de holle eik wat warmer te maken. Of hoe het onkruid en gras hardnekkig een plek opeisen tussen de treinsporen, waar andere planten het al hebben opgegeven. Het antwoord op mijn vraag is eenduidig: ik ben zoals de reiger als ik geniet van een kudde galopperende paarden; ik ben zoals de mees wanneer ik een mooie stok vind in het bos en die trots aan mijn kind of zelfs vrouw laat zien; en ik ben vooral zoals het onkruid en het gras, want ik zoek een plek waar het moeilijk is om te wonen: exact overal tussen.

Lennart Vanstaen
7 4

Fietsketting en ducttape

Sinds m’n tiende had ik al erg veel last van m’n gewrichten. Reuma zo bleek. “Juveniele spondylo arthropatie.” Zoveel pijn in knieën, enkels, …, tja, gewrichten, hey. Vingers, handen en polsen ook. Aanvankelijk was ik eigenlijk zeer ‘athletisch’ aangelegd en presteerde in haast iedere sport die ik probeerde vanzelf bovengemiddeld goed of beter. Ietsje later ‘voor de sport’, "de thrills", voor de kick mocht ik in m’n tienerjaren graag af en toe stevig gaan knokken. In wederzijdse toestemming en doorgaans op ‘n afgesproken plaats en tijdstip, tenzij je bijvoorbeeld in park of steegje eens één of meer van ‘hen’ tegenkwam. In dat geval representeerde je dan je wijk en liet je gelden, of ging alleszins níet flauw, opgerold op de grond de schoppen en slagen liggen incasseren! Neen, in geval van plotse overmacht kon je er toch prat op gaan dat één of enkelen van de anderen zich zeker ook nog deze ‘ontmoeting’ ’n paar dagen zou herinneren… In plaats van inzien dat ’t park groot genoeg was en er alles voor had om er samen één groot feest van te maken, werd het park dus, en zéker de grot ín de berg aan de vijver, van ‘de winnaar’. “Territorial pissings”, zou je heel simpel en juist kunnen stellen.   Eigenlijk was het maar ’n spelletje, maar zeker níét één da ‘k aan mijn of úw kinderen zou aanraden! Zo sneden we wel, maar stáken niet, begrijp je?! Mooi en ’n goed voorbeeld van hoezeer het van inborst eerder ’n spel was, al waren de gevechten en wapens écht, werd het helemaal wanneer ’n enkele keer de politie dan het quasi volledig ommuurde parkje, in hun legendarisch klungelachtige stijl zéér opvallend en via één of alle van de drie- à viertal ingangen binnenviel. Hoe ze hun zaklampen trachtten richten op alles wat bewoog vanuit ’n naar alle kanten op, uitéén stuivende bende jonkies en hoe we, hoewel elkaar nét nog bekampend, plots broederlijk en met ’n gezamenlijk doel, om de domme politie lachend, de struiken door, bomen in en zo uiteindelijk over muurtjes heen hielpen, zodat de flikken toch maar weer níemand konden vatten. Enerzijds kon niemand zo namen gaan noemen en anderzijds genoten we uiteraard bovenal van het gegeven hen gezamenlijk weer eens te kakken gezet te hebben én weer maar eens het nakijken gegeven. Hoe geweld en hebzucht ook voor menig bordspel inspiratie zijn, had ik al vroeg in de smiezen en ik vond ze bovendien saai. Met “4 OP ‘N RIJ” echter, had ik nooit echt problemen, behalve dan hoe ‘Kans’ bepaalde wie eerst mocht beginnen én hoezeer wie al dan niet ‘rijker of armer bedeeld was’ in aanleg en inzicht zonder twijfel óók ’n bepalende invloed had! ’n Fundamentele ongelijkheid, waarin winnaar noch verliezer méér of minder waard was dan de ander, geloofde ik. Enfin, bij het gebruik van wapens zoals ik eerder noemde, moet u zich in een landelijk Vlaams dorp van 20 000 inwoners in de jaren negentig zeker geen grootstedelijke Amerikaanse toestanden met vuurwapens voorstellen, hoor! Daar kwam ik nog iets later pas voor het eerst mee in aanraking. Luchtbuksen wél, maar die werden niet gebruikt in gevechten, enkel vriendschappelijk om ‘soldaatje’ mee