Zoeken

DE OUDE DICHTER

Naar aanleiding van het verschijnen van zijn gebundelde dagboeken komt de oude, misschien wel, grootste nog levende dichter van ons land langs voor een voorstelling in onze boekhandel. Om aan zijn wensen te voldoen hebben we een hotel voor hem geboekt. Een van de medewerkers van het hotel is een goeie vriend van me die af en toe een kop koffie komt drinken in onze leeszaal annex koffiebar. Hij weet me te vertellen dat de vrouw van de oude dichter is meegekomen en om een aparte kamer heeft verzocht. Het is vrijdagavond en naast de harde kern zit er een heel divers publiek in de koffiebar. Onder de bewonderaars - variërend van soms vreemd uitgedoste jonge snuiters tot oude grijsaards met mutsen of hoeden waar haarplukken weerspannig onder uitsteken - herken ik enkele bibliothecarissen en een aantal al dan niet getalenteerde dichters en schrijvers waarvan tenminste een van hen zichzelf binnen enkele jaren, als in een droom, daar op die begeerde stoel ziet zitten, hoewel het gewoon dezelfde stoel is als alle andere stoelen hier.Iemand fluistert me toe dat de oude dichter het evenement op een haar na heeft afgezegd, wegens het overlijden van z'n broer. Maar ze hadden naar verluidt al jarenlang weinig of geen contact meer met elkaar. De oude dichter schrijdt binnen, vriendelijk maar gereserveerd - zijn vrouw is er niet bij. Hij kijkt eens rond, vraagt waar de poëzie staat en inspecteert de kast. Het is een kast waar we trots op zijn, er staan honderden gedichtenbundels in; ongeveer alles wat de moeite waard en te verkrijgen is, van aanstormende, gevestigde en verscheidden poëten, door de eeuwen heen.Van de oude dichter is dat niet enkel zijn meest recente werk maar ook wat nog steeds bij de uitgever in herdruk is, waardoor hij een behoorlijk stuk van deze kast inneemt.Tenslotte vraagt hij een glas wijn, gaat aan het tafeltje zitten dat daar speciaal voor hem werd neergezet en stalt zijn boeken en paperassen voor zich uit. We bevinden ons al voorbij het aanvangsuur en langzaam valt het publiek stil, weliswaar zonder de minste aanwijzing dat er iets op til is, als de oude dichter even kucht en de eerste zin leest. De lezing is officieel begonnen. Ofschoon nog maar net gestart, blijkt het - door de grote stiltes die de oude dichter laat vallen - vaak moeilijk om vast te stellen of de voordracht nog verder gaat of alweer afgelopen is. Soms doet het geritsel tussen de paperassen en het bladeren in een boek vermoeden dat er nog iets achter komt. Het is dan ook één van de kenmerken van de oude dichter. Dat hij zijn tijd neemt.Langzaamaan raakt hij op dreef en leest voor uit het boek vol gemoedsbewegingen, waarin hij zo rauw in zijn ziel laat kijken dat een recensent liet weten dat hij de blik tijdens het lezen geregeld af moest wenden. Maar het is een lovende recensie, het zijn allemaal lovende recensies, zeg maar onvervalste liefdesverklaringen voor de oude dichter en zijn meest recente, volumineuze boekdeel waarvan iedereen diep onder de indruk is, zowel vriend als vijand. Ik sta aan de bar toe te kijken, als last man standing, naar de bijna religieuze stilte bij het publiek, naar het onmiskenbare ontzag voor deze hogepriester van de woordkunst die hier op deze plaats en op dit moment een bijna goddelijke uitstraling bezit.In sterk contrast met dit alles wipt, telkens de stem helemaal stilvalt, de kleine hond driftig overeind door het losbarstende applaus waarvoor ze nooit enig begrip heeft kunnen opbrengen. Iedere keer stelt ze zich tot doel dit collectief aangedreven monster met man en macht te bestrijden, een gevecht dat ze aangaat in de vorm van hysterisch geblaf en pas staakt als het weer rustig wordt. Waarna ze opnieuw neerzijgt, genietend van haar overwinning op de recente vlaag van verstandsverbijstering. Merkwaardig genoeg ontlokt deze reactie keer op keer veel lachende gezichten bij de aanwezigen, deels opgelucht omdat de zwaarmoedige sfeer hiermee eventjes wordt doorbroken, maar ook omdat ze er een vorm van appreciatie vanwege mijn viervoeter in menen waar te nemen, want aangezien een teckel niet kan applaudisseren, moet ze haar enthousiasme wel uiten via geblaf. Wanneer het al geruime tijd weer stil is, begint de oude dichter aan een volgend relaas, een bijkomende of andere overpeinzing of beslommering die ooit eens in hem opkwam en die zich al dan niet enkel in zijn hoofd heeft afgespeeld.Af en toe steekt hij, zonder op te kijken of het lezen zelfs maar te onderbreken, een hand omhoog met daarin zijn lege wijnglas. Op zo'n moment kan ik mijn oude professie als cafébaas nog eens demonstreren en loop dan, ietwat overdreven plechtig - ik kan het niet verhelpen - met m'n linkerhand op mijn rug en met in de andere hand de fles, op de oude dichter af. De eerste keer vul ik z'n glas voor een derde bij, maar, luider verder lezend steekt hij z'n hand wat hoger, dus vul ik het glas nogmaals aan en opnieuw tilt hij z'n hand iets hoger, alsof zijn dorst werkelijk niet te stillen valt dus vul ik het glas dan maar tot aan de rand, dit alles tot grote hilariteit van het publiek dat daarna geamuseerd toekijkt hoe hij het glas voorzichtig, zonder te morsen, tot aan de lippen brengt en het lezen net zolang onderbreekt als het duurt om de volledige inhoud in één keer naar binnen te gieten. De oude dichter loodst ons doorheen de gedachtengangen van z'n dertigjarig labyrint en spendeert naar het einde toe ook nog enkele woorden aan zijn gestorven broer, om ons daarna te trakteren op enige neergeschreven bedenkingen hieromtrent en andere zaken en zichzelf met vaste regelmaat op een glas wijn vooraleer er tenslotte de brui aan te geven, tot opluchting van het overgrote deel van de aanwezigen die weliswaar heel erg genoten hebben maar nu ook dorst krijgen en uitkijken naar ietwat luchtiger vertier om hun vrijdagavond alsnog in te zetten, vrolijk nakletsend aan één of andere toog met een frisse pint of iets sterkers. Onze koffiebar loopt leeg, iedereen vertrekt en de oude dichter blijft achter met de obligate