op jacht in het binnenzwin
vogel één, ik
vogel twee, jij
vogel drie vier vijf: grauwe ganzen, landend
vogel zes zit log op het fijne takje, en toch buigt de twijg amper
vogel zeven acht: zilverreigers waarvan één opvliegt
vogel negen is de zegen van een blauwborstje
vogel tien laat zich zien op jouw wang: een vlek waar je duidelijkheid over wil, is het pigment of ouderdom of een vogel die de mogelijkheid huidkanker warm wil houden
die broedvogel wil je schieten