Zoeken

Nieuwe vriendjes

Zou dat nou bij mensen ook zo gaan? Hij vraagt het zich af. Hij heeft eigenlijk de hele zomer zijn vriendinnen Luna en Yana al niet gezien. Hij heeft wel van het vrouwtje gehoord dat het goed met ze gaan, net als met Ozzy, maar toch. Soms zagen ze elkaar elke week, dan een tijd niet, maar nu is het al wel erg lang geleden. Toch raar, hoe dingen dan kunnen veranderen. Nou ja, ze zijn natuurlijk ook niet veel op de camping geweest, afgelopen jaar.  Toch heeft hij zich niet verveeld. Het vrouwtje heeft wel veel dingen ondernomen waar hij mee naar toe mocht. Als ze naar haar zus gaat, moet hij zelfs mee. Dat is geen straf hoor, daar krijgt hij zoveel lekkere dingen dat hij soms de dag er na een beetje pijn in zijn buik heeft. En hij mag natuurlijk iedere week een dagje mee gaan werken. Nou ja, het vrouwtje werkt en hij doet zijn best de andere mensen van het werk te houden. Dat lukt niet bij iedereen, moet hij zeggen. Soms moet hij van het vrouwtje ook wel netjes op zijn dekentje gaan liggen. Dat doet hij dan maar, stel je voor dat hij straks niet meer mee mag. Dan krijgt hij nooit meer de gelegenheid om bij die rare dieren met die bulten op hun rug te gaan kijken. Niet dat hij erbij in de buurt komt, daar zijn ze veel te groot voor. Maar het is wel grappig om te doen alsof. En hij is nu al een paar keer bij Rakker geweest. Dat is ook wel een vrolijke. Die komt uit het buitenland, hoorde hij. Geen idee wat dat is, hij is gewoon een hond net als alle andere die hij kent. Als ze samen gaan wandelen, mag hij wel vaker los dan Rakker. Diens baasje is er niet zo heel gerust op. Rakker schijnt nog wel eens weg te lopen. Daar ziet hij zelf het nut niet zo van in. Als ze na een wandeling thuiskomen, krijgt hij altijd een snoepje. En dat gaat hij natuurlijk niet in de waagschaal stellen. Maar als Rakker dan los mag, kunnen ze wel lekker samen rennen. Dat gaat heel goed. Het baasje van Rakker heeft ook altijd gedroogde kippenknaagjes bij zich. Errug lekker!  Dus het is niet dat hij niet benieuwd is, naar Yana en Luna, maar hij heeft het toch wel naar zijn zin. Zo gaat dat soms, kameraadjes gaan en komen. En zo lang hij steeds met het vrouwtje mee mag, hoor je hem niet klagen.    

Machteld
0 0

Autisme

De titel van deze tekst is het woord dat mij eergisteren het gevoel gaf dat mijn wereld op instorten stond. Heel eventjes maar, en sindsdien heb ik er niet meer aan gedacht. Daarom voelde ik na anderhalf jaar nog eens de nood om te beginnen schrijven. Ik voel dat ik mezelf niet kan toelaten om veel te voelen. Niet nu ik op zo een belangrijk punt in mijn leven sta. Ik ben sinds vandaag officieel een zelfstandige psychologe. Een stap die ik vroeger nooit voor mogelijk zou gehouden hebben. En toch is het zo. Overweldigend veel, eng maar vooral echt spannend. Al maanden zit ik mezelf mentaal voor te bereiden op deze stap en ik had het gevoel dat ik (voor zover dat kan) vrij stevig in mijn schoenen stond om te beginnen. Wel, daar sta ik nu niet meer. Dit weekend had ik een gesprek bij mijn therapeute en het woord 'autisme' viel. Haar dochter heeft autisme en dus weet ze goed wat het kan inhouden. Jaren geleden, toen ik nog een kind was, stelde mijn therapeute ook al voor om psychodiagnostisch onderzoek te doen om uit te klaren of ik autisme had. De conclusie van dat onderzoek was negatief, dus ging ik verder met mijn leven en dacht niet meer na over autisme als iets waar ik zelf misschien mee worstelde. Tot mijn mama mij het officiële verslag van dit onderzoek liet lezen 2 jaar geleden. Daaruit bleek dat de conclusie van het onderzoek allesbehalve eenduidig was, maar eerder 'kantje boordje'. Sindsdien merkte ik meer en meer 'autistische' trekjes op bij mezelf maar ik verzekerde me er telkens van dat ik geen autisme had. Het werd als het ware een mantra in mijn hoofd. Telkens ik op een moeilijkheid botste die ik linkte met autisme, zei ik tegen mezelf: 'Geen autisme, geen autisme, geen autisme. Iedereen heeft wel zo een trekjes.'  Ik dacht dat het me hielp om te blijven ontkennen dat ik misschien autisme had. Ik was zo goed bezig met mijn zoektocht naar mezelf. Ik begon mezelf steeds beter te kennen, en daar paste de diagnose autisme niet bij. Eergisteren kwam ik echter op het punt dat ik het voor mezelf niet meer kon ontkennen. Dat ging gepaard met tranen, heel veel tranen. Zowel uit verdriet, als uit ontlading. Ik voelde me compleet ontredderd, want waar moest ik nu nog aan beginnen. Ik had mijn zelfbeeld ondertussen al zo opgebouwd rond het idee dat ik geen autisme had. Opeens voelde ik me de 'abnormale', de 'beperkte' op een bepaalde manier. De moeite die mijn mama met me had als kind en de moeite die ik nu nog steeds ervaar in sommige vriendschappen, kon ik nu allemaal toeschrijven aan mezelf. Het is allemaal mijn fout, want ik heb autisme. Ik voelde dat toen, op dat moment, heel intens. En nu, voel ik niets meer. Nu ben ik terug in de verdediging gegaan. 'Waarom was de conclusie van het onderzoek 10 jaar geleden dan dat ik geen autisme had?' Ik voel dat ik het moeilijk heb om er gewoon van uit te gaan dat ik autisme heb, ook al voelde ik eergisteren wel hoe juist dat eigenlijk is. Ik wil proberen dit stukje van mezelf te aanvaarden en daar ook uit te leren, maar langs de andere kant ben ik bang dat ik daar dan te ver in zou gaan. Dat ik alles wat moeilijk loopt, ga beginnen kaderen binnen 'autisme' en dat dat me hulpeloos zou maken. Alsof ik het toch nooit zou kunnen.    Ik denk dat ik dit 'inzicht' voor mezelf ga houden. Ik voel me heel terughoudend om dat met andere mensen te delen, aangezien dat hun beeld over mij misschien gaat veranderen. Dat wil ik niet. Ik heb het zelfs nog niet aan Nick verteld. Ik weet niet goed hoe nu verder. Hoe moet ik mijn eerste gesprek met een cliënt aankunnen als ik me zo wankel voel? Wat wil dit zeggen over mijn capaciteiten als hulpverlener? 