bewonderaars wiens boeken gesigneerd moeten worden en die hem bedanken door nog een glas wijn aan te bieden, een aanbod dat hij grootmoedig aanvaardt. Ondertussen raakt de oude dichter steeds meer in zichzelf gekeerd, wat maar goed is ook want aan de woorden die hij spreekt valt geen touw meer vast te knopen. Zijn bewonderaars daarentegen, die de tijdens de voorstelling opgelopen achterstand nu in een snel tempo met wijn en bier proberen weg te werken, hangen als vliegen om hem heen, remmingen vallen weg en ze ratelen erop los. Sommigen vertellen hun hele leven, bewieroken de oude dichter voor wat hij al die jaren voor hen betekende, bedanken hem nogmaals met een handdruk of zelfs al eens een schouderklopje en gedragen zich alsmaar familialer. Michael komt me vragen of de oude dichter binnen mag roken. Er zijn maar een handvol aanwezigen meer en het is tenslotte bijna winter, we kunnen de arme man toch niet naar buiten sturen? Maar ik wijs hem erop dat het rookverbod in publieke ruimtes ook voor oude dichters geldt. Even later merk ik dat de oude dichter iets voorovergebogen staat, een sigaret tussen de lippen, met zijn handen een kommetje vormend rond de aansteker alsof een felle wind ook hierbinnen zomaar toe kan slaan, terwijl Michael hem een vuurtje geeft, met een grote grijns opzij kijkend naar mij, benieuwd wat ik daaraan ga doen. Ik moet hem echter ontgoochelen, want ik doe niets, ik laat het allemaal voor wat het is en gun hem zijn pleziertje.Terwijl ook de laatste aanwezigen beneveld raken, getuige de mij onbekende, oude Vlaamse liederen die ze zingen waarbij hun interesse in de oude dichter begint af te nemen zodat deze mompelend verdwaalt tussen de boekenkasten, maak ik aanstalten om af te ronden. Mopperend verlaten ze het pand, met een brabbelende Michael als hekkensluiter, die, als ik zeg dat hij zijn glas niet mee kan nemen, nog snel het laatste restje van zijn inmiddels verschaalde pils achterover kapt. Ik help de oude dichter in zijn overjas, schuif de mouwen over zijn armen, knoop het kledingstuk vooraan dicht en zet zijn pet op z'n hoofd. Ik begeleid hem naar de wagen, mijn arm stevig in de zijne gehaakt hoewel het pas eind oktober is en de wegen nog verre van glad. Hij laat zich welwillend zakken in de passagierszetel van de oude Peugeot 309 die ik, toen iedereen nog in gesprek verkeerde, iets verderop ben gaan halen en met het oog op deze handeling hier voor de deur heb geparkeerd. Ik rol de veiligheidsgordel naar voor, ga ermee rond de buik van de oude dichter en klik de metalen plug in de houder. Daarna neem ik de kleine hond, zet die op de achterbank in z'n mandje, sluit ik de winkeldeur af en ga achter het stuur zitten waardoor het een beetje aanvoelt alsof ik mijn oude vader wegbreng. Ik draai de baan op en moet meteen naar rechts waardoor het hoofd van de oude dichter onverwacht op mijn schouder belandt en daar eventjes blijft liggen. Ik krijg hem pas weer overeind als ik linksaf moet zodat datzelfde hoofd nu tegen het raampje van de passagiersdeur slaat. Geschrokken hou ik de oude dichter daarna zo respectvol mogelijk met mijn rechterhand bij de kraag van z'n jas vast terwijl ik verder in de richting van het hotel stuur. Echt handig is dat niet, vooral niet als je moet schakelen, maar hierdoor verloopt de rest van de rit redelijk vlot en tenslotte parkeer ik de wagen voor het hotel. Ik stap uit, loop om de wagen heen en help de oude dichter met uitstappen.'Isss errr hierrrr misss-sschien nog een drankgeleeegennnheid waar we noggg een klei-niggg-heid kunnnnen nut-t-t-tiggen?' Hij doet zijn best om duidelijk te articuleren maar sommige letters blijven hangen in zijn mond en lettergrepen lijken bergen waar hij moeizaam over raakt. En hoewel er inderdaad nog veel zaken open zijn op dit tijdstip, het is pas iets na elven, heb ik weinig zin om zo'n kroeg met de oude dichter te betreden. Het is overduidelijk dat de man nu enkel nog baat heeft bij z'n bed. 'Er is ook een bar bij het hotel', opper ik voorzichtig, in de veronderstelling dat hij ook daar niets meer zal krijgen vanwege z'n benevelde toestand en hij zich dan tenminste al dichtbij z'n kamer bevindt.'Wiltt u mij dann verrr-ge-zel-lennn bij een laatsste glasssss?'Ik weet dat het onbeleefd is om dit aanbod af te slaan, want dat het een hele eer is meegevraagd te worden door de oude dichter maar de avonden dat ik mistige redeneringen en dronken gewauwel moest aanhoren toen ik nog in de horeca werkte, hebben voor een klein trauma gezorgd waar ik me in gewone omstandigheden niet van bewust ben maar die op zo'n moment opnieuw de kop opsteekt. Was ik zelf dronken geweest, dan was er nu natuurlijk niets aan de hand en zou ik vrolijk zijn meegetrokken om god weet waar te belanden. Een avondje met de oude dichter, wie weet, het zou een mooie anekdote kunnen opleveren. Ondertussen zijn we bij de deur van het hotel aangekomen.'Ik moet u helaas ontgoochelen, het is een lange dag geweest en morgen is de winkel opnieuw open en ik heb nog wat opruimingswerk. Maar ik ben heel blij dat u vandaag bij ons bent langs geweest en wil u graag nogmaals danken voor de boeiende lezing die u gaf.'Hoofdschuddend wuift hij mijn woorden met een verveelde uitdrukking op z'n gezicht weg, draait zich om en loopt mompelend en met onvaste tred naar de deur die leidt naar de bar van het hotel. Zo verdwijnt hij zonder verder om te zien. De volgende dag verneem ik via mijn vriend in het hotel dat ze de oude dichter midden in de nacht de bar hebben uitgezet. En dat er even later een ijselijke gil weerklonk die bij nader inzien afkomstig was van zijn vrouw die wakker werd toen hij bij haar in bed wou kruipen. Waarna ze hem naar zijn eigen kamer hebben gebracht.Ik blader door de aanbiedingen die de uitgeverijen voor het komende voorjaar in petto hebben, kijk wat er straks allemaal verschijnt en wie we nu eens voor een lezing kunnen vragen. Want je moet zo'n voorstelling toch geruime tijd van tevoren plannen. Zodat je voor niet meer verrassingen dan noodzakelijk komt te staan.

