Zoeken

LICHT IN RUÏNES

Eenzame Dageraad Daniël wordt wakker van het koude ochtendlicht dat door het kleine raam van zijn schuilplaats naar binnen schijnt. Deze schuilplaats is een kelder van een oud, half afgebroken huis aan de rand van een verlaten stad. Binnen heeft hij een hoekje ingericht met oude dekens en lappen, gevonden in nabijgelegen huizen. De lucht hier is vochtig en stoffig, maar voor Daniël is het nu zijn thuis. De muren van de schuilplaats zijn versierd met zijn tekeningen - afbeeldingen van bomen, vogels en de zon, getekend met houtskool van een kampvuur. Deze tekeningen zijn zijn manier om zich de wereld te herinneren zoals die was vóór de ramp. Met de eerste zonnestralen hoort Daniël de geluiden van de stervende stad: het kraken van oude gebouwen, de wind die fluistert door de verwoeste straten, en het verre geblaf van honden. Hij kleedt zich aan met zijn versleten jas en schoenen gewikkeld in lappen - zijn enige bescherming tegen de kou en het vuil van de straten. Daniël pakt zijn zelfgemaakte tas, gemaakt van oude spijkerbroeken, en controleert zijn voorraden: een paar blikken voedsel, een stuk hard brood en een fles water. Elk item is het resultaat van lange zoektochten en inspanningen. Voordat hij vertrekt, werpt hij een blik op de foto van zijn familie, achtergelaten op een tafel gemaakt van boomresten. Dit is een herinnering aan een tijd waarin hij deel uitmaakte van iets groters, iets vol warmte en liefde. Nu is het een herinnering aan zijn eenzaamheid en verlies. Bij het verlaten van zijn schuilplaats ruikt Daniël de scherpe geur van verbranding en schimmel. De verwoeste gebouwen, overwoekerd met klimop en mos, torenen boven hem uit als monumenten van het verleden. De straten zijn leeg, bedekt met een laag as en puin. Elke stap hier is een herinnering aan de wereld die hij kende en die nu niet meer bestaat. Daniël gaat op zijn gebruikelijke route op zoek naar voedsel en water, terwijl hij voortdurend om zich heen kijkt. Zijn kleine hart klopt in het ritme van elk geritsel en gekraak in de verwoeste stad. Mysterieuze Ontdekking Na een zorgvuldige inspectie van de naburige gebouwen, besluit Daniël de oude bibliotheek en school aan de rand van de stad te onderzoeken. Het gebouw ziet er angstaanjagend uit met zijn gebroken ramen die op lege oogkassen lijken. Binnen heerst een stilte, alleen onderbroken door zijn stappen die echoën in de lege gangen. Gebroken stoelen en tafels, verspreide schoolboeken – alles herinnert aan vervlogen dagen. Hij loopt naar de kantine, voorbij klaslokalen waar kinderen ooit lachten en leerden. Nu heerst hier alleen stilte, verstoord door zijn eigen stappen. Als Daniël de kantine bereikt, ontdekt hij dat het meeste voedsel bedorven of geplunderd is. Toch begint hij zorgvuldig te zoeken. Hij opent alle kasten en koelkasten, in de hoop conserven of niet-bedervende producten te vinden. In een hoek, onder een laag vuil en spinnenwebben, vindt hij een pak beschuit en een paar blikken fruit in eigen sap. Daniël voelt een golf van vreugde als hij zijn vondsten vasthoudt. Hij weet dat het geen luxe is, maar elke kleine overwinning is belangrijk voor hem. Deze voorraden zullen hem tenminste een paar dagen van voedsel voorzien. Hij voelt opnieuw een gevoel van vertrouwen dat hij kan overleven en dat elke nieuwe dag hem een kans op overleving biedt. Met de beschuit en blikken in zijn handen keert Daniël terug naar zijn schuilplaats, wetende dat hij vandaag niet hongerig zal slapen. Deze dag herinnert hem eraan dat, ondanks alles, het leven doorgaat en dat er zelfs in een verwoeste wereld plaats is voor hoop. Onverwachte Dreiging Ondanks zijn recente geluk, beseft Daniël dat overleven constante waakzaamheid vereist. Op een dag, tijdens zijn dagelijkse zoektocht naar hulpbronnen, wordt de vredige stilte van de verwoeste stad verstoord door een verontrustend geluid. Het geblaf en gegrom van honden bereikt hem terwijl hij de resten van een klein winkeltje onderzoekt. Als hij naar buiten kijkt, ziet Daniël een roedel wilde honden