Layla Clarke
23 3

Wat wij weten, maar beter geen aandacht geven

Ik weet het. Veel mensen weten het. Eerst waren er de gevoelens die aangaven dat er iets niet klopte. Die werden aanvankelijk veelal weggerationaliseerd of onder het tapijt van zelftwijfel geveegd. Maar naarmate er meer puzzelstukken werden vergaard, ervaring werd opgedaan, zat er niets anders op dan die gevoelens voor waar aan te nemen. Zo was ik zelf, in totaal 15 jaar, tegen mijn schreeuwende gevoelens in, een trouwe klant van het medisch systeem waar ik met mijn welvaartsziekte kwam aandraven. De logica omtrent mijn lijden, die mij consequent en systematisch werd ingeprent, hing met haken en ogen aan elkaar. De onderzoeken en behandelingen leken ontworpen om vicieus te zijn. Ik was verzeild geraakt in een spel waarbij symptomen telkens opnieuw de kop werden ingedrukt, om daarna op een andere plaats en in een andere vorm weer te verschijnen. De mythe ging de ronde dat de onderliggende oorzaak onbekend was. Wie was ik om de specialisten in vraag te stellen? Wie ben ik in godsnaam? Het heeft veel tijd, diepgaand empirisch onderzoek en een kettingbotsing aan trials and errors gekost, maar vandaag noem ik mezelf een ervaringsdeskundige. Ik ben, zoals zoveel zelfstandig denkende mensen, geruisloos uit dat systeem verdwenen. Mijn medisch dossier is een lijvige thriller die abrupt eindigt bij een zoveelste cliffhanger. Het was meer dan duidelijk dat het handelen naar mijn gevoelens en moeizaam verworven inzichten veel meer zou opbrengen dan de verantwoordelijkheid door te schuiven naar zogenaamde specialisten die de diepgaande wanhoop van een chronische aandoening nooit zelf hadden ervaren. De mensen die mij het meest geïnspireerd hebben tijdens mijn lijdensweg zijn dan ook mensen die min of meer gelijkaardige wegen hebben bewandeld. Ik zeg het al jaren: herkenning  is helend, voedend, troostend en zoveel meer. Uiteraard doet het mij iets, wetende dat er op dit moment zoveel mensen wanhopig verstrikt zitten in het medische kluwen. En het worden er alsmaar meer. Ook vandaag zijn er mensen die een diagnose aangepraat krijgen die ze meteen zullen Googelen, wat vaak het begin betekent van een ellelange externe zoektocht die pas in vraag zal worden gesteld als er een gitzwart breekpunt wordt bereikt. Dan pas, misschien, zal het innerlijke kompas weer geraadpleegd worden. Het veelkoppige (educatief, economisch, medisch, politiek, technologisch, … )  systeem waarin we als mens opgroeien en dienen te passen, is ontworpen om ons weg te houden en af te leiden van onze essentie. Van onze scheppingskracht. En die is niet van de minste, al zeker niet op collectieve schaal. Benoemen wie of wat de mens systematisch probeert weg te houden van zijn ware potentie is een netelige zaak. Alleen nog maar suggereren dat deze mogelijkheid bestaat, kan onaangename gevolgen hebben op sociaal vlak. Het mag geen naam hebben. We worden met een onzichtbare, doch wel harde, hand aangemoedigd om vertrouwen te hebben in hogere machten. Want er zijn alleen maar goede intenties. En als iedereen zijn steentje bijdraagt, dan kan het best aangenaam worden. Meer is er niet. Maar mijn ervaringen en gevoelens, die telkens opnieuw gerangschikt en kritisch geanalyseerd worden door ratio, zeggen al heel mijn leven dat er wel meer is. Dat er wel degelijk krachten actief zijn die mensen klein, beperkt en afhankelijk willen houden. Ik heb nog jarenlang gedacht dat onwetendheid aan de basis van het kwaad lag, maar nu ben ik er toch wel behoorlijk zeker van dat het om moedwillig, zelfs ingenieus uitgekiend, werk gaat. Ik ben niet alleen, veel mensen zijn tot deze conclusie gekomen. De laatste jaren heeft er een versnelling in het zogenaamde ontwakingsproces plaatsgevonden. Bij ontmoetingen herkennen we elkaar aan de hand van details zoals woordgebruik en gedragingen. Ook de blik in iemands ogen kan boekdelen spreken. We lijken in de minderheid te zijn, er openlijk voor uitkomen is dan ook niet evident, toch heb ik het vermoeden dat we met veel meer zijn dan we denken. En als we elkaar ontmoeten, zouden we dan één ding kunnen afspreken? Zouden we kunnen inzien dat het geen zin heeft, dat het zelfs vermoeiend is, om de donkere krachten in de wereld telkens te vernoemen en dus te bevestigen in hun bestaan? Telkens opnieuw wanneer gelijkgestemden het verontwaardigde klaaglied der onrechtvaardigheid van de wereld in koor klaroenen, staat dit gelijk aan een bijdrage van verlaagde frequenties in het collectieve energieveld. Ik haal veel meer vreugde en energie uit het negeren van de beperkende krachten in de wereld, dan ertegen te strijden of ze telkens te gaan verwoorden. Het is heerlijk om iemand te ontmoeten, in alle openheid en vrij van opgelegde voorschriften, en bij afloop te constateren dat er geen enkel woord gerept werd over de heersende onderwerpen die horen bij de collectief opgedrongen angstpsychose. Soms voelt dat zelfs als een overwinning. Mijn verzet huist in persoonlijke keuzes die mijn frequentie en welzijn verhogen, en die vaak haaks staan op voorgeschreven conventionele denkbeelden. Het helpt daarbij om dichtbij de natuur te zijn en geen waarde te hechten aan het op angst gebaseerde narratief dat via verschillende kanalen de wereld wordt ingestuurd. Zelfs als ik mij niet energetisch laat bestralen door de lage frequenties die media en nieuwsbronnen uitzenden, weet ik wat er gaande is in de wereld. Door mijn eigen ogen zie ik klaarder dan door de bril die mij stellig aangeraden wordt. Ik roep jou, gelijkstemde lezer, op om alle externe verhalen die mogelijks angst of onrust opwekken, te negeren en om zonder schroom liefdevol jouw eigen authentiek verhaal neer te zetten. Gevoel is daarbij jouw leidraad. Wees inventief en durf af te wijken van de geplaveide paden. Onthoud dat de beperkende donkere krachten van deze wereld zich voeden met angst en aandacht. Laten we met zoveel mogelijk mensen het ongewenste negeren en focussen op wat goed voelt en waar ons verlangen naar uitgaat. Wat niet hetzelfde betekent als het ontkennen of verbloemen van de moeilijkheden die ons voorgeschoteld worden. Het draait om focus en het maken van bewuste keuzes, al dan niet met niet voor de hand liggende of onzekere gevolgen. Het is belangrijk om je ervan bewust te zijn waar je energie naartoe stroomt, wat aandacht krijgt. En wat dient losgelaten te worden.https://www.karoliendeman.com/blog/2022/10/2/wat-wij-weten-maar-beter-geen-aandacht-geven