Rino Feys
4 0

Mooi en haai

Ik zit in bikini in de anti-pijn zetel in de zon, op een werkdag. Ik heb weer te weinig mijn gedachten een loop laten nemen, teveel antwoorden ingeslikt, teveel vrolijke praatjes geforceerd, teveel tranen verstikt. Samen hebben ze een stapeltje gevormd in mijn vijfde ruggenwervel. Mijn spieren waren daar niet mee akkoord en leggen me nu al drie dagen lam. Lam van de pijn. En pijn moet je genezen met genot. De bijtjes zoemen. In de struiken zitten vogeltjes te tsjilpen, heel zacht zoals ik het graag heb. En de kip scharrelt wat blaadjes aan de kant. Ik probeer die rust op te zuigen, maar in mijn hoofd spookt die vervelende mail van begin deze week. Woest werd ik ervan. Ik heb teveel geleefd om op het matje geroepen te worden door een onbekwame leerkracht. Dat mijn zoon de afspraken niet naleeft en zijn enthousiasme storend is zou ik geloven als andere leerkrachten dit konden beamen, maar laat nu net het tegendeel waar zijn. Mijn zoon is lief, aandachtig en werkt goed mee. Raar toch dat het in de klas zedenleer uit de hand loopt? Zou het niet kunnen dat mijn vragen over de inhoud van de lessen (zijnde films die niet geschikt zijn voor achtjarigen en waar geen enkel verband te vinden is met zedenleer) zodanig veel irritatie hebben opgewekt dat mijn zoon nu nog meer geviseerd wordt? Zo’n mails verstoren de rust in huis. En als je thuis komt na een lange vermoeiende dag op het werk, omdat de pijnstillers net niet lang genoeg hun werk deden om als een normale mens te functioneren, dan wil je alleen maar rust. Geen kind dat huilend straf zit te schrijven en tussen de tranen door iets brabbelt van “ik heb zoveel energie en ik vind de les zo leuk, ik kan er niet aan doen dat ik zoveel energie heb, ik wou dat die energie op was”. Ook geen wederhelft die dan brult “ja, neem de suikerklont maar eens goed vast, zo gaat hij de boodschap zeker begrijpen”. Thuis zouden we moeten kunnen doen wat we willen, zonder rekening te houden met gefrustreerde juffen en regeltjes van hoe de opvoeding hoort te zijn.    Woest ben ik ook omdat de mooie kat uit de buurt steeds weer de vrijheid van Lucy, mijn kip, beneemt. Zodra Lucy vrij in de tuin loopt ligt ze op de loer, klaar om toe te slaan. Lucy komt dan onder zacht gekakel onder mijn zetel gekropen op zoek naar bescherming. Zo is het toch steeds weer bedenk ik, wezens die denken dat alle terreinen de hunne zijn en wezens die hun plaats en vrijheid afstaan zonder er lang bij stil te staan. Niet dat ik niet van katten hou, integendeel, maar waarom zit moed en vrijheid niet beter verdeeld? En wat met pijn? De ene niks, de andere een leven lang? Mag ik dan hopen dat de portie pijn tenminste in verhouding staat tot de portie geluk die we toebedeeld krijgen? En niet in het hiernamaals wel te verstaan. Over het hiernamaals mogen ze zeggen en schrijven wat ze willen. Ik leef hier en nu. Dat ik leef wordt tegenwoordig ook bevestigd door mijn smartwatch. Ik die weinig of niet met technologie bezig ben, heb sinds kort binnenpretjes nu ik merk dat liefde dan toch een beetje meetbaar is. Die hartslag van mij maakt soms rare sprongen dankzij bijzondere mensen die niet zomaar toevallig mijn pad kruisen, maar wel heel goed getimed op afspraak komen om te zorgen dat pijn en geluk in verhouding blijven. Net als de zon die fijne straaltjes door een dik donker wolkendek stuurt om een “ooo” te laten ontsnappen in plaats van een “aaa”. En van al dat moois word je haai, zelfs zonder pijnstillers. En een haai kan onbekwame juffen beter aan.

Fien SB
59 2

ABBA

Onlangs vroeg iemand me wat ik altijd had willen worden. Wat en niet wie. Zonder twijfelen zei ik “Madonna.” Het klonk als een statement en hoewel ik niet de kronkelende MTV Like-a-virgin bruid of de fetisj SM-meesteres bedoelde, refereerde ik eerder tot wat Madonna anno 1985 in Desperately Seeking Susan en later met het innemende Live To Tell mij inspireerde. Madonna heeft me toen het huis uitgejaagd, naar New York en naar Parijs gebracht. Naar muziek, dans en schrijven. Naar seks, soms ook naar liefde. Maar ik miste iets.             ABBA heeft me altijd terug thuisgebracht. Ook vandaag nog.             Niet Madonna maar ABBA is de rode draad gebleven, niet als rolmodel, eerder als inspirerende steun voor mijn teder hartje en mijn soms trieste ziel. ABBA is altijd thuiskomen, vooral als je al zo lang ver weg bent van je home. Ik was 17 toen ik vertrok omdat je als tiener weet dat je het huis uit moet, omdat homo zijn en thuis blijven wonen niet te combineren viel, ook al liet je je kleine zus achter. ABBA is altijd dat hokje gebleven waar je graag in wil en mag blijven, al neem je allerlei bochten in de snelwegen van het leven of sla je aan kruispunten de verkeerde straat in. ABBA heelt, door hun muzikale perfectie, door de melancholie die ik sterk genegen ben en waarbij je niet weet of je tranen van verdriet zijn of van puur geluk omdat je zoveel moois hoort en het je sterk maakt. Als er een hemel zou zijn, dan zijn het de stemmen van Frida en Agnetha die je er hoort. Ik kan écht vol goede energie zitten na intens geluisterd te hebben naar ABBA.             Madonna en ABBA hebben me respectievelijk het leven ingestuurd en naar huis teruggebracht. Of ABBA vandaag nieuwe generaties inspireert, kan ik niet weten. Madonna has been en ABBA blikt met tevreden geladenheid terug. Live To Tell en I Still Have Faith In You komen samen. Na de muziek, na het dansen, na de wilde seks en de intensiteit van de liefde, komt het schrijven. Hier ligt de berusting, hier ben ik terug thuis en ben ik Frida, Agnetha, Benny en Björn eeuwig dankbaar.  