die, het lijkt erop, op jacht zijn naar iets... of iemand. Zijn hart stopt even. Hij realiseert zich dat de honden zijn geur kunnen opvangen. Snel de situatie inschattend, klimt Daniël de winkel binnen en barricadeert de deur stil met oude kratten en meubelresten. Hij luistert naar de stappen van de honden buiten de deur, zijn ademhaling wordt sneller en luider. De honden beginnen aan de deur te krabben, hun gegrom en geblaf wordt luider. Daniël realiseert zich dat hij iets moet doen. Hij herinnert zich de achteruitgang van de winkel die hij eerder had gezien. Voorzichtig, om geen extra geluid te maken, sluipt hij naar de achterdeur. Eenmaal buiten kijkt hij snel om zich heen en realiseert zich dat de honden nog steeds bij de voordeur zijn. Daniël rent zo snel als hij kan weg van het gevaar. Zijn hart klopt in unisono met zijn snelle stappen. Na een paar minuten rennen, als de geluiden van het geblaf wegsterven, stopt Daniël om adem te halen. Hij realiseert zich hoe groot het risico was. Dit incident herinnert hem aan de constante gevaren in deze nieuwe wereld en dat elke stap zijn laatste kan zijn. Terug in zijn schuilplaats, besluit Daniël voorzichtiger te zijn in zijn zoektocht naar hulpbronnen. De ervaring met de wilde honden heeft zijn vastberadenheid om te overleven versterkt en hem geleerd om meer aandacht te besteden aan zijn omgeving. Verborgen Toevluchtsoord Na de gevaarlijke ontmoeting met de roedel wilde honden, besluit Daniël een nieuw deel van de stad te verkennen, in de hoop veiligere plaatsen te vinden om hulpbronnen te verzamelen. Zijn pad leidt hem naar een verlaten gebouw dat ooit een kantoor was. Het gebouw lijkt meer intact dan de meeste andere in de stad. Voorzichtig naar binnen gaand, ruikt Daniël de vreemde geur van oud papier en stof. Het kantoor is vol met omgevallen meubels, brokstukken van muren en verspreide documenten. In een hoek ontdekt hij een deur die naar een kleine opslagruimte leidt. Tot zijn verbazing vindt Daniël in de opslagruimte een oude radio. Hij is bedekt met een laag stof, maar het lijkt erop dat hij nog kan werken. Daniël maakt hem schoon en probeert hem aan te zetten, zonder veel hoop. Tot zijn grote verbazing werkt de radio, en na wat gekraak en ruis hoort hij een zwakke stem. De stem op de radio is nauwelijks te onderscheiden, maar Daniël maakt een paar woorden uit: "overlevenden", "ontmoeting" en "hoop". Zijn hart slaat over van opwinding. Dit is het eerste teken dat hij niet alleen is in deze wereld. Opgewonden en vol nieuwe energie, brengt Daniël de rest van de dag door met het proberen te verbeteren van de radio-ontvangst, waarbij hij oude antennes en draden afstelt. Zijn inspanningen worden beloond wanneer hij de stem duidelijker hoort spreken over een ontmoetingsplaats voor overlevenden in een ander deel van de stad. Die nacht kan Daniël niet slapen. De gedachte dat er ergens anders mensen kunnen zijn, vult hem met hoop. Hij besluit dat hij op zoek moet gaan naar deze plek. De kans om anderen te ontmoeten, om niet langer alleen te zijn, is te belangrijk om te negeren. De Volgende Stap Opgeleefd door de ontdekking van het mogelijke bestaan van andere overlevenden, begint Daniël zijn reis te plannen. Hij weet dat het gevaarlijk zal zijn, maar de kans om anderen te ontmoeten en uit zijn eenzaamheid te breken is te belangrijk om te negeren. Hij brengt enkele dagen door met voorbereidingen voor zijn tocht. Daniël pakt blikvoedsel, water, medische benodigdheden en de radio in zijn tas. Hij vergeet ook zijn zelfgemaakte wapens niet - een stevige stok en een scherp stuk metaal. Hij weet dat er gevaren kunnen zijn in de vorm van wilde dieren of instortende gebouwen op de straten van de stad. Daniël zorgt er ook voor dat zijn schuilplaats veilig achterblijft. Hij camoufleert de ingang, zodat niemand die kan vinden in zijn afwezigheid. In zijn hart is er angst om zijn enige thuis te verliezen, maar het verlangen om anderen te vinden weegt zwaarder dan deze angst. Eindelijk breekt de dag van vertrek aan. Daniël staat vroeg