KarolienDeman
5 0

Matrixfood

Het is een term die me onlangs door een vriendin geïntroduceerd werd en die voor mij spijkers met koppen sloeg. Het omvat al het voedsel dat ons cultureel en commercieel (vaak een listige combinatie van beide) als ‘normaal’ werd ingeprent, maar dat ons in feite helemaal niet voedt, maar slechts vult en langzaam vergiftigt. Het gaat over het gros van de voeding die in supermarkten en in restaurants te vinden is. Met suiker, zuivel en graan als primaire grondstoffen, machinaal bewerkt en aangevuld met een reeks bewaarmiddelen en additieven die men codeerde naar E-nummers. Maar we hoeven ons zogezegd geen zorgen te maken en vooral niet voor onszelf te denken, want Vadertje Staat ‘beschermt’ ons met wettelijke richtlijnen waardoor onze dagelijkse dosis gif binnen de toegelaten hoeveelheid blijft. Mijn persoonlijke queeste naar gezonde voeding schreef ik deels al neer in mijn boek ‘Auto-Immuun: van ziekte naar inzicht’ maar is zich daarna nog verder blijven ontvouwen. Het hele Covid-gebeuren heeft voor een versnelling in het verwerven van inzichten gezorgd. Ik vergaarde op korte tijd cruciale puzzelstukken die perfect pasten op eerdere levensveranderende conclusies. Opeens zag ik het grotere plaatje: we hebben niet alleen te maken met onwetendheid, maar eveneens met kwaadaardige intenties. Namelijk de intentie om mensen ziek, onzeker en afhankelijk te houden. Mijn (buik)gevoel heeft me nooit in de steek gelaten, ik voel al heel mijn leven wanneer iets niet gezond voor mij is. Of het nu gaat over voeding, een omgeving of relaties: mijn lijf wist het, terwijl mijn brein vaak achterop hinkte en de gevoelens verkeerdelijk interpreteerde of wegredeneerde. En zo ontstaat ziekte. In de tijd dat ik zwaar gebukt ging onder kwalen, wist ik dat dat de sleutel tot verlossing in mijn gevoelswereld te vinden was. Maar de connectie met mezelf was zodanig verstoord dat ik geen idee had wat ik dan concreet moest doen of voelen. Ondertussen heb ik die connectie weten te herstellen en is er veel duidelijk geworden. Een groot deel van mijn helingsproces bestond uit het herprogrammeren van mezelf. Ik wou mezelf ontdoen van overtuigingen die mij systematisch en reeds als kind ingeprent werden die eigenlijk niet goed voelden, maar waarvan ik wel dacht dat ze goed voelden. Omdat dit mij zo was aangeleerd. Een simpel voorbeeld hiervan dat mij nu zo ogenblikkelijk te binnen schiet is het eten van koffiekoeken als ontbijt, vaak met fruitsap. Ik besef dat ik geprogrammeerd ben om dit als een ‘normaal’ ontbijt te beschouwen en daarom komt het water mij reeds in de mond bij de gedachte aan zo’n maaltijd. Maar mijn gevoel, mijn lichaam, heeft altijd aangegeven hier eigenlijk niet zo’n deugd van te hebben, integendeel zelfs. Ik werd er loom van. Soms ook prikkelbaar en onrustig. Hoe vaak heb ik die fysieke respons niet afgedaan als flauw gejengel of als een persoonlijk tekortschieten? Hoe vaak heb ik niet gedacht dat er iets mis was met mij in plaats van met de voeding die me werd voorgeschoteld? Ik heb, reeds op verschillende wijzen, mijn excuses aangeboden aan mijn lichaam omdat ik het niet begreep en mezelf zo vaak tekort heb gedaan door mijn lichaam en gevoel in twijfel te trekken. In plaats daarvan zal ik nu eerder alles dat als normaal wordt beschouwd in vraag stellen. Nu zie ik hoe dat normale vaak in schril contrast staat met mijn authenticiteit. Bij tal van sociale gelegenheden stond ik mij te expliceren en excuseren omdat ik liever niet at wat de conventionele pot schafte. Een tijd lang heb ik gedacht dat ik diegene was met een ‘zwak gestel’ omdat ik niet probleemloos kon eten wat de massa at. Maar nu weet ik dat mijn gestel alles behalve zwak is, maar ontzettend krachtig, vurig en fonkelend. En ik kan dat alleen maar eer aandoen met hoogwaardige zuivere en natuurlijke voeding. Dus ja, nu durf ik te zeggen dat ik mij letterlijk te goed voel om mij te verlagen tot matrixfood, hoe aanlokkelijk dat soms ook mag lijken. Ik ben net als zovelen geprogrammeerd om mij op een warme zomerdag te laten verleiden door een kleurrijk ijsjeskraam of door frisse zoete drankjes, maar het genot is zo verschrikkelijk kortstondig in vergelijking met het herstelproces. Ik haal er ook niet meer de voldoening uit die ik vroeger ervoer, toen het nog niet ten volle was doorgedrongen hoe ongezond die dingen zijn. De grootste hap in mijn budget gaat naar voeding, want in de wereld waarin we leven is gezond voedsel opvallend duurder dan toxisch vulsel. Hoe minder ingrediënten een product bevat, hoe duurder het is. Dat veel van de ingrediënten in matrixfood gewoonweg onleesbaar zijn, omdat ze gecodeerd werden of moeilijke chemisch klinkende namen dragen, lijkt stilzwijgend geaccepteerd te zijn. In een soort kinderlijk vertrouwen openen we massaal onze monden zonder de moeite te doen om voor onszelf te denken of te voelen. Want moest het echt zo slecht voor ons zijn, dan zou het toch niet verkocht worden? Dan zouden ‘ze’ het toch niet aan kinderen geven? Dan zouden ‘ze’ het toch niet aanraden en promoten? In het informatietijdperk van vandaag ligt alle kennis nochtans aan onze voeten, maar we zijn ondertussen al te verslaafd, te mak en te verwend om ons te willen verdiepen in het kwaad dat ons zo vrolijk en hapklaar wordt voorgeschoteld. En diegenen die dat wel doen worden versleten als complotdenkers of geitenwollen hippies. Het is zo ver gekomen dat alleen de reinste ellende voor een ommekeer kan zorgen. Alleen wanneer het lichaam er volledig de brui aan geeft en alle conventionele methodes en oplapmiddelen opgebruikt zijn, rest nog de mogelijkheid om het eigen gevoel te raadplegen en je authentieke zelf terug op te graven vanonder het puin van deze samenleving. Het is een doornige weg die velen zullen afleggen naarmate het bewustzijn steeds toeneemt. En diegenen die zo’n moeilijk pad reeds hebben doorploegd, verlichten met veel liefde de weg voor iedereen die nog volgt.https://www.karoliendeman.com/blog/2022/7/13/matrixfood