te spelen met platte loodjes. Denk ‘paintball’ maar zonder verfvlekken en een ietsje spannender toch! Yep…, géén vérfvlekken! Neen, de wapens waarmee we ons uitrustten waren hoogstens boksijzers, baseballbats, messen, loden pijpen, of ’n waaier aan huis-, tuin- en keukenmiddelen zoals aanstekers, sleutels of kurkentrekker om je vuisten mee te verstevigen of ‘veredelen’ tot wapen. Met enige schaamte toch moet ik toegeven nog stééds ‘n tikkeltje trots te zijn op de inventiviteit van m’n zelfverzonnen en -geknutselde wapen, maar tegelijk ook m’n spijt erkennen over hoe ik hiermee tevens de lelijkste, tot op heden zichtbare, schade aan ’n jongen z’n gezicht toebracht. Enkele onuitgesproken regels die gehanteerd werden, daar ’t vechten zoals gezegd, hetzij met risico’s, eerder ’n bepaald extreem sport- en spelgehalte had dan wel échte kwade bedoelingen, waren bijvoorbeeld ‘het níet op hoofden knuppelen, maar op lichamen wél’, ‘op elkanders muil boksen, maar geen ogen eruit wippen’, ‘wél snijden, NIET steken’, enzovoorts. We mikten en rekenden absoluut op blauwe plekken en dito ogen, bloedneuzen en -lippen, ’n snijwond hoogstens misschien, maar vooral niets onomkeerbaars dus eigenlijk… Soit! Ik benadruk graag  expliciet dat het stukje geheel misplaatste trots waarover ik me overigens schaam dus énkel, hoe verknipt ook, het bedénken en creëren van ‘mijn wapen’ betreft en dat ik zonder twijfel besef hoe ziek in ‘da coconut’ dit bijgevolg ook blijft. Verder rest enkel spijt, niet zozeer over het gebeurde feit, maar naar ‘Die Andere’ toe, ook al blijkt het uiteindelijk ’n enorm sexy litteken geworden te zijn, waarover hij zélf niet rouwig is achteraf bekeken, zo kwam ik te weten.   Oké. Dus…, ergens in een beek naast één van de vele weilanden waartussen ik in ’n daar neergepootte sociale woonwijk opgroeide, vond ik eens een danig verroeste fietsketting, waarmee we spontaan en duidelijk al een beetje ‘van ’t paadje’ ’n soortement van ‘twisted frisbee’ poogden en terzelfdertijd al de natuurlijke reflex ontdekten toch best weg te duiken wanneer dat ding jouw richting uitkwam. Zeker niet iedere worp was geslaagd, maar m’n eerste was echt uitmuntend mooi en waarschijnlijk daarom nam ik het ding mee, zonder specifieke bedoelingen, behalve waarschijnlijk oefenen op de worp. Aanvankelijk onschuldig dus. Totdat er naar aanleiding van weer ’n in het park afgesproken knokpartijtje tussen ons, ‘die van de Molenakker’ en ‘die van de Kerkhovenakker’, de schoffies van die éne andere sociale woningwijk in het dorp, het zieke plan ontsproot om iets met die oude fietsketting te zullen gaan doen. Het idee ermee te zullen gaan gooien werd, ondermeer door gebrek aan oefening, al snel gesoponeerd vanwege enorm ‘on-stoer’ indien je iets wanneer ’t erop aankomt keihard naast gooit én bovendien risico loopt het dan wél raak teruggeworpen te krijgen. Stel je voor, dat zou bepaald niet ‘cool’ zijn…!   Neen, ik moest ermee uit kunnen halen als ware het één of ander ninjatuig. Een verroestte fietsketting ga je niet met je blote poten vasthouden, dus leek één van m’n vaders werkhandschoenen wel ’n puik idee, tot op het moment dat in de garagekast pál bovenop ’t paar handschoenen ’n rol ducttape bleek te liggen. Dat was het!! ’n Ducttapen handvat…, met flink wat lagen tape werd het ideale handvat voor m’n gevaarlijke lus roestige metalen schakeltjes bewaarheid en ik genoot van de bewondering toen ik het uiteindelijk toonde aan m’n kompanen!! “Wow…, écht ziek!”, was in deze dan ook als ’n heus compliment bedoeld en ik nam het trots binnen. Op de bewuste avond zelf dan, begon het zoals gewoonlijk. In het wilde weg op elkaar afstevenen en ik met mijn wapen merkte pas toen hoe doeltreffend het eigenlijk wel bleek na de eerste meppen die ik, volgens de ongeschreven regels, op torso's, schouders, benen en armen uitdeelde en merkte hoezeer de ontvangers toch mooi maar eventjes ineenkrompen en je ze ’n trap, vuist of elleboog achterna kon geven en ik was in m’n nopjes.   