Zoeken

4 gezonde gewoontes om de klopgeesten gunstig te stemmen

“Pieter, wat heb jij gedaan om al die dwanggedachten, traumatische herbelevingen, paniekaanvallen en nachtmerries te bedwingen? Om maar te zwijgen over de insomnia, rusteloze benen, hartkloppingen, trillende oogleden en klopgeesten waar je zoveel lange jaren onder gebukt bent gegaan?” Hoewel ze uiterst relevant is, krijg ik die vraag maar zelden te horen. De waanzin staat dan ook niet in mijn aangezicht gekerfd. Ik loop niet rond met een aluminiumhoedje en in mijn staart willen bijten heb ik al lang afgeleerd. Hoogstens zie ik er een beetje verward uit. Waanzin is bovendien erg betrekkelijk. Hij heeft me vaak bedreigd, maar heeft me nooit verschalkt. Hoe heb ik dat gedaan? Door gewoontes te kweken die duidelijke grenzen markeren. De levenskunst is vooral de kunst om afstand te bewaren. Als twintiger was ik getuige van twee profetieën. De eerste kwam uit de mond van een oude vriend die me tijdens een kotfeestje toevertrouwde dat ik ofwel in een psychiatrische instelling zou belanden, ofwel succesvol zou worden. Het eerste deel van zijn voorspelling bleek wonder boven wonder uit te komen. Tijdens dat verblijf van elf maanden hoorde ik een tweede profetie, ditmaal afkomstig van een manische oud-tv-producer die voorzag dat ik voor mijn 50ste beroemd zou worden. In de 11 jaren die mij resten voor ook deze profetie bewaarheid wordt, tracht ik het hoofd koel te houden door vast te houden aan 4 gewoontes die mij beschermen tegen een al te grote portie euforie of naargeestigheid. 4 gewoontes die mij de gulden middenweg tonen, maar me tegelijk leren om de matigheid slechts met mate te bedrijven. Voor ik het weet belichaam ik immers de levensfilosofie die spreekt uit het griezelige klankexperiment dat Radiohead verstopte in het midden van hun magnum opus O.K. Computer: "Calm, fitter, healthier and more productiveA pig in a cage on antibiotics." Gezonde gewoonte 1: WandelenDe gezondheidsvoordelen van wandelen zijn legio. Zelfs in de grootstad waar ik woon, loont het de moeite om af en toe de benen te strekken en naar buiten te gaan. Al lijkt dat niet zo evident wanneer ik mij tijdens het strekken van mijn benen en het klaren van mijn hoofd een weg baan door slenterende dagjestoeristen, bizarre zigzagbewegingen maak om contact met fondsenwervers te vermijden of de neiging onderdruk om opgesmukte dames in bontmantels, gehuld in een misselijkmakende wolk van parfum en luid kakelend ter bevestiging van hun plaats in de pikorde (die ze louter danken aan het salaris van hun echtgenoot), in hun nek te fluimen en vervolgens keihard op hun enkels te stampen, zodat het de laatste keer is dat ze eenieders, maar vooral mijn pad blokkeren. Toch brengt wandelen rust in mijn hoofd. Al zijn de gezondheidsvoordelen groter als ik het vroeg in de ochtend doe, wanneer de dagjestoeristen nog in de file staan, de fondsenwervers nog liggen te stinken in hun studentenkamer en de madammen met een bontjas druk bezig zijn met het maken van hun toilette. Gezonde gewoonte 2: BiddenJa, bidden! Dat had je niet verwacht, hè? Ik heb geen idee of bidden een positief effect heeft op de gezondheid. De harde supporterskern van God zal beweren van wel. Voor hen is zo ongeveer alles een straf, beloning of als straf vermomde beloning van de Heer. Zo werkt het bij mij niet. Bij mij is het eenvoudig, zij het misschien een tikkeltje infantiel. Ik ben een mens en zoals elke mens verafschuw ik eenzaamheid. Daarom smacht ik naar de andere. Tegelijk ben ik soms het meest eenzaam in de nabijheid van die andere. Wat dat betreft, ben ik niet zo uniek. Mensen zijn in weinig dingen gelijk, behalve in hun kwetsbaarheid. Alleen al daarom is godsdienst zo hardnekkig uit te roeien. Gerard Reve sprak in dat verband over “de onvolmaaktheid van de menselijke liefde en onze totale afhankelijkheid van Gods genade”. Zelfs mensen die zichzelf graag wijsmaken dat de dood hen geen schrik aanjaagt, kunnen hun voordeel doen met bidden. Bidden bestaat uit drie momenten: dankbaarheid voor wat goed gaat, berouw voor het slechte en een wens om het beter te doen. Bidden is geen zelfkastijding, al nemen vrij veel gelovigen wel eens graag die afslag in een vlaag van sadomasochistische geloofsijver. Bidden is eerder een moment om uit te stijgen boven jezelf, een uitnodiging tot excellentie en tegelijk een zelfrelativering van die betrachting. En wat als God niet antwoordt? De vraag is vooral wat je verwacht van God. Wie een soort Disneyland van de ziel verwacht, komt bedrogen uit (of moet lid worden van de Pinkstergemeenschap). Wie inzicht nastreeft, krijgt altijd antwoord. Ooit. Gezonde gewoonte 3: KakkenKakken is niet alleen een noodzakelijk fysiologisch proces, maar ook een moment voor mezelf. Het is een dagelijkse zuiveringsritueel, waarin het lichaam zichzelf reinigt en samen met excrementen ook zonden en angsten uitdrijft. Wie zichzelf ontlast, gaat lichter, bijna dansend, door het leven – of toch minstens gedurende de volgende 10 minuten. Alles welbeschouwd, is kakken de meest basale uitdrukkingsvorm van onze geestelijke nood. Volgende! Gezonde gewoonte 4: Uit de bol gaanGezonde gewoontes zijn belangrijk: niet roken, voldoende water drinken, elke dag groenten en fruit op het bord, voldoende lichaamsbeweging, constructieve gesprekken met kennissen en collega’s en blablabla. Maar om te vermijden dat je wordt zoals het gekooide zwijn uit dat Radiohead-nummer, moet je soms de teugels laten vieren. Soms moeten lichaam en ziel uit evenwicht worden gebracht. Ja, je kan dat koppelen aan een gezonde levensstijl. Voorafgaand aan een marathon volg ik een Spartaanse training en let ik extra op voeding en slaap, maar de marathon zelf is een uitputtingsslag waarin je grenzen overschrijdt. Maar wat ik eigenlijk bedoel met ‘uit de bol gaan’ is dat je al het nuts- en prestatiedenken nu juist laat varen. Je kan ook gewoon eens een keer lachen, vreten en zo hard feesten dat de buren de politie opbellen. Je moet jezelf verliezen om jezelf te vinden. Dat geldt evenzeer voor ons godsverlangen als voor ons verlangen naar seks, lekker eten en roes. Laat je dan gewoon alle grenzen varen? Ja en nee. Uiteraard moet je grenzen bewaken. Niemand wil het meemaken om 9 maanden na het kerstfeest plots vader te blijken van de dochter van zijn nicht. Het eigene aan de goed geplande roes is dat je niet goed weet waar de grens ligt, maar wel wanneer je erover gaat. Al geschiedt dat jammer genoeg wel eens met enige vertraging. Vandaar dat het belangrijk is dat deze gewoonte (namelijk de mentale en lichamelijke ontregeling, niet het bezwangeren van familieleden) nooit helemaal een gewoonte wordt. je doet het hoogstens een paar keer per jaar. Krijg je niet genoeg van mijn onwijze levenswijsheid? Lees dan ook deze artikels: 11 levenslessen die ik hoopte eerder te leren: “Zelfrealisatie is zelfverraad.” 5 alledaagse dingen die me gelukkig maken Pieter Van der Schoot Deze tekst verscheen eerder op Observaties uit het ondermaanse.