Erwin Abbeloos
18 0

De waanzin uitzitten

Mijn zwijgzaamheid wil wel eens breken. En dan loopt het over, al het geklasseerde in de categorie ‘het heeft geen zin’. Het barst en gutst eruit, als een ongeplande schreeuw. Ik kan er nooit lang van genieten, van dat stromen, daar de kater van twijfel zo snel volgt. Om nog niet te spreken van die immer roterende empathie. Alle kanten zijn altijd zichtbaar, zelfs in de duivel huist een innerlijk kind. Grensoverschrijdend mededogen sust mijn opstandigheid. Ik weet en aanvaard dat werkelijk alles mag zijn, zelfs de waanzin, en oefen in het observeren zonder oordeel. Maar laten we eerlijk zijn: ik ben een mens.Ingebonden door mijn menselijkheid, een te nauw zittend pak, zoek ik naar een comfortabele houding. Ik streef naar een leven dat niet teveel schraapt en schuurt, manoeuvrerend omheen de toxiciteit die aan mijn voeten ligt uitgestald. Ik relativeer de conventies die aan mij bleven kleven en klamp me vast aan de keuzevrijheid die steeds magerder lijkt te worden. Dit alles gekaderd door een sterke hang naar logica, bevestigd door het gevoelsmatig kompas.Ik heb dat extra zetje gekregen, en nu ben ik de hoop op tijdig inzicht verloren. De hoop dat we onze kar zullen keren. De ijdele hoop dat er gewezen zal worden op de vele hiaten en contradicties in het verhaal waarin we onszelf aan het verliezen zijn. Als we zouden inzien hoe onlogisch het plot aan elkaar hangt, dan zouden we onze strategie veranderen. En de als verantwoordelijkheid vermomde onrechtvaardigheid ontmaskeren. Maar ik vrees dat er niets anders op zit dan dieper te gaan in het absurde verhaal dat zich zo bruut doorheen de collectieve geest aan het ploegen is. Die geest ondergaat dat ook zo ongelofelijk gewillig. Verbijsterd aanschouw ik het gebrek aan kritische reflectie en zelfvertrouwen. Ik wist wel dat het gros onder ons te kampen heeft met wankele eigenliefde, maar het is erger gesteld dan ik me kon inbeelden.Vandaag zijn er geen feiten, enkel meningen. En die worden verwacht ergens op gestoeld te zijn. Wat dacht je van ervaring, intuïtie en logische redenering? Voeg daar nog een flinke kwak zelfvertrouwen aan toe, om het geheel te binden. Uiteraard steeds begeleidt met een gezonde dosis zelfreflectie. En niet te vergeten: de intentie om goed te doen. Wat mij betreft de perfecte cocktail als booster tegen pandemische verschijnselen.Waar is het vertrouwen in onze weerbaarheid naartoe? In de natuurlijke weerstand en intelligentie van het lichaam? Een omstreden substantie moet kost wat kost ingespoten worden, anders volgen er sancties. Deze dwingende aanpak is aan geen onderbouwde logica te koppelen. Diegenen die hierop durven wijzen, worden monddood gemaakt. Neem de mondmaskers uit het straatbeeld en de kans is groot dat de actief ingeprente dreiging vervaagt. Dat je stilaan vergeet dat er iets is om angst voor te hebben. Een probleem dat zichzelf oplost, als het ware. Maar dat lijkt niet te mogen gebeuren. De angst wordt levendig gehouden. Voorlopig toch nog. Deze strategie zal uiteindelijk wel eens op haar laatste benen lopen en transformeren. In welke vorm dat zal zijn, hangt van ons af. Ondertussen moeten wij, zij die inzien dat er onrecht en onwetendheid aan het geschieden is, de waanzin uitzitten.https://www.karoliendeman.com/.../9/10/de-waanzin-uitzitten‘Blocked’ - zelfportret met acrylverf op doek - 120x120cm

KarolienDeman
44 1

Een tijd van afscheid nemen

Loslaten, denk ik dan. Ontspannen in het vertrouwen dat alles goed is zoals het is, luidt mijn mantra. Een donzige relativerende laag die het gehuil om verlies dempt. Onder het oppervlak voel ik weerstand tegen de steeds groter wordende afstand tussen mij en diegenen die mij al zo lang dierbaar zijn. Ik overweeg om bruggen te bouwen met woorden. Dat deed ik tot nu toe elke keer, als het water gevaarlijk woelig werd. Of juist doodstil. Mijn woorden zouden ontspruiten uit een integere bron. Zorgvuldig gekozen en gericht op niets anders dan verbinding. Ik wil de scheuren dichten. Geruststellen. Mezelf nader verklaren. Veronderstellingen en gedachten onschadelijk maken. Maar ik bespaar mezelf de moeite, want ik voel dat er geen ingang is voor mijn woorden. Ik sta voor een deur die ik nog nooit eerder had opgemerkt. Ze is op slot en het lijkt me vermoeiend om er doorheen te roepen. Ik kan niet anders dan machteloos toekijken hoe we uit elkaar drijven. Ik wijd het deels aan slopende ervaringen die de fundamenten van mijn huidige overtuigingen vormen. Het leed uit het verleden, dat de inspiratie van vandaag blijkt te zijn. En aan het feit dat ik mijn intuïtie en authenticiteit niet wil verloochen. Ergens onderweg zijn onze wegen gesplitst. Jarenlang bleven we binnen gehoorafstand. Maar nu de bodem uit alle vanzelfsprekendheden valt, merken we plots dat we elk ergens anders staan. Er rest niets dan een stilte die ruist als de gesprekken die ik nooit zal voeren. En het is groter dan slechts een meningsverschil. Men meent dat er levens op het spel staan. Het overlevingsmechanisme raadpleegt haar trukendoos. De wil om te leven wint het van jarenlange vriendschap. Of is het eerder de angst die alles opeist? Hoe dan ook, in het duister maken we rare sprongen. Ik probeer het botsen te vermijden en mijn gemoed licht te houden. Al flikkert het wel eens, dat sta ik mezelf toe. Ik geef mijn menselijkheid speling. Zo ontsnapt er mij wel eens een cynische uitlating wanneer ik het nieuwe regime door een speaker hoor schallen. Iedere dag worden we herinnerd aan onze zwakheid en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheid om onszelf en anderen te beschermen. Het is triest om te zien dat goedhartigen zichzelf isoleren in de veronderstelling daarmee iets positief aan het collectief bij te dragen. Het tot vervelends toe herhaalde advies om afstand te houden, heeft zich intussen in veel relaties gemanifesteerd. Ik zie het overal rondom mij. Dit is een tijd waarin banden worden verbroken. Maar er is ook die andere kant. Het loslaten schept ruimte, maakt de dingen lichter. Trekt nieuwe, misschien meer gezonde en stimulerende, connecties aan. We schudden alles dat we ontgroeid zijn van ons af. En stappen gewapend met zelfvertrouwen en levenslessen een andere wereld in. In de praktijk gaat het natuurlijk niet zo vlot zoals ik het hier laat klinken. Er komen veel uitdagingen bij kijken. Waarschijnlijk ook momenten van absolute wanhoop. Maar dat is waar het in essentie op neerkomt. Bovendien, om helemaal waterdicht met spiritueel positivisme af te sluiten (you know me), is verlies slechts een illusie, daar alles altijd onlosmakelijk verbonden is met elkaar. Eén van de waarheden waarmee ik mijn onrust verzacht.