Toen plots was het daar…, dat moment waarop je je er in ’n oogwenk bewust van wordt dat je ’n hallucinant belangrijke grens over bent gegaan en schrikt van wat enkel jij zélf hebt aangericht en ’t voelt gebeuren dat je van nét nog deugniet nu plots ‘dader’ geworden bent en iemand levenslang en onomkeerbaar hebt verminkt in ‘t aangezicht. Alsof de tijd in die paar seconden even helemaal stil stond tussen het moment van duizelingwekkend akelige stilte, tijdens onze uitgewisselde blikken en de oerkreet die pas volgde nadat hij notie kreeg van wat ik voor me zag! Tijdens mijn zwaai richting ergens op lichaamshoogte, bukte hij zich net en kreeg hierbij ’n jaap vol in z’n gezicht. De eeuwigheid die het leek te duren waarin ik zag hoe z’n wang van net onder z’n jukbeen, letterlijk als ’n lap vlees naar beneden flapte, ’n biefstukje, totdat pas zoveel later, leek het toen, z’n bloed als ’n waterval, zonder echter te gutsen en met ’n héél klein boogje langs ‘het flapje” écht begon te strómen.  Versuft en in een waas werd ik bij de arm getrokken en we maakten ons uit de voeten. “We hebben gewonnen!”, werd er geroepen, maar al lopend voelde ik me, neen, wíst ik mezelf verloren en bang! Niet om de gevolgen voor mezelf, m’n oude ‘jonge ik’ was er immers al niet meer, maar bang in zijn plaats! De hoeveelheid bloed enkel in die luttele seconden, of half minuutje misschien, alleen al én dat specifieke moment waarop ik in zijn ogen zag hoe hij besefte wat er eigenlijk net gebeurd was, maakten zich van me meester en liet me niet meer los.  Niets! We hadden hélemáál NIETS gewonnen, maar waren allemáál verloren nu!  Dit was menens en ik verwachtte me alvast aan politie thuis die avond en zou geen smoezen zoeken en de gevolgen wel dragen. Arme mams en paps…, beide van hun twee zonen in ’n instelling. Deze shit was écht! Pas de volgende dag, vernam ik dat de kerel in het ziekenhuis lag en dat het nog afwachten was hoe kaak en wang herstellen zouden. Bovendien werd er naar een kale dertiger of veertiger in zwart joggingspak gezocht, die hem uit het niets en zonder aanleiding had aangevallen wanneer hij even ging plassen, toen ie met z’n vrienden wat in het park rondhing.  Oh, die heilige Omerta!  Ook dát was één van de ongeschreven regels... Ik heb hem nooit bedankt, noch mijn excuses aangeboden. Slechts ’n aantal keren nog kwamen we elkaar van op ‘n afstandje, dat we beiden toch automatisch behielden, tegen.    Ik probeerde met m’n ogen m’n excuses uit te stralen, maar hij gaf me telkens ’n knipoog en met ’n mondhoek nét niet glimlachend ’n knikje waarmee hij leek te willen zeggen: “Het is oké, kereltje!” Hij was enkele jaren ouder dan me, bewoog in andere kringen en reed al met de auto, terwijl ik nog gewoon vaak niet naar school ging.  Ik had z’n respect blijkbaar verdiend. Zijn respect, verdomme…?! Niet zo erg veel later verhuisden wij naar ’n ander dorp en zag ik hem nooit nog terug. Ik kan niet anders dan me diep schamen en hem voor eeuwig dankbaar zijn, want m’n leven had ’n heel andere wending kunnen nemen! Door z’n zwijgen vrijwaarde hij mij, nam me in bescherming en hield me de handen boven ’t hoofd…, behoedde me zo voor erger en dát vergeet ik dankbaar nooit!                                                                                                 -Micha Milants-                      