op, zijn hart klopt van opwinding en angst. Hij werpt een laatste blik op zijn schuilplaats, draait zich om en loopt de verwoeste stad in. Reis naar het Onbekende Daniël verlaat de schuilplaats van zijn jeugd en stapt een wereld binnen die tegelijkertijd vertrouwd en volkomen vreemd voor hem lijkt. Hij laat de ruïnes van zijn huis achter zich, waar hij de laatste jaren heeft doorgebracht, en begint aan een reis door de uitgestrekte, verwoeste stad. Zijn kleine voeten dragen hem door de verlaten straten, overwoekerd met onkruid en bezaaid met puin. De gebroken ramen van de gebouwen herinneren hem aan de ogen van lege schedels, en elke stap echoot de voormalige levens van deze plaats. Elke dag is een beproeving voor Daniël. Voedsel en water worden zijn primaire doelen. Hij zoekt ze in verlaten winkels, riskeert confrontaties met wilde dieren die nu vrij rondlopen op straat. Soms vindt hij waterreserves in kapotte automaten of conserven onder een laag stof op de planken van oude winkels. Hij verzamelt regenwater in oude potten en flessen, filtert het door stukken stof. Elk stukje voedsel en elke druppel water is voor hem een schat. De avonden zijn het moeilijkst. Daniël zoekt een schuilplaats voor de nacht in verlaten gebouwen of in vernielde bussen, waar hij zich kan verbergen voor de gevaren van de nacht. Hij maakt een kussen van zijn rugzak, gevuld met zijn weinige bezittingen, en valt in slaap gewikkeld in een oud deken. Zijn dromen zijn onrustig, vol herinneringen aan zijn vroegere leven en angst voor het onbekende. Met elke nieuwe dag wordt Daniël sterker en wijzer. Hij leert zich te oriënteren tussen de ruïnes, sporen van leven te vinden in deze dode wereld. Maar het belangrijkste is dat hij leert overleven. Zijn hoop om anderen te ontmoeten, misschien zelfs zijn eigen familie, voedt zijn kracht en geeft hem de motivatie om verder te gaan. Het Eerste Signaal Naarmate Daniël verder door de verlaten straten trekt, voelt hij hoe elke stap hem verder wegvoert van de enige plek die hij ooit thuis kon noemen. Ondanks vermoeidheid en angst blijft hij doorgaan, gedreven door de hoop zijn ouders te vinden of tenminste andere overlevenden. De stad om hem heen is als een schaduw van zijn vroegere zelf. Verwoeste gebouwen staan als stille getuigen van de ramp die de wereld trof. De straten zijn bedekt met een laag stof en afval, en in de lucht hangt een ijzige geur van verval en dood. Daniël komt obstakels tegen bij elke stap: van ingestorte bruggen en geblokkeerde wegen tot onverwachte ontmoetingen met wilde dieren, die nu de heersers van deze verlaten straten zijn. 's Avonds vindt Daniël onderdak in verlaten gebouwen, waar hij kleine kampvuren maakt voor warmte en zichzelf eenvoudig voedsel bereidt van wat hij kan vinden. Vaak valt hij in slaap terwijl hij luistert naar het gieren van de wind in de vernielde muren, denkend aan zijn familie. Waar zijn ze nu? Zijn ze nog in leven? Deze gedachten laten hem niet los. Ontmoeting met Hoop Uitgeput maar vastberaden nadert Daniël voorzichtig de ontmoetingsplaats van de overlevenden. Wanneer hij een groep mensen in een verlaten park ziet, stopt zijn hart voor een moment. Plotseling, in zijn uitgeputte lichaam, borrelt energie op, en hij rent naar hen toe, alle voorzichtigheid vergetend. Tussen de onbekende gezichten zoekt hij gretig naar bekende trekken van zijn ouders. Zijn ogen schieten van de ene naar de andere persoon, maar de langverwachte hereniging vindt niet plaats. Pijn en teleurstelling overspoelen hem, en tranen stromen onophoudelijk uit zijn ogen. De mensen om hem heen proberen hem te troosten, omarmen hem en verzekeren hem dat zij nu zijn nieuwe familie zijn. Ze beloven te helpen zoeken. Daniël, zijn tranen bedwingend, herinnert zich de woorden van zijn vader over moed en standvastigheid. Met hernieuwde kracht overwint hij zijn wanhoop en heft zijn hoofd op. Nu weet hij dat hij niet alleen is in deze verwoeste wereld en dat zijn missie om zijn familie te vinden doorgaat. © Adam Gazdiev, 2023.Alle rechten voorbehouden  