KarolienDeman
9 0

Armoede

Als mijn maatje en ik in de Ardennen waren, deden we bij voorkeur alles samen. En dan ook het liefst in gezelschap van kleine Stef. Dus als we niet veel boodschappen nodig hadden, liepen we naar de supermarkt waar mijn maatje dan even buiten wachtte. Want Stef zou het wel graag willen maar hij mag toch echt niet binnen in de Carrefour. Ik weet nog dat het een keer heel warm was. Ik hoefde alleen maar bij de slager te zijn, mijn maatje ging even lekker in het zonnetje zitten. Er was geen bankje voorhanden maar ach, hij kon best even op de grond zitten. Stef ernaast, geen probleem. Waar hij niet op had gerekend, was op een hele vriendelijke mevrouw die blijkbaar een beetje medelijden met hem had en hem een flesje water gaf. En mijn maatje kende echt niet genoeg Franse woorden om de dame uit te leggen dat hij niet dakloos was maar dat hij even op zijn vrouw zat te wachten. Dat zijn afgeknipte spijkerbroek gewoon zijn camping-outfit was. Wat heb ik gelachen toen hij het me vertelde. Zelf vond hij het wel een beetje gênant. Vooral omdat het zo’n lief gebaar was. Dakloos. Dat is iets voor grote steden. Waar het Leger des Heils een opvangcentrum heeft. En waar mensen niet op elkaar letten. Niet voor kleine dorpjes in Brabant. Althans, dat heb ik in mijn naïviteit toch altijd gedacht. Tot mijn moeder vertelde dat er wel eens iemand sliep bij de postbussen van haar appartementengebouw. De man in kwestie kon niet binnen, dat kan alleen met een sleutel, maar ze vond het toch geen fijn idee. En tot ik in het centrum van het dorp waar ik woon, iemand zal liggen op een betonnen bankje. Het was warm en overdag, maar ik kon toch zien dat hij niet gewoon lag te zonnen. Want dan heb je geen bigshopper bij je die uitpuilt van kleding en spullen. Het was toch wel een wake-up momentje. Want er zijn dus blijkbaar meer mensen met woonproblemen dan ik dacht. En ook dichterbij dan ik dacht. En zeker nu, met de hoge energieprijzen en de hoge inflatie, hoor ik in mijn omgeving steeds meer mensen die zich zorgen maken. Want je wilt toch je kinderen te eten kunnen geven. En dat is nog maar het minste. Je wilt ook dat je bejaarde vader en moeder in een goed verwarmd huis kunnen wonen. En daarvoor ook de rekening kunnen betalen. Ik heb geen oplossing, zo arrogant ben ik niet, maar ik zou toch denken dat er in het bestuur van dit land knappe koppen zitten die goede maatregelen kunnen bedenken. En dan het liefst ook nog vóór de winter. En niet als veel mensen al maanden kou hebben geleden. Want in een welvarend land als Nederland zou toch niemand in de kou mogen staan.  Ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat er mensen enorm rijk aan het worden zijn door deze crisis. Een soort Sywert van Lienden’s maar dan van het gas. De tijd zal het leren. Mijn maatje schaamde zich omdat hij dacht dat hij werd aangezien voor iemand zonder huis. Hoe moet iemand die écht geen huis heeft zich dan wel niet voelen.    