-michA-
0 0

Rosa

Ik herinner me het dorp nog goed, waar ik ooit kind was en daarna nooit meer. Toen de Carrefours nog gewoon GB's waren waar ge, na sluitingstijd onder het afdak op de parking, voor 20 frank nog een winkelkarreke kon kopen en fantaseren over hoeveel meer plezier ge daar mee zou kunnen hebben als 't platte land niet zo plat was. Hoe ge toen en ginder nog vertelde thuis dat ge ‘n neger had zien zitten vanachter op de bus en hoe ge ni wist dat ge daar iets kéí fout mee had gezegd en geen benul had van wat voor beladen connotaties dit droeg en draagt. En da toen ons kernijn ontsnapte, dat de buren efkes later vertelden da ze een kernijn gevangen hadden op hun tennisvelden achter onzen hof en dat dan maar bij de hunne zette. En hoe ge dat direct terugkreeg, zonder veel meer uitleg verder. De cavia…, die begon van puur geluk, voor 't eerst sinds de ontsnapping, terug te eten en te drinken bij de reünie, na eerst 'n aantal rondjes het hok rond te crossen, het konijn achterna. Alles slijt, bedenk ik me, terwijl ik me de namen probeer te herinneren van de twee speelkameraadjes die dood brandden in de schapenstal in één van de velden waartussen onze woonwijk gebouwd werd.  Vermoedelijk na een kampvuurtje dat ze probeerden maken in ons kamp dat we daar met enkele buurjongens, allen ergens rond de tien jaar oud, van hooibalen maakten. De paniek in de straten toen de jongens kwijt bleken en hoe de zoekende gemeenschap toen, ongeveer iedereen op het zelfde ogenblik de link legde tussen de brandweer die de schapenstal kwam blussen en het kwijt zijn van…,  hoe heetten die jongens nou ook weer??? Hmmh…  En hoe dezelfde gemeenschap toen machteloos het moment aanschouwde wanneer de paniek van de zoekende moeders omsloeg in iets anders, iets dat hen deed stoppen met zoeken en deed instorten. Hoe het roepen van de namen van de jongens (Was het nou ‘Davy’, misschien…, één van de twee?) overging in het krijsen van onverstaanbare oergeluiden. “Niet…, neeje, NEE!!!”, als ik het me juist herinner, was het enige dat ik meende te kunnen verstaan. Zulke dingen gebeuren, leerde ik. En ook dat het leven verder gaat, terwijl er met buurjongens kampen gebouwd worden, maar niet meer met hooibalen…, want die lagen in de schapenstal. Ik leerde dat de hoeven van Rosa, de ezel in de wei ergens achter onzen hof, náást die tennisvelden, naar verbrand haar roken, wanneer ze een hoefbeurt kreeg, of heet dat 'pedicure' bij ezelinnen? Ze schroeien dan de hoeven aan de randjes, of zoiets, denk ik. Pas nog later leerde ik dat haar en nagels, snavels en veren, en hoeven dus ook, eigenlijk allen hetzelfde materiaal, ‘keratine’ bevatten en dacht ik terug aan toen en aan fantastische koppige Rosa, die ook stierf. Haar weide en het bergje daar middenin bleken uiteindelijk een ideaal parcours om met onze fietsen te crossen.  Winkelkarretjes rijden niet goed op gras! Curieus eigenlijk hoe herinneringen zich zo willekeurig aandienen en andere niet. Of bestaat een herinnering pas vanaf wanneer ze zich opdringt?! En alles was een  spelleke, of een wedstrijd. Pissen op de schrikdraad…, of om ter verst, bellekentrek of vanalles tegen gevels of door ruiten mikken, maïsrijden, snoepkes stelen en niet veel later sigaretten en seksboekskes. Die sigaretten oproken in 't park of op school in de kelder onder 't podium van de turnzaal en zo 't brandalarm laten afgaan, hetgeen ons bevestigde in ons gangster-zijn, met de daarbij horende Omerta toen de meesters Jef, Stef en Jan uit onmacht, en juf Lieve ook, praktijken gebruikten die kinderen stimuleerden om te klikken zodoende zelf geen straf te krijgen. Grappig en triest eigenlijk dat zulke jeugdherinneringen opduiken wanneer je bijvoorbeeld een film over een concentratiekamp zit te kijken! Ik las eens dat we volwassen zouden worden wanneer we het spelen afleren, maar ik denk dat mijn kindertijd eindigde toen ik begon de dingen te proberen begrijpen.                        Maar het spelen afleren?!  Ik zou niet weten hoe… En volwassen worden al helemaal niet!                                                                                                                                                                                                            -michA-  