Adam Gazdiev
0 0

De Vergissing

De Vergissing.  Onder een koepel van felle sterren dwaal ik eenzaam door de mistige omgeving van het kerkhof. Vroeger zouden mijn ledematen vloeibaar aanvoelen van angst maar nu kan ik enkel aan haar denken. Het gif dat in mijn aderen stroomt is moordzuchtig. Een hels verlangen dat mijn honger, of laat ik het beter uitdrukken, mijn dorst nooit zal stillen. Haar blik van pure walging toen ik mijn duivelse aard bekend maakte, deed mijn naïeve hoop in duizenden stukjes vallen. De gedachte om haar kinderwens in te ruilen voor het eeuwige leven brak niet alleen haar hart maar had de reflectie van onze tweeling-zielen vernietigd. De vloek van de bekendmaking. Wie de gift niet in ontvangst wilde nemen om welke reden dan ook zou verdrinken in de dood. Ik vocht nog tegen mijn bloeddorstige drang maar mijn scherpe tanden doken in haar vlees. Het warme bloed gutste in mijn keel. De pure, engelachtige smaak van haar bloed overstemde de marteling van afwijzing en haar afschuwelijk gekrijs. Op mijn koude knieën smeekte ik nadien dat ze ook van mijn bloed zou drinken maar met haar laatste kracht op haar lippen spuwde ze de met bloed doordrenkte fluimen in mijn gezicht. Toen kwam het besef. Ik had hetzelfde moeten doen tegenover mijn maker. Met zijn transparante ogen en zijn diepe warme stem had hij me verlokt. De openbaringen van de mensheid, het ontdekken van nieuwe eeuwen, het eeuwige leven en de gave om tussen nachtelijke wolken te duiken en weer op te stijgen hadden me verblind voor de wens van mijn dierbaarste ziel. Nu zit ik opgescheept tot het einde der tijden met de maker die me enkel kennis kan schenken. Maar geen liefde. Nochtans had hij me onder het deken van de nacht gewaarschuwd. Niet alle zielen kunnen door het venster van de voordelen kijken. Een uil krast terwijl mijn glazige tranen op haar grafsteen breken. De fysieke pijn die ik daar bij voel, stelt niets voor tegenover mijn versplinterde ziel. In films huilen vampiers bloed of zijn ze niet in staat om te wenen maar de werkelijkheid toont onvoorstelbare waarheden. Sommige van onze krachten bezitten wel een logica want we zijn verwant met vleermuizen. Net als hen bezitten we een sonarsysteem waardoor we bliksemsnel kunnen reageren. En qua geuren, ruiken we meestal de stank van wat dan ook maar dan vertienvoudigd. De heerlijke geuren zoals die van de witte rozen die voor haar grafzerk in het bleke maanlicht schitteren, kan ik niet meer waarnemen. Enkel bloed kan mijn reukorgaan nog op een etherische wijze prikkelen. Ik ben nu een van de schepsels die de heerschappij deelt van de nacht met mijn soortgenoten. Vaarwel mijn lieve Sigrid.     