KarolienDeman
5 0
Tip

De perfecte reis

‘Rugzakken klaar?’ 8 vrouwen springen recht, ruimen trui, picknickdoos en zakdoekjes op en zwieren hun rugzak terug in stappositie. Gerd, de enige man in het gezelschap, staat al gepakt en geriemd, klaar om te vertrekken. Zijn oranje T-shirt blinkt in het zonnetje. De reisbegeleider Ludo vervolgt met lange benen het kronkelende pad naast het bruisend riviertje. Tussen worteltakken en losse stenen zoeken 10 paar bottines hun weg door het groene bos. Het is dag 2 en de sfeer zit erin. De babbelende leerkrachten over lessenroosters en tienerproblemen overstemmen het water geklater. Een andere reisgezellin doet haar echtscheidingsverhaal. Nog 3 wandeldagen te gaan. Ik zet me in de achterhoede. De natuur is mijn drijfveer. Het ruikt naar vers geregend groen... en zweet. Ik hoor Gerd zijn voetstappen vlak achter me.   ‘Ga maar even voor Gerd, ik wil graag even achteraan lopen’. Gerd bromt een beetje en lacht’ Ik wil mijn schapen goed in het oog kunnen houden’. Ik huiver licht. Ik heb ruimte nodig.    ‘Ik zal wel roepen als ik in de ravijn val’ grap ik terug. ‘We zijn in de Ardennen, niet in het hooggebergte’ grom ik in mezelf. Gerd steekt me voorbij. Af en toe kijkt hij zijdelings naar achter.  Ik adem diep in en volg de groep op afstand. Wat doe ik toch weer in deze groep onbekenden? Juist ja, rust zoeken in de natuur met alle dagen prachtige wandelingen. Het avontuur had me tot deze reis verleid en het was ook alweer zo lang geleden dat ik er een week even tussenuit was. Het ging me deugd doen, zo had ik gedacht. Na de lange maanden alleen thuiswerken achter de pc, van de ene videoconferentie naar de andere, zou een week bewegen, met anderen rondom mij, in de natuur de perfecte tegenpool vormen.    De groep stopt. Ludo staat paraat in het midden van het riviertje om ons te wijzen op welke steen welke voet terecht moet komen, om ons handje vast te houden. Ik schuif aan tot ik als laatste licht van de ene steen naar de andere wip voordat hij instructies kan geven. Aan de andere oever staat de groep bijeen. Ik land er middenin. ‘Rugzakken klaar?’ Met dit zinnetje zet Ludo op kop de wandeling weer in. Het oranje T-shirt sluit de rij.  ‘Ik denk dat ik op deze vakantie niet aan gewicht zal bijkomen’ probeer ik als gespreksopener. Griet naast me lacht. ‘Je hebt je chocoladesaus bij het ijsje gisteren niet volledig opgemaakt. Vond je het niet lekker?’ Oh My God. Hoor ik dit echt?   ‘Ik had genoeg, het hoefde voor mij niet meer chocoladesaus te zijn’. Griet begrijpt het niet ‘Je kan toch nooit chocoladesaus te veel hebben?’ lacht ze terug.   ‘Ja, dat is dan voor mij anders dan voor jou, dat kan he’.   ‘Ja, ja zo is dat’ antwoordt Griet. We stappen verder in stilte. Zijn dit de gesprekken die ik deze week ga voeren? Is dit het gezelschap waar ik naar op zoek ben? Ik distilleer de stilte uit het gepraat. Zag ik een roofvogel boven mij? Met brede vleugels, vrij vliegend, speurend naar een prooi, geluidloos.  Singing pants verbreken mijn gemijmer. Een outdoor wandelbroek ruist bij elke stap van... hoe heet zij ook alweer? Stella? Gerda? Ik denk dat ik de klinkers juist heb. Ik kom het later wel te weten.   Het pad versmalt en kronkelt verder tussen dichte hoge varens. Nog nat van een regenbui voelen ze fris aan. Mijn bottinnen blijken waterdicht als we wat verder door het natte hoge gras stappen. Ik had me goed voorbereid. Tijdens een werkpauze had ik ze goed ingespoten met een speciaal voor deze reis gekocht product. De dag voor het vertrek was ik nog aan het werk. Na al de meetings was ik nog snel anti-mug spray gaan kopen. Ludo had ons last minute gewaarschuwd dat dit nodig kon zijn.   Achter mij wordt luid gelachen ‘Door al die muggenspray die jullie opsmeren hoef ik dat al niet meer te doen’ lacht Evelien luid. ‘Ik loop gewoon tussen jullie en de geur maakt dat ze ook niet naar mij komen’. Dezelfde zinnen met dezelfde luide lach sprak, of beter riep, Evelien gisteren ook. Ik ben benieuwd naar morgen.  Ludo stopt. We houden een kleine pauze. Ik zwier mijn rugzak af en zoek me een plek wat verder achter bomen en struiken. Ik zet me neer voor een plasje. In stilte volg ik de warme straal en het beekje dat over het mos naar beneden loopt. Een toilet mis ik niet.   Als alle vrouwen hun plaspauze beëindigd hebben leest Ludo nog een tekst voor over de vos.   Diep in het bos, op het groene mos, de raaf en de vos, ik laat het los.   In mijn hoofd maak ik er een dom gedichtje van. Ik wil doorstappen. Nog 6 km te gaan en nadien doen we een terrasje. De koffie roept.  ‘Rugzakken klaar?’ Daar gaan we weer. Mijn benen doen hun werk. Na een stevige klim volgt een lang recht stenen pad dat het naaldwoud doormidden klieft. ‘Nu volgt een oneindig saai lang stuk’ roept Evelien. Ze doet deze reis voor de tweede keer en vindt het leuk om de route vooraf aan de groep kenbaar te maken. We hebben 2 begeleiders zo lijkt het soms. Of 3, er is ook nog het oranje T-shirt.   ‘If you’re happy and you know it clap your hands’. Ik zet een staplied in. Ik vertik het om dit pad saai te laten worden. Er wordt aarzelend meegezongen met het eerste nummer. Maar een kilometer verder wordt enthousiast ‘De boom staat op de berg’ mee ingezet. We marcheren, lachen en zingen uit volle borst. Ook de Afrikaanse nazing liedjes komen aan bod. Mijn verre scoutsverleden borrelt op.  ‘A piri piri tumba - A mussa mussa mussa - A luelue - A lue ma luambalue ‘ Het zingen verstomt als we de start van een vlonderpad naderen. We houden halt en er volgt weer een verhaaltje van Ludo.   Van waar komt de turf, zo spreekt grote smurf, een olifant met slurf, ik wandel en ik durf.  Het gedichtje stopt in mijn hoofd. Turf rijmt niet zo makkelijk. Ik neem foto’s. De gebogen lijn van het licht houten vlonderpad naar de horizon met berkenboompjes aan weerszijden zal goed scoren op Instagram.   ‘Rugzakken klaar?’ Ik laat mijn smartphone terug in mijn broekzak glijden en merk dat ik vooraan op het vlonderpad sta. De vrijheid roept. Niemand loopt voor me. Ik zet er flink de pas in. Het vergezicht over de vlakte lijkt oneindig. Op het hout liggen hagedisjes te zonnen. Ze ritsen weg in het gras naast het pad. Ik kom eraan. Zou ik een foto nemen? Snel, zodat de eerste van de groep me niet helemaal inhaalt. Ik draai me om en zet de groep op de foto. Nog eentje van het weidse groene landschap. Snel stap ik verder over het houten pad. Er dwarrelen plannen door mijn hoofd. Zal ik een cursus gaan volgen? Mijn skilessen verderzetten? Terug gaan joggen? Met mijn tante afspreken en een terrasje doen, een muziekoptreden bijwonen? Ik neurie stiletjes voor me en merk de glimlach bij mezelf. Dit moment hou ik bij. Helemaal van mij.  