-michA-
0 0

Fantasie

Het hebben van een uitgebreide fantasie is een groot goed. Vooral als je dit kunt delen met andere mensen. Een aantal van mijn collega’s kan hier ook uitstekend in mee gaan. En dat resulteert soms in de meest geweldige verhalen en aannames. Onlangs nog. Nadat ik verteld had dat ik het deurtje van mijn hondenluik had gerepareerd met duct tape, omdat Stef en Kaatje elkaar geen voorrang hadden willen geven, kwam het gesprek op de kwaliteit van duct tape en de toepassingen die daarmee mogelijk zijn. Een collega vertelde heel onschuldig dat hij altijd een rol duct tape in zijn auto had. En een mes. Nadat wij hem allemaal verwachtingsvol zaten aan te kijken, besefte hij wat hij had gezegd.  ‘Heb je ook een plastic zak bij je, om over het hoofd van je slachtoffer te trekken?’ ‘Ik ga met jou nooit mee in de auto, dat weet ik wel.’ ‘Hmm, weet HR dat we een potentiële seriemoordenaar in ons midden hebben? Dat heb je tijdens de sollicitatieprocedure natuurlijk niet gezegd.’ Hilariteit alom. De arme collega kreeg het ook niet meer rechtgebreid. Hij probeerde zich nog te verdedigen maar het gelach om hem heen deed hem toch maar opgeven. Hij boog het hoofd en accepteerde dat hij een domme opmerking had gemaakt. Natuurlijk gaven daarna de meesten toe dat zij ook wel iets dergelijks in de auto hadden liggen. Uiteindelijk weet je nooit waar je onderweg voor komt te staan. Zeker als je dan ook nog gaat kamperen. Mijn maatje had altijd een uitgebreid assortiment gereedschap bij zich. Hij was niet voor één gat te vangen. ‘Mach, beter mee dan om verlegen.’ Fantasie, het maakt het leven meer kleurrijk. Ik hou van mensen met fantasie. Ze maken de verhalen levendiger dan ze eigenlijk waren. Sommigen noemen het overdrijven of zelfs liegen, maar zo zie ik dat niet. Mijn maatje kon ook kleurrijk vertellen. Sommige verhalen vertelde hij, op verzoek, keer op keer. Totdat ik hem bijna smeekte om het verhaal nu te laten rusten. Waarna vrienden hem dan toch weer uitdaagden om opnieuw te vertellen. Niet om de inhoud van het verhaal maar om de voordracht die het inmiddels was geworden. Daarom hoop ik dat mijn fantasie me niet in de steek laat. Tenslotte moet je het kind in je koesteren. Want anders word je volwassen. En dat is echt heel saai.          