Mainscript
0 0

Wéris: Megalitisch Mysterieus

De regen viel gestaag neer op het verlaten dorpje Wéris, terwijl ik, Elowen, mijn aandacht richtte op het oude, gehavende hunebed dat de heuveltop domineerde. Mijn vingers streken over de verweerde stenen terwijl ik me afvroeg waarom ik hier was, waarom ik mijn leven had gewijd aan het bestuderen van deze mystieke plek. Ik stond op het punt om mijn lang bewaarde geheim te ontrafelen, een geheim dat al generaties lang in mijn familie was doorgegeven. Mijn voorouders beweerden dat ik afstamde van de reuzen die dit hunebed hadden gebouwd. Het was tijd om de waarheid te achterhalen. Het was een kille nacht, de maan wierp haar bleke licht op de stenen. Plotseling hoorde ik een fluistering in de wind, een oud lied dat in de lucht hing. Het was een mysterieuze melodie, zonder woorden. Het gevoel dat deze melodie opriep was alsof de natuur zelf sprak, een herinnering aan een tijd erg lang geleden. Het was alsof de natuur mij uitnodigde om dichterbij te komen. Toen ik dat deed, verschenen ze voor mijn ogen, de reuzen, hun gestalten gehuld in schaduwen. "Elowen," sprak een van hen, zijn stem als het geluid van donder, "je zoekt antwoorden, en we zullen ze je geven.” Toen ik me plotseling te midden van de reuzen bevond, voelde ik een mix van verbazing, ontzag en verwondering die mijn hart liet overslaan. Hun gestalten, gehuld in schaduwen en grootsheid, deden me beseffen hoe klein en nietig ik was in vergelijking met hun immense aanwezigheid. Mijn adem stokte bij de diepe klank van de stem van de reus die sprak, als donder die door de lucht rolde. Het was een geluid dat door merg en been ging, dat een onmiskenbare autoriteit uitstraalde. Toen de woorden "Elowen" uit zijn mond rolden, voelde ik een rilling over mijn ruggengraat gaan, als een oproep van eeuwenoude tijden. Hun verschijning leek onwerkelijk, als wezens uit een droom die werkelijkheid werden. Ik staarde naar hen met grote ogen, mijn hart bonzend in mijn borst. De woorden die ze spraken waren als een betovering, en ik voelde me diep verankerd in de tijd en de geschiedenis. De aanwezigheid van de reuzen omringde me als een onzichtbare mantel van kennis en geheimen, en ik wist dat mijn leven voorgoed was veranderd. Het was alsof ik in een andere wereld was gestapt, een wereld waarin verleden en heden naadloos in elkaar overvloeiden, en ik was de bewaarder van dat mysterieuze grensgebied. Ze begonnen te vertellen over de tijd dat ze dit hunebed met hun eigen handen hadden gebouwd. Reus Aelric sprak met een diepe, rijke stem. "We trotseerden alle weersomstandigheden, Elowen. We bedekten de grote zwerfkei met een laag zand en graszoden, waardoor alleen de bovenkant van de deksteen zichtbaar was." Reus Branwen, zijn ogen schitterend van herinneringen, voegde eraan toe: "Alles wat we deden, verrichtten we voor de generaties die na ons zouden komen." Terwijl de reuzen hun verhaal deelden, begon ik de diepere betekenis van het hunebed te begrijpen. Het was meer dan zomaar een graf; het was een monument voor hun geliefden, een heiligdom voor de zielen die de reuzen hadden gekend en liefgehad. De achtergrond van dit megalithische wonder werd met elke zin duidelijker. Het verhaal ontrafelde zich langzaam, met onthullingen en geheimen die diep begraven waren. De dialoog tussen Elowen en de reuzen onthulde niet alleen de geschiedenis van het hunebed, maar ook haar eigen connectie met de plek en de reuzen zelf. Terwijl ik luisterde naar de reuzen, begon ik te geloven dat de grenzen van tijd en ruimte vervaagden. Misschien was het hunebed meer dan een monument; het was een poort naar het verleden, een mogelijkheid om de geschiedenis te herbeleven. Het verhaal bereikte zijn hoogtepunt met een mystieke samensmelting van heden en verleden. Elowen werd één met de reuzen, de stenen en de geschiedenis zelf. Ze begreep nu waarom ze hier was, waarom ze de hoedster was van dit oude geheim. Met een zucht kwam ik terug in het heden, mijn vingers nog steeds rustend op de stenen van het hunebed. Ik wist dat mijn reis nog niet ten einde was, dat er meer te ontdekken viel over de bouw van het hunebed, de reuzen en mijn eigen plaats in dit verhaal. Ik keek om me heen, terug naar de vertrouwde omgeving van het hunebed van Wéris in het heden. De reuzen waren verdwenen, teruggekeerd naar de nevelen van de tijd, maar hun verhaal, de geschiedenis van dit betoverende monument, en mijn rol als hoedster van het mysterie, waren nu meer dan ooit duidelijk voor me. Dit was niet zomaar een verhaal uit het verleden. Het was een verhaal dat zich uitstrekte over de eeuwen, een verhaal dat leefde in de stenen, de aarde en in mijn eigen hart. Het was een verhaal dat verteld moest worden, niet alleen om het mysterie te onthullen, maar ook om de waarde van verbondenheid, liefde en herinnering te vieren. Terwijl ik daar stond, mijn voeten stevig verankerd in de grond van het heden, wist ik dat mijn reis nog lang niet ten einde was. Er waren nog meer geheimen te ontdekken, nog meer verhalen te vertellen, en nog meer mensen om te inspireren met het wonder van het hunebed van Wéris. En zo eindigt mijn verhaal niet hier, maar gaat het door, als een kroniek van het verleden en een belofte voor de toekomst. Mijn naam is Elowen, hoedster van het hunebed van Wéris, en mijn reis zal voortduren, eeuwig en altijd.