Machteld
0 0

Groepen en krachtdieren

Ik ontmoette een vrouw met mijn grootste angst in haar naam. Ze sprak over zweethutten en ayahuasca en krachtdieren. Ze vroeg: durf je jezelf te tonen? Zou men dat pikken? Veel mensen denken dat ze het ene kunnen zeggen, en het andere doen, en dat dat dan verborgen blijft. De jeuk rond mijn nieuwe oog wordt steeds ondraaglijker.Op het internet zoek ik naar een opleiding tot sjamaan. Wanneer ik ergens lees dat een van de opdrachten om na twee jaar te kunnen slagen is: 'drie dagen en drie nachten in een bos doorbrengen zonder voedsel', klik ik snel de pagina weg. Ditmaal wordt de leeskring geleid door een leeuw op sandalen. Hij zit hoog op een tafel, iets buiten de kring, onder een felle plafondlamp. Zijn woeste gele haren omringen een gezicht dat altijd lacht en zegt: ik hou van mensen. Het geeft me de toestemming om lelijk te zijn en toch niet te worden afgewezen.Door de open deur hoor ik zachte regen op de hete straat vallen. Buiten is het donker, binnen veel te licht. De groep is een beetje wild vanavond. Er zijn drie nieuwe leden, drie vrouwen (drie heksen). De leeuw vraagt hoe het komt dat er bijna geen mannen zijn. In de groep rond de tafel zit de andere, stiller dan wanneer hìj leidt. Beide mannen hebben lange haren.Een van de nieuwe vrouwen zegt: ik ben nooit vrolijk. Alsof ze meedeelde dat ze morgen naar de winkel moet. Een andere begint te zeuren over de walgelijke borsjtsj die de Oekraïense mensen die ze opving haar voorzetten.Pas nog had ik het er met iemand over dat vrouwen er moeilijk in slagen een groep te betreden zonder hun hart al bij de deur uit te storten. Wat de reden van bijeenkomst ook is. Praten is een gelijkmaker. Een zuiverend ritueel.De leeuw lacht: ik hou van boeken met een hoek af. Later op de avond zal hij bekennen dat hij tijdens het lezen ezelsoren vouwt. We trekken een gezamenlijk gezicht van afschuw. Ook zonder opleiding of beangstigende opdrachten treed ik elke dag wel een paar keer buiten de tijd. Dat gebeurt op de trap (zowel die naar boven als die naar beneden), in de tunnel onder de spoorweg dicht bij mijn huis, en in de 'dangling pose'. Wanneer mijn dode bovenlichaam slap langs mijn opgespannen benen hangt, loopt alle tijd via mijn kruin naar buiten. Als zachte regen op warm asfalt. Een half jaar geleden kocht ik in een wanhoopsbui een petroleumblauw fluwelen Nijntje, dat er hopelijk in zou slagen mijn slapeloosheid 's nachts op te zuigen. Helaas, Nijn stelt teleur. Hij staat daar maar, naast mijn hoofdkussen.Toen de vrouw die ik onlangs leerde kennen me vroeg welk dier mijn krachtdier zou kunnen zijn, had ik geen idee. Maar nu begint het me te dagen: mijn krachtdier is een stoffen konijn.

Katrin Van de Velde
31 0

Oorlogseend

Ik spring in het zwembad. ‘Niet springen,’ schreeuwt mam. Het water ramt de rand, terwijl mam blijft blaffen. Ik neem meneer Kwak en zwem door het opgeblazen kasteel. Ik kom aan bij de troonzaal. Ik zet meneer Kwak op zijn troon. De koning bibbert. Mijn zusje klimt voorzichtig op het laddertje en voelt met haar teen in het water. Een aanval uit het noorden! Ik sluip naast de ommuring tot heel dicht bij de poort. Ik leun achterover op mijn handen, zodat ik precies een tafel ben. Met mijn gezicht juist boven het water, neem ik haar in het vizier. Mijn voeten gaan van de grond en ik trappel in het water. Een water aanval doet het altijd. Blus het vuur van de duivelin! Mijn zusje schreeuwt. Koud? Je komt van het noorden! ‘Stop met pesten,’ roept mam. Het water drupt van mijn zusjes gezicht. Het zijn tranen. Huh, waarom lacht ze, nu? Ze wijst met haar vinger: ‘Badeend.’ Nee! Meneer Kwak verdwijnt achter een golf. Hij verdrinkt als ik hem niet red. Met mijn raketmotor spurt ik naar koning Kwak. Mam schreeuwt: ‘Stop met wild te zijn!’ Ik spring op de paardenstal van de ridders, en grijp naar meneer Kwak. Hij gaat kopje onder. Nee, niet de koning! Ik zal wraak nemen op de vurige tante. Ik grijp mijn opgeblazen zwaard. Ik sta recht en loop met zware benen naar de vijand. Ze gooit met de ridderkamer. ‘Stop met de burcht te verwoesten, godzilla!’ ‘Ik ben geen zilla,’ schreeuwt ze naar me. ‘Ten aanval!’ Ik spring op haar. Belletjes stijgen achter haar op. Ze gaat haar scheet-turbo-motor gebruiken! Zo snel als ik kan, spring ik op mijn paard. Ik duw me zo snel mogelijk vooruit: ‘Aanvallen!’ O nee, ze heeft geteleporteerd. Ik kan niet stoppen, de golven dragen me naar de omwalling. De muren beven en plots ontstaat er een scheur. Een aardbeving? Nee, een waterbeving! Het kasteel stort in. Oh nee, de golven vallen het nabije keizerrijk aan. De keizerin valt van haar ligstoel. Ze verklaart de oorlog. Het einde van koninkrijk Kwak.

Kim Stessens
23 1

Voor Nick (brief aan een vriend)