Pieter Van der Schoot
12 1

Boodschap voor de vlaamse minister president JAMBON de nieuwe slaven handelaar.

Ik heb door op 14 jaar te gaan werken en door  belastingen te betalen er voor gezorgd dat met dat  belasting geld u jaren lang heeft kunnen studeren. Zelfs als de eeuwige student tot uw 35 jaar. Ik laaggeschoold laag loon dus het allerlaagste pensioen. AL hoewel dat ik al kon lezen voordat ik als kind leerde lezen in school, mocht ik niet lezen, mijn lieve moeder heeft zelfs ooit een boek verbrand die ik stiekem aan het lezen was. Ik de zoon van een arbeider moest arbeiten. U weet wel uit den bijbel “IN HET ZWEET UWER AANSCHIJN ZULT GE UW BROOD VERDIENEN.” Mijn groot trauma tijdens mijn kindertijd. Dat probleem hadden de nazaten van de nazie lovers niet. Hun broodje was gebaken. Ik mocht zelfs niet gaan studeren want alleen de kinderen van vlaams nationalisten werden, in die tijd, richting de kristelijke coleges gestuurd. Hoogst waarschijnlijk een vergoeding toen uw voorgangers hun geld schonken, na de Tweede Wereldoorlog, aan de kerken en kloosters, tijdens de operatie gutt.   En dan zegt uw vlaams nationalisten dat ze weigert belastingen te betalen aan België . Belastingontwijking noemt u dat. U noemt dat "geen geld voor het smerige België." Daarbij kijkt u likkebaardend naar Nederland de hoofdstad van de belastingontduikers door de rijken in arme landen. Een docu THE SPIDERS WEB op NETFLIX verklaart er het een en ander waar het geld van de belasting ontduikende Vlaamse slagers voor gebruikt wordt. Of moet ik begrijpen geen geld van het katholieke noorden voor het seculiere ongelovige zuiden. Zodanig dat ik na jarenlang gezweet in vuile fabrieken meer belastingen moet betalen en er minder voor terugkrijg. Terwijl u in belastingparadijzen in uw luie reet ligt word ik, door mijn laag pensioentje, opgesloten in mijn huis die ik maar 7 dagen mag verlaten en waneer ik meer dan een maand naar het buitenland wil ik een kafkiaanse administratie moet ondergaan.  Door een nieuwe trukendoos die u vlaams nationalist verzonen hebt  om de nieuwe slavernij in te voeren de   I.G.O.    Het verschrikkelijke van de IGO  regeling . Het heeft totaal geen effect op degenen voor wie het bedoeld is. Want wie buiten Europa zijn pensioen ontvangt, waar I.G.O. voor bedoeld is. Heb ik in een email van  Georges-Louis Bouchez begrepen. Heeft I.G.O. niet nodig. De prijzen zijn daar zo laag 1 euro voor een middagmaal 40 eurocent voor een brood.Maar heeft  een enorm effect op de laaggeschoold, arme hard gewerkte belg, die het allerlaatste pensioen van west Europa krijgen, gepensioneerden die dagelijks met angst de klop op de deur van de postbode afwachten. Want voor velen van hen is de tocht naar het postkantoor, bij de controle die iedere dag kan plaatsvinden, bijna onmogelijk. Ze zijn ook totaal onkundig, meestal eenzaam. Het kan niemand iets schelen.  Dan vragen sommigen zich af waarom er zoveel voor een protest stem wordt gekozen. Waarom? Laten we niet vergeten dat verstandige slaven meesters het best met gezonde slaven gebeurde ze brachten het meeste op. Daarom werden ze goed gevoed was hun onderdak zo hygiënisch mogelijk en kregen ze nu en dan een extraatje.  Slaven die zich bezig hielden met ongezonde gebruiken of niet erkende drugs gebruiken, drugs die hen rustig maakten, werden gestraft. Drugs die hen opgepept, hardwerkend maakten werden kwistig uitgedeeld.Zoals tegenwoordig. Volgens een OESO rapport krijgen de gepensioneerde laaggeschoolden in België het allerlaagste pensioen van West-Europa.  De ambtenaren, 18% die rechtstreeks of onrechtstreeks voor de overheid werken, krijgen het allerhoogste pensioen van West-Europa. De meeste hooggeschoolden hebben zeer goed voor zichzelf gezorgd.  Diegenen in de steek latende die met veel zweet en bloed al dat geld verdiend hebben.   En dan is er Bartjens het wevertje die niet wil dansen, die zoals Jacques Chirac in Parijs wou doen, alleen de rijken in het centrum van Antwerpen en de armen in de bidonvilles. +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
55 0

LEKKER LEKKER.