Sander_H
5 0

Basilicum?

Brussel wordt soms de hoofdstad van Europa genoemd. De stad herbergt tevens het militaire bondgenootschap Navo. Ruslands gek nummer twee dreigde er onlangs mee dat een raketaanval op de splinternieuwe hoofdzetel tot de mogelijkheden behoorde. Buiten de Europese wijk, de Navosite en het vijfenzestigjarige Atomium, is er een gebouw dat meestal vergeten wordt, ook al prijkt het aan de horizon hoog boven de stad: de basiliek van Koekelberg. Zij moest de vergelijking doorstaan met de Basilique du Sacré Coeur van Montmartre in Parijs. Een wijk als Montmartre werd het nooit. In de buurt ligt de verpauperde stadswijk Molenbeek, door Donald Trump als ‘hellhole’ beroemd geworden. Diezelfde Donald vroeg zich ook af wat het grote gebouw op de heuvel met basilicum te maken had. Raar, maar onder de vloer van de imposante kerk bevinden zich zowaar vier evenementzalen waarvan één ooit zelfs als dancing werd uitgebaat. Ze hebben klinkende namen als Nobis, Rome, Mimosa en Vita. Deze laatste is ingericht als theaterzaal met honderdnegenenzeventig zitplaatsen. Vandaag wordt hij verhuurd aan de VFF, de Vereniging van de Fantastische Film. De leden krijgen in avant-première de rampenfilm ‘BXL no longer’ te zien in gezelschap van de regisseur. Het plot: een machtige onbekende groep wil de Europese inmenging  op wereldvlak teniet  doen en  Brussel verwoesten.Tijdens een luchtaanval worden de  steunpilaren onder het Atomium weggeschoten. De negen bollen rollen naar het centrum… Net wanneer in de film een van de bollen de basiliek van Koekelberg nadert, hoort men een oorverdovend lawaai en trilt de zaal hevig. Even denkt men dat het een grap is van de regisseur, maar hij veert recht en rent naar de uitgang. Iedereen wil nu weg. De elektriciteit valt uit. In het donker grijpen mensen elkaar vast. Er ontstaat paniek. Iemand roept om kalm te blijven en hulp af te wachten. Er lichten gsm’s op,  maar hier diep onder de grond is er geen bereik en kan men niet bellen.“Wat gebeurt er?” vraagt de totaal ontdane regisseur aan de securityman die met het intern communicatiesysteem contact probeert te maken.“Ik krijg geen gehoor. Ik ga zien of ik boven geraak. Probeer de mensen te kalmeren. Vraag hen terug in de stoelen te gaan zitten want ook de noodverlichting werkt niet meer.”In het gedrang hebben  mensen zich bezeerd. De regisseur slaagt erin hen gerust te stellen. Ze volgen zijn raad op en zetten zich terug neer. Niemand praat meer. Iemand huilt zachtjes. Iedereen wacht bang af. Heel in de verte hoort men sirenes loeien. De man van de beveiliging is boven geraakt. Hij kan zijn ogen niet geloven. Wat een ravage! Aan de achterzijde van de Basiliek, waar de ingang zich bevindt van de ondergrondse zalen, is een rode helikopter neergestort en heeft een elektriciteitskast verpulverd. Gelukkig is er geen brand uitgebroken. De man krijgt een naar gevoel. Hij herkent deze helikopter. Het is bekend dat de koning, die een ervaren piloot is, regelmatig toertjes maakt met dit toestel in de omgeving. De brandweercommandant verzekert hem dat de piloot, een ordonnansofficier van de koning, het overleefd heeft. Samen met enkele hulpverleners haast de securityman zich terug naar de Vitazaal. Het is er akelig stil …