"Onze feestjes waren korte, hoogenergetische uitbarstingen in een leeg universum." Dag Nick, Na dertien jaar vriendschap schrijf ik je voor de eerste keer een brief. De grote dingen des levens bespreken we liever via sms of WhatsApp, in kleermakerszit in een park of wandelend door de stad. Ik ga echter door een fase, waarin om elke hoek demonen sluipen, en die beesten ga ik liever al schrijvend te lijf. Dat is nu eenmaal mijn natuur. Niet dat ik jou als een duivel beschouw. In mijn leven ben je veeleer een engelbewaarder – al vertelt de wijsneus in mij daar graag bij dat ook Satan een gevallen engel is. Hoe dan ook, met duivels zijn we allebei vertrouwd. Dat was zo tijdens onze apenjaren in Leuven en dat blijft zo tot vandaag.  Vandaag wil ik graag terugblikken op die tijd. Je weet dat ik een hekel heb aan nostalgie. Als ik achteruitkijk, dan gebeurt dat meestal om twee redenen: wrok om wat gebeurd is, trots om wat ik overwonnen heb. Vandaag kijk ik terug uit dankbaarheid. "We waren twee bastaarden uit een provinciaal koekoeksnest. In afwachting van het Grote Avontuur, verdreven we onze studententijd met giechelen, ginnegappen, badineren, roken en drinken." Onze vriendschap begon in de bier- en sigarettennevels van de Oude Markt. We zaten samen op een terras met wat gemeenschappelijke vrienden en vonden elkaar in een ongepaste grap, een scherpe mening, een politieke stellingname waarvoor we ons nu zouden schamen, of een schimpschot richting de kleine, Vlaamse burger waar we zo’n hekel aan hadden. Je weet wel: de kleine burgerman die een buxuswoud met tuinkabouters in de voortuin van z’n fermette heeft staan en een gemiddelde van 1,8 joelende kinderen meezeult op de achterbank van z’n Citroën C3. Zelf waren we twee bastaarden uit een provinciaal koekoeksnest. In afwachting van het Grote Avontuur, verdreven we onze studententijd met giechelen, ginnegappen, badineren, roken en drinken. Beeldspraak is de enige manier om de magie tussen ons te evoceren. Veel anekdotes ontglippen mij immers. Trauma en drank doen nu eenmaal vreemde dingen met het geheugen. Daarom zijn mijn droefgeestige buien ook zo tragisch. Ik dool voortdurend in mijn verleden, maar zie enkel mistbanken en een paar vage contouren. Ergens in die mist stroomden twee waterlopen samen in één machtige rivier. In het midden van die rivier stond als een eiland jouw groene salontafeltje. Daar deelden we dezelfde sigaretten, dezelfde vervallen Cara Pils, dezelfde opgestoken middelvinger en dezelfde lach. In jouw vaarwater dreef een bont allegaartje van wereldverbeteraars, radicalen, stoners, dromers, halve garen en hele neuroten. Stuk voor stuk fijne mensen, zij het een beetje raar.  "Terwijl jij in je bed sliep, vielen jouw gasten al rokend neer op de vloer en branden nieuwe gaten in het linoleum." Als jij de Rijn was, dan was ik een bergrivier. Mijn stroom was te wild om langdurige vriendschappen mee te slepen. Veel sociale banden lagen in diggelen in Antwerpen, de vorige stad waar ik had gestudeerd, maar wie ver genoeg stroomopwaarts klom, stootte op grotten en houten kisten met dubbele bodems. Uit die plekken kon ik eindeloos verhalen putten. Zo ontstond vanzelf de rolverdeling in het theater van ons bestaan: jij was de netwerker, ik de entertainer. Je noemde mij een aandachtshoer, maar in jouw mond klonk dat niet als een belediging.  Ik wist dat je gelijk had en dat je het nooit tegen mij zou gebruiken. De hoofdakte moet trouwens alle blikken naar zich toe zuigen. Bovendien was ik niet de enige clown, relschopper, dramaqueen of punkin’ instigator in jouw gezelschap. Je zocht de turbulentie op, maar bleef zelf altijd rechtstaan in het gekolk. Je had het talent om mensen te kalmeren die in andere omstandigheden tekeer gingen als een windvaan tijdens een noordzeestorm.  Daarvoor was engelengeduld nodig. Veel nocturnale feesten begonnen en eindigden immers in jouw kot, waar we ons indronken rond het groene tafeltje. Daarna slalomden we door de Naamsestraat naar het centrum van Leuven, zigzagden op de Oude Markt van café naar bar naar kebabzaak, belandden op een holebifuif in de Lido, bonsden als stuiterballen op trashy dancemuziek, rookten cigarillo’s, dronken cocktails – en als de zon opkwam trokken we zingend terug naar jouw stek aan de Tervuursevest, waar jij in slaap viel in jouw bed en je gasten rokend neervielen op de vloer en nieuwe brandgaten maakten in het linoleum.  "Onze feestjes waren korte, hoogenergetische uitbarstingen in een leeg universum." Wat ik echter meer koesterde dan alle feestjes van de wereld, waren de avonden waarin we enkel elkaars gezelschap hadden. Geen wilde drankspelletjes, geen meezingers, geen andere vrienden die constant aandacht vroegen, maar enkel jij, ik en jouw laptop. Toen keken we naar YouTube-kanalen van progressieve Amerikaanse commentatoren en lachten met de idiote uitspraken van rechtse mafketels uit de marge van de Republikeinse Partij. We genoten ervan om ongeloofwaardige scenario’s te verzinnen waarin één van die gekken presidentskandidaat zou worden. Uiteraard klopten we ons op de borst om ons politieke inzicht, want randfiguren als Sarah Palin of Michele Bachmann, laat staan een rijke mafkees als Donald Trump, zouden uiteraard nooit president worden.   Maar in de stilte tussen twee YouTube-clips, wanneer jij noch ik wist wat te zeggen om de andere te imponeren, zagen we elkaar pas echt. De signalen waren zo subtiel dat we ze bijna misten. Dat onze voelsprieten ze toch opvingen, was een goed teken, al wisten we dat nog niet. Ik herinner mij dat je ooit opmerkte dat ik zo stil was. Dat vond je vreemd – en ik vond het vreemd dat jij daarvan opkeek. Stilte was immers mijn natuurlijke toestand. Meer zelfs, ik was het zo gewend om alleen te zijn dat ik de eenzaamheid opzocht als een veilige burcht. Onze wilde feestjes waren slechts korte, hoogenergetische uitbarstingen in een leeg universum.   