Ik rook iets lekkers Bleek het KATENETEN ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ??  ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?  ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ??  ? ? ? ? ???? ??? ?? ??? ?? ?? ?        P.S. In Rome is er jaren geleden door WISKAS een reclame slogan gelanceerd. ZELFS DE ARMSTEN ETEN WISKAS.   +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
6 0

Een sleutel naar het onbekende

Xenya had zojuist haar intrek genomen in een antiek pand aan de periferie van de stad. Het huis, omgeven door uitgestrekte velden en kronkelende paden, was een erfenis van haar grootouders. Het was doordrongen van vergeten artefacten en verborgen mysteries uit een ver verleden. Terwijl ze snuffelde op de krakende zolder van het gebouw, stuitte Xenya op een verroeste sleutel tussen een stapel vergeelde kranten en antieke fotoalbums.De sleutel, een antiquiteit van ongewisse afkomst, voelde substantieel aan in haar hand, als een reliek uit een tijd die lang vervlogen was. Xenya, getergd door haar nieuwsgierigheid, observeerde de sleutel met een zekere argwaan voordat ze zich ertoe zette om haar nieuw verworven vondst te onderzoeken. Met bedachtzame stappen bewoog ze zich naar de oude deur aan het einde van de zolder. De sleutel paste precies in het geoxideerde slot, als een puzzelstukje dat eindelijk op zijn plaats viel. Met een subtiele klik ontsloot de deur zich, een schimmige ruimte achter het vermolmde paneel onthullend. Een flits van licht doorkliefde de duisternis waardoor Xenya even verward was voordat haar ogen zich aanpasten aan de nieuwe omgeving. Ze bevond zich plotseling te midden van een betoverend mooi bos, waar majestueuze bomen hun kruinen naar de hemel reikten en een gevoel van onbegrensde verwondering over haar heen spoelde. Kleurrijke vogels dartelden door de lucht, terwijl vreemde wezens tussen de struiken en bloemen heen en weer fladderden. Het was een wereld vol magie en wonderen. Geboeid door haar nieuwe habitat, begon ze te dwalen door het bos, haar geest bezig met het contempleren van de mysteriën die voor haar lagen. Plotseling vernam ze een zacht gefluister achter een monumentale eik. Ze sloop erop af en zag een groepje elfen rond een glinsterende fontein staan, hun stemmen klonken als zachte briesjes. "Ze is hier," fluisterde een van de elfen, terwijl hij naar haar keek met ogen vol verbazing en intrige. Xenya voelde een mengeling van opwinding en perplexiteit. Wat bedoelden ze met 'ze is hier'? Voordat ze iets kon vragen, werd ze wederom omgeven door een felle flits van luminescentie. Toen ze haar oculi ontsloot, bevond ze zich weer op de zolder van haar domicilie, de sleutel nog steeds stevig in haar hand. Verward door de transcendentale ervaring die ze zojuist had ondergaan, worstelde ze met een wirwar van gedachten terwijl ze trachtte te doorgronden wat er had plaatsgevonden. Onverschrokken en vastberaden, wist Xenya dat ze meer wilde exploreren van de mystieke dimensie die ze had ontdekt. Ze stak de sleutel opnieuw in het slot, vastbesloten om andermaal de limieten tussen de sferen te overschrijden en op zoek te gaan naar antwoorden. Een zinderend aura omgaf haar terwijl de deur zich opende en ze plotseling werd meegesleurd in een onheilspellende duisternis. Ze werd geconfronteerd met een sinistere dimensie waar schaduwen zich als dreigende entiteiten voortbewogen tussen vervallen ruïnes en verlaten straten. Een verstikkende atmosfeer van vrees en wanhoop omhulde haar terwijl Xenya zich realiseerde dat ze zich niet langer bevond in het betoverende schouwspel van haar ontmoeting met feeërieke schepsels, maar in een onbekend rijk doordrongen van duistere krachten en onpeilbare verschrikkingen. Met een laatste blik op de verroeste sleutel in haar hand, die nu een symbool van haar hachelijke onderneming was geworden, werd Xenya’s lot in de afgrond van het onbekende geworpen. 

Felicia
14 0

Un jour à Hannut (Nederlands)