Machteld
3 1

SCHOOL TIJDENS DE VAKANTIE

Het is nog maar twee dagen vakantie en de kinderen zijn al schooltje aan het spelen. Mijn zoon is de leraar, en wie hem kent zal daar niet van achterover vallen. Mijn dochter is in feite de poppenkastspeler, zij houdt de pluche leerlingen vast en doet de stemmetjes. Ze hebben middels enkele kussens, dekens, meubels en andere minder voor de hand liggende voorwerpen drie klassen gemaakt in twee verschillende scholen. De ene school heet Cornelius. De andere wil nog al eens wisselen van naam, maar het is zeker een moeilijke naam om uit te spreken, wat volledig normaal is, want het betreft een middelbare school! De middelbare school lijkt me niet erg leuk. Ze krijgen alleen maar testen, elk uur van de dag. Of nee, ze mogen ook naar het toilet gaan. Veel leuker gaat het eraan toe in de lagere school. Daar wordt erg veel gespeeld, zoveel zelfs dat een giraf bijna straf krijgt omdat hij niet speelt tijdens het eerste uur. Maar hij wil wiskunde doen, oppert mijn dochter. Helaas. JE MOET SPELEN! Dat is verplicht! Over de volgorde van het curriculum heb ik ook mijn bedenkingen. Zo moeten ze tijdens het tweede uur in het derde leerjaar tv kijken en zich dan gaan wassen, om daarna pas buiten te gaan spelen. Het valt me op dat de kinderen in de klas zich nogal vaak moeten gaan wassen. Coronageneratie? Mijn vrouw en ik kijken elkaar beducht aan wanneer we het woord nabewaking horen vallen. Mijn dochter heeft de neiging om ieders rol duidelijk uit te spreken. Zoals zij papa en mama moeten zeggen, is me het veelvuldige gebruik van het woord ‘kind’ niet onopgemerkt gebleven. Kom kind, je moet naar school. Ja, mama, maar ik wil nog even spelen. Nee kind! Het is tijd, we gaan te laat komen, kind! Moet ik in de nabewaking mama? Ja, kind, maar ik kom je al na vijf uurtjes halen. Mijn zoon, die al iets meer geleerd heeft over de klok, valt haar in de rede. Zeg, dat is wel keilang hé. Je bedoelt zeker vijf minuten. Nee, ik bedoel seconden! Ja, seconden! En wij maar betalen per begonnen kwartier, denk ik dan. Dat is ook niet de moeite. De school van onze kinderen eindigt redelijk vroeg, om 15u, maar de opvang is gratis tot 15u30. Wij halen ze tussen dan en 16u op. De ene dag word ik bijna verguisd omdat ze zo mooi aan het spelen waren (de volgende keer moet je later komen papa!) en wanneer ik later kom, gedragen ze zich als halve wezen (waar bleef je papa? Wij wachten hier al zo lang!) Het is dus met uiterst gespitste oren dat ik luister. Moet jij in de nabewaking? Ja. Ik ook. Spijtig, maar ja, mijn mama en papa moeten veel centjes verdienen want wij willen graag speelgoed. Maar ja, je kan niet alles kopen wat je wil hé, sommige centjes zijn ook om op reis te gaan. De schooldag eindigt met een voor zover ik weet totaal ongeplande schooluitstap, naar de zee. Geen idee waar de school gelegen is, maar het is te voet te doen. Juf, kan je wat trager stappen? Wij kunnen niet volgen! zeggen de kinderen. In tegenstelling tot wat mijn kinderen thuis meestal vertellen, zijn de juffen hier nogal streng. JE MOET SNELLER STAPPEN, ANDERS GA JE IN TIME-OUT! Zoon zegt wel tegen zijn zus dat het een strenge juf is, maar dat moet, want er zijn gewoon veel stoute kinderen. Wanneer een ander kind, een Paw Patrolfiguurtje deze keer, een vraag wil stellen, krijgt ze al meteen een time-out, want de meester wist op voorhand dat het een idiote vraag zou zijn. Dat laatste buiten beschouwing gelaten (we proberen hen zoals het de beleefdheid betaamt te leren dat er niet zoiets bestaat als een idiote vraag, maar ik vrees dat ik het daar zelf al enkele keren niet helemaal mee eens ben geweest), zou ik zeggen: de toekomst van het onderwijs is verzekerd! Ik zal mijn kinderen ook wel uitleggen dat ze lastige leerlingen niet door de huiskamer mogen gooien, maar dat zal zichzelf wel uitwijzen.

