Kous op de kop
In mijn annalen sta
je niet te boek als held
in tederheid en seks.
Je paste 't richtsnoer toe:
uitpraten valt te mijden.
Een autorit of dagen lang
stommetje spelen, geen
sjoege geven, me in bed -
zonder zoen, woord of aai -
de rug toekeren en snurken maar.
Ik was de spons van jouw azijn.
Jij was de splinters in mijn handen
en werd de tandplak in mijn mond.
Handen gaan licht etteren,
tanden slaan aan 't wankelen.
Een naaldpunt uit een vlam
peutert nu de spaanders los.
Voordat de plak verhardt,
zoek ik mijn tandarts op.
Ik klap mijn boekwerk dicht,
dompel mijn spons tien emmers in
en knijp hem telkens stevig uit.