Betta   Betta nam niet op. De regengod, die al de hele middag op de loer lag, had tien minuten geleden de stop uit zijn bad getrokken en het fietsende wij naar een overdekte inrijpoort tussen de huizen gedreven. Ik besloot nogmaals het rode verbodsteken bij de tuin van het kasteel te negeren, want Betta vinden was een must. We hadden daarvóór eerst aangebeld bij het kasteel zelf, maar Milo, de hoorbare viervoeter, wou niet opendoen. Het is geen zicht om te overleggen voor een kasteeldeur in de gietende regen, dus zoek je maar een schuilplaats. Maar daar stond natuurlijk bed noch magnetron. We móesten wel actie ondernemen!   Ik reed Dons park terug binnen. Don zelf had ik nog niet ontmoet, en ik wist evenmin dat Don daar zou rondlopen en eigenlijk al helemaal niet dat ik hem later op de avond Don zou noemen. Maar Don was wel de papa van Betta. Dus het kon in principe. Dus reed ik Dons park een tweede keer in, en deze keer was mijn penetratie van het park gevoelig dieper, omdat de regen mijn denken had gestimuleerd dat castle view cottage echt wel in dat park móest liggen.    Ha, daar zag ik het. Het leek op zo’n knus oud treingebouw waar je vroeger via de kaartjesknipper aan de uitgang van de loketten toegang tot het perron kreeg. Enkel de kaartjesknipper ontbrak. En zijn hokje. En het spoor. Nou ja, bijna alles ontbrak, maar toch blijf ik vinden dat daar perfect een kaartjesknipper had kunnen zitten.    Er was een afdakje voor de fiets. Er was een bel. Ik dingdongde. Niets. Maar de klink ging naar beneden en ik was binnen. Het was mooier dan verwacht. Ruim. Er lagen boekjes over de deelgemeenten waar alleen geotechneuten als ik superwarm van werden. Toch weerstond ik de verleiding van het lezen. Mijn vriendin diende immers nog uit haar netelige situatie geëvacueerd. Ik had uit vorige relaties geleerd dat je maar beter prioriteiten kon stellen, en een vrouw was zoiets.    Zíj nam gelukkig wel haar mobieltje op. En toen ze de halve kilometer overbrugde moet de regengod nog een eitje met haar te pellen hebben gehad. Ja, ze is knap, maar ze viel voor mijn charmes. Pech voor hem.    We trokken onze bagage op het droge binnen. Omdat het sluitingsuur van de supermarkten naderde, zwom ik nog snel naar de dichtst bijzijnde. Onder druk verzamelde ik wat lactosevrije diepvriesmaaltijden en sap, maar de snacks bleken onvindbaar. Het licht werd gedoofd en ik vreesde de toorn van mijn eega: ze had heel grote, en diverse, honger.   Vlaamse spraak trok mijn aandacht, en ik zag twee charmante gezichtjes. Ze schoven aan om netjes te betalen. Ze hadden kwaliteitschips gekocht. En ja, ze waren bereid me tegen een mooie glimlach te verklappen waar ze waren verstopt. Ik zou het alleen nooit gevonden hebben.    Terug thuis monsterde mijn vriendin de buit. Ze apprecieerde zeker mijn inspanningen om ons niet te laten verhongeren, en was ontzettend dankbaar dat ik het enige paar schoenen dat ik bij had, had willen verzuipen daarvoor (ik had nu enkel nog zeesloefen om de komende fietsritten af te werken). Maar wist ik na anderhalf jaar nog steeds niet dat appelsap drinken echt alleen gebeurde als het niet anders kon? En of ik al eens aan de geur van de rijst en noedels had geroken?   Dan denk je, maar je zegt het niet: 1. “Het was een noodsituatie, liefje!” en 2. “Ik had geen schaar bij om in de winkel eens te ruiken”.    En om haar aandacht af te leiden haalde ik dan maar de zakken witmerk-chips boven. Ze kwam me kussen, en ik denk dat ze me probeerde te paaien en te zeggen: “Jij kan daar toch wel tegen dat ik een beetje commentaar geef, hé?”    Toen stopte er een suv in kakkleur vóór onze cottage. Het was niet Betta, tenzij ze samen met twee dames en een jongen de incheck deed. Neen heus, het waren de Vlaamse studentes van de chips.   Toen hoorde ik mijn vriendin op de achtergrond mompelen: “Zoeteke, dat huisje hier lijkt toch eigenlijk niet zo goed op wat wij boekten...”   Ah nee?   Daar stonden vier Vlaamse twintigers voor de deur. En dus geen Betta.   “Zijn jullie Betta?”, klonk het in koor. “Wij zeiden van niet, en keken elkaar voor de zekerheid toch maar eens aan. “Zijn jullie hier... ook?”, vervolgden ze. “Nou, daar lijkt het wel op,” probeerde ik te grapjurken, terwijl het lachen steeds groener werd.  “Wij zitten vast verkeerd”, probeerde mijn vriendin de situatie te vatten. “We dachten al dat we een upgrade hadden gekregen, maar dat lijkt nu wel niet meer zo. Toch, zoeteke?”   Ze liep kwaad weg, haar boeltje inpakkend, toen ik haar met mijn dwingende blik duidelijk maakte dat dit niet de goede strategie was. Ik wou niet terug naar die onderdoorgang in de hoofdstraat waar we hadden geschuild. Ik zou mijn eerlijk veroverde cottage niet zonder slag of stoot opgeven! Hier moest onze verwijdering politiek en diplomatiek slim gespeeld worden!   “Maar allez, dan slapen we hier gewoon met zijn zessen,” kwam de dikste van de bende zich moeien. Ik bedacht dat ik nog geeneens wist welk bed het beste was en waar ik nu snel heen moest voor een slaapclaim – had mijn liefje niet net iets gezegd over een kingsize bed? “Nou, met de chips lukt het wel,” zei ik. “Je weet wel,” knipoogde ik naar de twee slankere versies,” deze die ik in de winkel dankzij jullie vond.”   Op de een of andere manier was mijn vriendin intussen toch naar buiten geslopen en had ze een eigen zoektocht ondernomen. Een vierde deur in het gebouw ging wel open. Ik zag de idee van het sextet binnen de minuut oplossen toen ze met een dikke grijns wenkte en me bij mijn revers vastpakte: “Jij gaat daarheen,” zei ze poeslief maar ik voelde heel goed de weerhaakjes van haar spinnenpoten op me. En tegen de dames: “Ik verkas heel even mijn vriend met bagage, dames, en breng een verse vervanghanddoek. Het spijt ons zó van deze vervelende situatie!”   