Lennart Vanstaen
9 1

Schrijven is een vak

Schrijven, het is een complex proces. Zit ik net lekker in de flow, denk ik, ‘wat ruikt het hier ineens raar.’ Heeft Kaatje eerst buiten door de poep gelopen en daarna door de hele woonkamer. En dat valt niet te negeren, dat haalt je resoluut uit je concentratie. Dan kun je verstoord kijken, maar ze gaat het echt niet zelf schoonmaken. Het maakt haar namelijk niet uit dat de vuiligheid tussen haar tenen zit. Dus, plaids in de was, vloer schoonmaken en dweilen. En het gevecht met Kaatje aangaan. Want die voeten, die moeten schoon. Gelukkig weegt ze nog maar elf kilo. Dat kan ik wel in bedwang houden als ik haar onder de kraan hou. Maar ze is het er niet mee eens, dat is duidelijk. Daarna maar weer terug naar mijn verhaal. Tijdens de schrijfweek op Texel was het toch makkelijker om te focussen. Marelle Boersma en Heleen van den Hoven van de Online Schijfschool hielden de groep wel geconcentreerd. We waren met een grote groep schrijvers bij elkaar om een verhalenbundel te schrijven. De begeleiding was super, het programma bood workshops, coaching maar ook tijd om het eiland te verkennen. ‘Research,’ zeiden we ernstig tegen elkaar. Om daarna op de kade van een haventje te zitten met onze blote voeten in het water. Onder het genot van een ijsje. Toch was het wel super om de sfeer op te snuiven. Na een midweek schrijven, leren en genieten stond mijn verhaal in de steigers maar moest het toch nog wel afgebouwd worden. De twijfel sloeg toe, is het wel goed genoeg, moet ik niet opnieuw beginnen. Ik zocht mijn aantekeningen erbij, wat had ik geleerd, waar moest ik op letten. En ik begon. Na het nog tig keer nagelezen te hebben, stuurde ik het concept naar de medecursisten van mijn ‘leesgroepje’. Dat is spannend, ik ken mijn personages door en door, ik weet wat ze denken en hoe ze handelen. Maar heb ik dat ook duidelijk genoeg op papier gezet? Of denkt de lezer, ‘nou ja, wat een raar verhaal, ik begrijp er niks van.’ Het is best griezelig om hetgeen wat jij hebt bedacht zo maar vrij te laten.  Gelukkig gaan er ook nog professionals naar mijn verhaal kijken. Ik ben heel benieuwd naar hun feedback. Het verhaal kan er alleen maar beter van worden. En als de bundel dan uitkomt, in december, kan ik hem in ieder geval vol trots aan iedereen laten zien. Deze manier van schrijven is iets waar ik heel erg van kan genieten. Ik ben dan ook heel blij dat ik aan de schrijfweek op Texel heb deelgenomen. Sterker nog, het duurt nog wel lang, maar ik heb me al aangemeld voor de editie van november 2024. Lekker vooruitzicht!        

Machteld
4 2

Langste dag

Afgelopen woensdag was het weer zo ver, de langste dag van het jaar, 21 juni. Tijdens de daaropvolgende midzomernacht bereikt de zon, gezien vanaf de aarde, zijn meest noordelijke positie en blijft het op de meest noordelijke plekken van de aarde de hele nacht licht. De wending van de zon wordt eeuwenlang gevierd tijdens het midzomerfeest op 24 juni en vindt zijn oorsprong in de tijd van de Vikingen. Ik heb daar wel wat mee, met die folklore en die geschiedenis.  Tijdens midzomernacht bezochten de Vikingen waterbronnen met genezende krachten en ontstaken zij grote brandstapels om kwade geesten te verdrijven. In de 7e eeuw werd het midzomerfeest een christelijk feest, doordat geestelijken het tot dan toe heidense feest koppelden aan de geboorte van Johannes de Doper op 24 juni. De katholieke kerk liet tenslotte geen enkel middel ongeschuwd om de mensen ervan te overtuigen dat hun geloof het enige ware was. Ik heb dan toch meer met de oude betekenis. De tovenarij, trollen, heksen, elfen, draken. Mooie verhalen. Natuurlijk, ook door de overlevering steeds mooier geworden maar de symboliek erachter getuigt toch van een verbondenheid met de natuur die de meesten van ons al lang verloren zijn. Het ritueel van plukken van lijsterbessen om voor de ramen en deuren van huizen te hangen om heksen te weren wordt ook niet meer uitgevoerd. We weten niet eens dat heksen niet bestand zijn tegen de geur van lijsterbessen. En zeker, ik geloof niet in heksen, maar het is wel mooi om te lezen over al die gebruiken. Zeker in de Scandinavische landen zijn heel veel mooie legendes te vinden. Misschien omdat de mensen daar in de winter, als het er veel minder lang licht is, samen rond het haardvuur zaten en elkaar verhalen vertelden. Daar zou ik dan toch wel eens graag bij hebben willen zijn. De langste dag, wat onvermijdelijk ook weer tot gevolg heeft dat de dagen nu korter gaan worden. Het duurt gelukkig nog lang voor we dat merken en voor we daar last van gaan krijgen. En dat ik in gedachten mijn schoonvader hoor zeggen ‘Ge kunt het al goed zien aan de dagen….’             