Mijn houten pad loopt ten einde en de weg splitst. ‘Nog 20 minuten, we houden nog even pauze’. ‘Wie kent de letterzetter? Het kleine boomkevertje... ‘. Ludo vervolgt zijn verhaal.  De letterzetter, is een kleine etter, de vlinder is veel netter, ik rijm me weer te pletter. ‘Rugzakken klaar?’. De groep doet wat hij moet doen.  Terug aan de auto’s ruil ik mijn modderbottinnen voor zachte sandalen. We strijken neer op het terras voor koffie en biertjes.  De tofste foto’s post ik op Instagram. Mijn volgers liken en ik like hen. Ik zie vrienden hun namen passeren en ben even terug in mijn eigen leven. Ik lepel de slagroom van mijn cappuccino op.  Wat zullen we vanavond eten? Kathy heeft het menu en leest voor. ‘Als voorgerecht carpaccio van kabeljauw, daarna eend met appelsien konfijt en als dessertje sorbet’. Het was warm in het restaurant gisteren. Ik plakte van het lawaai, de drukte en het gebabbel. Het is even wennen na maanden alleen eten. Met deze reis haal ik mezelf mijn grot uit. Dat had ik afgesproken met mezelf. Met 3 auto’s rijden we naar het hotel. We hebben vaste plaatsen in de auto. Ik zit naast Evelien in haar nieuwe SUV firmawagen. Ik adem de muziek in als een dorstige na een woestijntocht. Radiohead landt in mijn ziel. ‘But I' m a creep, I' m a weirdo, What the hell am I doin' here? I don't belong here’ . Op de achterbank lachen Kathy en Stella met de ‘overbekoeide’ weiden. De luide lach van Evelien galmt in mijn linkeroor. Ik droom dieper weg. Het landschap flitst voorbij. De ‘friterie’, het kleine cafeetje, de supermarkt, het hotel.   ‘Tot half zeven, dan is het briefing op het terras!’. Ik haast me naar mijn kamer en laat het bad vollopen. Vanuit het badkamerraam schittert het meer achter de bomen. Met een favoriete play-list en een stuk rijstvla van bij het ontbijtbuffet meegesmokkeld duik ik in het badschuim. Mijn voeten slorpen het warme water op en ik de lekkere vla!  ‘Een wit wijntje voor mij graag’. De 2 tafels vullen zicht met frisse dames, gewassen haartjes, blije gezichten. Ik heb de ramen al op kip gezet. Hopelijk komen er geen kouwelijke gasten aan het raam zitten.   ‘Morgen wandelen we 14km, afwisselend door bos en hei en langs de stuwdam. Wandelstokken kunnen helpen maar het is niet noodzakelijk.’ Ludo laat het plannetje voor de volgende dag rondgaan. ‘Ontbijt om 8u en we vertrekken om 9u.’ Stipt, denk ik erbij. Mooi georganiseerd.  De wijn is koel en zacht. De gesprekken hectisch en druk. ‘Ik werk in IT maar niet technisch, ik plan projecten, ik doe analyses en testen en zorg voor opleidingen, voor 600 eindgebruikers, verspreid over heel Vlaanderen’ vertel ik trots. Ik zwijg over de stress die mijn job meebrengt. Anne werkt op een school, Evelien heeft een belangrijke functie bij een groot bedrijf. Slechts flarden van het gesprek komen binnen. Bieke is psychologe en Monique is directrice van een kleuterschool. De verhalen versmelten zich tot één brij geluid. Na de eend hap ik lucht op het terras. De stilte sluit zich rondom mij. Ik ruik de frisgroene natuur en de natte stenen na de regenbui. Even pauze tot het dessert. Terug binnen val ik midden in het geroezemoes. ‘Dat deed deugd, even frisse lucht maar nu is het tijd voor het dessert’ glimlach ik.   Bieke vertelt over de nieuwe wellness bij haar in de buurt. Die ga ik boeken! Met een vriendin! En ook een dag aan zee zet ik in mijn hoofd op de planning. Na deze wandelreis heb ik nog een week vrij. De sorbet smelt fris in mijn mond. Met nog een tasje thee erbij leun ik tevreden achterover.   ‘Slaap wel, tot morgen’ wuif ik even later moe naar de groep. ‘Tot morgen!’  Op mijn kamer leest mijn roman me weg naar een wereld vol romances, intriges en bedrog. Mijn ogen vallen toe. De kilometers wandelen hebben hun werk gedaan.  ‘Goedemorgen’. Al voor 8 uur zitten we aan de tafels aan het ontbijt. Met koffie, thee en hetzelfde ontbijtbuffet start dag 3. ‘Goedemorgen Judith’, Kristel nodigt me uit op een vrije plek naast haar.  ‘Lekker geslapen?’. Kristel knikt terwijl ze een hap van haar broodje wegslikt. ‘Ja, het is hier heel rustig’. We zitten wat krap, gezellig dicht bijeen, bijna als op een vliegtuigstoel. Kristel maakt een sandwich met kaas, augurkjes en mosterd. Ik vouw een toastje met confituur dubbel. Lekker en licht voor de lunch straks. ‘Dat heb ik nog nooit gezien’ roept Evelien over de tafel heen. ‘Iemand die een toastje dubbelvouwt, haha!’. ‘Je gaat hier nog veel dingen voor de eerste keer zien’ grap ik terug. Lachend maken we onze picknick verder gereed.   Op het toilet zucht ik even diep. Een moment voor mij alleen. Waar is mijn rust en vrijheid? Misschien zijn groepsreizen mijn ding niet meer.  Maar alleen in een bos wandelen... Alleen aan de PC zitten... Alleen eten... Dat hebben we gehad. Waar blijft mijn prins op het witte paard? Alvast niet op deze reis, in deze groep. Ik schiet in een lachbui en sta op. Terug naar de groep.   Het is tien voor negen. Iedereen staat paraat aan de auto’s. Ik stap in op mijn vaste plek. Evelien start de SUV. Ik soes nog even weg. In een andere wereld start nu de werkdag. Op 2 uur rijden van hier staat mijn bureau, is mijn wereldje op mijn appartement, klinkt mijn muziek, groeien mijn planten, wacht mijn zonneterras met boeken, zijn de vriendinnen en lonkt de zwemvijver in het park vlakbij. Ik zou mijn garage eens moeten poetsen. En langs de carwash. Zou ik een nieuwe matras kopen? Deze hier slaapt precies beter. En ineens een groter bed dan de twijfelaar waar ik nu in slaap? Maar ach, het bed is voor mij alleen, al vele jaren. Meestal toch. Hoe zou het met Frederic zijn? Zou ik nog eens afspreken of hou ik hem wat op afstand? Wie zou ik meevragen naar het muziekoptreden volgend weekend? Een vriendin is altijd makkelijker dan een vriend. Geen gedoe over blijven slapen achteraf.   ‘Daar zie je de stuwdam van Robertville’. Eenmaal uit de auto start de wandeling met een nieuw verhaal van Ludo.   De groep trekt me vooruit. Ik zet me er middenin, laat me verder kabbelen op de gesprekjes en geniet van de vergezichten. Inspiratie voor nu en thuis versmelten zich.  Stuwdam vol water,  straks volgt weer getater, maar ik heb hier geen kater, thuis is voor later.    Lutgart Messens  16/8/2021                   