Ik wuifde nog eens zwak naar de tweede smalste, maar werd ruw voortgetrokken. Gelukkig klopte het wat ze beweerde: er was wel degelijk een tweede, iets soberder cottage, maar voor een man met honger naar streekinfo was het een mager beestje: buiten een folder voor het West-Vlaamse Bulskampveld en wat lokale pizzeria’s, was er niks voorhanden. Ik zou het echt met mijn vriendin alleen moeten doen.      Don   Er kwam ter hoogte van halftien ’s avonds plots onverwacht een kleine kink in de kabel van de relatie met mijn vriendin. Plots stokte een conversatie, of misschien was het wel eerder een discussie. Hoe dan ook kon ik dit keer niet teren op mijn relationele ervaring; soms heb je van die momenten dat ze je in de steek laat, of dat je net de leerstof van dat hoofdstuk van die levenscursus nog niet verwerkt hebt. Ik besloot dus zonder communicatie de benen te nemen om ze even te strekken in Dons park. Dat was foute boel, bleek later. En ik ben zover geraakt dat ik het ook nog helemaal ging snappen. Maar dat was dan alweer ná mijn babbeltje met Don.    Ik slofte dus op mijn slippers door het park. Een van de Vlaamse meiden zat op een bankje, ineengepakt tegen de natte koude. Ik besloot echter éérder rechtsaf te draaien dan mijn weg langs haar bank te vervolgen, en me volop te concentreren op het park. Bovendien was ik in overgangsmodus: ik moest onder het bladerdak volop nadenken hoe ik mezelf weer aan de praat kreeg tegen mijn partner. Maar het is een beetje zoals twijfelen op de snelweg: als je verkeerd zit, kan je alleen maar verder verkeerd blijven rijden. Want vóór me zag ik jandorie Don, wild plukkend tussen zijn klimop. Een gesprekje met Don paste evenmin in het concept! Maar het was onvermijdelijk. Ik wandelde gewoon recht op Don af. Die bleef maar maaien met zijn handen als zeisen.   “Als je ze laat staan, dan zijn dat volgend jaar zo’n bomen,” begon hij vol overtuiging, terwijl blijvend oorlog voeren met zijn handen om zich heen slaand. Stukken volledig en half uitgetrokken nieuwe paardenkastanjeboompjes dwarrelden rond hem neer. Het verwonderde me dat hij me in zijn concentratie had opgemerkt. Ik besloot hem te kalmeren door hem op andere gedachten te brengen. Ik kan dat goed, naar het schijnt.   “Waar kom je vandaan?” vroeg ik hem rechttoe-rechtaan. “Amerika, Cincinnati,” en hij keek schuin naar me op. Ik schrok aangenaam. Dit was een lookalike van mijn favoriet acteur Woody Harrelson, besefte ik plots!   Hij bleek hier nu zeven jaar te wonen na doortochten in Monte Carlo, Milaan en Brussel. Dit was perfect, zijn château, hier in Hannut – een stadje waar hij alles had wat nodig was. Vooral rust. Alleen had corona mist geschapen in zijn hoofd. Hij vreesde dat het nooit meer zijn zou zoals voordien. “Testen, vaccins, weet je wel. Allemaal gedoe om te kunnen reizen.” Het leek erop alsof zijn wereld aan het vergaan was. Het werd allemaal zó ingewikkeld voor de globetrotter die hij placht te zijn. “De wereld gaat op slot,” bekende hij mij zijn diepste angst. Ik dacht: “Nou Don, te veel Armaggeddon gezien, jong?”   Hij vertrouwde me toe dat hij op een breekpunt stond in zijn leven: teruggaan of hier blijven. Ik fronste mijn ogen (en oren, want dat kan ik). Hoorde ik hem daarnet niet zeggen dat dit kasteel zijn álles was? Zijn plekje waar hij thuishoorde? En zette hij de eenheid van zijn gezin op het spel om met de helft van zijn kinderen terug te gaan naar Cincinnati, en de helft ervan achter te laten bij zijn (Amerikaanse) vrouw, die hier wou blijven?   Terwijl ik becijferde hoeveel kinderen hij dan mogelijks moest hebben (minder dan vier kon niet, rekende ik uit; ik hoopte dat het er geen vijf of zeven waren; stel je voor dat een kind half mee moest en half blijven moest!), kreeg ik plots medelijden met deze selfmade kasteelheer/filmster lookalike. Het leek me dat deze man naar iets op zoek was wat hij al had gevonden, maar dat zich niet meer herinnerde. Omdat mijn therapeutische gave in het verleden al zijn beperkingen had getoond en meer kwaad dan goed had gedaan, in het bijzonder ten aanzien van vrouwen die mijn echte ik als de emanatie van ‘perfecte vriend’ niet scherpgesteld kregen en me lieten zitten, begon ik over zijn grasperk. Ik zei dat ik het mooi egaal en proper afgereden vond, maar dat er ook... andere manieren waren om het af te rijden – of net niet.   Ik verwees hier heel even naar mijn Vlaamse vrienden van groen- en parkbeheerders, gezien ik de Waalse praktijk onvoldoende kende. Of Don er al eens aan gedacht had om meer bloemen in zijn gazon te krijgen?  “Yeah, de biodiversiteit, jaja dat ken ik wel,” beaamde hij. “Heel belangrijk, maar... Ach,” bekende hij, “weet je dat ik niet kan rondlopen met mijn hemd úit mijn broeksriem?” Ik keek hem vragend aan. “Het moet erin, mijn hemd. Ín mijn broek. Altijd.” (Het stond hem wel, vond ik, en ik vroeg me af of Harrelson dat ook zo deed) “Anders voel ik me, je weet wel, zo...” Ik knikte heel hard zodat hij zeker wist dat we elkaar verstonden.  “Wel, zo is het dus ook met dat gras. Weet je, daarbóven (en hij wees naar een slaapkamer in zijn kasteel), als ik opsta, dan wil ik een biljartvlak grasveld zien – dat gaat niet anders. Biodiversiteit is belangrijk, for sure, maar niet hier in mijn gras...” Ik zei opnieuw dat ik het wel begreep en dat ik de discussie heel fijn vond. Dat ik zijn argumentatie ernstig nam en blablabla.   “Soms maak ik weleens een foutje in mijn grasbeheer”, besloot hij zalvend. Hij wees op kale plekken. “Ach, het verkeerde gif,” bekende hij. Ik bedacht dat zijn type beheer toch echt wel enkele pijnpunten kende, maar gaf geen kik. “Gewoon terug gras zaaien, daar,” zei ik als een kenner, waarop hij zei: “Is al gebeurd.”   Maar toen moest hij dringend zijn trouwe viervoeter Milo gaan zoeken – die zwierf ergens doelloos door het park (dat hij al zeven jaar kende) en dreigde niet bij het avondmaal te kunnen aansluiten. “Ik kom graag in mijn park,” besloot hij samenzweerderig. “Dat komt omdat Milo drie keer plassen moet, en dat doet hij enkel als ik in de buurt ben.” Ik wenste hem veel succes in zijn zoektocht toe, en dacht aan de inbreng van mezelf in het volgende gesprek met mijn vriendin, die vast heel erg in Don geïnteresseerd zou zijn. Ik dacht ook aan Dons vrouw, die hij af en toe leek te moeten ontvluchten. Blijkbaar was zijn kasteel daar nog niet groot genoeg voor.    Ik keek nog even om, maar Don was al verdwenen.      Terug Betta, en terug Don   We weten in elk geval dat Betta bestaat, alive and kicking. Met haar glimmend bolzwarte Dr. Martens-boots en jasje met print erop van vast een heel chique school, stond ze plots in de keuken van ons treinstation. Ik was blij dat mijn vriendin de honneurs waarnam. Ze kon goed onze opgelopen ergernis van het zoeken wegstoppen en tegelijk een punt maken dat het toch allemaal wel een beetje onduidelijk was, een diplomatieke gave die ik soms heel hard ontbeer.   Het kwam er op neer dat het volgens Betta allemaal zo’n beetje een samenloop van omstandigheden was geweest. Het kind – volgens mijn vriendin net haasje over de achttien, ik schatte haar zes halve jaren jonger (zo gedroeg ze zich toch, al gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat ik niet weet hoe een vijftienjarig meisje zich gedraagt) -   was één lange stralende glimlach van tien dikke minuten; je zou haar net niet nog een beetje zakgeld geven daarvoor, tot je zou beseffen dat ze jou drie uur daarvoor in de gietende regen voor haar voordeur had laten staan.   We vermoedden dat onze centen voor het logeren in de B-coupé van het treinstation, naar Betta’s spaarvarken werden afgeleid. Dochterlief die wat kan bijverdienen, zolang ze de onzichtbare moeder en de parkplukkende vader maar niet te veel benaderde voor logieskwesties. En toch was de eerste praktische vraag (de tweede eigenlijk; de eerste was het huisje vinden, en daarvoor had ze al een slecht cijfer laten optekenen) al meteen een onvoldoende: hoe zette je die uit een 19de-eeuws huis verloren gelopen gaskachel toch ook al weer aan? Want mijn vriendin begon een koutje te pakken.    Don zou het komen fixen.   De wegen van Don en de gaskachel slaagden er het hele weekend eigenlijk niet in om samen te komen. En toen we hem dan toch eens zelf uit zijn park plukten, kreeg hij het ding ook niet aan de praat. Plots rinkelde zijn mobiel: hij werd dringend bij het avondmaal op het château verwacht. Don sprintte naar het huis. Mijn vriendin keek hem achterna, draaide haar hoofd om, en pruilde haar mond tot een zacht goedkeurend en waarderend geklik met haar lippen. Dat moest ik onthouden.    Op zaterdagavond, nog voor mijn terreinbabbel met hem, was Don nabij ons treinstation gepasseerd met enkele esdoornscheuten in de hand die hij ergens kwijt moest. Milo volgde met een lege pindakaaspot in zijn bek. De oude hond, genre golden retriever waarvan alles tot bijna tegen de grond hing door de levenszwaarte der dagen, vormde een uitstekend duo met zijn baasje. Wat voor Milo opging, ging eigenlijk ook op voor Don (en omgekeerd). Wie wie naäapte, was niet duidelijk, maar wat we wel wisten was dat ze elkaar doorheen de jaren hadden gevonden; ik hoopte dat hij meemocht naar Cincinnati, met Don, zijn levensmaatje, en niet gevierendeeld werd en Don alleen twee poten en een kop meekreeg in zijn vlucht terug naar de States.    Zondagmorgen begon met een lekke band. Dat vond ik fijn, want het was de beloning voor het meesleuren van een grote fietspomp en herstelgerief. Later bleek de beloning dubbel. We gingen nogmaals samen als koppel herstellend aan de slag. Een nieuwe ervaring! Toen ontdekten we ook de boosdoener: een scherp steentje dat zich genesteld had in de band van vrouwlief. We keilden het achteloos weg op de oude trambaan even buiten Hannut. Van dan af werd het saai: we fietsten enkel nog.    Toen we het park uitreden, grofweg te situeren tussen bandhersteloperatie deel I en deel II, dreven we de bende Engelse kippen en hanen uiteen op de kasteeldreef. Ik kon niet nalaten naar de derde verdieping te kijken, of Don al wakker was. De gordijnen waren in elk geval nog toe. Maar toen we later die middag terugkeerden om de bagage op te halen, was er nog geen verandering. Volgens mijn vriendin had Don die nacht gewoon op de zetel moeten slapen.    En zo eindigt dan ons piepkleine fietsavontuur in de coulissen van een château met bijzondere bewoners. Het is fijn toch even een kijkje te kunnen nemen in de wereld van de rijken. Al herinneren we ons vooral een sympathieke man in witte kleren met het hemd ín de broek, werkend in zijn parktuin, vol raadsels, die in een veranderende wereld nog steeds naar zijn eigen plekje op de wereld op zoek is.    Het had mijn maat kunnen zijn. We gingen elkaar zeker verstaan. Behalve dan over gazonnen.     Ik ben vergeten zijn naam te vragen. Maar misschien maar best ook. Voor mij blijft hij Don. Altijd. Waar hij ook heen gaat. 