Vic de Bourg
15 3

Ulciscor (ALLEE IDEE! #2)

De ijzeren ketens wegen zwaar rond mijn polsen maar geven me een zeker gevoel. Want ik ben straks niet de persoon die ze zal dragen.Voor me ijsbeert Inaya heen en weer door de kerker. Met haar vingers trekt ze het bovenste laagje vel van haar lippen tot ze bloeden. In een hoek van de kerker zit Arihn gebogen over de Grimoire. Hun ogen zijn rood en er onder lopen donkere wallen. Toch staart die met een enthousiaste fascinatie naar de pagina’s die hen slapeloze nachten hebben bezorgd. Ik weeg af wie ik beter niet zou onderbreken. Ik neem een diepe hap adem. ‘Inaya…’‘Wat als ze je ontdekken!’ barst ze uit.Mijn ogen sperren zich kort voor ik me herpak. ‘Dat gaat niet gebeuren.’Arihn kijkt geen seconde op van hun boek. ‘Zeg nooit "nooit".’Ik werp een moordende blik naar de Heksenmeester die het nooit zal niet. ‘Dat gebeurt niet.’Inaya stopt abrupt met ijsberen en kijkt me met krankzinnige ogen aan. ‘Maar wat als…’‘Dan hebben jullie Eadwyn. Dat is het plan.’ Mijn polsen zitten al vast in de ketens en weerhouden me van haar te knuffelen en haar gerust te stellen. Ze draaft naar me toe en laat zich op haar knieën voor me vallen. ‘En jij dan?’ Haar groene ogen boren in de mijne. Ze doen me denken aan onze Velden voor ze in rook en assen opgingen.Mijn ogen beginnen te prikken bij de herinnering dus ik wend mijn blik naar een donkere hoek in de cel. ‘Eadwyn is ons doel. Ik red me wel.’Met een luide klap sluit Arihn de Grimoire en springt die van het strobed. ‘Kyra geeft enkel om wraak, zus.’ Arihn kijkt op me neer met een blik die zowel teleurstelling als begrip spreekt. ‘Zelfs als ze haar eigen ermee in gevaar brengt.’Uit mijn ooghoek zie ik tranen opwellen in Inaya’s ogen. We hebben deze discussie al gehad en mijn besluit staat vast. Maar het vreselijke gevoel in mijn borst ebt niet weg wetende dat ik haar hier pijn mee doe. Woorden zullen haar niet meer geruststellen dus richt ik me naar de Heksenmeester.‘Als er iets met mij gebeurt…’Inaya slaat een paniekerige kreet.‘ALS…’ benadruk ik met meer kracht in mijn stem. ‘Breekt het de spreuk?’Arihn schudt hun hoofd. ‘De enige manier om terug te wisselen is als Eadwyn en jij in contact komen met elkaar en jullie beide instemmen. Dus als één van jullie sterft…’Ik voel Inaya naast me verstarren maar ze protesteert niet meer.‘Dan blijft de ander voor eeuwig vast in het lichaam.’Dat is het plan. Ik knik naar Arihn. Het is tijd. Eadwyn zal boeten voor haar daden. Voor alle mensen die door haar beleid zijn gestorven, alle levens die zij bereid was om op te offeren zonder zelf nog maar een hand op te steken. In een ogenblik zal de Hogepriesteres van Efrea alles verliezen haar onderdanen, haar bondgenoten en het belangrijkste van al: haar magie. Eadwyn’s heerschappij zal eindigen.Zonder er nog een woord aan vuil te maken bukt Arihn zich neer en begint de magische symbolen op de vloer te tekenen. Het schrapen van krijt op steen vult de ruimte. Ik wissel een blik met Inaya.