Lumes
205 1

Bedenkingen na kambo

Voor we vertrekken, vertrouwen we de inhoud van zeven kleine emmertjes toe aan het groen. Solidair grijp ik er twee vast en giet de knalgele vloeistof tussen de struiken, er goed op lettend geen spatje op mij te krijgen. Mijn ogen staan dik en ik rammel van de honger. Ik ben blij dat het achter de rug is en ga ervan uit dat ik mezelf een plezier gedaan heb door dit te ondergaan. Iedereen was hier met dezelfde intentie, al werd deze op verschillende manieren verwoord. Allemaal streven we ernaar om zo weinig mogelijk gebukt te gaan onder onze eigen gedachten, gevoelens, acties en bijbehorende kwalen. Het is des mens om op zoek te gaan naar een levenswijze of -houding die een minimum aan weerstand en leed met zich meebrengt. En soms, zo heb ik zelf ondervonden, moet het eerst erger worden alvorens het kan beteren. Eens flink lijden kan wonderen doen. We hebben net een Kambo ceremonie achter de rug. Bij ieder van ons werden er kleine brandwondjes op de bovenarm gemaakt om er vervolgens het gif van de Phyllomedusa bicolor, een kikker uit Brazilië, in te laten smeren. Dit is een oeroud medicinaal ritueel. Een mix van nieuwsgierigheid, wanhoop en de eeuwige drang om mezelf te verbeteren, had mij hiertoe aangezet. De weken na zo’n behandeling heb je beduidend meer energie en focus. Zo heb ik het ook ervaren, want het is de vierde keer dat ik dit doe. De eerste drie keer volgden kort na elkaar op, met telkens een maand ertussen, dat schijnt het meest efficiënt te zijn. Nadien kun je eventueel jaarlijks een onderhoudsbehandeling doen. Kambo werkt in de meeste gevallen niet psychoactief en is voornamelijk een fysieke booster. Het is een ongemakkelijk reinigingsritueel dat nog lang blijft doorwerken. In het midden van het proces neem ik me voor dat dit werkelijk de allerlaatste keer is. Dat voornemen had ik elke keer al. Het is best heftig. Maar om de één of andere reden blijf ik terugkomen. Wanneer het gif mijn lichaam penetreert, schreeuwt het moord en brand. Dat ik mijn gal eruit kots deert mij niet zo. Maar de obligate glazen lauw water die mij herhaaldelijk worden aangereikt, lokken innerlijke vloeksalvo’s uit. “No way, het kan er echt niet meer bij!” jammert mijn brein vanuit haar donkere kamer. In de linker hemisfeer zet ik een knopje uit dat alles stil maakt en ervoor zorgt dat ik ondanks de immense weerstand elk nieuw glas met grote teugen ledig. Ik ben hierin getraind. Een kunstje dat nog stamt uit de tijd dat men mij gebood om liters van één of andere toxische vloeistof te drinken voorafgaand aan een inwendig onderzoek. Heeft die onzin toch iets opgeleverd. Bijgestaan door het cynisme dat me sinds enkele weken achtervolgt, bekijk ik het tafereel van bovenuit. Wat zijn we toch een bende meelijwekkende, eeuwig met zichzelf worstelende Westerlingen. Alsmaar zoekend naar manieren om de levenspijn te verzachten. En het bewustzijn te vergroten. Groeien met horten en stoten, om dan later onszelf op de borst te kloppen en achterom te kijken naar de sporen van al dat geploeter. Met de overtuiging die zegt dat alle donkere hoeken dienen belicht te worden. De poort naar een nieuw stadium opent zich op het moment dat het goed en wel doordringt dat de realiteit een intern proces is. Een aha-moment van jewelste, met vreugde en opluchting tot gevolg, want het impliceert dat niets extern ons kan raken. Dat er zelfs niets extern bestaat. Als zulke cruciale informatie zich aan ons openbaart, willen we deze delen. Want iedereen moet dit weten. Waarom is het geen parate kennis die we aan onze kinderen meegeven? En wederom rolt er een inspirerend succesverhaal van iemands tong. Rechtstreeks uit het hart, dat wel. Woorden als vrijblijvend aangeboden ankerpunten in de stroom van onzekerheid dat het woeste bestaan typeert. Coaches, healers, lichtwerkers en sjamanen schieten als paddenstoelen uit de grond. Nieuwetijdskinderen meten hun relevantie aan de hand van volgersaantallen en reduceren hun moeizaam verworven inzichten tot blinkende inspirerende quotes. Er wordt gepoogd om de waarheid hapklaar te maken. Maar ze bederft quasi onmiddellijk op het moment dat ze blootgesteld wordt aan zuurstof en daglicht. Haar habitat is het vacuüm van onze ziel. Het weerhoudt ons niet om te proberen. We willen helpen, net zoals we onszelf hebben geholpen. Simpelweg doen wat ik graag doe, is geen indicator om mijn authentieke pad te onderscheiden van alle mogelijkheden. Want alles wat ik doe, wil ik extreem goed doen. Een hardnekkige gewoonte waarmee ik de vreugde smoor. Altijd doe ik keihard mijn best, achterna gezeten door zelftwijfel en faalangst. Het is alles of niets, zeg ik altijd. Alles geven, tot ik mijn bodem raak. Uitgeput. En dan een tijdje weer niets, opladen in de cocon, zodat ik later weer kan uitvliegen. Zo zit ik daar ook nu weer, met kikkergif op mijn arm, mijn best te doen. Lijden voor mijn eigen bestwil. Mezelf wapenen tegen alles waarmee ik mezelf bestook. Klaar voor de volgende muur die voor mij zal opdeinen. https://www.karoliendeman.com/blog/2021/8/12/bedenkingen-na-kambo