Jeroen V
0 0

Gedoogbeleid voor een kat

Sinds een half jaar heb ik een kat geadopteerd. Enfin, het is meer een stilzwijgende overeenkomst tussen kat en man in die zin dat ze er mag zijn onder een aantal voorwaarden.   De eerste is dat ze haar eigen haar opkuist. Nou, dat doet ze niet. Overal waar het warm óp zitten is, is een potentiële pleisterplek. Ik zou het fijn vinden als ze altijd op de zetelrug van mijn oma zaliger zou rusten en slapen, onder mijn palmboom, maar de oude doos versmaadt ook mijn éigen zetel niet. Gezien ik een punctuele haarvermijder ben, is een klein aandeel haartjes dus al ruimschoots genoeg om een paar keer na elkaar heel diep te zuchten. Ik kijk haar dan aan, maar meer dan wat gespleten oogblikken gunt ze me niet. Alsof ze wil zeggen: “ik had het veel erger kunnen maken – weet je nog hoe ik het vroeger deed?”   Dat weet ik nog. Tijdens haar puberjaren en nog lang daarna, krabde ze kale plekken op haar rug. Een jaar of twee terug hield ze daarmee op. Ik besloot dat zelfs katten het op hun eigen zenuwen kunnen krijgen.   Dus ik verdraag ze. Zolang ze maar aan voorwaarde twee voldoet: ze dient proper te eten. Brokjes eet ze mooi volledig op en spatten niet bij elke kraak van het bordje af. Ze maakt er helaas een potje van. Je kan altijd zien wanneer ze gegeten heeft. Onlangs heb ik haar een kommetje gegeven met hoge randjes. Ik denk dat ze me dat al de hele tijd probeerde wijs te maken – dat ze nood had aan extra structuur. Ze klaagmiauwde altijd zo vaak. Maar nu het experiment met het diepe potje lijkt te lukken, merk ik een vredige rust opduiken in de zone van haar eetbak. We hebben elkaar begrepen.   Toch zijn er nog voorwaarden. Ik had misschien met deze moeten beginnen, want het is een basale: ze zit ’s nachts binnen als het koud is. Maar ze heeft dat eigenlijk al van voor de winter begon, een beetje heel breed geïnterpreteerd. Die “’s nachts” heeft ze geschrapt uit onze overeenkomst. En “koud” vond ze ook te eng geformuleerd: ze is wel een elfjarige kat, en geen jong kneusje meer voor wie een beetje koude geen zorg is! Kan ik ze ongelijk geven? Durf jij dat? Had jij dan geen bomma die met zo’n vintage gehaakt dekbed als sjaal rond haar hals geslagen zat te koukleumen bij 23° kamertemperatuur in zo’n zetel die de kringwinkels nu steevast weigeren?   Wel, ik denk dus dat ik me in de derde leeftijd beter moet inleven (telkens ik mijn lief-met-kinderen zie smeekt ze me dat ook te doen voor de eerste leeftijd – werk zat dus!). Dat zal me niet slecht uitkomen, want met mijn 45 lentes sta ik ook al zowat op die poort te kloppen. Nou nou.   Voorwaarde vier is momenteel compleet ontspoord en ik heb bij de minister van Dierenwelzijn om een bemiddelaar gevraagd. Áls ze binnenzit, houdt ze haar plas óp. Ik had gedacht dat dat een heel duidelijke regel was (bij hondjes lukt dat toch!), maar gaandeweg is ze beginnen gaan als ze goesting had. Ik zou echt niet in de voeten van mijn mini-yuca willen staan. De plant hangt troosteloos met de oortjes naar beneden en dat zou wel eens door een overdosis kattensappen kunnen komen. Mijn grote palmboom stalkt ze ook. Vooralsnog blijft hij groeien – misschien heeft hij al die pis wel net nodig. Beneden de enorme pot verraadt een hoop bloemaarde haar zondige actie. “Een kattenbak zetten?”, hoor ik je opperen? Neen, daar begin ik niet aan. Dat trekt alleen maar andere katten aan, als die horen dat je je etablissement van te veel faciliteiten voorziet. Ik wil mijn poezenonderdak voorbehouden aan slechts één gedoogkat. Trouwens, ik heb maar één omazetel om op te zitten. Het is mijn week hartje dat de deur heeft opengezet voor die bejaarde kat. Bij de buurvrouw kwam er een jonge knappe kater en twee stevige honden. Maar Simba, want zo heet ze, had geen zin om op haar oude dag nog nieuwe maten te maken. Weet je wel: dat is zoals een bommaake in het appartement boven de bank aan de overkant van de kerk: soortgenoten zien vanuit het raam één hoog is best voldoende, als de seldersoep met vermicelli maar op tijd wordt geserveerd. En  dus ben ik, dierenliefhebber in de theorie, maar in de feiten eerder een dierenafstoter, al ongeveer zes maanden een liefdadigheid aan het doen: een dakloze kat van haar basisnoden voorzien. O, we hebben al eens woorden, redelijk vaak zelfs: ik wil bijvoorbeeld dat ze haar bord leegeet. Maar steevast blijft nog een kattenportie liggen en vraagt ze nieuw voer. Dan gaan we in discussie. Ik win altijd, behalve als ze heel zielig begint te doen. In feite wint zij dus altijd. Het is een ros-wit-zwarte kattin. Het is nog steeds een schoonheid, maar katers heeft ze nooit rond zich geduld. Elegantie is haar vreemd; daarvoor heeft ze te veel marginale straatmaniertjes. Neen, Simba is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken – al is het veel geblaas en eerder tandengeknars. Want als de nieuwe jonge buurkat haar opzoekt, blijkt ze toch hulpeloos en in het nauw gedreven. En laat ik haar binnen. Ook al is het niet koud, en is het nog geen nacht.