Ook bij mij duurde het lang eer ik voorbij jouw glimlach keek. In mijn vroegste herinneringen was je een vrolijke student en krulden jouw mondhoeken altijd naar omhoog. Pas toen we alleen waren en ik tijd had gevonden om je te observeren, zag ik hoe slap het vel onder jouw ogen hing en hoe strakgespannen je kaken stonden. Als je een trein wou halen, liep je met zo’n haast dat het leek alsof ergens een noodgeval was. Te midden van de chaos van jouw vrienden was je een baken van rust, maar dat was misschien alleen maar omdat onze strapatsen je afleidden van jouw eigen troebelen.  "De meeste vrienden volgden een oeroude, Vlaamse traditie: Ze kregen een lief, een diploma, een job, een huwelijk, een eigen huis, een Citroën C3, een gemiddelde van 1,8 kinderen, een bierbuik en een koersvelo om iets aan die bierbuik te doen." Al vrij vroeg in onze vriendschap vonden we de zwakke plekken in elkaars harnas, maar de naaktheid voelde zo onwennig dat we al snel terug in de draaikolk doken, waar ook onze andere vrienden zwommen, ploeterden of verdronken. Zolang we doordraaiden zag niemand het dode oog in het midden. Waarschijnlijk dachten we ook echt dat het zo kon doorgaan: feesten, lachen, wegdrijven en oplossen in de oceaan van het leven. Die langzame zelfvernietiging was bijna poëtisch.  Maar de vrienden dreven onvermijdelijk uit elkaar. Sommigen trokken halsoverkop naar China, Mexico of Palestina. Anderen plooiden zich terug op radicaal links activisme. Enkelen zonken zo diep weg in hun depressie, dat ze simpelweg uit het zicht verdwenen. Veruit de meesten volgden echter een oeroude, Vlaamse traditie. Ze kregen een lief, een diploma, een job, een huwelijk, een eigen huis, een Citroën C3, een gemiddelde van 1,8 kinderen, een bierbuik en een koersvelo om iets aan die bierbuik te doen. Wij daarentegen bleven draaien rond hetzelfde groene tafeltje. Ik had een diploma en een kanjer van een drankprobleem, maar geen job. Jij worstelde met die eeuwigdurende thesis. Niemand twijfelde dat je het verstand had, maar er zat iets in de weg waardoor je dat laatste obstakel naar een leven buiten Leuven kon overwinnen. Dus kolkten wij door met een gezelschap dat steeds kleiner werd. "De kiemen van doodsbloempjes doken links en rechts op en ik wou ze tot op de wortel uitroeien, vastberaden om te bewijzen dat Jotie ’t Hooft nog steeds een pathetische zeikerd is." Jotie ’t Hooft schreef ooit dat in hem ‘onstuitbaar een doodsbloem [was] ontloken’. Om die reden heb ik hem altijd een pathetische zeikerd gevonden. Nooit heb ik geloofd in het bestaan van doodsbloemen, zeker niet als ze zogenaamd ‘onstuitbaar’ zouden zijn, tot de storm opstak die de stroom van onze vriendschap zou verleggen. De storm had een naam (Elias*) en een gezicht, dat elk jaar rond deze tijd opduikt in mijn geheugen, maar altijd vager wordt. Ik heb weinig herinneringen aan Elias. Dat klinkt misschien vreemd. Tenslotte was ik degene die op hem had ingepraat om het vooral niet te doen, die de ambulance moest bellen toen hij het wel had gedaan, die in de week tussen zijn dood en zijn begrafenis het hele land afreisde om met vrienden te praten en die maandenlang rondliep met het beeld van zijn zelfdoding op mijn netvlies gegrift. Weinig mensen hebben zo’n enorme en directe impact gehad als hij. Toch ben ik zo goed als alles over hem vergeten. Soms lijk ik hem enkel te kennen door de bril van zijn nabestaanden. Over zijn moeilijke familiebanden wist ik voor zijn dood zo goed als niets, net zo min als over zijn eerdere zelfmoordpoging.  Misschien doet hij mij teveel denken aan mijn leven van toen. Als ik aan Elias denk, dan loop ik door een spiegelpaleis. Ik zie enkel een uitvergrote en vervormde versie van mezelf: Een energieke jongeman die veel liefde gaf, maar nooit zag dat hij die ook van anderen kreeg. Ook iemand die ‘wel eens graag een pintje dronk’ – zoals de mensen dat zo mooi zeggen, zonder echt te begrijpen wat dat betekent. Is dat de reden waarom hij zijn laatste momenten deelde met mij? Zag hij in mij een zielsverwant? Ik weet het niet. Ik zal het nooit weten. Ik weet niet of ik het wil weten. Ik weet één ding. De dag voor zijn begrafenis zaten we met vier vrienden rond het groene tafeltje in jouw kot. De draaikolk was stilgevallen. Stilstaand water stinkt, maar toch wou niemand de stank verdrijven. Het leven sloeg ons volop in het gelaat en we deden geen moeite om ons te verweren. This is life. Suck it up. Zoiets. Het enige dat telde was dat jij er was: op de feestjes, op de begrafenis en drie maanden na Elias’ dood toen ik zelf terechtkwam in een psychiatrisch ziekenhuis. Dat was mijn keuze. De kiemen van doodsbloempjes doken links en rechts op en ik wou ze tot op de wortel uitroeien, vastberaden om te bewijzen dat Jotie ’t Hooft nog steeds een pathetische zeikerd is. ‘Die young is far too boring these days’ klonk het ooit in een liedje van Helmet en daar was ik het volledig mee eens.  "Echte vriendschap: Genoeg afstand bewaren om elkaars naaktheid beter te verdragen." Een jaar later stond ik opnieuw buiten de muren van de instelling. Ik had geen job, geen drank en geen spaargeld. Ik had de wens vervuld die ik lang deelde met Paul van Ostaijen (‘Ik wil bloot zijn en beginnen’, Vers 6 uit de bundel De feesten van angst en pijn). Toch stond ik niet met lege handen. Achter mij stonden altijd mijn ouders en mijn vrienden. Boven alles had ik twee dingen gewonnen:  liefde en vrijheid. Na de psychiatrie volgde de zoektocht naar een degelijke job. Ik kijk met gemengde gevoelens terug op die tijd. Niets ging uitstekend, maar alles was goed genoeg. Mijn leven ging vooruit – ook als dat slechts betekende dat ik eindelijk met de trein kon reizen zonder angstig te zijn. Het groene tafeltje was uit mijn zicht verdwenen. Ik zag het nog enkele keren in jouw appartement in Brussel nadat die verduivelde thesis van jou eindelijk was afgerond. Vandaag staan we verder van elkaar dan tien jaar geleden, maar dat laat me koud. We stromen niet langer samen, maar nog steeds parallel. Misschien is dat echte vriendschap: Genoeg afstand bewaren om elkaars naaktheid beter te verdragen.  Ik ga afronden. Ik heb genoeg geluld. Ik wou deze brief afsluiten met een zin die alles samenvat in simpele bewoordingen, maar dat is te veel eer voor mezelf. Bedankt voor alles. Het woord is aan jou. Vriendelijke groeten, Pieter 2 september 2022  * Uit respect gebruik ik een schuilnaam. Deze tekst verscheen eerder op mijn blog Observaties uit het ondermaanse.