‘Ik weet dat je niet naar me gaat luisteren maar wees voorzichtig, alsjeblieft.'Haar warme hand glijdt in de mijne. Ik geef een geruststellend kneepje. Het is niet zozeer een belofte maar dankbaarheid. ‘Ik ben hier dankzij jullie, nu ga ik het recht zetten.’Arihn mompelt iets onverstaanbaars vanop de grond en klopt het krijt van hun handen. ‘We zouden niet in de deze situatie zitten als Eadwyn ons niet had verraden.’Ik bal mijn vuisten en voel een ader op mijn voorhoofd bonzen. Eadwyn’s machtslust en zoektocht naar magie was groter dan haar loyaliteit aan haar vrienden. Dus wanneer wij ervoor zorgden dat de troon van Hogepriesteres leeg kwam te staan vulde ze die plek maar al te graag op. We hadden het kwaad kunnen verslaan als zij niet voor de verkeerde kant had gekozen. Een zware druk beklemt mijn borstkas. Ik mis Isidore. Kon ze me nu maar zien, ik zal haar trots maken.Ik knijp harder in Inaya’s hand en zet al mijn opgeborrelde woede over in mijn stem. ‘Laat haar ervoor boeten.’Inaya is te onschuldig voor wat ik vraag maar ik weet dat zij ook dierbaren heeft verloren. Eadwyn zal niet hartelijk ontvangen worden. En er is nog altijd Arihn, lieve geschifte Arihn. Ik heb bijna spijt dat ik er niet bij zal zijn.Inaya en Arihn slenteren buiten de cirkel krijt. De Heksenmeester kerft gloeiende symbolen in de lucht terwijl die een rij oeroude spreuken herhaalt uit de Draconische taal. Inaya houdt mijn blik vast tot de laatste seconde.Arihn spreekt de laatste woorden uit en ik voel een wervelwind waaien rond mijn lichaam. Een grote kracht trekt aan mijn geest en lijkt het uit mijn lichaam te willen scheuren. Ik wil schreeuwen maar mijn stembanden weigeren het bevel. Mijn lichaam verweerd me en gooit me in het diepe duister. Zal ik nog Kyra zijn hierna?Mijn zicht vervaagt en het begint de vriezen in de kerker. Arihn’s stem bereikt me door de donkere wolken rond me als een echo.’Doe niets achterlijks, Kyra de ongelooflijke!’Voor even is alles stil. Inaya’s gesnik en Arihn’s gemompel is niets meer dan gefluister.Dan komt alles in één knal: het gelach van feestvierders, gejuich en gejoel, muziek en geklingel. Wanneer ik mijn ogen open knijp ik ze al snel terug dicht om het felle licht van de feestzaal te verweren. In de troonzaal hangen allerlei decoraties, sommige zelfs historische artefacten, gestolen veronderstel ik. Slingers met lampjes, kandelaars en kroonluchters zetten de kamer in vuur en vlam. Eadwyn draagt een weelderig donkergroen gewaad. Haar hakken boren in haar of nu mijn enkels. Mijn linkerhand klemt om iets, een zwaard besef ik. Ik staar naar het publiek om me heen. Ze grinniken en fluisteren mooie woorden over me, over haar. De Hogepriesteres kijkt met prachtige blauwe ogen naar hen terug. Sommigen blozen zelfs. Mijn blik glijdt over de kamer tot het valt op de persoon gebukt voor me.De man kucht om mijn aandacht weer op te wekken en ik vang de blik op van de man die me mijn verloofde heeft afgenomen.Heer Maddox knielt voor me, zijn rechterhand op zijn borst. Om zijn torso hangt een paarse sjaal met het teken van de Ridders. De achterbakse slang!Ik kijk nog een laatste keer door de zaal om de situatie te vergaren en mijn bloed begint te koken. Maddox wordt vandaag geridderd door Eadwyn.Isidore’s bloed is aan zijn handen en Eadwyn zou hem daarvoor belonen.‘Uwe Altesse?’Ik houd een stalen gezicht en kijk neer op de moordenaar van mijn zielsverwant. Mijn grip op het heft verstrakt.Zijn ogen vangen de beweging op en hij kijkt naar me op met iets dat lijkt op herkenning of verwarring.Mijn stem is de hare wanneer ik spreek en het volume vult heel de zaal. ‘Wat een eervolle man.’Maddox blijft trots zitten. Niemand in deze ruimte heeft me door.‘Dit heb je meer dan verdiend, oude vriend.’Vreugde vult me en ik beeld me Eadwyn in: verslagen en in ketens. Wraak proefde nog nooit zo zoet.Ik hef het zwaard op en hak.

Val Reijden
0 0