KarolienDeman
359 0

Stilstand

Ze ligt op het immens lege strand, al meer dan 40 jaar haar woestijn. Het is warm, haar ademhaling gaat snel, haar hoofd voelt ijl en haar spieren verlamd. Na jaren verzoeken en smeekbedes is het stilstaan van de tijd eindelijk terug uit het verleden. Alles lijkt warm bevroren. Een opeenvolging van zomerse terrasavonden met teveel drank en te weinig slaap hebben de deur voor de stilstand opengezet. Wat heeft ze die gemist. Geluiden worden vervormd tot tijdloze achtergrond die niet doordringt, lawaai vermomd als stilte. Er is de wind, het gekrijs van een kind, de berisping van een vader, wat vrolijk gekwetter en af en toe gedonder uit de haven. Net zoals 30 jaar geleden toen ze daar lag op datzelfde strand, een tiener na haar eerste avondje uit, een immense nadorst en het vermogen die te stillen met een duik in de frisse zoute zee als de afstand tot de zee geen fata morgana in de woestijn had geleken. Boven het witte belle epoque gebouw met kopergroene koepels zwermen meeuwen kriskras door elkaar. Voor velen een onrustig, chaotisch, onheilspellend tafereel als in een Hitchcock-scène. Voor haar vandaag, vertraagd, zweverig en bedwelmend rustgevend. Haar hoofd is een verzamelplaats van scènes uit haar dromen, uit films, uit het dagdagelijkse leven: te absurd, te gruwelijk of te sprookjesachtig om geloofwaardig te zijn. Ze beleeft en herleeft ze steeds opnieuw en sommige periodes alles door elkaar, zoals de meeuwen, maar dan versneld. Dat zijn vele levens in één. Vandaar dat het stilstaan van de tijd soms net op tijd komt opdat die vele levens terug één zouden worden. Ze kijkt naar de lucht en ziet steeds minder. Haar ogen open, maar gesloten. Vijf minuten stilstand lijken een eeuwigheid. En zonder eeuwigheid geen tijd, geen leven, geen vele levens inéén.

Fien SB
37 1

Man met meisje

Ik lig op een dun matje op een open plek in het bos. Rondom mij liggen zeven anderen in een halve cirkel, ook op matjes op het klamme gras. Het is half tien 's avonds, maar nog niet donker. Ik ruik gras, muggenlotion. Wanneer ik mijn ogen open, zie ik muggen kriskras door elkaar vliegen, maar ze wagen zich niet door het schild dat ik aanbracht. Hoger dan de muggen, veel hoger, beweegt een vliegtuig, niet groter dan een mug, zich langzaam en geluidloos door de blauwe lucht. Ik merk het alleen maar op doordat het blinkt in het zonlicht. Zonlicht dat de aarde al niet meer bereikt.Sara heeft gevraagd de ogen te sluiten, mogelijk ben ik de enige die kijkt. Het vliegtuig met mijn ogen volgend, kom ik helemaal tot rust.Tussen de bomen rond ons klinken dierengeluiden, dichtbij en ver weg. Vogels, gekraak, geritsel. In de verte gaat een specht tekeer. Ik zou hier elke avond willen liggen. Wanneer ik die nacht wakker word, denk ik aan het rustgevende bos. Ik stel me voor hoe de plek waarop ik enkele uren geleden yogales had, er nu bijligt. Het gras nog wat plat van de matjes, alles donker nu, misschien een beetje verlichting van de maan, het dierenrumoer luider. Geen mens te bekennen. Ook niet om te zien wat daar gebeurt. Met vier zitten we onder de grote, nieuwe parasol op ons terras. We eten de pastasalade met garnaal die ik heb gemaakt, het weer is niet te koud en ook niet te warm. De fusilli zijn perfect al dente. Het gesprek komt op kruipkelders. Mijn vader zegt: wij hadden er vroeger ook een, hè. 'Ja,' antwoord ik met een glimlach, 'die kelder waar je me een keer naartoe sleurde, mijn broer er huilend achteraan omdat we allebei zo bang waren voor die ruimte.'Ik zie zijn gezicht veranderen. 'Dat kan ik me niet herinneren', zegt hij onzeker. En, zachter: 'Dat is niet waar.' Ik reageer lachend: 'Ik zal stout geweest zijn, zeker.' We hebben het snel over iets anders.Die avond komt alles weer boven. Broer en ik ruziënd, ouders boos. Met vader de trap af, huilend, sneller dan mijn voeten kunnen volgen. Broer er achteraan, ook huilend, smekend. Uit plaatsvervangende angst, maar ook uit schuldgevoel, want hij was de aanstoker (maar ik de oudste). En hoe ik op het laatste nippertje dan toch niet dat kleine groene deurtje werd doorgeduwd. De vader onder de parasol is niet de vader van de kelder. Hier zit een fragiele, ietwat gebogen man die gespaard moet worden. Hij zal er niet zo erg lang meer zijn, en dan ga ik hem missen. Ik zou daar nu al om kunnen huilen. Toch slaag ik er niet in hem vast te grijpen, hier te houden, te denken: nù, nù, nù!Mijn ouders gaven me onlangs een oud fotoalbum. Het gaat over onze jeugd, toont vier mensen die ik niet ken. Een jonge slanke sterke man. Een jonge slanke zorgelijke vrouw. Een dochter. Een zoon. De kinderen kunnen nog alle kanten op. Er zijn foto's in allerlei combinaties. Man met meisje. Man met jongen. Vrouw met jongen. Vrouw met meisje. Man met vrouw. Meisje met jongen.Op een van de foto's houdt de man het meisje en de jongen stevig vast bij hun handen. Hij trekt de handen zo hoog de lucht in, dat oksels bijna scheuren. Ook al staan de jongen en het meisje in twee millimeter zeewater, toch wil de man hen behoeden voor de verdrinkingsdood.Dit is niet de man die met twee huilende kinderen voor het kleine groene deurtje staat.Daar staat een vader die nog alles kan. Wilde tochten met de slee door de achtertuin. Het monster onder het grote deken dat met joelende kinderen op zijn rug over de meubels kruipt. De man die onderaan de trap staat en je aanmoedigt je in zijn gespreide armen te laten vallen. In deze wereld is alles nog veilig, hier blijft het groene deurtje gesloten. Na het dessert gaan ze weer naar huis. Ik loop met hen mee naar hun fietsen aan de zijkant van het huis, zie twee smalle ruggen weggaan, een beetje tegengehouden door de ouderdom.Het zal een van de laatste keren zijn, dat weggaan. Daarna blijven alleen herinneringen over. Eenzijdige. En er zal niemand meer zijn om ze te ontkennen.

Katrin Van de Velde
29 0