Pieter Van der Schoot
97 1

Ernstig in gebreke

Soms loopt een planning niet hoe je het jezelf had voorgesteld. Sterker nog, dat is eigenlijk een belangrijke eigenschap van de meeste planningen. Ze lopen nooit volgens plan. Daarom was ik niet in de gelegenheid om mijn bestelling van 100 varkensoren op te halen bij het DHL punt. Ach en wee. Want de dag ervoor had ik Stef het laatste exemplaar gegeven. Dus nu had hij niks. Nou ja, dacht ik, dan krijgt hij wel een extra snoepje. Die ene keer, dat zal zo erg wel niet zijn. Nou, dat was een misrekening. Om acht uur precies meldde Stef zich bij mijn stoel. Zijn horloge gaf het aan, het was tijd voor zijn oor. Hij ging vast bij de garagedeur staan. Maar ja, wat je niet hebt, kun je niet geven, dus ik bleef maar zitten. Dat was niet helemaal de bedoeling. Hij kwam maar eens kijken waar ik bleef. De kleine snoepjes die ik hem gaf werden genadig aanvaard maar dat oor, dat was toch wel het doel.  Ik vertelde mijn bezoek natuurlijk over het drama en met zijn drieën kwamen we tot de conclusie dat het toch een bepaalde vorm van verwaarlozing was. Die arme Stef. Het was alsof hij in de gaten had dat hij werd uitgelachen, hij stond ons echt verwijtend aan te kijken. En dat bleef hij doen. Normaal kruipt hij na de begroeting en het opeten van de meegebrachte snoepjes tevreden op de bank maar nu niet. Hij bleef alert en in de buurt. Pas toen ze naar huis gingen, en hij bedacht dat hij nu echt geen oor meer zou krijgen, ging hij verongelijkt liggen. Nee, het vrouwtje kreeg geen knuffel, hij was toch zeker niet gek. Ondanks dat ik heel zeker weet dat Stef helemaal niks tekortkomt, dat hij zelfs een van de meest verwende hondjes van het oostelijk halfrond is, voelde ik me toch een beetje schuldig. En ik legde een briefje neer, ik moest niet vergeten de oren op te halen. Toen ik de dag erna de enorme doos mee naar binnen bracht, stond die kleine stinkerd natuurlijk enthousiast te springen. Ik breng na het boodschappen doen altijd wat voor hem mee, maar nu had hij wel erg veel om te snoepen. En natuurlijk kreeg hij een oor, hij liep er immers één achter. Tevreden viel hij eropaan. Tot hij in de gaten kreeg dat ik bezig was met het uitpakken van de boodschappentassen. Het oor bleef eenzaam liggen en Stef kwam eens kijken of ik toch wel aan dat andere wekelijkse snoepje had gedacht. Wat een verwend ventje. Mijn moeder zei vroeger altijd, als ik liep te klagen dat ik honger had, “de kindjes in Afrika hebben honger....” Ik voel toch een variant op het thema opkomen.        

Machteld
9 0

Hoe gaat het met je?

Een vriendin stuurt me een berichtje met de vraag “Hoe gaat het met je?”. Het lijkt zo iets banaals, maar omdat ik weet dat ze de vraag oprecht stelt, vind ik het plots heel moeilijk om daar ook oprecht op te antwoorden. Want hoe gaat het eigenlijk met mij? In een eerste reactie wou ik beginnen vertellen over hoe het met mijn dochtertje gaat; want ja, dat is wat ik bijna automatisch doe. Enerzijds omdat ik zo verbonden ben met mijn dochtertje, omdat ze het belangrijkste in mijn leven is, anderzijds omdat veel mensen ook alle aandacht op mijn dochtertje richten en ik soms niet meer lijk te bestaan. Dit doet me trouwen denken aan een recent bezoekje van mij aan de lokale pralinewinkel. Zonder het te beseffen, ben ik gaan winkelen met vuil op mijn gezicht (ik vermoed een restje groentepap van mijn dochtertje die het wel eens fijn vindt om haar eten uit te spuwen). Ik meen echter dat noch de verkoopster, noch het bejaard koppel dat ook in de winkel was, dit hebben gezien. Alle ogen op mijn dochtertje gericht – en maar goed ook, zeker in dit geval. Maar, laat ik terugkomen op de vraag “Hoe gaat het met je?”, een vraag die zo vaak gesteld wordt; naar mijn idee wel vaker uit beleefdheid dan uit oprechte interesse. Wanneer de vraag uit beleefdheid wordt gesteld, kan ik ze makkelijk beantwoorden. Het is dan een beetje zoals antwoorden op de vraag “Alles goed?” die misschien net nog iets vaker wordt gesteld. Je zegt iets algemeen, iets kort, liefst iets positief en ziezo, afgerond. Naar mijn idee willen (en kunnen) mensen vaak geen eerlijk antwoord horen. Wat stel dat je zou beginnen vertellen dat je het eigenlijk moeilijk hebt, dat je verdrietig bent of net kwaad, dat je ten einde raad bent, dat je het allemaal even beu bent of wat dan ook.  Zou de ander dan nog wel luisteren? En stel van wel, zou de ander dan wel weten hoe te reageren? Een cursus in verbindende communicatie behoort - spijtig genoeg - niet tot onze standaardopleiding. Dit leert me dan ook om enkel nog de vraag te stellen als ik een oprecht antwoord wil en kan horen; als ik echt de tijd en ruimte heb om het verhaal van de betrokkene te ontvangen. En diezelfde tijd en ruimte heb ik nu ook nodig om te kunnen antwoorden. “Hoe gaat het met je?” – een eenvoudige vraag met vaak een complex antwoord.

Mama van A
18 0