Machteld
11 0

Geuren

Het is acht uur dertig en ik heb net mijn zoon van tien afgezet, een beetje op automatische piloot wegens de heftige dromen en het gebrek aan zin om de dag te beginnen. In de laan met beuken slaat dat gevoel plots om. De doordringende geur van vossenpipi brengt mij naar de bergen en de rust, ver weg van de onzin. Ik sta stil en kijk naar boven. Het zonlicht valt door de hoge kruinen en ik glimlach. Net op tijd. Ik ben een geurenmens. Als kind nam ik overal mijn doekje, mijn chaudchaud, mee. Die nam dan alle geuren op. Bij groot verdriet wou ik alleen maar mijn gezicht in dat doekje begraven, niets anders kon mij troosten. Pas op mijn tweeënveertigste ontmoette ik iemand met diezelfde uitgesproken band met geuren. Ik dacht dan ook dat ik hem gevonden had, mijn grote liefde. Maar plots was hij weg, zonder verklaring. Zoals mijn dromen abrupt aan een einde komen en me leeg, uitgeput of vol verlangen achterlaten. Af en toe nog een gewaarwording of vage herinnering van wat geweest is, maar nooit duidelijke beelden. En onduidelijkheid sluimert en knaagt voor altijd op de achtergrond. Als een onaf verhaal. Aan het einde van de laan blinkt de maan in de zon. De ongehoorzame maan die niet enkel haar taak om licht in het duister te brengen wil uitvoeren, maar wil mee genieten van het ontwaken van al het moois op aarde. Ik twijfel of ik net als de maan ongehoorzaam zou zijn en alle plannen  maar moet afzeggen om de hele dag in het parkbos door te brengen. Mij bloot te stellen aan geuren, licht en wind, mijn rust. Terwijl ik de baan oversteek voel ik mijn zachte billen tegen elkaar aan glijden. Niets fijner dan rokjes en kleedjes en een warme zomerwind. Ik voel terug zijn vingertoppen over mijn huid, mijn vingers over zijn huid. Er zijn maar weinig aanrakingen die zo volmaakt zijn als de wind.  Ik loop over een tapijt van bomenpollen, hier geen geuren meer. Er ligt nog steeds een stuk schuimisolatie in de vorm van een octopus. Ik foeter op de stad omdat ze bomen in het midden van het toch al veel te smalle voetpad gepland hebben en ik mezelf in een bocht moet wringen om te passeren zonder dat mijn gezicht door de fijne takken gestriemd wordt. Wie komt toch op zo’n ideeën? Het buurmeisje passeert me en wandelt een stukje mee. Ze vertelt dat ze enkele jaren terug met haar papa op dat voetpad is gevallen, op het stukje waar losse kiezelsteentjes over het verzakte smalle voetpad liggen. De ziekenwagen had hun beiden opgehaald. Maar het pad ligt er nog steeds hetzelfde bij. Wellicht moet er eerst eens iemand uitschuiven op het moment dat er een bus komt aangeraasd. We komen voorbij het huis van de buurman dat te koop staat. De buurman is de voorbije tijd meerdere keren gevallen en zit nu in een woonzorgcentrum. Dat is de vierde buur waar we afscheid van nemen, op veel te korte tijd. Met één van hen had ik een grootvader-kleindochter band. Een fiere mooi geklede man met artistieke kantjes en een hoop frustraties en rebellie. Maar als hij mij zag verscheen zijn glimlach en sloeg het gefoeter om in bezorgdheid en complimenten. Ik was nooit goed in afscheid, maar het valt me steeds zwaarder merk ik op.    Net voor mijn eigen huisdeur realiseer ik me dat ik mijn sleutel in de tas van mijn zoontje vergeten ben. Ik zit duidelijk nog half in dromenland. En eigenlijk heb ik geen zin om eruit te komen. Dus ik ga vandaag nog eens doen zoals de maan, me niks aantrekken van de regels en vanuit mijn droomwereld kijken naar alles wat rond me beweegt. Vanop afstand, tot ik helemaal verdwijn.  

Fien SB
48 1