Jeroen V
0 0

De mol is dood

De mol is dood. Jaja, hij is echt dood. Het was een mannetje. Toen ik hem daarnet een struikenbegrafenis gaf (want hij is gevallen op een grassig slagveld), zag ik zijn piemeltje. Het was redelijk indrukwekkend voor zo’n beestje, en dan was ook dat piemeltje al dood. Mijn buurvrouw met wie ik de tuin deel, heeft me verteld over de veldslag. Ze is trots op haar hond en kat die in een gezamenlijke alliantie tegenover het leger van de mol stonden. De samenzweerders hadden eerst heel lang stilgelegen rond een plek waar de mol (overdag, de domkop) aan het graven was. Ze hadden naar elkaar gekeken en samengespannen voor een hinderlaag. Plots was de hond opgesprongen en beginnen graven. De mol had zich er laten instinken! Hij heeft nog gekrijst, naar ik hoorde zeggen, terwijl hond en kat hem zijn nederlaag zo lang mogelijk wilden herinneren. Ik weet niet zo goed of ik nu mijn blijdschap mag tonen. Per slot van rekening reken ik me bij de groene jongens. Geen donkergroene versie, maar ook geen appelblauwzeegroene. Ooit horen zeggen van een opportunistische politieker met een hoofdstadnaam dat hij groenrechts was. Ex-coryfee Jan Peumans heeft die gladde jongen eens goed uitgelachen waar hij bij zat. Ik wil niet uitgelachen worden door Jan Peumans, die tot mijn kennissen behoort als hij eens een goede dag in zijn herinnering heeft, weet je wel. Als redelijk groene jongen zou ik deze lafhartige aanslag moeten veroordelen. Hond en kat zijn exoten die al vele slachtoffers maakten in de tuin. Vooral de kat is een echte moordmachine. Dat hij nu ook de dociele hond voor zijn kar spande op zijn seriemoordenaarspad, kan enkel op mijn gemeende afkeuring rekening. Zo hoort het, als politiek correcte groenling. Behalve als het een mol is. Want die mol daagt me al jaren uit. Een drietal jaar, als ik precies mag zijn. Mijn leven van die tijd, herinner ik me, zwiept van de ene emotie ten gevolge van de terreinrealisaties van de mol, naar de andere. Het is zo’n beetje de lijm geweest van mijn leven in die tijd, denk ik. Het is ook een beetje een vreemde mol. Zo wou hij niet in winterslaap. Dat vond ik straf! Zelfs dan groef hij mijn ecologisch beheerde pelouse om! Ik lees vandaag dat een mol geen winterslaap houdt. Dus mijn mol is dan toch al een beetje minder vreemd dan ik dacht. Maar toch niet helemaal on-vreemd ook, hoor. Zo groef hij heel oppervlakkig. Zijn gangen liepen echt aan de oppervlakte – zo’n gevaarlijk spel speelde hij! Ik sneed PET-flessen middendoor en stak ze in een mollenpijp. Ik drenkte vodden in benzine en stak ze eveneens in zo’n gat. Ik stak een mollenvangkoker tussen twee gangen. Ik stond ’s morgens vroeg op om hem uit te graven waar hij aarde naar boven duwde (maar hij tekende nooit present). Het hielp allemaal niet. Mijn mol was een doorgewinterd strateeg: míj kreeg hij klein. Soms verhuisde hij voor een paar maand. Een andere keer ploegde hij in de winter een kwart van mijn bos om. Toen dacht ik: zo kunnen we samenleven, vriend. In mijn bos mogen ook de honden schijten; dus jij doet hier ook maar je ding! Toen er honden kwamen, dacht ik: die zien we niet meer terug. Twee maand terug boekte hij opnieuw voor een paar maanden, met open optie. Ik vond dat sneu, dat hij geen plannen had om definitief weg te gaan. Je zou toch denken dat mijn mol intussen die hondenstront moet geroken hebben, en zijn lessen had getrokken. Maar neen. Ik zie op het gras van mijn gedeelde tuin een volwassen mollenlijk. De doders hebben hem vanbuiten intact gelaten, je ziet geen wonden. Het opbaren in een molllenkist zou dus niet veel moeite hebben gekost. Toch heb ik hem ledemaatloos in de struiken gekeild. In oorlogstijd ben je wat harder, wat nijdiger, wat minder begaan met sentimentele zaken zoals een mollenbegrafenis met gepaste teksten en muziek. Nu de begrafenis achter de rug is, de eerste emoties gezakt, de hond en de kat een ereteken kregen opgespeld (wat de kat heel vervelend vond; de hond liet begaan, de sukkel), denk ik terug aan het tragische leven van de mol. En dat van mij. Nu de mol er niet meer is, me geen richting meer geven kan, moet ik op zoek naar een nieuwe levensbegeleider. Elk probleem schept dus een nieuw. Al moet ik het misschien relativeren: mensen struikelen niet over bergen, maar over molshopen. Als mens dien ik de gezamenlijke traditie van spreekwoordelijke wijsheid te onderschrijven. Dus doe ik dat maar: we maken iets niet erger dan het maar is. Ik lees dat mollenpoten geluk brengen en helpen bij het dóórbreken van kindertanden. Mijn zus heeft nog peuters lopen en een baby maakt zijn opwachting. Het wordt een goedkoop cadeautjesjaar.

Jeroen V
2 0